De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 3 juni pagina 2

3 juni 1900 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Ha. 1197 r* « t. tariaat op te porren om zijn politieke en. economische rechten te veroveren. Men sprak hen over het vrij-worden van het arbeidende volk. En wie is daar direkter ontvlambaar voor dan het de onaf hankelijke natuur in zich voelende bruischen maar in hoofdzaak ekonomisch misdeelde arbeidende volk? Er behoefde waarlijk geen reeds vlam mende lont om deze smeulende asch in lichter laaie te zetten een enkel voukje was genoeg. De vrijgezinde, liberale heerenboeren waren o zoo demokratisch, ze hadden demokratïsche kiesvereenigingen; ze wilden »het Kiesrecht." Ze zijn demokratisch net zoolang als hun portemonnaie niet in gevaar wordt gebracht ; ze zijn demokratisch net zoolang als ze tegen protektie strijden, maar o wee als de arbeiders er zich mee gaan bemoeien, als deze ook willen meepraten om werke lijk demokratische hervormingen doorge voerd te krijgen, dan verbleekt hun demo kratisch revolutionairisme. Een eigenschap van het grootste deel der kleinburgerij. Zoo giug het eveneens in Friesland. De Friesche arbeiders werden opgewekt tot verovering hunner staatsburgerschaparechteu. Ze vereenigden zich in die demokratische vereenigingen en.... de heeren boeren verlieten die vereenigingen en metamorphoseerden hun demokratie tot een volslagen conservatisme. Dit zou ik niet gezegd hebben indien dit niet een verkeerd begrepen nawerking had. De reeds ingepompte hals over kop persoonshaat tegen alles wat kapitalist is en wil zijn verscherpte zich. Deze haat, aangevuurd door phrase propaganda (een eigenschap van alle in naar embryonale periode verkeerende arbei dersbewegingen) verscherpte zich tot een allerverwoedsten haat tegen kapitalisten als personen n tegen hun eigendom. Het is waar: kapitalisten, vermeenende dat hun eigendom rechtmatig eigendom ia en dat het zóó behoort als zij van uit de hoogte de arbeiders knevelen, wekken antipathieën op, waarvoor de geknevelde het eerst vatbaar is dat is 'n psycho logische waarheid. Nu zagen zij te midden hunner armoedige omgeving die landjonkers zich met den dag verrijken. Zij ondervonden bij elke poging tot verzet »een bestraffing met honger" zou Multatuli gezegd hebben. Maar niet alleen 'n bestraffing met honger, maar ook met sabelslagen en drei gementen met kogels 1); dat zijn nu juist geen politiek opvoedkundige middelen eener regeering. Deze feiten, gevoegd bij een economische verarming en geestelijke onbeholpenheid bracht hen tot een te hooi en te gras onbegrepen anarchisme. Eens deels door een overdreven en half wetende opvatting van de sociaal-economische ont wikkeling der maatschappij, verkleefd aan een sektarisch utopisme ca, anderdeels door de gekwetste eerzucht van een der »hervorragendste" progagandisten, door 'n twist met zijn internationale collega's. Het kiesrecht dat eens als »de sleutel van de broodkast" werd beschouwd, was nu een vermolmd wapen dat in handen der arbeiders een wapen tot het behoud hunner eigen slavernij was. iWeg met het parlementairisme! De staat moet weg! den eigendom vernietigd! Als men ons honger doet lijden, we weten dat er in de magazijnen en in de schuren ge noeg voorraad ligt; als ik honger lijd, dan zou ik... mij wel weten te verschaf fen," ziet daar het deeg waaruit het aan de Nederlandsche arbeiders Friesland) aangeboden werd gebakken. Dez3 naire frazen werden citaten uit den bijbel en uit Luther, die eens zeide dat een brood stelen uit honger geoorloofd was. ^Revolutie /" ziet daar het wapen waar mee de arbeiders zich kunnen vrij vechten. Revolutie voor en revolutie na (d.w.z. de vechtende katastrophe) was het waarvan men droomde en dat de tendenz van elk gesprek, elk stuk en elke redevoering uitmaakte. Men had revolutie-strategie 2) en de arme misleide landarbeiders, die hun hart overvol en hun kop op hol hadden (evenals de meeste propagandisten) ont waakten eiken dag met 'n vergeefachen zucht dat er nog niets aan den revolutionairen hori zon bemerkbaar was van *den Vergeldingsdag'' waarop de loonarbeiders zich van dat »kapitalistengebroed" zouden vrijmaken en lang »gestolen eigendom" zouden terug nemen. Maar «zuster Anna" liet op zich wach ten, de ideale dag en ideale maatschappij scheen nog niet te komen. De revolutie voorspellingen schenen onvervuld te blij ven, en het was zoo diep geworteld bij die geestelijk bekrompen, goedige lieden, dat mij eens na 'n dergelijke speech door 'n 60 jarige vrouw werd gevraagd: Nou, wan neer denkt u nou dat we moeten beginnen. zal het nu haast eens komen ?"* en ander maal : »Nu zal het wel gauw gedaan zijn, niet waar?" Dat hopeloos wachten op den komenden dag van vergelding, het verwerkelijkings uur der socialistische maatschappij, van geen lor der organische ontwikkeling van de maatschappij begrijpende oude lieden, gevoegd bij een zeer gevaarlijke »onteigenings'1 propaganda, schiep een beweging van stoute rebellen, die voor het grootste deel dat ik ze kende zielsgoede arbeiders waren, die met 'n kleine variant op het (en vooral in propagandabrood uiterst revolutioaangevuld met 1) Ik behoef n-aar te herinneren aan den gestadigen aanvoer van militairen van lift Zuiden naar het Noorden in de jaren lSï)l-'92-'93, en de verschillende vervolgingen van socialisten in die jaren. 2) In verschillende dorpen en steden oefende men zich in de wapentechmek. Mahomedsche wachtwoord zeiden: »Als de kapitalisten zich niet zelf onteigenen dan Kullen wij KB onteigenen." Men begon ich te verzamelen (d. w. z. onder vertrouwde vrienden, en het waren meestal de armsten der armen) in kleine clubjes om 's nachts hier en daar bij de heerenboeren aardappelen te nemen. Men kroop langzaam langa den grond van de eene plek naar de andere beladen met een zak dien men op de gewenschte plaats vol maakte en zoo weer terug sleepte, en na de vangst eerlijk verdeelde. De marechaus sees wisten dit maar konden ze niet snappen. Dan stal men aardappelen, dan weer iets anders, gepaard met herhaalde brand stichterij. Het Bildt verkreeg reeds een beruchtheid door z'n brandstichten, en de landjonkers poetsten de plaat, ze gingen naar Arnhem en Scheveningen wonen. Om een frappant bewijs te geven hoe er gedacht werd zal ik, een gesprek dat ik mij nog geheel herinner weergeven, dat door verschillende lieden gevoerd werd in een cafévan een der propagandisten. Het was Januari 1895. De vrachtrijder van Leeuwarden naar Beetgum kwam dikwijls in de stad (H.) en met hem anderen uit Beetgum, Beetgumtnermolen, Pmgjum e. a. Men verza melde zich gaarne om den propagandist. Op een dag, tegen den avond zaten er 'n vijftal om de kachel te praten over hun werkeloosheid, hun armoede, en de beste wijze om de propaganda te bevoordeelen; »al die parlementaire praatjes geven niets" zegt een, »we moeten zelf de handen aan den ploeg slaan." Jan. Heb je gelezen van die Pini in Parijs die l Va millioen francs heeft ge stolen en zelf van 10 francs in 'n week leefde? Dat is nog eens 'n middel om de propaganda te bevoordeelen. Piet. Zou je dat hier ook willen doen? eerstens zijn ze hier te laf, en tweedene, wie heeft hier IVs millioen francs ... als ze ?200 hebben is het veel! Klaas. Met ?200 doe je ook al vél. Piet. Weet jij dan wie ze heeft, en zou jij dan durven? 'Klaas. Nou...! durven, durven? al leen zou ik niet kunnen. Hendrik. Wat geven al die praatjes, doen is de kwestie, we hebben lang genoeg gesproken. A n toon. Dat moest eens waar zijn, »ons blad" zou een goed propagandafonds hebben. Jan. Nou, ze zitten hier nog wel die wel wat hebben. Klaas. Hoe zouën we dat dan aan leggen ? Ik breek hier het gesprek af omdat ik mij met juistheid het hierop volgende niet kan herinneren. Het licht wel 'n tipje van den sluier op, die wel reeds door P. J. Troelstra in der tijd aangetipt werd, maar die echter nog niet geheel weggerukt is, want, ik ben overtuigd dat wanneer eens het geheele scherm van dat droevig in duister nis gespeeld treurspel weggerukt zal zijn er menige thans nog niet genoemde persoon lijkheid in voor het voetlicht zal treden en blijken zal een onkiesche rol gespeeld te hebben. Ik grond deze meening o.a. op 'n uitlating van iemand, die eveneens een treurig figuur slaat in deze zaak, die mij, toen ik zeide, dat volgens mijn heilige overtuiging de Hogerhuizen owschuldig en Paulus van Dijk, Allard Dijkstra en Alberda wel schuldig waren antwoordde: Als je eens ivist, wie er meer in werkzaam waren dan x,ou je er verbaasd van opkijken. Welnu ik heb deze bijdrage geschreven, om drieërlei redenen: lo. Omdat de heer Dominéde Haas den heer Pijnappel bestreed dat de menschen in die streek socialisten zouden zijn, en dat de Hogerhuiszaak hier ten nauwste mee samenhangt (dat is 't toch waarop de heer Pijnappel doelde met 't zeggen van: »De bewoners in die streek zijn nagenoeg alle of socialisten (dit woord genomen in zijn breedste schakeering) of afgeschei denen"; 2o. oprlat men den wortel dezer zaak goed zal leeren beschouwen; en 3o. om dat bij al die gebeurtenissen in den voorbereidingstijd (d. w. z. in de jaren 1892, '93 en '94) de Hogerhuizen ternauwernood er zich mee bemoeiden, en alleen »Wiebren'' het was die nog wel eens op vergadering kwam. Hoewel mijn hoop op hun eerherstel nog niet geheel vervlogen is, spoor ik toch elk aan, om net zoo lang te werken tot »het recht" in Nederland niet geheel op n lijn staat met ;t reent der sabeldragers van Frankrijk. A'd a m, O Mei 1900. Sc'ino. Een uien Onder bovenstaanden titel heeft Oremus in dit weekblad (15 en 29 April 11.) een artikel geschreven, waarin de Soldatenschool, het nieuwste exercitie-reglement der infanterie, kortweg een prul genoemd wordt, zoo mogelijk nog grooter prul dan zyn voorgangers. Het zou me, niet verwonderen, wanneer de redactie van De Amsterdammer bezwaren had tegen een nader uitspinnen van Oremus' artikel, want wel deelt deze schrijver zijn lezers op ook voor leeken verstaanbare wijze mee, dat mil.taire wetenschap in het algemeen niet be staat en de Soldatenschool in het bnonder een prnl i?, doch het noten-aanhangsel, waarin eigenlijk het bewijsmateriaal voor die uitspraak is vervat (en ook alleen nog maar het materiaal; het opstel zelf bewijst overigens niets) is van zoo speciaal vakkundigen aard, dat hoofdzakelijk militairen het zullen kunnen volgen. En I>f Amsterdammer telt toch op dit gebied wel meerendeels niet-deskundigen onder zijn lezers. De omstandigheid echter, dat tegenover eiken aanval een verdediging recht van bestaan heeft, terwijl bovendien de redactie mij reeds eenmaal blijk gaf van haar onpartijdigheid in het waar deeren van tegenover elkaar staande meeningen, doet mg hopen, dat nuj'n schrijven haar gast vrijheid mag genieten. Tot nag toe, hoe de opinies ook uiteen liepen, ho rde ik in mijn omgeving over de Soldatenschool nog niet zulk een vernietigend oordeel als da": van 0:emus; wel merkte ik op, dat men dea libera en geest van dat reglement a!s een vooruitgang trachtte te appreciëaren. (Wat de militaire tijdschriften betreft, daarin is nog geen afloende beschouwing o?er de Soldatenichool verschenen; de Landsverdediging noemt als haar grootste deugd, dat zij over een jaar verdwijnen zal, de Militaire Gids geeft een waanieerende beschouwing.) Het is mijn bedoeling niet, persoonlijk de verdediging van het nieuwe deeltje militairisme op mij te nemen of Oremus' bezwaren te weer leggen deels omdat ik daartoe de Soldaten school zelf langduriger en grondiger in de practijk zou moeten hebban toegepast, dan ik tot nog toe in de gelegenheid was te doen, hetgeen me een beter denkbeeld zou geven van haar practische werking, dan ik me tot dusver kon vormen. Maar wel lijkt 't me eigena»rdig hiar de meer uitgebreide kritiek" weer te geven, waarvan Oreuius de proeve van bewerking" leverde (het bewezen aan anderen overlatend) en die op mijn verzoek werd samengesteld door den sergeant P. J. Reule van het 4e Regiment Infanterie, welke onderolficier seder' de invoering der Soldatenschool de gelegenheid had, dat reglement in de practijk duchtig toe te passen. Waar het herhaaldelijk vernieuwen en veranderen der regleinei.ten en voorschriften sooomigen doet vreezan, dat hier door het vertrouwen in de eensgezindheid, begitiselvastheid en militaire geloofsovertuiging der leidende autoriteiten wordt ge cUokt, heelt het ongetwijfeld waarde eer.s naar een stem uit de lagere rangen te luisteren, die van waardeering van het streven dier autoriteiten getuigt. Ik laat de bedoelde beschouwing hieronder in hoofdzaak onveranderd volgen: Punt 10e van de Soldatenschool wordt door Oremns genjeind als een voorbeeld van de uiterst gebrekkige redactie. De uitvoering van dit com mando is echter zeer juist offlBchreven; eeu andero lezing is onmogelijk. itv.: Als de eerste beweging van punt 81, doch "Ie tromp eenigszins naar links hellend (hierin w»rdt de man vrijgelaten, want hij kan volgens punt 103 de kolf zelfs teyen het lichaam drukken); met de rechterhand den loop en daarna do tasch openen (punt 98 en 9), den dichtit bij het geweer staanden houder nemen (kan niet anders ijn dan de voorste aan de zijde van de koppeljjlaat) en dezen in het magaznn bren gen, waarbij niet den duiui op het achtereinde wordt gedrukt, tot de nok onder den houderhaak vat (de man mag hiernaar zien, [juut 100); deii loop sluiten ipunt 98); het geweer bij den voet zetten en de houding aannenien4van punt 77 (als 82). Opm.: Is het geweer aan den schimder, dan wordt het met de'linkerhand in den aaügeduiden stand gewacht. Na de ui;voering blijft het geweer bij den voet. (De rnan heeft geleerd het geweer van den schouder te nemen als in punt 80 en 81; overigens behoeft bij de geheele beweging geen gelnkheid gevorderd te worden, aangezien het com mando cursief ged ukt is). Het gymnastieü-voorschrift is volgens Oremus thans tot ntiodztikelijke bijlage van de Soldaten school bevorderd. Uit liet cursief drukken der wo >rden nuuelzakcl ij ke liijlatje valt af te leiden, dat' het gymniXstiviU-vuurschiit't, bij de Kecrutetibchoul niet als zoodanig werd beschouwd. Dit was ounoo dig, omdat de Kjcrutenschool zelf in een dergelijk voorschrift voorzag, waarin de bewegingen meten zonder geweer geheel gelgk waren aan die in de Handleiding bij de Gymnastiscbe Oefeningen ge noemd. Waar men dus aanvankelijk eeu gymnastiekvoorschrift in duplo had, heeft men er nu ee/i, dat geheel overbodig was, weggelaten. Oremus xegt: de in punt 19 vastgestelde be weging is klakkeloos overgenomen uit de vroegere aïloveringen, Waartoe dient ?;/?" Op die laatste vraag luidt het antwoord: om daar, waa^ de ruiiire niet toelaat voorwaarts te openen, de manschappen toch zoodanig te plaatsen, dat zij elkaar niet hin deren bn de uitvoering der gyruiiastisehe oefiningen. Wat de eerste zinsnede aangaat, bemerkt men bij vergelijking van pnnt 19 Soldatenschool met punt H, hoofdstuk I, llecruteuschool, dat de uitvoering aanmerkelijk verschilt en vereenvoudigd is, dm met klakkeloos overgenomen. Punt 14 spreekt van rechts en links openen, punt 19 alleen vali links. Verder moesten volgens j,unt 11 duor de manschappen van het vooiste gelid, ook al hadden zij, als no. 2, maar twee passen te doen, de volgende bewegingen gemaakt worden: rechts (links) om maken, met den v.-isnelden pas recht vo-H-uit marcheeren, halt en front maken en het hooid naar rechts (link») draaien. Volgens punt 19 : elke man van dit gelid neemt naar links den be volen afstand. Uit een en ander valt op te maken dat. er wel degelijk aan geducht is, met eerstheginnenden te doen te hebben; de man heeft niets anders te verrichten dan tözorgen den bevolen afstand te krijgen van zijn rechter neveuman (voor waar geen groote moeilijkheid): daarna draait hij het hoofd naar rechts eu phiatat zich op dezelfde lijn als zijn rechter buurman. Ten einde in de allereenvoudigste dingen to kunnen onderwezen worden, zegt Oreraus verder, moeten die zelfde leerlingen o. ra. bet volgetufo voijritf kennen : lo. De hou ling van den soldaat (een samenge stelde gewrichtsuefening, eventueel resultaat van goed geleide enkelvoudige gewrichtsoefeningen, die de leerling nog ondergaan moet). Welke gymnastische bewegingen zijn er echter noodig om een niet misjormd man de houding te doen aannemen? 2o. Het beoordeelen van de totale lengte van eenige passen (vooral niet ongeveer). Ia den regel wordt op hoogstens twee passen geopend, daar deze afstand voldoende is om geen neverilieden te hinderen. De soldaat moet dus alleen den al'suind van 2 pas (1.5 il.) kunnen beoordeelen. 4o. Itichten met grootere ttzaschenruimten dan hun later geleerd zal worden. In punt 19 wordt niet van richten gesproken (wel in punt 11 Kecrutenschoo'). De manschappen draaien het hoofd rechts en plaatsen zich gelidsgewijze op n lijn. 5o. Draaien met het hoofd (hetgeen later nog geleerd moet worden). Puut l van de Inleiding zegt: De bonding en het voorbeeld van den onderwijzer zijn van veel belang. Hij moet bij het eerste onderricht eener bcu'fffnty haar uitleggen, en, waar mogelijk, voor doen hetgeen hij commandeert. De onderwijzer heeft dus. alvorens tot do uitvoering over te gaan, als voorbeeld het hoofd naar rechts gedraaid. Zouden de manschappen deze beweging, zonder dat zy als gymnastische oefening is onderwezen, niet kunnen uitvoeren? Ten eiude tot de uitvoering der schijnbaar on schuldige [beweging] te kunnen overgaan, vervolgt Oremus, dn-nen vooraf de volgende vragen te zijn beantwoord: lo. Het achterst© gdid moet het genoemde aan tal passen achteruit gaan; worden daarmede be doel t achtorwaartsche of gewone passen ? Het reglement spreekt niet van hot genoemde aantal passm achteruit gaan, maar zegt: het achterste gelid begeeft zich, langs den kortsten weg, c/i /'<?/ i/i'iineiii'l iiim/fil /xi.w», achter enz. De Soldatensehool bevat trouwens maar rrn aehtcrwaartschtm pas, zijnde de marsen m-lit achter uit. Door di'Zijn pas kaa het achterste gelid dus nooit op ztn plaats komen. 2o. 31oetrn (Ju p^sson wurkeiijk gemaakt worden, of is de uitdrukking pasien slechts als maat ge noemd? Natuurlijk slechts als maat. Dit is juist de groote verandeiing in dit punt. De vorige aflevering vergde dat elk man een bepaald aantal passen maakte ; uu spreekt m^n vau den vereiacbten afstand (zijnde ... p»asbiij. 80. Moet de Ie pas van de halve grootte gemaakt worden, volgens punt 33? Zoo ja, hoe dan verder bij bv. 2 passen ? Aangezien den recruut vrijgelaten wordt op welke wijze y den bevolen afstand wil nemen (dit kan dus Ouk door een zijwaartsche beweging geschieden), komt het er niet op aan of de eene pas de helft van den andere is. 4o. Wat moet de tussohenruimte tusBchen de manschappen zijn; een veelvoud van 75 cM. of een veelvoud van 75 c AI. + de normale tusschenruimte + ± 3 dM. ? Deze vraag zou reden van bestaan hebben, wanneer de uitvoering plaats had volgens puut 14 K:crutenschool. Wanneer daarbij b v. no. 2 de be weging uitvoerde, maakte hij rechts (links) om, marcheerde rechtuit tot hrj den bevolen afstand had verkregen, deed dus . .. passen van 75 cM., maar had dan bovendien nog den afstand van ± 3 dM. dien hij reeds in gesloten orde had. Had de afstand alleen ten veelvoud van 75 cM. moeten zijn, dan zoudtn de manschappen den laatsten pas dus 76 cM. 3 du. = 45 cM. groot hebben moeten maken (in stri)d met 7^ en 71 Itecrutensohool) ; derhalve waa volgens de llecru em<ch.jOl de afstand . .. passen + ± 3 dM. Volgens punt 19 S ildateLsch'iol echter nemen de manschappen den bevolen afstand naar links, zijnde ... pas; aange zien nu de passen als maat gebezigd worden, is dus de totale afstand een veelvoud van 75 cil., zonder meer. 5o. Wat moet de afstand zijn tusschen het voorste en achterste gelid? Hier is wederom sprake vau den pas ala maat, dus de afstand is een Vfelvoud van 75 cM.; de coëfficiënt te bepalen door het aantal passen waarop geopend wordt. 60 In welke tijdmaat moeten de verschillende bewegingen g-schieden? Volgens puut 10 Soldatenachool bij geoefende manschappen in den gewonen pas ; by het eerste onderricht behoeft, die snelheid met gevorderd te worden. Ook zonder een vergadering te beleggen, is het antwoord op deze vraag duidelijk uit punt 10 te lezen. 7o. Staan de miDSchappen bij het Ie commando op de plaats rust of in de houding? Daar men bij de behandeling van een reglement met ongeoefenuen met het begiu aanvangt, mag men dus aannemen dat, vóór punt 19 onderwezen wordt, de man reeds eenigermatögeoefend is in de punten 4 tot en met 13. Volgens punt 4 kan dus de houding worden aangenomen ; het daartoe dienende commando gaat aan het in punt 19 genuemde commando vooraf; ware het in punt 19 opgenomen, dan zou een beschuldiging vau over lading en al te groote duidelijkheid waarschijnlgk niet zijn uitgebleven. 80. Moet de onderwijzer de richting beoordeelen na staat" gecommandeerd te hebben; zoo ja, waarom bet dan niet gezegd evenals bij de andere richting ; zoo niet, wolk onderscheid is er dan in beginsel tusschen richten en richten ? De onderwijzer mag volgens de Bepalingen omtrent het Cummando geen opmerkingen maken tusschen waarschuwings- en uitvoeringscommando ; de vraag is dus overbodig. Maar bovendien in punt 19 wordt niet van richten gesproken; de manschappen plaatsen zich op n lijn. Het woord richten is juist weggelaten, waarschijnlijk niet bij toeval. Wat de ongt-iyktijdigheid der uitvoering aangaat, geer. der manschappen is een beletsel voor zijn nevenman; de beweging zou evengoed gelijk aangevangen kunnen worden. Oremus vraagt of een onderwijzer geen kans zou zien om lüsoldaten-leerlingen zoodanig te plaatsen, dat zij elkaar bij de beoefening der aller eenvoudigste gewrichtsoefeningen niet hinderen, ook al bestond punt 19 met? Zeer zeker zon dat kunnen, vooral door eeu onderwijzer, die bij de uitlegging van het reglement zijn gezond verstand gebruikt, niet denkt aan listighederi die er uit te distilleeren zijn. en punt 19 liberaal opvat en toe past. Maar het is niet noodig, want punt 18 zegt: de uitvoeringen geschieden overeenkomstig de om schrijving in de Handleiding bij de Gymnastische Oefeningen. Wat voor bezwaar is er dan tegen om een klas eeratbeginneuden eenvoudig 4 rijen met 6 passen te formeeren (volgens Handleiding), in welk geval de man niet meer behoeft te kennen dan het maken van 2, 4 of 6 passen. En aangezien de gewone pas bijna in 't geheel niot meer ver schilt van den natuurlijken gang, ja zelfs zonder blijkbare inspanning en ongedwongen moet worden uitgevoerd, kan eeu klas tut de behandeling van deze beweging overgaan wanneer de manschappen van l tot O kunnen tellen. Punt 19 kan dus blijven be&taan, en kan onder wezen worden, wanneer de manschappen de over eenkomstige bewegingen iu de Soldatenschool reeds eenigermate meester zijn." Aan deze beschouwingen, die werden neerireven zonder dat de samensteller de mogelijkheid van een openbaarmaking ver moedde, zal ik niets toevoegen, evenmin mijn oordeel er over uitspreken. Voor her, die van meening zijn. dat afwis seling van spijs doet eten, dat verandering en vernieuwing een voorbehoedmiddel zijn tegen insutfen, en die den moed nog niet hebnen opgegeven, al zijn zij ook aan de vyf-entwintigste aflevering van het Recruten-tijdschrüt voor hen lijkt htt me de moeite waard de hierboven geleverde proeve van kritiek eens met die van Oremus te vergelijken. J. TERSTEEO, Luitenant der Infanterie. Gouda, 12 Mei 1900. Eene ontdekking! In het jaar 1900, zoo zal het luiden in de annalen van het Ministerie van Finan ciën, werd er aan dit departement een belaiigrijke ontdekking gedaan. Opeen mooïen frisschen morgen in de maand Maart 1),kwam men tot het besluit, dat de verhouding tusschen h«t verstand van een meester in de rechten lot dat van een niet-meester in de rechten moest zijn als O tot l, althans in het verwerven van practische registratiebekwaamhedeD. Op dien bfwusten morgen toch werd eene thans tot Koninklijk Besluit verheven regeling ontworpen, volgens welke zij, die aan het examen voor surnumerair der regi stratie en domeinen wenschen deel te nemen, voortaan in plaats van 2, 3 jaar, onmid dellijk aan het examen voorafgaande, op een registratiekantoor moeten zijn werk zaam geweest. Echter werd deze termijn voor meesters in de rechten ingekort tot op een halt' jaar. Ik vraag me zelf af, wat raag de rede zijn van deze uitzondering ? Wat mag de reden zijn, dat een advocaat geceiiseerd wordt een zoo uitgebreid en moeielijk beheer als dat van een registratie kantoor in zes maanden machtig te kunnen worden, terwijl er wel geen ontvanger zal te vinden zijn, die eene dergelijke fictie voor zijne rekening zou durven nemen. Eu deze fictie er eenmaal zijnde, vraag ik me wederom af', waarom weid deze uittluitend voor meesters in de rechten in her. leven geroepen ? Waarom werd yAj niet uitgebreid tot candidsiat-notarissen, die door hunne oplei 1) Bedoeld wordt het Kon. Besluit van oO .Maart 10UU, no. ',^. (iiïd.) ding genoodzaakt zijn althans op beperkte Behaal kennis te nemen- van de sociale wetten, welker kennisneming voor een advocaat, ter verkrijging van zyn graad, geen vereischte is. Waarom vooral, werd eindelijk deze zoo gunstige bepaling ook niet onder het bereik gesteld van hen, die reeds drie jaar of' langer op een registratie-kantoor wtrkzaam waren, zoodat deze personen voor het ver volg konden volstaan met een stage van een halfjaar, onmiddellijk aan het examen voorafgaande. Me dunkt voor de laatste kategorie, waaronder personen zijn, die reeds een voldoend examen achter den rughebben, ware deze bepaling rationeel eji billijk; alleen had men zichzelf dan wellicht afge vraagd : waarom dit niet reeds vroeger aldus geregeld ? In tusschen de gezaghebbenden in den lande oordeelden anders. Zij oordeelden het nuttig en noodzakelijk eene fictie, een toestand niet met de werkelijkheid rekening houdende, in het leven te roepen uitsluitend ten gunste van meesters in de rechten. Nog ateeds en met mij waarschijnlijk menig registratie-ambtenaar vraag ik me af: wat mag de rede zijn van een zoo grove onbillijkheid? GIJS. Sccialz U HflIHIIMMItlinilMIMHIllllltllllllllMIIH Woïnpooil en Niet alleen de gezondheid maar ook de moraliteit leidt onder de te kleine woning. Men kan aannemen dat een dagloonerswoning afkeurenswaardig wordt als ze minder dan 8 M2, wonicgoppervlakte per persoon aanbiedt. Het vrije wooreoppervlak ontstaat als men van het woningoppervlak de grondruimte van bedstede(n), glazenkast, schoorsteen en muurkast, benevens die van het verplaatsbare meubilair als stoelen, kasten en tafels aftrekt. Wat dan over blijft is de ruimte waarop het dagloonersgeziu zich vrijelijk kan bewegen. De oude onderzochte woningen van »de Bouwonderneming Jordaan" hadden in 82 pCt. minder dan 8 M2, woningopper vlakte per persoon. Een groot aantal wonin gen gaf zelfs minder dan de helft van deze ruimte. Het woningoppervlak voor 24 pCt. der woningen was 3 tot 4 M2., voor 14 pCt. was 2--3 M2, en voor 3 pCt. was 1-2 M2. Trekt men daar eens af de vaste getim merten, als bedstede(n) enz. benevens het kleinste meubilair dat wij aantroffen en dat bestond uit l tafö), l kast, l kisten 3 stoelen, dan blijkt hoe ellendig klein deze woningen zijn. Ziehier twee voorbeelden betreffende het woning- en het woonoppervlak. In een kamer op een 2e verdieping woonde een stucadoor met vrouw en drie kinderen van 17, 10 en 10 jaar benevens een klein kind van een paar maanden. Het woning oppervlak voor allen te zamen was 10 M2. Na aftrek van het getimmerd meubilair bleef er 7.25 M1, vyoonoppervlak over, waarop stonden l tafel, 5 stoelen, l kast en l beeremmer (Er was geen privaat, geen gootsteen en geen duinwater kraan). Het woonoppervlak was dus + l M2, per perscon. In een kamer op een Ie verdieping woonde een echtpaar met 4 volwassen kinderen en 2 kleinkinderen. De woning had 10,50 M2. woningoppervlakte. Na aftrek ; van 't ge timmerd meubilair bleef er 7.75 M2, over. Daarop stonden l leunstoel, 4 sioelen, l kast en l potkachel. Zes personen van de acht, moesten op stoelen of op den grond slapen. Om daartoe ruimte te vinden werd 's nachts de pijp uit de kachel genomen en de laatste meer in den hoek van de kamer gezet. Het woonoppervlak was in dit geval dus veel minder dan l M2, per persoon. * * * Wij onderzochten de woningen ook naar het getal der verschillende woonruimten waarbij aangenomen werd, dat onder «woon ruimte" is te verstaan : eik onderdeel der woning dat niet gebruikt wordt als kast of privaat en dat van de overige woning is gescheiden door een deur. Volgens dezen maatstaf vonden wij dat slechts l pCt. der woningen uit 4. dat 4 pCt. uit !i, dat 38 pC<. uit 2, en dat 57 pCt. uit l ruimte bestond. Men kan de deugdelijkheid eener woning opmaken uit het gebruik dat van de ver schillende woonruimten gemaakt wordt. Wordt elke ruimte voor n doel gebruikt dan is de goede verhouding tusschen de woning en hare bewoners gevonden. Dient b.v. de woonkamer tot wonen, de slaapruimte tot slapen en de keuken o-m er te koken, dan voldoet de woning aan redelijk te stellen eisenen. Van 143 ruimten werden slechts 42 ge bruikt voor n doel, 25 werden voor twee doeleinden gebruikt, 72 waren tegelijk woon ruimte, slaapplaats en keuken en waren om die reden afschuwelijke verblijven. Doch het ergste werd gevonden in 4 wo ningen waar de kamer behalve als woon-, si aapruimte en keuken ook nog als werk plaats dienst deed. Wij hebben naar aanleiding van een woningonderzoek iu Frankfort, 2) de toe standen in het slechtste deel van deze duitsche stad vergeleken met die van ons terrein. In Frankfort kwamen voor: op n woning 2.13 ruimten e;i ~> bewo ners, van welke 2,00 boven 14 jaren en l3 -IQ onder 14 jaren, op n ruimte 2.34 bewoners en wel 1,21 boven 14 jaren en 1,23 onder 14 jaren. De Jordaan proef leverde nog afschuwe lijker verhoudingen op. Wij vonden: op n woning 1.48 ruimten en 4.34 bewoners van welke a.82 boven 14 jaren en 1.52 onder 14 jaren. op n ruimte 2,92 bewoners van welke l.-^'l boven 14 jaren en l.Üonder 14 jaren. Ergo: de Jordaan woningen waren aan merkelijk kleiner dan die te Frankfort, doch het a,antal bewoners was aanmerkelijk grooter en meer volwassen. Is de toestand 1) Zie het Weekblad De Amsterdammer No. 1190 en 1195. 2) Die Wohnungsyerlniitnisseder rmsten Klassen in Frankfurt ani Main und ihre llefbrrn durch kommunale Fürsorge. Fraakfurt a/M. Keinhold Hülsen 1899.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl