De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 3 juni pagina 3

3 juni 1900 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Na 1197 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. iüFrankfort nog belangrij] slecht, die in Amsterdam is «slechter. Het gemis aan afzonderlijke elaapruimten deed zich zeer sterk gevoelen. Bij een derde der onderzochte woningen sliepen gemid deld 2 kinderen op den vloer. Het onder zoek van 150 bedsteden bracht aan het licht dat: 50 gebruikt werden door 3, 10 door 4, 4 door 5, en l bedstede door 7 sla pers per nacht. Als er meer dan 3 personen in dezelfde bedstede moesten slapen was deze gewoon lijk samengesteld uit twee verdiepingen. Ter halver hoogte was er een tweede bed stede in getimmerd. Is het te verwonderen dat bij zoo dicht een. behuisdheid en bij zulke verhoudingen het gevoel voor schaamte en welvoegelijkheid leiden moet. Het zedelijkheidsbegrip dat in de dagloonersgezinnen aanwezig is, moest door de woning versterkt en verhoogd, maar niet verzwakt worden. Onder zulke omstan digheden als wij hier vonden, wordt elke poging tot verkrijging van een goed gere geld familieleven, elk streven naar betere en hoogere begrippen, elk idealisme met geweld ter neer gedrukt. De grondslag voor de zedelijkheid van een volk is het echte en gelukkige familie leven. Overal waar zich in het familie leven verval vertoond, gaan de vergroving van het gemoed en de onzedelijkheid hand aan hand. Slechts dan als de daglooner na zijn lange en vermoeiende dagtaak in staat is den avond door te brengen in den kring zijner fau.ilieleden en zich thuis kan voelen in zijn woning, zgn de eerste conditiën vervuld, waardoor zedelijken terugval van het gezin kan voorkomen worden. Vindt hij daarentegen bij zijn thuiskomst niet 'n woning die hem bevredigen kan, maar een klein, stinkend hok met een drukkende, benauwde atmosfeer, waar bij gebrek aan ruimte alle stoelen belegd zijn met huisraad en l\jfgoed; waar die behaaglijkheid en die huislijkheid ten eenenmale ontbreekt, waaraan hij behoefte heeft en die hem aan zijne woning konden doen hechten, dan gaat hij de gezelligheid bui tenshuis zoeken^jDe huislijken zin gaat in hem verloren evenals de lust tot overleg en spaarzaamheid. Zelfs met den besten wil is het der huis vrouw vaak onmogelijk in de te kleine woning die geritflijkheid aan te brengen, die den man en de kinderen doen thuisblijven. De huisvader wordt een kroeglooper, de kinderen straatslijpers. Zij gaan de woning beschouwen als de plaats waar men eet en slaapt. Het straatslijpen der kinderen leidt nooit tot wat goeds. Als de familieband niet sterk is doet de te kleine woning haren invloed gelden. Zoo lang mogelijk wordt er 's avonds ge wacht met naar huis gaan. Vaak komen des Zaterdagsnachts de kinderen uit ver waarloosde gezinnen eerst thuis lang na het sluitingsuur van kroegen en danshuizen. De lust om naar de woning terug te keeren, om er op den grond te slapen is gewoonlijk niet groot; 't vooruitzicht is ook niet uitlokkend. * * De eerste eisch eener goede woning betrefiende de zedelijkheid, is de scheiding der slaapplaatsen van de ouders van die der kinderen boven 7 jaar, terwijl de kin deren boven 7 of 8 jaar naar het geslacht moeten gescheiden worden. En juist in de oude dagloonerswoning valt aan scheiden niet te denken. Zelfs als de woning uit twee vertrekjes bestaat is de doorvoering van dezen eisch onmogelijk. Kinderen die reeds lang bun verstand hebben leeren gebruiken slapen in de krot woningen nog in 't zelfde bed met de ouders. Van scheiding der kinderen naar het ge slacht kan natuurlijk evenmin wat komen, want al zouden de ouders een ledikant willen plaatsen, zoo is hun dit door de kleinte der woning toch onmogelijk. Tengevolge van zulke treurige omstan digheden wordt den kinderen hunne on schuld en kinderlijke eenvoud vroeg ont nomen. De geslachtsdriften worden door iliiiii.Mmiiiimi.iH.iiniiiitiiiihlliiii niiHinimiiiiunirnnfiimfmiu EEN SLACHTOFFER Naar het Ffimseh, VAX PAUL DE GARROS. Tegen het einde van Juni, als iedereen Parijs verlaat, zei Jacques Daramon, een van onze collega's en ongeregeld medewerker aan la Vie Nationale", op een avond in het café, met iets laatdunkends in zijn stem, dat hij meer dan ge noeg had van den Boulevard en dat hij zich ook de weelde vau eenige maanden buiten" zijn wilde veroorloven. Zoo!., en waar ga je heen?" O':h! dat weet ik nog niet". *Naar je moeder misschien?" Dat kun je begrijpen, dat nooit! Aan de streek zelf beb ik het land en aau de bewoners niet minder.... Neen, ik ga me doodeenvoudig be graven, in het een of ander gat, waar ik lucht zal hebben en rust en .... geen vrienden". //Zeer prettig voor die vrienden!" riep Marigny, een van ons clubje. Zie je", hernam Jacques, als je werken wou, zou je ook wel zoo praten, is het niet, zoo? Nu da», ik wil werken, ik heb een idee" Dat is wel een wonder", mompelde zachtjes Octave Augérant, de sympathieke directeur van »la Vie Nationale". Daramon keek hem woedend aan, maar daar hij niet tegen zijn chef durfde uitvallen, ging hij voort, terwijl hij beproefde te lachen: O! niet dat ik nu juist aan mijn idee veel hecht. Als ik er niet behoorlijk partij van weet te trekken, laat ik het los, en dan ga ik mijn drie msauden doorbrengen te Dieppe, te Cabourg of elders, maar altijd aan een bekend strand. Vandaar zal ik u kronieken schrijver over de lanterfantende baders. Dat is een onuitputtelijk onderwerp". //Bij voorbaat dank", hernam onze doorluch tige directeur, opstaande ouder het voorwendsel van een afspraak te hebben. Dat was het sein om op te breken. Ieder ging zijns weegs, en wij hadden dit gesprek reeds vergeten, toen wij een week later vernamen, dat Jacques zijn idee beslist had los gelaten eu naar Trouville was gegaan. Daar wij wisten, dat hij geen cent bezat, gaf dit ons stof tot nadenken. Enfin! misschien had hij bijzondere, ons onbekende redenen, om dit oord uit te kiezen. Dit ging ons in alle gevallen niet aan. Daramon was bijna nog een nieuweling in de litteratuur, maar hij hal reed?, meer dau ieder ander, reden, zich over haar te beklagen. Ontwikkeld, welopgevoed, ofschoon vau zeer nederige afkomst niet een scherp verstand, alleen een weinig lui en wat veel flaneur", scheen hij, ondanks dat alles, achtervolgd te worden door voortdurende pech". Niets gelukte hem; geen enkele teleurstelling bleef hem gespaard; altijd zocht hij naar een blad of tijdsc'irilt, om zijn proza te plaatsen en als het werd aan genomen, betaalde men hem niets. Zoa had ook mijnheer Octave Augérant, een roman van hem aangenomen voor vijftig louis, waarvan de eerste nog moest uitbetaald worden. Hoe kon Jacques in deze omstandigheden daar ginds het dure leven leiden van de leegloopers uit de groote wereld? Htt was vreemd. Den eersten tijd nochtans, scheen hij in de wolken. Di maalstroom van vermaken, waarin hij bij zijn aankomst was geraakt, had hem steeds ongedwongener gemaakt en zijn geest gescherpt. En elke week smaakten de lezers van la Vie Nationale" een waar genot, door de achteenvolgende, van humor tintelend kronieken, die de gelukkige jongen schreef, tusschen twee bocks of tusschen twee roeipartijijes door. Wij, die te Parijs achtergebleven waren door onze dagelijksche bezigheden, begonnen het lot van onzen bevoorrechten collega te benijden, aan wien het geluk al de jaren van ellende scheen te doen vergeten, toen de meest onvoor ziene gebeurtenis onze jalouzie veranderde in smartelijk mededoogen. Toen Marigny en ik op een avond tegen zes uren op ons bureau kwamen, stormde eensklaps de directeur met ontsteld uiterlijk de redactie kamer binnen. Hij wierp een geopenden brief op tafel ec begon met veel gebaren te jammeren over de wreedheid van het noodlot en den strijd om het bestaan, over de onrechtvaardigheid der maatschappelijke verhoudingen, die jonge mannen met veel talent er toe drijven een toevlucht te zoeken in den dood. Deze lauge en heftige verhandeling uit deu mond vau een man die doorging voor een wezen, dat wat ze zien en hooren vroegtijdig ge wekt en onnatuurlijk geprikkeld. Vaak hoort men zeer jonge dagloonerskinderen dan ook sp_reken en lachen over zaken die ! kinderen uit andere standen nogjarenlang onbekend blijven. * * * I oplaat s van het gezin te steunen en bij elkaar te houden, drijft de kleine woning hare ^bewoners naar buiten en is vaak de aanleiding tot hetzedebederfindagloonersgezinnen. Wij kunnen trachten jeugdige afgedwaalden weer op den goeden weg te brengen; wij kunnen strijden tegen drankmisbruik en prostitutie, volgens mijn opinie zal dit streven slechts een blijvenden invloed hebben als de dagloonerswoning ruimer, gerieflijker en behaaglijker gemaakt is. »My home is my castle" is een bekend gezegue dat gebruikt wordt door hem, die zijn thuis lief heeft en het tegen de buiten wereld zou willen verdedigen boven alles : door, hem die in zijne woning uitrust van het dagwerk; die er zijn vrouw en kinderen ontmoet aan den middagtafel, en er in zijn kinderen die goede beginselen kan kweeken, die hen doen worden tot fliuke leden der maatschappij. De Amsterdamsche daglooner kent zijn huis als die groote kast staande tusschen andere kasten *gens in een VPC! te dicht bebouwde buurt, zooals in de Jordaan, in 't Hol, de Duvelshoek of op de Eilanden Hij denkt aan zijn woning als aan een vochtig, donker krot te bereiken aan het eind van een smerig slop, een smalle trap op en langs nauwe portaaltjes gaande. Hij denkt aan den stank, aan den rook eu aan den voortdurenden rommel in zijn kleine kamer, aan de enge, onvoldoende slaapplaatsen, aan 't gemis van gootsteen en privaat. Ook hij heeft zich eeii naam voor z'n huis uitgezocht maar hij drukt zich anders uit dan den gezeten burger en in tegenstelling van deze zegt hij : «Mijn huis is een fort." * * Het is meer dan tijd geworden die forten op te ruimen en den daglooner te geven een woning in overeenkomst met de.eischen van zijn gezin en den huurprijs dien hij verwonen kan. De toestanden dienen veranderd te wor den, waarbij de daglooner met een weekverdienste van ? 10 en minder naar ver houding ergerlijk duur woont, omdat hij vallen moet in de handen van den huisjes melker en een oude krotwoning moet be trekken, daar er voor hem geen nieuwe woningen gebouwd worden. De gezonde, vriendelijke woning voorzien van de noodige woon- en slaapruimten, van tuintje of balkon is in staat het dagloonersgeztn op te heffen uit toestanden waardoor het nu maar al te vaak bedreigd wordt. Zoo'n woning kan een invloed ten goede uitoefenen zoowel op de ouders als op de kinderen; zij kan het individu en het gezin lichamelijk steunen en sterken door de huiselijkheid te bevorderen en den familieband hechter te maken; zij kan liefde kweeken tusschen de leden van het gezin, zoowel als liefde tot den huislijken haard, waaruit ten glotte ontstaat 'n liefde tot de maatschappij. Zoo iets meende Beaconefield ook toen hij over dit onderwerp sprekende zeide: »De woning bergt de beschaving in zich ; uit haar komen al die invloeden voort, welke de maatschappij een bepaalde rich ting ten goede of ten Kwade geven, welke veredelend of verminkend op haar inwerken. Een mensch die voelt dat zijn woning een thuis, 'n lieflijk thuis is, is trotsch op de maatschappij in wier midden hij leeft, maar een mensch die voelt dat zijn huis een bron is van ellende en misdaad^ grijpt de maatschappij aan wier onrechtvaardig offer hij gelooft te zijn." J. E. VAN DER PEK. Davos-Platz, Haus Schöneck, 14 April 1900. iefc in fle Hoofdstad. Het Nederlandsen. Zangersverbond heeft een roemrijk verleden achter zich. Het heeft mu ziekfeesten gegeven niet alleen in onze groote steden als Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Arn hem, Nijmegen enz., doch ook ia kleinere plaat sen als Deventer, Dordrecht e.a. Muziekfeesten die een hoogstandpnat innamen en onbereken baar veel goeds hebben gedaan aan de bevor dering der kunstbeoefening hier te lande. Voorts is het een der grootste verdiensten van het Zangersverbond steeds onze componisten te hebberi aangemoedigd tot het componeeren van werken op het gehied van den mannen zang en Richard Hol, G. A. Heinze, M«yroos en vele anderen zouden het kunnen getuigen, dat verscheidene hunner populairste compositiën vermoedelijk niet ontstaan zouden zijn, zonder den invloed van het Zangeraverbond. De lied«rtafel Apollo van hier, had voor ditmaal de voorbereiding van het Zingersfeest, het XXIste van den Bond, op zich ge nomen en ook thans had men wederom ge zorgd dat een nieuw werk op het programma voorkwam. Richard Hol, de neator onzer com ponisten en de man, die als geen ander ge toond heeft in zy'n mannenkoren den nederlandschan landaard te kunnen schilderen, ik wil slechts herinneren aan zy'n Leidens's Ont zet, Heiligerlee-cantate en Vliegende Hollander (daaruit speciaal het matrozen-koor) Ri chard Hol zeg ik, had men uitgenoodigd een werk ta componeeren van nationaal karakter. Hol heeft zich daarvoor verzekerd van een tekst: «Het land der vaderen." Hoewel het tekstboek niet den naam van Jen dichter vermuldt, meen ik toch niet onbescheiden te wezen, wanneer ik zijn naam noem. De heeren G Alsbach en Co. uitgevers, hadden u.l. de hoffe lijkheid my' een klavieruitlreksel toe te zenden en daaruit kon ik zien dat de dichter is de heer C. F. H. Klokke Fr. Wzn. De dichter heeft zijn stof verdeeld in Proloog, I de Tyd, II Fioris V, III Willem de Zwijger, IV de Geschiedenis, V de Kunst, VI het Volk, VII Koloniën, VIII de isederlandsche Maagd en Epiloog. Dat nu het gedicht beantwoordt aan de bil lijke eischen, die men een vers mag stellen, tevens met het oog op eene muzikale be werking, zou ik niet durven beweren. Afge scheiden van eenige onbeholpen uitdrukkingen en den rhetorischen aanleg van het geheel, mis ik in het stuk dat sprekende en karaktervolle, dat men steeds ontmoet by' een vers dat ge voeld is. Hat zijn te veel ijdele phrasen en holle klanken ; ook ontbeert het die lyrische momenten, die nu eenmaal voor den componist noodwendig zijn, bij een werk, hetwelk zich niet op dramatisch gebied beweegt. Een enkele maal neemt het een aanloop b.v. bij de woorden: Als de Dtiive , boüvtm vrede, als de -Morgei), liei' en sc'houn, als de Ka-u', xaelit en tecjei' xit Mi l helmin!) op den Troon. Doch bij dien aanloop blijft het. IIol's opus 138 is zooals inen dat verwachten kan van een meester, voor wien de kunst geene gehei men bezit. Met groote geuiakkelijkheid, zoowel voor de zangstemmen ais voor het orchest geschreven, is er zooveel mogelyk partij getrokken van die plaatsen in don tekst, waar iets van te maken was. Het koor der edelen en het optreden van het soloquartet b. v, is zeer frisch; ook zijn de reminiscentiën aan vroegere werken, o. a. Ons Vaderland on ook aan het Wilhelmus, van uitmuntend effect. Wel had ik in No. III, by den Zwijger, het lied van Marcix van St. Aldegonde verwacht. Dat nu by dit werk de inspiratie den toondichter heeft ontvonkt tot het scheppen van een werk, zóó kernachtig en gezond, zóó mee slepend en fier als wij dit bij vroegere werken van Hol met vreugde mochten ondervinden, kan ik helaas niet constateeren. De tekst zal hiervan wel grootendeels de schuld dragen. Het tweede-groote werk, dat op den eersten feestavond uitgevoerd werd, was de KrouingsIIIIMIIIIIIIIIlmillllllllllllllllNllllllllllllllllllllllllllllllll ongevoelig voor alle gebeurlijkheden vaa liet leven, verraste ons zoo, dat wij elkander min of meer verschrikt aaakeken. » Maar wat is er dan toch gebeurd?" vroeg Wat er gebeurd is? De diende lieeft daar juist weer een slachtoffer te meer gemaakt en ik beschouw mij, neen, ik beschouw OHS allen verantwoordelijk voor die treurige gebeurtenis". Er ontstond een algemeen gemompel om te protesteereu. ;/H.et is volkomen waar, mijne heeren ; en om u te overtuigen, leest slechts dezen brief." Ik had hem reeds gegrepen eu las hcui door. Keen, iieeu!" scin-eeuvvde uieu vau alle kan ten, //lees overluid!" Gewillig gaf ik daaraan gsaoor en nu las ik het volgende: Trouvillr, villa Dumortier, 18 Juli IS... //Mijn wp.arde directeur en vritLd! Ik heb mijn laatsteu troef uitgespeeld; ik heb verloren, ik geef mij over. Het \vas on gelukkig, maar ik heb liet noodlot altijd on verbiddelijk voor mij gevonden, liet is zooveel te erger! Ik zal nocii zoo naïef zijn uiij erover te beklagen, noch zoo dwaas er langer doar te lijden. Ik heb gedaan, wat ik kon, maar de worsteling' heeft mij afgemat; ik zie er van af. Ik hoop, dat men ten mitste rechtvaardig jegens mij zal zijn en van mij getuigen, dat ik volgehouden heb tot het laa'st, trotscii. zonder zwakheid, gevende tot iu den laatbteu regel van mijn laatste kroniek het beste, wat in mij was. ... ! die arme kronieken, waarin ik, onder den schijn van vroolijkheid, poogde mij afleiding te verschaffen; welke wanklauktii waren het aan den vooravond van deu dood ! Als gij dezen brief zult ontvanger, zal ik, naar ik hoop, een beter, gastvrijer leven zijn ingetreden. TrouI wens, hoe het ook zij, ik zal bij de verandering niet verliezen. //Mijn familie i al terzelfder tijd gewaarschuwd zijn als gij en zal ongetwijfeld aanspraak, maken op de gunst, om mij zoogenaamd de iaalsteier te bewijzen, maar ik keu te goed uw hart en dat mijner collega's, om er Biet verzekerd vau te zijn, dat gij u met hen iu verbinding zult stellen. //Welnu, u wil ik hut wel bekennen, deze eer treft en ontrust mij tegelijkertijd. Ik vrees inderdaad de overdrijving uwer vriendschap. Met een enkel woord zou ik die willen voorkomen. T)at men van mijn dood zoo weinig mogelijk spreke ! l)at is mijn vurigste cantate van Bernard Z weere, op woorden van Fiore della Neve. Dit werk, in 1898 bjj de inhuldigingsfeesten voor het eerst uitgevoerd, had ik nog niet gehoord. De kennismaking er mede, was mij een genoegen en zeer heb ik genoten van den frisschen melodiënstroom, die het geheele werk bezielt en in hooge mate aantrekkelijk maakt. Dat Zwesrs groote effecten weet te bereiken, bleek ook thans weder, o. a. uit het koraal: Hij die boven volken troont. Ook is de orchestkleur van grooten ry'kdom en passende afwis seling. Zweers eiscnt veel van de stemmen; doch zyn eischen worden blijkbaar door de zangers gaarne ingewilligd, want de hoogste tonen der mannenstemmen klonken vol en krachtig; zy' werden uit volle borst en con amore gezongen, zonder aan eenige moeite te doen denken! De slotzang is dan ook bewerkt op eene melodie, die men in den vollen zin dos woords frisch en populair kan noemen; eene melodie, die geestdrift verwekt zoowel bij de zangers als bij de toehoorders. De klank van het koor was uitstekend en de zuiverheid liet weinig te wenschen over, als men den aanvaug van Hol's werk uitzonderd. Djn heer Roeske, die zich met deinstudeering belast had, komt hiervoor alle eer toe. De beide componisten dirigeerden hun werk zelf. Men mag dus veilig aannemen, dat hunne intentien alle tot haar recht gekomen zyn. In plaats van mevrouw Koordewier Reddingius, die plotseling door ongesteldheid verhinderd was, zong mej. Betsy Banger de sopraan-soli in het werK van Hol en mej. Van Merkesteyn die in het werk van Zweers. De stein van mej. Bonger klonk zeer goed in de groote zaal en hoewel men hare party wel wat dankbaarder zou gewenscht hebben, heeft zy met hare uitstekende voordracht er veel van gemaakt. Het orgaan van mt-j. v. Merkesttyu klonk mij zeer sympathiek toe. Ik heb ecnter nauwelyka een woord van haar kunnen verstaan; alleen hoorde ik dat de s en z mede klinkers niet zuiver werden uitgesproken. Eene goede verzorging der uitspraak zij dus mej. v. Markestnyn dringend aanbevolen. De beur Roguians zong weder prachtvol; zy'n stem straalde van schoonheid. Ean kleine vergissing in Zweers' cantate was van slechts voorbijgaandtm aard. De heer Orelio schijnt met voorducht in de concertzaal van zijn stern niet zooveel party te willen trekken ais in de opera. Hoe jammer is dit! Op het tooneel klinkt zijn orgaan steeds vrij en klankvol; in de concertzaal ten minste thans, klonk het dof en gevolleerd; de klinkers werden veel te gedekt gezongen. De heer Orelio geve zich toch meer in do concertzaal. Wat de natuur hem geschonken heeft is zoo mooi dat het zonde moet genoemd worden als hij deze hemelgave niet kwistig uitdeelt. Het orchest was dat van het Concert gebouw en dat zegt alles. Tot mijn leedwezen was het bezoek niet zoo talrijk als ik der feestvierende Liedertafel Apollo had toegewenscht. Misschien is Am sterdam wel nibt bij uitstek het terrein voor zulk een feest. Of zou het slechte bezoek er op wy'zen dat ook dergelijke feesten in hunne organisatie eens moesten worden herzien 'i ANT. AVEKKAMP. Tentoonstelling St. Lncas. St. Lucas is een vereeniging, die in leeftijd nu al aardig naar de twintig loopt. Ze werd gesticht door aankomende artisten, meest leer lingen der Academie in de behoefte op vast gestelde avonden gezellig samen te komen. Maar het geregelde samenkomen van vakgenooten, of liever studiegenooten, leidde van zelf tot het streven, om »het aangename met het nuttige te verbinden." En zoo hadden de vergaderingen hun uren van broederlijk fuiven, soms naar aarts^aderlijken trant, maar ook hun uren bestemd tot onderlinge ontwikke ling. Natuur'yk lagan daartoe lezingen het naast aan den weg en ieder lid kwam naar rooster tot het houden daarvan aan de beurt. Introducties waren menigvuldig en dikwijls zeer welkom. Ik herinner me nog uit dien tijd, toen het mijn beurt was, eens zoo'n lezing gehouden te hebben over oude Vlaamsche kunst (grootendeels genomen uit een ouden Kunstkroniek) waaraan Derkinderen, die juist uit Belgiëwas weergekeerd, en in Lucas te gast, leerzame commentaren vastknoopte. MMUIIIIIIIIIIMUIIIIUIIIIlllnlINIIIHIIIIIIIIIIMMUIIIItWIIIIIIIIIInUMUMI //Ik weiisch //la Vie Nationale" eeuwigen voDrspoed toe, aaa u eu uw medewerkers eer eu rijkdom. Tot weerziet s, weldra in een betere wereld. Jacques Daramon, redacteur van //la Vie Nationale," P. S. Ik had, waarde directeur, in dit pke'jtig oogenblik, waarop de kleine levens vragen zoo kleingeestig schijnen, niet willen terugkomen op een geschil een iinantiëel geschil, dat ons lang heeft gescheiden. Maar, door er over te zwijgen, zou ik te kort doen aan miju kmderp'icht. Mijn belangioosheid zal wel niet, verdacht kuuncu worden, daar liet niet mijzelf betrtft; deze reden doet mij besluiten, de terughouding, die ik mijzelf heo opgelegd, op te geven. Sedert eenige maanden, is, zooals gij weet, de administratie van //la Vie Nationale" mij verschuldigd de somma van duizend francs. Op al mijn aanmaningen hebt gij tot hiertoe slechts geantwoord met weigeringen. En nochtans, aoo ik de duizend francs nu had, wie weet!... Etifm, spreken we niet over mijzelf; voor mijn persoon smeek ik niet meer, wel voor miju moeder, die door mijn dood zich zal beroofd zien van hare inkomsten. Deze som kon haar helpen uit oogenblikkelijke verlegenheid; zend haar die, zoo tpoedig mogelijk; zij heeft er be hoefte aan; ik schaam mij het te moeten be kennen Het is de laatste smeekbede vaa een stervende; gij zult er wel niet ongevoelig voor blijven.... Dank u. vaarwel... /' J. I». Bij de lezing van dezen brief was onze een ts indruk een oprechte, pijnlijke ontroering ge weest; maar bij den journalist herneemt de twijfelzucht spoedig hare rechten en de toespe ling in het post-scriptum op de welbekende vrekkigheid van onzen patroon wekte reeds bij dezen en genen een glimlach op //Ge ziet wel," klaagde Octave Augérant, //dat ik verantwoordelijk ben voor zijn dood. Mis schien, als ik hem betaald had ...." In alle gevallen zie ik niet in, waarom wij met u die verantwoordelijkheid zouden deelen." voerde Marigny hem tegen. //Pardon, mijne heeren, zoo gij voor hem welwillender, beter kameraden waart geweest... O! wat een ongeluk! ... En ik ben er zeker van, dat jaloersche collega's ons zullen beschuldigen vau op dezen zelfmoord invloed gehad te hebSinds die jaren is de vereeniging hooger vlucht gaan nemen; 't ledental schijnt sterk vermeerderd te zjjn en het initiatief blijkt de perken van het >zich-ten-doel-stellen" heel wat wijder uitgezet te hebben. Door tentoon stellingen vooral, die in den beginne van nog huisalijken aard, later op meer grootscheepsche wijze werden ingericht, heeft de vereeniging St. Lucas zich heuschelijker aan de buiten wereld kenbaar gemaakt. Haar bestaan heeft nu »a plomb" gekregen en ze kan welhaast een zustervereeniging van Arti worden ge noemd. Da tentoonstelling thans door haar gebon den, komt in omvang en ook in gehalte de gdlyktydige en Arti wel ter zij. Enkele ver schijningen, die men daar vindt zy'n hier zelfs beter, by'v. Willem Maris en de Bock, zelfs Thérése Schwartze met haar kinder portretten. Maar deze zijn waarschijnly'k invité's. Buiten hen zy'n er ook ware St. Lucas broeders, wier schilderijen eveneens in Arti pry'ken, maar die hier meer nog dan daar op een voordeelige verschijning van hun werk schy'nen gesteld geweest te zy'n. Ik weet wel, dat als Arti al zy'n krachten in het veld kon brengen, en vooral als dan de toelatingscommissie scherper toezicht hield, een wedstry'd van Lucas een povere figuur zou maken, maar en bloc genomen, zooals de tentoonstellingen op 'tRokin en in Suasso nu zy'o, weet ik waarly'k niet te zeggen welke 't eerst de belangstelling verdient. Toch ia er nog een onderscheid. By Lucas zy'n ontegenzeggelyk meer dingen die foei-leelijk zijn, maar, hoe gek het ook schy'ne, die zy'n my dikwijls sympathieker dan de werken van een duff» middelmatigheid. Maar Arti is meer een officieel lichaam, dat met koude handen de inzendingen der leden aan den maat van zy'n oordeel toetst. St. Lucas heeft nog steeds iets van zy'n oorspronkelijk collegiale karakter, ('t moet gezegd, meer ami caal dan principieel) en by inzendingen der broeders wil men daar dan nog wel eens wat door de vingers zien. En dat heeft soms zy'n goede kanten, want geen enkel oordeel is onfeilbaar, ook dat van Arti niet!, en bovendien zou het voor menigeen die aan 't wroeten is, eens zoo goed wezen, zijn werk tusschen dat van anderen te zien. W. S. BDitenlandsclie periodieken. Li Plume van 15 Mei geeft een numero exceptionel, consacréa Auguste Rodin. Het is waarschijnlijk dat meerdere zullen volgen, waarin bekende letterkundigen hunne waar deeringen over dezen grooten beeldhouwer zullen neerschrijven. Dit eerste nummer bevat bijdragen van Stuart Merrill, Camille Mauclair, Gustave Kahn en Cnarles Morice en repro ducties naar een tude voor de Balzac, l'homme au nez cassé, Ie baiser, buste de Dalou, fiere et soeur, een groep in brons eveneens Ie baiser genoemd en verschillende mains d'expression. Al zijn de reproducties niet altijd van de schoonste, toch kry'gt men op deze wy'ze wel eenig overzicht van het werk van dezen zeldzamen kunstenaar, »qui nous a donnéIe signal et, de par l'autoritédu génie, l'ordre du i'etmir a la Nature, aux principes certains et oubliéY', zooals Charles Morice opmerkt. Het Mei-nummer van de Decoratieve Kunst bevat een artik|l over »die siebente Ausstelling der Libre Esthétique in Brussel". Onder de illustraties die deze bydra^e verduidelyken, zijn ook eenige reproducties naar etsen van Toorop, in rood gedrukt, echter niet zeer fraai, ook een zinco naar De Sphinx geeft dit schilderij zeer onvolledig weer, werk van H. Evenepoel geeft ons het leven en de beweging der Parijzenaars. De bijdragen op kunstnyverheid-gebied zullen we maar buiten bespre king laten, wat geloof ik het beste is. R. W. P. Jr. Goudeket & Co , Rokin 50, exposeeren deze week »0p weg naar Melika by zonsondergang", schilderij van Aug. Ie Gras; «Boerderij", pastei van Ant Beek; »Holland landschap", schil derij van D. B. Nanninga. «nnmiiiiiiiiiiniiiri mnniitiniiitiiiiiiiiiiiiniiiiHiiiiiimiiiiiiiiimi ben om reclame te maken voor la Vie Nat'onale.'r Niemaid vatte dit gesprek weer op. Men hield zich nu bezig met de lijkrede op den doode. //Die arme Jacqaes ! Een hart van goud! De geldzorgen hebben hem het hoofd doen verliezen." //Een jongen met taleLt, die wel vooruit ge komen zou zijn .... zijn laatste kronieken dui den merkbare vorderingen aan." //Het blijft toch treurig." »Hij moat gek zijn geworden." Marigny alleen zeide niets, plotseling wierp liij er met zijn scherpe stem tusschen : Maar zeg eens, vrienlen, a's alles nu eens niets anders was dan een grap, als Daramon ons allen eens beet had !" Of als hij, vastb.sloten zichzelf te dooden, de laatste minuut geaarzeld had !" Of als hij gemist had !" //Ja, ja, als hij eens gemist had I" herhaalde de directeur met een zucht vaa verlichting. //Luister," hernam Marigny, bet kost niet veel moeite ons dadelijk op de hoogte te stel len. Telegrafeer aan uw correspondent te Trouville ; binnen drie uren hebhen wij antwoord." //Dat is al gedaan," zei ctave Augérant ernstig. Op dit oogenblik kwam de loopjongen binnen: //Een telegram voor den directeur!" Deze opende het vlug en las ; //Btvestig u treurige gebeurtenis zelfmoord Daramon. llevolverschot in 't hart. Begrafenis morgen drie uur. Brief bijzonderheden volgt. Niet noodig deze tijding te publiceeren. Zou misschien vla Vie Nationale" schaden." Hoe'{" vroeg ik, »waarom zou dat kunnen schaden;1" Ja, ziet ge," onderbrak de direc teur, er wordt door dit soort daden altijd het een of ander in diskrediet gebracht, en daar iedereen weet, dat Daramon een belangrijke be trekking aan ons blad vervulde ..." Arme drommel l" dacht ik, een betrekking waaraan hij sterft, ta er door gekwijnd te hebben." Daarop werd de meer of mindere gepastheid besproken van de publicatie van het sensatiebericht. Bij slot van rek'è'ning besloot de patroon eenige regels te doen drukken: het was mis schien een eenige gelegenheid de oplaag van het blad te vermeerderen. Vervolgens zich tot mij wendende, voegde hij er bij:. Wilt gij ons bij de begrafenis vertegenwoordigen!""

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl