De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 27 mei pagina 2

27 mei 1900 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

zenden van Staats- en Gemeentewege aangeetdtifen bij de rechterlijke macht, administratie, hefc onderwij? enz., wier ijver en vlijt, zeker; niet minder zijn dani van velen dia voor- eigen rekening werken; Een. tweede; gesalg zoude zijm dat; het. publiek minder goed bediend wordt. »In de plaats van den vriendelijken notaris treedt de stugge ambtenaar". De tegenstanders van het bezoldigd staatsambt schijnen niet iii. te zien' dat in. dit argument, een wapen schuilt hetwelk tegen hen kan gebruikt worden. Immers, wanneer ge beweert dat de notaris vriendelijk is omdat hij iets aan u verdient, dan zullen de on- en minver mogenden die notarieelen bijstand noodig hebben al zeer weinig van die vriende lijkheid bespeuren. En nu zegge- men nu niet dat de notarieele hulp uitsluitend het vermogensrecht belieft en dat dus bijna alleen de gegoeden klassen met' den notaris in aanraking komen. Kaast den rijken grondbezitter en Hypotheekhouder komen ook aan het no tariskantoor tal van kleine menschen die dé' hulp van den notaris- volgens de wet moeien inroepen. Ik verwijs slechts naar artt. 19. 33, 125, 134', 402, 410 van het Burg. VPetb., waar de notarièele hulp verplicht wordt voor niet-vermogens-rechtelijke handelin gen. In de praktijk worden deze artikelen ?wel het minst toegepast, doch ook wan neer de notarièele bijstand voor rechts handelingen, het vermogensrecht betref fende, wordt ingeroepen, kunnen de par tijen dikwijls tot de on- of weinigvermogende klassen behooren. Een derde bezwaar vindt men in de bewering: »Het notarisambt is een ambt van vertrouwen, dus moet ieder vrij zijn in de keuze van den notaris." De logica m deze conclusie ontsnapt mij. Bij tal van andere ambtenaren toch staat niet minder het vertrouwen op den voorgrond. Men denke slechts aan het veel gewichtiger ambt van rechter enz. Scheiding van goederen, van tafel en bed, echtscheiding enz. zijn zeker niet minder gewichtig dan de rechtshandelingen, waar^ bij de notarièele bijstand vereischt wordt. Toch is niemand vrij in de keuze van den rechter. De wet wijst iederen burger zijn rechter aan. Wat meer zegt: onder de tegenwoordige regeling, die de combinatie van kassiersbedrijf en notarisambt toelaat, is een groot deel der cliënten (vooral der minvermogenden) volstrekt niet vrij zijn in de keuze van den notaris. Immers de notaris oefent juist het kas siersbedrijf uit om de menschen aan zich te binden, en geen landbouwer die door financieele banden aan een notaris ver bonden is zal het wagen aan een ander de verkooping zijner eigendommen op te dragen. Ook met het oog op de financieele be langen der burgers behoeft de notaris niet beslist' een vrije-beroepsman te zijn. Tal van vast bezoldigde fiscale ambte naren krijgen thans een overzicht van de vermogenstoestand der burgers, doch het is nog-niet voor gekomen dat het ambts geheim in dit opzicht geschonden werd. Aan de praktijk wordt nog een vierde bezwaar ontleend. Volgens niet weinigen zijn er sommige notariëele handelingen die de verheffing van het notariaat tot staatsambt in den weg staan. Men bedoelt hier vooral de publieke verkooping van onroerend goed en de (soms ingewikkelde) boedelscheiding. Bij deze laatste toch gaat men niet naar den notaris met een ontwerp boedelschei ding doch men komt vaak hem om tot scheiding te geraken m. a. w. aan het passeeren der akte gaan eenige conferenties vooraf. De vraag is evenwel of dit een beletsel is 'om den notaris tot bezoldigd ambtenaar te maken. De z. g. «jurisdictio voluntaria" der rechters maakt hen ook dikwijls tot raads lieden van partijen. Men denke hierbij aan de comparities voorafgaande aan.echtscheiding, scheiding van tafel en bed, scheiding van goederen, onder curateele8telling,.handlichting enz. Doch aangenomen dat deze voorloopi-e bemoeiingen bij echtscheiding enz. niet te vergelijken zijn met de werkzaamheden welke aan eene boedelscheiding voorafgaan, dan zou de m. i. de door velen gewenschte hervorming hierdoor niet behoeven verijdeld te worden. Waarom kunnen we ons het staatsno tariskantoor niet zóó voorstellen dat de notaris, staande aan het hoofd van het kantoor de man is, die met partijen, zoo noodig, confereert, hun van advies dient ;en daarna aan zijne ondergeschikte ambte naren opdraagt de akte te ontwerpen, afschriften te ver vaardigen, enz. Immers in die gevallen waar eene boedel scheiding zeer ingewikkeld is of wel in dien er andere rechtsquaesties aan ver bonden zijn worden ook thans reeds, buiten den notaris om, rechtsgeleerde adviezen ingewonnen. Dat partijen wellicht een enkele maal meer de hulp van zaakwaarnemers zullen inroepen is mogelijk. Doch welk belang zoude< hierdoor geschaad worden ? Uit breiding der zaakwaarneming is wellicht niet gewenseht wegens de geringe kennis der meeste zaakwaarnemers, doch hetgeen in notarièele kringen vaak over de zaakwaarnemerij geschreven wordt is niet van groote overdrijving vrij te pleiten. In 1889 schreef de Heer J. M. van W alsem, Inspecteur der Registratie (no. 1006 W. N. R.) »dat onder de zaakwaar nemers, evenals onder de notarissen ge lukkig nog genoeg eerlijke lieden te vinden zijn." Zoo deelde notaris A. Moll te Arnhem in »Recht en Wet" 1888 deel 40 mede: »Men behoeft niet eens breed uit te meten de^gebenrtenissen in het notariaat gedurende de laatste jaren, om toch de stelling ta kunnen volhouden dat het op de kaak stellen van de zaakwaarnemers juist van de zijde van het notariaat op het minst genomen onvoorzichtig is en dit aan het gevaar blootstelt van herinnerd ta worden aan het spreekwoord over den splinter in 's buuwnans en den balk in eigen oog". Hetgeen ik opmerk van de vonrloopige werkzaamheden aan sommige boedelschei dingen verbonden, geldt ook van den arbeid die aan publieke veilingen gewoonlijk voorafgaat. Bij eene publieke verkooping pleegt de notaris niet alleen te zorgen voor de juiste omschrijving van het vast goed in de akte, bespreking, vaststelling en redactie der condities, doch tevens belast hij zich gewoonlijk met de publiceering, hij onder zoekt de eigendomstitels en of er hypo theken of andere zakelijke lasten op het goed drukken, gaat de huurcontracten na, zorgt VOOT een locaal en een afslager, dient van raad omtrent soliditeit van de hoogste bieders, z >rgt voor de overschrijving ten hypotheekkantore, ontvangt de kooppenningen, draagt die aan den verkooper af enz. Hierop wijst ook de heer A. Bouman, Lid der Tweede Kamer, in zijne lezing voor de Afdeeling Noord- Holland van de Broederschap van Cand.-notarissen (zie Haagsche Courant Maandag 23 April, Derde Blad) waar hij zich als volgt uitliet: »Het voornaamste bezwaar tegen den notaris-staatsambtenaar is evenwel, dat de notaris, eer hij de akte onderteekent, een aantal werkzaamheden te verrichten heeft, die men een staatsambtenaar moeielijk kan opdragen; spreker somde eenige daarvan op als: het nazien van boeken op het kantoor, het zorgen voor volmachten, enz. Het gevolg daarvan zou wezen dat er een aantal zaakwaarnemers zouden ontstaan, officieuse notarissen, die zich tusschen den notaris en de burgerij zouden schuiven." We kunnen deze voorloopige e.n met de verkooping samenhangende werkzaam heden verdeelen in twee soorten: of zij staan in direct, of slechts in zeer verwijderd verband met de verkooping. De werkzaamheden in direct verband b.v. de vaststelling en redactie der con dities; de publiceering der verkooping, zullen ten deele aan den notaris staats ambtenaar kunnen opgedragen blijven; ten deele door partijen zelven bazorgd moeten worden. Ook thans worden vaak andere personen dan de notaris bij een verkooping betrokken b.v. deskundigen die de onroerende goederen vooraf taxeeren enz. of lieden die informaties geven om trent de soliditeit der hoogste bieders. Andere werkzaamheden zullen vervallen b.v. de huur van een localiteit waar de verkooping plaats vindt. E'in locaal in het gebouw, waar het Rijks-notariskantoor gevestigd is, kan hiervoor bestemd worden. In verwijderd verband b.v. de aflossing der hypotheken op het goed drukkend of wel de betaling, vaak het voorschieten der kooppenningen. Doch het is juist een der grieven tegen het tegenwoordig stelsel dat de notaris door alle deze en gelijksoortige werkzaam heden tot kassier gemaakt wordt. Juist de wenschelijkheid wordt betoogd dat deze arbeid voor den notaris in de toekomst vervalt. Bovendien verlieze men niet uit het oog dat, indien het thans gemonopoliseerd vrij beroep in een bezoldigd staatsambt wordt omgezet, verschillende tot dusverre heerscbende gewoonten en gebruiken zich ge makkelijk en spoedig naar de nieuwe orde zullen wijzigen. Immers deze gebruiken wortelen niet in de noodzakelijkheid maar in de traditie en sleur, overblijfsels uit tijden toen, gelijk ik aantoonde het notariaat, wegens andere sociale verhoudingen, ook andere behoeften moest voldoen. Een laatste argument is dat het stelsel zoude zijn ... socialistisch. Het zoude zijn een eerste stap. Dit argument is het eigenlijk wel een argument ? geraakt langzamerhand een weinig versleten. Een spaarzaam gebruik zij dus aanbevolen. Bij een voorgestelde hervorming heeft men m. i. slechts te vragen: »Kan zij gerecht vaardigd worden voor het gezond verstand 'f" Is het algemeen belang gebaat? Wegen de voordeelen tegen de nadeelen op? Zoo men deze vragen beslist toestemmend beantwoordt is de vraag of het stelsel socialis tisch is,of individualistisch vrijwel overbodig. Ook de schrijver bewijst m. i. afdoende dat de meest gebruikelijke argumenten, op den keper beschouwd, niet zeer veel waard zijn. En dat inderdaad het notarisambt zeer goed in een bezoldigd staatsambt kan worden omgezet, wordt mede bewezen door het feit dat onder de voorstanders ook zij het dan ook enkele notarissen gevonden worden. (Slot volgt.) MR. S. J. VISSER. Enkele ophelderingen, door P. A. PIJKAFPEL. Tegen mijn artikel »De Zaak Hogerhuis" in dit weekblad zijn van verschillende zijden stemmen opgegaan. Enkele zou ik reeds eerder beantwoord hebben, had de typographenstaking mij dit niet belet. Ik meen thans mijne weerlegging het best samen te vatten in n stuk, Elders in dit blad vindt men eene voort zetting van mijne polemiek met Ds. de Haas over mijne mededeeling, dat in Beetgum en omstreken de (arbeidersbevolking in socialisten en afgescheidenen is gesplitst. Het Nieuwsblad voor Nederland heeft uit die mededeeling de conclusie getrokken, dat ik den raadsheer-rapporteur vaa den H. R. ten onrechte had verweten naar het al of niet socialist-zijn der getuigen te hebben geïnformeerd. Het was in die om standigheden toch «waarlijk wel van bvlang" dit te doen. Dit bewijst dat mijn opmerking verkeerd is begrepen. Voor ieder die een roeer of min grondig onderzoek instelde' is deze omstandigheid zeker van belang. DO invloed, dien de orthodoxie van Sieds Jansma op de rneening zijner geestver wanten heeft geoefend (men vergelijke hier over het incident-Bi'uinsma door mij in de Groene van 29 April medegedeeld); de sociale achtergrond van de Ilogerhuis-zaak ; de kringen, waarin de «propaganda van de daad'1 werd gepredikt en waartoe de Hogerhuizen niet behoorden en nog zoovele andere punten zijn van zeer groot belang. Maar na kennisneming van het dossier was mijne meening dat het onderzoek zoo buitengewoon aan de alleruiterste opper vlakte was gebleven, dat naar alle waar schijnlijkheid dit feit uüjh aan den raads heer? rapporteur noch aau den H. R. bekend was. E<x wanneer eenmaal het denkbeeld van een socialistisch complot rondspookt en men bemerkt dat de overgroote meer derheid der getuigen voor de Hogerhuizen socialisten zijn, is het geheel iets anders of men weet, dat de ai baders in die streek socialisten of afgescheidenen zijn of dat men in de rneeniiig kan verkeeren, dat, er in die streek niet inear socialisten zijn dan elders, maar juist die getuigen het allen wel zijn. Weet men dat meer dan de helft der arbeidars socialistisch is, dan zal men niet verbaasd staan onder de arbeidersgetuigen socialisten aan te treffen; is men van deze omstandigheid onkundig en er is geen enkele reden om aan te nemen, dat de H R. er mee bekend was ; daarnaar zijn geen vragen gesteld dan moet el^e keer dat men weer verneemt dat een ge tuige socialist is het geloof aan een complot versterken. Ik schreef de opmerking juist om hierop het licht te doen vallen. Dat er echter d;>or dan raadsheerrapporteur aldus geïnformeerd zou zijn, wordt op de meest besliste manier ontkend doorjniernand minder dan Mr. de Pinto in het W. v. k. R. van 27 April 1900. Hij noemt mijne beschuldiging van Jhr. Liman Trip »ge/ieel in strijd met de waarheid". Verdere toelichting ontbreekt. Nu staat men meestal tegenover derge lijke verklaringen van een rechter machte loos, daar deze alleen den bevoorrechten toegang tot het dossier heeft; maar in deze zaak verkeer ik gelukkig in gunstiger positie. Zien wij wat er van is. Stuk no. 7 van het Revisie-dossier, ge dateerd 15 Januari 1900, d.w.z. vóór een enkele getuige voor den R. C. was ver schenen (de eersten werden 20 Jan. ver hoord , is een brief van den R. C. aan den burgemeester van Menaldumadeel, verzoekende inlichtingen aangaande Douwe de Svvart, »ook of hij deelneemt aan vereenigiugen of genootschappen en in be trekking staat tot hen die in de beweging voor de invrijheidstelling van de gebr. Hogerhuis op den voorgrond zijn getreden." Het antwoord (stuk no. 8) luidt, dat hij socialist, is en in betrekking staat tot die personen, waarbij Ds. van der Heide met name genoemd wordt. Nu laat ik daar dat dit antwoord van den burgemeester geheel onjuist is. Het is niet meer dan natuurlijk dat de burge meester hier niet van op de hoogte was. Ds. v. d. Heide heeft D. de S wart voor het eerst op mijn aandringen en met mij tezamen bezoekt den 28sten Dec. 1898 en hem sedert niet meer ontmoet voor Oct. '99, toen Douwe, die in Menaldum woont, naar Eugelum overkwam om als gooche laar van dienst te zijn bij de feesten die de plaats innemen van de door de geheelonthouders zeer bestreden kermis. Toen heeft Douwe, die tot dusver zijn geheim nooit geheel had losgelaten, vni. op aandringen van zijn broer Sieds een volledige bekentenis afgelegd. Hierna heeft Ds. v. d. Heide hem nog enkele keeren opgezocht en dit zijn alle «betrek kingen' die er tusschen beide personen bestaan. Socialist is de Swart ook niet, tenzij men dit woord opvat i i den ruimsteu zin. Wil men aan zijne niet zeer gcherp om lijnde politieke begrippen een naam geven dan is hij nog het best anarchist te noe men. Hij is dan ook een tegenstander van Troelstra, zelfs in die mate, dat hij zelfs na zijn volledige bekentenis aanvan kelijk niet van zins was die te herhalen voor het Hof in den Haag. Hij wilde nu wel spreken maar niet ten bate van Troelstra. Met moeite werd hij tot het inzicht gebracht dat het beter was wat hij wist onder eede te zeggen zelfs in dit proces. En wij die dit alles hadden mede gemaakt moesten met eigen ooren bij het revisie-proces uit den mond van den Adv. Gen. Mr. Patijn die natuurlijk nog minder dan de burgemeester van D. de Swart afwist hooren, dat de man niet te vertrouwen was. Hij had vier jaar gezwegen en was eerst komen spreken toen hij Troelstra helpen kon! Zoo werkte de mededeeling uit het dossier, dat de man »socialist" was, door! Ook is het er mij hier niet om te doen met dit feit te illustreren, hoe Mr. Trip voortdurend inlichting0!! grvraagd heelt. i aan menschen, die zo onmogelijk konden geven; de personen, die hieitie wel iu staat waren geïgnoreerd heeft en de een zijdigheid zoover heeft gedrevea van zelfs, wanneer hem opgaven over zekere perso nen (als i. c. v. d. Heide) gedaan werden, deze mededeelingeu nooit te controleeren door de betrokken personen tenminste ook maar te hooren. Deze conclusies en andere kan ieder uit dit staaltje afleiden, maar het doel van mijn aanhaling is alleen: aan te toonen, hoe Mr. Trip wél geïnformeerd heeft naar vereenigiugen en genootschappan en hoe hij dit zelfs bij het begin van zijn onder zoek gedaan neef t; zich dus vooraf een opinie zoekende te vormen op grond van 's man» staalkundige opinies. Want dat die vraag niet bedoelde of de Swart ook lid van een kegelclub of zoo iets was, zal ieder duidelijk zijn. Er is geen andere beteekenis aan te geven en zoo is zij ook door den burgemeester opgevat dan: is de man socialist of niet? Van welken wantrouwenden geest Mr. Trip vervuld was blijkt ook uit stuk no. 51. Toen de Swart verhoord was en in Msnaldum terugkwam, werd hij door ds. v. d. Heide bezocht, die hem eenige vragen deed naar zijn wedervaren in den Haag. Zeer natuurlijk, zal iedereen zeggeu. En wanneer uieu in de Hoogerhuissaak be lang sielt, de Swart kent en dichtbij Manaldum woont; is het ook het maximum van natuurlijkheid hem na zijn verhoor op te zoeken. Mr. Trip oordeelde anders. Hij vond hierin reden aan den burgemeester te vragen »of er invloed op de getuigen wordt uitgeoefend door personen, die op den voorgrond zijn getreden" ent,. l)ln hetzelfde stuk kan Mr. de Pinto verder het woord socialist door Jhr. Trip zelf' gebruikt vin den. Hij vraagt daar inlichtingen aan gaande Hermanus de Jong en acht het noodzakelijk hierbij zelf uitdrukkelijk de omstandigheid dat deze socialist is te memoreeren. De burgemeester schreef terug behalve de beruchte mededeeling over de Jong's zwager dat de Jong vroeger «vaandeldrager van het socialisme" was ge weest, geen godsdienstige gezindheid had enz. Daarentegen werd steeds nog in 't zelf Ie stuk aangaande Sjoerd Rijpstra, den man, over wien in zijn woonplaats Beetgumermolen allerongunstigst geoor deeld wordt, triomfantelijk teruggeschre ven dat hij «liberaal1' en »anti-socialist" was. Ik zou hier nog meer dergelijke voor de eer der Nederlandsche rechtspraak be schamende aanhalingen uit het dossier kunnen doen, maar de lezer zal reeds thans wel hebben ingezien welke waarde er is te hechten aan de verzekering van Mr. de Pinto, dat de op last van den Hoogen Raad ingestelde instructie geen onderzoek naar socialisme zou hebben omvat. Integendeel: ook voor den H. R. is evenals vroeger voor de andere college's een kalme behandeling der Hogerhuiszaak belet door zenuwachtige angst voor een socialistisch complot. Het geval was op zichzelf zeer een voudig. Wanneer menschen hun weder varen bij een inbraak vertellen op een wijze als de hoofJgetuigen: ,.dat hij zag dat er een persoon in de kamer was, komende uit de richting van een der ramen" (nacht v. 5,6 Dec.) terwijl tegelijker tijd een inan vlug door die gebroken ramen naar binnen klom'" (G Dec.) dat hij in de behendigheid waarmede de man het verbroken raam binnensprom; Wiebren Hogerhuis heeft herkend"(l Jan.) Of: inmiddels blies de eerste persoon de op de. tafel staande lantaarn uit" (9 Dec.) heeft de witte eerst de lantaarn en daartia het koffieblad v. d. tafel geslagen" (l Jan.) zegt een gewoon mensch dat hun mededeelingen geen vertrouwen verdienen. Er was alle reden geweest de Hogerhuizen vrij te spreken. Dit is riiet gebeurd. De veel voorkomende neigingen van de politie om uit vrij onbeteekenende praatjes reeds dadelijk een muurvaste overtuiging te krijgen en te trachten die op de getuigen over te planten; van den O. v. J. om een overdreven gewicht te hechten aan mededeelingen van de politie; van de rechtbank om sterk af te gaan op de meening van den O. v. J. die immers de zaak onderzocht heeft en in het geheel niet op advocaten in straf zaken", vertoonden zich ook nu met al haar noodlottige gevolgen. Later echter werden de aanwijzingen voor de onschuld der gebroeders H. verpletterend; ieder on bevooroordeeld mensch had dit moeten toestemmen, maar toen kwam ook de sage op vaa het socialistisch complot. De eer van dit schrandere denkbeeld komt aan den Iiisp. v. Pol. Remmelink toe, die zijn proces-verbal en doorspekte met betoogen dienaangaande. Zoo had Griet Kijlstra l Aug. den veldwachter Schuylenburg naar T. Plekker verwezen en deze had de lantaarn als het vroeger eigendom van Tj. Slienstra kerkend. Later bracht Remmelink een bezoek aan Piekker. En hij deelt mede, dat deze vurig socialist is en om die reden wel het praatje zal hebben uitgestrooid. Dit betoog wordt nog versterkt, door de mededeeling, dat Plekker toen Remmelink hem zeide over de lantaarn te komen spreken, antwoordde: dat daeht ik al. En Remmelink vindt dit punt zoo ge wichtig dat hij er 2 uitroepteekena achter zet. En toen bij het proces Troelstra de verschillende dossiers aan den beklaagde en zijn verdediger werden overgelegd, werd n bundel afzonderlijk gehouden, waarop men schreef': dit is niet overgelegd aan Mrs. 1/rnburg en Troelstra. Deze bundel liep over den samenhang van de zaak i Hogerhuis on het socialisme! Le dossier Nu is voor ieder die deze zaak onbe vangen, onderzoek n ding duidelijk^ nl. dat de legende van dit. complot onzinnig is. De leider ervan zou Tj. S.ienetra zijn, maar deze gaat voor den afloop; van het proces naar Amerika en; zwijgt voorioopig als het graf. Zijn vrouw Griet is de eerste die ja niet eens spreekt maar een uit vlucht zoekt. Blijft over de vurige socia list" Piekker, die verklaart wat op het oogenblik door niemand meer betwijfeld wordt, nl. dat de lantaarn vroeger aan Tj. Stienstra behoord heeft. Thans komt een ander man op de baan ea deze is rnet recht een vurig socialist te noemen: Jac. Spoelstra, een tijdlang redacteur van het Morgenrood, door heel Friesland als de propagandist Marius bekend. En wat doet deze? Uitvaren, dat Griet iets heeft durven loslaten. Hij erkent aan Tigchelaar en v. d. Berg de namen der schuldigen te weten. Hij ontkent echter tegenover de justitie: de namen wist bij uit;een anonytnen brief. \Vaar was die? Ja, die had hij verbrand! Werkelijk deze rechterhand van Tj. Stienj stra was- slecht ingelicht in het complot. i Hij erkent weder aan Griet en Jan Lampe, dat hij de justitie verkeerd heeft ingelicht, maar dat hij niet verraden wil. Eu de justitie? Zij légt zich geloovig neer bij het praatje van den anonymen brief en verhoort niet Tigchelaar, v. d. Berg en J. Lampe evenmin als Mr. Trip er aan dacht, mij te ondervragen over mijn publi catie, dat ik een dow Spoelstra uit Trans vaal geschreven brief aan een vertrouwd vriend had gelezen, waarin hij erkende dat hij de justitie voorgelogen had. Maar vervolgen wij het socialistisch complot. Tj. Stienstra, »de leider der beweging," epreek-t en geeft als getuige die zijn woorden be vestigen kan zijn broeder Klaas op, Maar het complot is blijkbaar zoo zonderling opgezet, dat Klaas hardnekkig ontkent van iets te weten. Toch was deze Klaas socialist en poseert men hem later als ijverig deelnemer in het complot. Tege lijkertijd geeft Ids de Jong op van zijn zwager Sinnema te hebben gehoord, dat deze en Ringia er alles van weten. Ds beide socialisten Sinnema en Ringia wor den verhoord en ontkennen alles. Men ziet met welk een merkwaardig complot wij hier te doen hebben. Men zou zeggen met een complot om te zeggen, dat men nergens van wist. En zoo is het ook. Als er van een socialistisch complot sprake is dan is het er van een om geen helpers diensten te bewijzen aan de justitie. Dat denkbeeld heeft bij Douwe de Swart vier jaar lang al het andere verdrongen, bij Giezen en Braaksma nog langer de laatste was er zelfs zoo weinig toe gezind te spreken dat Mr. Trip er hem zelfs toe heeft kunnen brengen in n verklaring eerst te zeggen, dat de bekentenis van P. v. Dijk geen scherts was geweest en aan het einde dat het wel scherts kon ge weest zijn en heefo een aantal anderen, die ik hier zou kunnen noemen, er zelfs toe gebracht te blijven zwijgen of tot hun dood of tot den huldigen dag. Ea ondanks deze zucht van haast alle in de zaak be trokken «socialisten1' hun zwijgen tot het uiterste te rekken, laat de justitie zich hier leiden door het denkbeeld van een socialistisch complot. Dat denkbeeld zit hun in den weg. Dat doet hen zulk een onmatige waarde hechten aan de verkla ring van Sj. Rijpstra. Wordt hun niet uit Friesland geschreven dat de man antisocialist is ? Daarom hechten zij meer waarde aan het geheugen van v. Erp aangaande een onbeduidende reparatie voor jaren ver richt dan aan dat van tal vaa anderen aangaande een belangrijke bekentenis hun door een vriend gedaan. Dit is iemands politieke overtuiging tot maatstaf nemen van zijn betrouwbaarheid. Ea dit is het antwoord op hen, die klagen, dat ik van een rechtszaak een politieke zaak tracht te maken. Zoolang mogelijk heb ik ge tracht het tegendeel te doen. Zoolang ik denken kon dat de zaak als rechtszaak behandeld zou worden door de rechterlijke macht heb ik naar een oplossing gestreefd op het terrein van deze macht. Maar wan neer blijkt dat een rechtscollege er zelf de politiek inhaalt en de betrouwbaarheid der getuigen gaat afmeten naar hun poli tieke overtuiging, wordt het een politieke zaak. Dan komt het er op neer, dat zoolang hier niet als in Zwitserland rech terlijke ambtenaren bij volkskeuze benoemd worden en er dus voorioopig geen kans bestaat op benoeming van socialisten de leden van deze partij voor den rechter niet met anderen gelijk staan. Deze rechts ongelijkheid nu tusschen burgers van het zelfde land is een poliiieke kwestie en wanneer deze haar ongunstigen invloed in een bepaald geval doet gevoelen heeft het geen zin de zaak van de eene recht bank naar de andere te brengen, maar is het eenige wat dit wel heeft verandering aan te brengen in de inrichting onzer rechterlijke macht zelf. Politiek ? Ja, dat wil zeggen: de eenige macht, de vertegen woordigende, waarin het rechtsbewustzijn des volks zich kan uiten, streve naar verandejing in de macht, die zich tegen dat rechtsbewustzijn verzet. J j L'ifMe vraa;j; !;aH luj reeds . even 011gericht tot d'in Burj;. van Westradeel (st. uo. 37.) Volksweerbaarlieid, De heer^J. A. Helper Sesbrugger heeft minstens n lezer aan zich verplicht met zijn artikel van 3 April 11. 't Werd eerst opgenomen in den Amsterd immer van G Mei, bijna vijf weken nadat 't geschreven is: laten we hopen, dat de gevolgen van dit uiUtel niet Ie zwaar zullen wegen; dat nog hersteld kan worden het geen i u dien tijd werd verzuimd door onwetendheid. liet erkennen van ongelijk valt dikwijls hard; vooral wanneer men zich»eenevoor

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl