Historisch Archief 1877-1940
Na 1197
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
iüFrankfort
nog belangrij]
slecht, die in Amsterdam is
«slechter.
Het gemis aan afzonderlijke elaapruimten
deed zich zeer sterk gevoelen. Bij een derde
der onderzochte woningen sliepen gemid
deld 2 kinderen op den vloer. Het onder
zoek van 150 bedsteden bracht aan het
licht dat: 50 gebruikt werden door 3, 10
door 4, 4 door 5, en l bedstede door 7 sla
pers per nacht.
Als er meer dan 3 personen in dezelfde
bedstede moesten slapen was deze gewoon
lijk samengesteld uit twee verdiepingen.
Ter halver hoogte was er een tweede bed
stede in getimmerd.
Is het te verwonderen dat bij zoo dicht
een. behuisdheid en bij zulke verhoudingen
het gevoel voor schaamte en
welvoegelijkheid leiden moet.
Het zedelijkheidsbegrip dat in de
dagloonersgezinnen aanwezig is, moest door de
woning versterkt en verhoogd, maar niet
verzwakt worden. Onder zulke omstan
digheden als wij hier vonden, wordt elke
poging tot verkrijging van een goed gere
geld familieleven, elk streven naar betere
en hoogere begrippen, elk idealisme met
geweld ter neer gedrukt.
De grondslag voor de zedelijkheid van
een volk is het echte en gelukkige familie
leven. Overal waar zich in het familie
leven verval vertoond, gaan de vergroving
van het gemoed en de onzedelijkheid hand
aan hand.
Slechts dan als de daglooner na zijn
lange en vermoeiende dagtaak in staat is
den avond door te brengen in den kring
zijner fau.ilieleden en zich thuis kan voelen
in zijn woning, zgn de eerste conditiën
vervuld, waardoor zedelijken terugval van
het gezin kan voorkomen worden.
Vindt hij daarentegen bij zijn thuiskomst
niet 'n woning die hem bevredigen kan,
maar een klein, stinkend hok met een
drukkende, benauwde atmosfeer, waar bij
gebrek aan ruimte alle stoelen belegd zijn
met huisraad en l\jfgoed; waar die
behaaglijkheid en die huislijkheid ten eenenmale
ontbreekt, waaraan hij behoefte heeft en
die hem aan zijne woning konden doen
hechten, dan gaat hij de gezelligheid bui
tenshuis zoeken^jDe huislijken zin gaat in
hem verloren evenals de lust tot overleg
en spaarzaamheid.
Zelfs met den besten wil is het der huis
vrouw vaak onmogelijk in de te kleine
woning die geritflijkheid aan te brengen, die
den man en de kinderen doen thuisblijven.
De huisvader wordt een kroeglooper, de
kinderen straatslijpers. Zij gaan de woning
beschouwen als de plaats waar men eet en
slaapt. Het straatslijpen der kinderen
leidt nooit tot wat goeds.
Als de familieband niet sterk is doet de
te kleine woning haren invloed gelden.
Zoo lang mogelijk wordt er 's avonds ge
wacht met naar huis gaan. Vaak komen
des Zaterdagsnachts de kinderen uit ver
waarloosde gezinnen eerst thuis lang na
het sluitingsuur van kroegen en
danshuizen. De lust om naar de woning terug
te keeren, om er op den grond te slapen
is gewoonlijk niet groot; 't vooruitzicht is
ook niet uitlokkend.
* *
De eerste eisch eener goede woning
betrefiende de zedelijkheid, is de scheiding
der slaapplaatsen van de ouders van die
der kinderen boven 7 jaar, terwijl de kin
deren boven 7 of 8 jaar naar het geslacht
moeten gescheiden worden. En juist in de
oude dagloonerswoning valt aan scheiden
niet te denken. Zelfs als de woning uit
twee vertrekjes bestaat is de doorvoering
van dezen eisch onmogelijk.
Kinderen die reeds lang bun verstand
hebben leeren gebruiken slapen in de krot
woningen nog in 't zelfde bed met de ouders.
Van scheiding der kinderen naar het ge
slacht kan natuurlijk evenmin wat komen,
want al zouden de ouders een ledikant
willen plaatsen, zoo is hun dit door de
kleinte der woning toch onmogelijk.
Tengevolge van zulke treurige omstan
digheden wordt den kinderen hunne on
schuld en kinderlijke eenvoud vroeg ont
nomen. De geslachtsdriften worden door
iliiiii.Mmiiiimi.iH.iiniiiitiiiihlliiii
niiHinimiiiiunirnnfiimfmiu
EEN SLACHTOFFER
Naar het Ffimseh,
VAX
PAUL DE GARROS.
Tegen het einde van Juni, als iedereen Parijs
verlaat, zei Jacques Daramon, een van onze
collega's en ongeregeld medewerker aan la Vie
Nationale", op een avond in het café, met iets
laatdunkends in zijn stem, dat hij meer dan ge
noeg had van den Boulevard en dat hij zich
ook de weelde vau eenige maanden buiten"
zijn wilde veroorloven.
Zoo!., en waar ga je heen?"
O':h! dat weet ik nog niet".
*Naar je moeder misschien?"
Dat kun je begrijpen, dat nooit! Aan de streek
zelf beb ik het land en aau de bewoners niet
minder.... Neen, ik ga me doodeenvoudig be
graven, in het een of ander gat, waar ik lucht
zal hebben en rust en .... geen vrienden".
//Zeer prettig voor die vrienden!" riep Marigny,
een van ons clubje.
Zie je", hernam Jacques, als je werken wou,
zou je ook wel zoo praten, is het niet, zoo? Nu
da», ik wil werken, ik heb een idee"
Dat is wel een wonder", mompelde zachtjes
Octave Augérant, de sympathieke directeur van
»la Vie Nationale". Daramon keek hem woedend
aan, maar daar hij niet tegen zijn chef durfde
uitvallen, ging hij voort, terwijl hij beproefde te
lachen:
O! niet dat ik nu juist aan mijn idee veel
hecht. Als ik er niet behoorlijk partij van weet
te trekken, laat ik het los, en dan ga ik mijn
drie msauden doorbrengen te Dieppe, te Cabourg
of elders, maar altijd aan een bekend strand.
Vandaar zal ik u kronieken schrijver over de
lanterfantende baders. Dat is een onuitputtelijk
onderwerp".
//Bij voorbaat dank", hernam onze doorluch
tige directeur, opstaande ouder het voorwendsel
van een afspraak te hebben.
Dat was het sein om op te breken. Ieder
ging zijns weegs, en wij hadden dit gesprek
reeds vergeten, toen wij een week later
vernamen, dat Jacques zijn idee beslist had los
gelaten eu naar Trouville was gegaan.
Daar wij wisten, dat hij geen cent bezat, gaf
dit ons stof tot nadenken. Enfin! misschien had
hij bijzondere, ons onbekende redenen, om dit
oord uit te kiezen. Dit ging ons in alle gevallen
niet aan.
Daramon was bijna nog een nieuweling in
de litteratuur, maar hij hal reed?, meer dau
ieder ander, reden, zich over haar te beklagen.
Ontwikkeld, welopgevoed, ofschoon vau zeer
nederige afkomst niet een scherp verstand, alleen
een weinig lui en wat veel flaneur", scheen
hij, ondanks dat alles, achtervolgd te worden
door voortdurende pech". Niets gelukte hem;
geen enkele teleurstelling bleef hem gespaard;
altijd zocht hij naar een blad of tijdsc'irilt, om
zijn proza te plaatsen en als het werd aan
genomen, betaalde men hem niets.
Zoa had ook mijnheer Octave Augérant, een
roman van hem aangenomen voor vijftig louis,
waarvan de eerste nog moest uitbetaald worden.
Hoe kon Jacques in deze omstandigheden daar
ginds het dure leven leiden van de leegloopers
uit de groote wereld? Htt was vreemd. Den
eersten tijd nochtans, scheen hij in de wolken.
Di maalstroom van vermaken, waarin hij bij
zijn aankomst was geraakt, had hem steeds
ongedwongener gemaakt en zijn geest gescherpt.
En elke week smaakten de lezers van la Vie
Nationale" een waar genot, door de
achteenvolgende, van humor tintelend kronieken, die
de gelukkige jongen schreef, tusschen twee bocks
of tusschen twee roeipartijijes door.
Wij, die te Parijs achtergebleven waren door
onze dagelijksche bezigheden, begonnen het lot
van onzen bevoorrechten collega te benijden,
aan wien het geluk al de jaren van ellende
scheen te doen vergeten, toen de meest onvoor
ziene gebeurtenis onze jalouzie veranderde in
smartelijk mededoogen.
Toen Marigny en ik op een avond tegen zes
uren op ons bureau kwamen, stormde eensklaps
de directeur met ontsteld uiterlijk de redactie
kamer binnen. Hij wierp een geopenden brief
op tafel ec begon met veel gebaren te jammeren
over de wreedheid van het noodlot en den strijd
om het bestaan, over de onrechtvaardigheid der
maatschappelijke verhoudingen, die jonge mannen
met veel talent er toe drijven een toevlucht te
zoeken in den dood.
Deze lauge en heftige verhandeling uit deu
mond vau een man die doorging voor een wezen,
dat wat ze zien en hooren vroegtijdig ge
wekt en onnatuurlijk geprikkeld. Vaak
hoort men zeer jonge dagloonerskinderen
dan ook sp_reken en lachen over zaken die !
kinderen uit andere standen nogjarenlang
onbekend blijven.
* *
*
I oplaat s van het gezin te steunen en bij
elkaar te houden, drijft de kleine woning
hare ^bewoners naar buiten en is vaak de
aanleiding tot
hetzedebederfindagloonersgezinnen.
Wij kunnen trachten jeugdige
afgedwaalden weer op den goeden weg te brengen;
wij kunnen strijden tegen drankmisbruik en
prostitutie, volgens mijn opinie zal dit
streven slechts een blijvenden invloed
hebben als de dagloonerswoning ruimer,
gerieflijker en behaaglijker gemaakt is.
»My home is my castle" is een bekend
gezegue dat gebruikt wordt door hem, die
zijn thuis lief heeft en het tegen de buiten
wereld zou willen verdedigen boven alles :
door, hem die in zijne woning uitrust van
het dagwerk; die er zijn vrouw en kinderen
ontmoet aan den middagtafel, en er in
zijn kinderen die goede beginselen kan
kweeken, die hen doen worden tot fliuke
leden der maatschappij.
De Amsterdamsche daglooner kent zijn
huis als die groote kast staande tusschen
andere kasten *gens in een VPC! te dicht
bebouwde buurt, zooals in de Jordaan, in
't Hol, de Duvelshoek of op de Eilanden
Hij denkt aan zijn woning als aan een
vochtig, donker krot te bereiken aan het
eind van een smerig slop, een smalle trap
op en langs nauwe portaaltjes gaande. Hij
denkt aan den stank, aan den rook eu
aan den voortdurenden rommel in zijn
kleine kamer, aan de enge, onvoldoende
slaapplaatsen, aan 't gemis van gootsteen
en privaat. Ook hij heeft zich eeii naam
voor z'n huis uitgezocht maar hij drukt zich
anders uit dan den gezeten burger en in
tegenstelling van deze zegt hij : «Mijn huis
is een fort."
* *
Het is meer dan tijd geworden die forten
op te ruimen en den daglooner te geven
een woning in overeenkomst met de.eischen
van zijn gezin en den huurprijs dien hij
verwonen kan.
De toestanden dienen veranderd te wor
den, waarbij de daglooner met een
weekverdienste van ? 10 en minder naar ver
houding ergerlijk duur woont, omdat hij
vallen moet in de handen van den huisjes
melker en een oude krotwoning moet be
trekken, daar er voor hem geen nieuwe
woningen gebouwd worden.
De gezonde, vriendelijke woning voorzien
van de noodige woon- en slaapruimten,
van tuintje of balkon is in staat het
dagloonersgeztn op te heffen uit toestanden
waardoor het nu maar al te vaak bedreigd
wordt. Zoo'n woning kan een invloed ten
goede uitoefenen zoowel op de ouders als
op de kinderen; zij kan het individu en
het gezin lichamelijk steunen en sterken
door de huiselijkheid te bevorderen en den
familieband hechter te maken; zij kan
liefde kweeken tusschen de leden van het
gezin, zoowel als liefde tot den huislijken
haard, waaruit ten glotte ontstaat 'n liefde
tot de maatschappij.
Zoo iets meende Beaconefield ook toen
hij over dit onderwerp sprekende zeide:
»De woning bergt de beschaving in zich ;
uit haar komen al die invloeden voort,
welke de maatschappij een bepaalde rich
ting ten goede of ten Kwade geven, welke
veredelend of verminkend op haar inwerken.
Een mensch die voelt dat zijn woning
een thuis, 'n lieflijk thuis is, is trotsch op
de maatschappij in wier midden hij leeft,
maar een mensch die voelt dat zijn huis
een bron is van ellende en misdaad^ grijpt
de maatschappij aan wier onrechtvaardig
offer hij gelooft te zijn."
J. E. VAN DER PEK.
Davos-Platz, Haus Schöneck,
14 April 1900.
iefc in fle Hoofdstad.
Het Nederlandsen. Zangersverbond heeft een
roemrijk verleden achter zich. Het heeft mu
ziekfeesten gegeven niet alleen in onze groote
steden als Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Arn
hem, Nijmegen enz., doch ook ia kleinere plaat
sen als Deventer, Dordrecht e.a. Muziekfeesten
die een hoogstandpnat innamen en onbereken
baar veel goeds hebben gedaan aan de bevor
dering der kunstbeoefening hier te lande.
Voorts is het een der grootste verdiensten van
het Zangersverbond steeds onze componisten
te hebberi aangemoedigd tot het componeeren
van werken op het gehied van den mannen
zang en Richard Hol, G. A. Heinze, M«yroos
en vele anderen zouden het kunnen getuigen,
dat verscheidene hunner populairste
compositiën vermoedelijk niet ontstaan zouden zijn,
zonder den invloed van het Zangeraverbond.
De lied«rtafel Apollo van hier, had voor
ditmaal de voorbereiding van het
Zingersfeest, het XXIste van den Bond, op zich ge
nomen en ook thans had men wederom ge
zorgd dat een nieuw werk op het programma
voorkwam. Richard Hol, de neator onzer com
ponisten en de man, die als geen ander ge
toond heeft in zy'n mannenkoren den
nederlandschan landaard te kunnen schilderen, ik
wil slechts herinneren aan zy'n Leidens's Ont
zet, Heiligerlee-cantate en Vliegende Hollander
(daaruit speciaal het matrozen-koor) Ri
chard Hol zeg ik, had men uitgenoodigd een
werk ta componeeren van nationaal karakter.
Hol heeft zich daarvoor verzekerd van een
tekst: «Het land der vaderen." Hoewel het
tekstboek niet den naam van Jen dichter
vermuldt, meen ik toch niet onbescheiden te
wezen, wanneer ik zijn naam noem. De heeren
G Alsbach en Co. uitgevers, hadden u.l. de hoffe
lijkheid my' een klavieruitlreksel toe te zenden
en daaruit kon ik zien dat de dichter is de heer
C. F. H. Klokke Fr. Wzn.
De dichter heeft zijn stof verdeeld in
Proloog, I de Tyd, II Fioris V, III Willem
de Zwijger, IV de Geschiedenis, V de Kunst,
VI het Volk, VII Koloniën, VIII de
isederlandsche Maagd en Epiloog.
Dat nu het gedicht beantwoordt aan de bil
lijke eischen, die men een vers mag stellen,
tevens met het oog op eene muzikale be
werking, zou ik niet durven beweren. Afge
scheiden van eenige onbeholpen uitdrukkingen
en den rhetorischen aanleg van het geheel, mis
ik in het stuk dat sprekende en karaktervolle,
dat men steeds ontmoet by' een vers dat ge
voeld is. Hat zijn te veel ijdele phrasen en
holle klanken ; ook ontbeert het die lyrische
momenten, die nu eenmaal voor den componist
noodwendig zijn, bij een werk, hetwelk zich
niet op dramatisch gebied beweegt. Een enkele
maal neemt het een aanloop b.v. bij de woorden:
Als de Dtiive , boüvtm vrede,
als de -Morgei), liei' en sc'houn,
als de Ka-u', xaelit en tecjei'
xit Mi l helmin!) op den Troon.
Doch bij dien aanloop blijft het. IIol's opus
138 is zooals inen dat verwachten kan van een
meester, voor wien de kunst geene gehei
men bezit. Met groote geuiakkelijkheid,
zoowel voor de zangstemmen ais voor het
orchest geschreven, is er zooveel mogelyk
partij getrokken van die plaatsen in don tekst,
waar iets van te maken was. Het koor
der edelen en het optreden van het
soloquartet b. v, is zeer frisch; ook zijn de
reminiscentiën aan vroegere werken, o. a. Ons
Vaderland on ook aan het Wilhelmus, van
uitmuntend effect. Wel had ik in No. III, by
den Zwijger, het lied van Marcix van St.
Aldegonde verwacht.
Dat nu by dit werk de inspiratie den
toondichter heeft ontvonkt tot het scheppen van
een werk, zóó kernachtig en gezond, zóó mee
slepend en fier als wij dit bij vroegere werken
van Hol met vreugde mochten ondervinden,
kan ik helaas niet constateeren. De tekst zal
hiervan wel grootendeels de schuld dragen.
Het tweede-groote werk, dat op den eersten
feestavond uitgevoerd werd, was de
KrouingsIIIIMIIIIIIIIIlmillllllllllllllllNllllllllllllllllllllllllllllllll
ongevoelig voor alle gebeurlijkheden vaa liet
leven, verraste ons zoo, dat wij elkander min
of meer verschrikt aaakeken.
» Maar wat is er dan toch gebeurd?" vroeg
Wat er gebeurd is? De diende lieeft daar
juist weer een slachtoffer te meer gemaakt en
ik beschouw mij, neen, ik beschouw OHS allen
verantwoordelijk voor die treurige gebeurtenis".
Er ontstond een algemeen gemompel om te
protesteereu.
;/H.et is volkomen waar, mijne heeren ; en
om u te overtuigen, leest slechts dezen brief."
Ik had hem reeds gegrepen eu las hcui door.
Keen, iieeu!" scin-eeuvvde uieu vau alle kan
ten, //lees overluid!"
Gewillig gaf ik daaraan gsaoor en nu las ik
het volgende:
Trouvillr, villa Dumortier, 18 Juli IS...
//Mijn wp.arde directeur en vritLd!
Ik heb mijn laatsteu troef uitgespeeld; ik
heb verloren, ik geef mij over. Het \vas on
gelukkig, maar ik heb liet noodlot altijd on
verbiddelijk voor mij gevonden, liet is zooveel
te erger! Ik zal nocii zoo naïef zijn uiij erover
te beklagen, noch zoo dwaas er langer doar te
lijden. Ik heb gedaan, wat ik kon, maar
de worsteling' heeft mij afgemat; ik zie er van
af. Ik hoop, dat men ten mitste rechtvaardig
jegens mij zal zijn en van mij getuigen, dat ik
volgehouden heb tot het laa'st, trotscii. zonder
zwakheid, gevende tot iu den laatbteu regel
van mijn laatste kroniek het beste, wat in mij
was. ... ! die arme kronieken, waarin ik,
onder den schijn van vroolijkheid, poogde mij
afleiding te verschaffen; welke wanklauktii waren
het aan den vooravond van deu dood ! Als gij
dezen brief zult ontvanger, zal ik, naar ik hoop,
een beter, gastvrijer leven zijn ingetreden.
TrouI wens, hoe het ook zij, ik zal bij de verandering
niet verliezen.
//Mijn familie i al terzelfder tijd gewaarschuwd
zijn als gij en zal ongetwijfeld aanspraak, maken
op de gunst, om mij zoogenaamd de iaalsteier
te bewijzen, maar ik keu te goed uw hart en
dat mijner collega's, om er Biet verzekerd vau te
zijn, dat gij u met hen iu verbinding zult stellen.
//Welnu, u wil ik hut wel bekennen, deze eer
treft en ontrust mij tegelijkertijd. Ik vrees
inderdaad de overdrijving uwer vriendschap. Met
een enkel woord zou ik die willen voorkomen.
T)at men van mijn dood zoo weinig mogelijk
spreke ! l)at is mijn vurigste
cantate van Bernard Z weere, op woorden van
Fiore della Neve.
Dit werk, in 1898 bjj de inhuldigingsfeesten
voor het eerst uitgevoerd, had ik nog niet
gehoord. De kennismaking er mede, was mij
een genoegen en zeer heb ik genoten van den
frisschen melodiënstroom, die het geheele werk
bezielt en in hooge mate aantrekkelijk maakt.
Dat Zwesrs groote effecten weet te bereiken,
bleek ook thans weder, o. a. uit het koraal:
Hij die boven volken troont. Ook is de
orchestkleur van grooten ry'kdom en passende afwis
seling. Zweers eiscnt veel van de stemmen;
doch zyn eischen worden blijkbaar door de
zangers gaarne ingewilligd, want de hoogste
tonen der mannenstemmen klonken vol en
krachtig; zy' werden uit volle borst en con
amore gezongen, zonder aan eenige moeite te
doen denken! De slotzang is dan ook bewerkt
op eene melodie, die men in den vollen zin
dos woords frisch en populair kan noemen;
eene melodie, die geestdrift verwekt zoowel
bij de zangers als bij de toehoorders.
De klank van het koor was uitstekend en
de zuiverheid liet weinig te wenschen over,
als men den aanvaug van Hol's werk
uitzonderd. Djn heer Roeske, die zich met
deinstudeering belast had, komt hiervoor alle eer toe.
De beide componisten dirigeerden hun werk
zelf. Men mag dus veilig aannemen, dat hunne
intentien alle tot haar recht gekomen zyn.
In plaats van mevrouw Koordewier
Reddingius, die plotseling door ongesteldheid
verhinderd was, zong mej. Betsy Banger de
sopraan-soli in het werK van Hol en mej.
Van Merkesteyn die in het werk van Zweers.
De stein van mej. Bonger klonk zeer goed in
de groote zaal en hoewel men hare party wel
wat dankbaarder zou gewenscht hebben, heeft
zy met hare uitstekende voordracht er veel
van gemaakt. Het orgaan van mt-j. v.
Merkesttyu klonk mij zeer sympathiek toe. Ik heb
ecnter nauwelyka een woord van haar kunnen
verstaan; alleen hoorde ik dat de s en z mede
klinkers niet zuiver werden uitgesproken.
Eene goede verzorging der uitspraak zij dus
mej. v. Markestnyn dringend aanbevolen. De
beur Roguians zong weder prachtvol; zy'n stem
straalde van schoonheid. Ean kleine vergissing in
Zweers' cantate was van slechts voorbijgaandtm
aard. De heer Orelio schijnt met voorducht in de
concertzaal van zijn stern niet zooveel party
te willen trekken ais in de opera. Hoe jammer
is dit! Op het tooneel klinkt zijn orgaan
steeds vrij en klankvol; in de concertzaal
ten minste thans, klonk het dof en gevolleerd;
de klinkers werden veel te gedekt gezongen.
De heer Orelio geve zich toch meer in do
concertzaal. Wat de natuur hem geschonken
heeft is zoo mooi dat het zonde moet genoemd
worden als hij deze hemelgave niet kwistig
uitdeelt. Het orchest was dat van het Concert
gebouw en dat zegt alles.
Tot mijn leedwezen was het bezoek niet zoo
talrijk als ik der feestvierende Liedertafel
Apollo had toegewenscht. Misschien is Am
sterdam wel nibt bij uitstek het terrein voor
zulk een feest. Of zou het slechte bezoek er
op wy'zen dat ook dergelijke feesten in hunne
organisatie eens moesten worden herzien 'i
ANT. AVEKKAMP.
Tentoonstelling St. Lncas.
St. Lucas is een vereeniging, die in leeftijd
nu al aardig naar de twintig loopt. Ze werd
gesticht door aankomende artisten, meest leer
lingen der Academie in de behoefte op vast
gestelde avonden gezellig samen te komen.
Maar het geregelde samenkomen van
vakgenooten, of liever studiegenooten, leidde van
zelf tot het streven, om »het aangename met
het nuttige te verbinden." En zoo hadden de
vergaderingen hun uren van broederlijk fuiven,
soms naar aarts^aderlijken trant, maar ook
hun uren bestemd tot onderlinge ontwikke
ling. Natuur'yk lagan daartoe lezingen het
naast aan den weg en ieder lid kwam naar
rooster tot het houden daarvan aan de beurt.
Introducties waren menigvuldig en dikwijls
zeer welkom. Ik herinner me nog uit dien
tijd, toen het mijn beurt was, eens zoo'n lezing
gehouden te hebben over oude Vlaamsche
kunst (grootendeels genomen uit een ouden
Kunstkroniek) waaraan Derkinderen, die juist
uit Belgiëwas weergekeerd, en in Lucas te
gast, leerzame commentaren vastknoopte.
MMUIIIIIIIIIIMUIIIIUIIIIlllnlINIIIHIIIIIIIIIIMMUIIIItWIIIIIIIIIInUMUMI
//Ik weiisch //la Vie Nationale" eeuwigen
voDrspoed toe, aaa u eu uw medewerkers eer eu
rijkdom.
Tot weerziet s, weldra in een betere wereld.
Jacques Daramon,
redacteur van //la Vie Nationale,"
P. S. Ik had, waarde directeur, in dit
pke'jtig oogenblik, waarop de kleine levens
vragen zoo kleingeestig schijnen, niet willen
terugkomen op een geschil een iinantiëel
geschil, dat ons lang heeft gescheiden. Maar,
door er over te zwijgen, zou ik te kort doen
aan miju kmderp'icht. Mijn belangioosheid zal
wel niet, verdacht kuuncu worden, daar liet niet
mijzelf betrtft; deze reden doet mij besluiten,
de terughouding, die ik mijzelf heo opgelegd,
op te geven.
Sedert eenige maanden, is, zooals gij weet,
de administratie van //la Vie Nationale" mij
verschuldigd de somma van duizend francs. Op
al mijn aanmaningen hebt gij tot hiertoe slechts
geantwoord met weigeringen. En nochtans, aoo
ik de duizend francs nu had, wie weet!...
Etifm, spreken we niet over mijzelf; voor mijn
persoon smeek ik niet meer, wel voor miju
moeder, die door mijn dood zich zal beroofd
zien van hare inkomsten. Deze som kon haar
helpen uit oogenblikkelijke verlegenheid; zend
haar die, zoo tpoedig mogelijk; zij heeft er be
hoefte aan; ik schaam mij het te moeten be
kennen Het is de laatste smeekbede vaa
een stervende; gij zult er wel niet ongevoelig
voor blijven....
Dank u. vaarwel... /'
J. I».
Bij de lezing van dezen brief was onze een ts
indruk een oprechte, pijnlijke ontroering ge
weest; maar bij den journalist herneemt de
twijfelzucht spoedig hare rechten en de toespe
ling in het post-scriptum op de welbekende
vrekkigheid van onzen patroon wekte reeds bij
dezen en genen een glimlach op
//Ge ziet wel," klaagde Octave Augérant, //dat
ik verantwoordelijk ben voor zijn dood. Mis
schien, als ik hem betaald had ...."
In alle gevallen zie ik niet in, waarom wij
met u die verantwoordelijkheid zouden deelen."
voerde Marigny hem tegen.
//Pardon, mijne heeren, zoo gij voor hem
welwillender, beter kameraden waart geweest...
O! wat een ongeluk! ... En ik ben er zeker van,
dat jaloersche collega's ons zullen beschuldigen
vau op dezen zelfmoord invloed gehad te
hebSinds die jaren is de vereeniging hooger
vlucht gaan nemen; 't ledental schijnt sterk
vermeerderd te zjjn en het initiatief blijkt de
perken van het >zich-ten-doel-stellen" heel
wat wijder uitgezet te hebben. Door tentoon
stellingen vooral, die in den beginne van nog
huisalijken aard, later op meer grootscheepsche
wijze werden ingericht, heeft de vereeniging
St. Lucas zich heuschelijker aan de buiten
wereld kenbaar gemaakt. Haar bestaan heeft
nu »a plomb" gekregen en ze kan welhaast
een zustervereeniging van Arti worden ge
noemd.
Da tentoonstelling thans door haar gebon
den, komt in omvang en ook in gehalte de
gdlyktydige en Arti wel ter zij. Enkele ver
schijningen, die men daar vindt zy'n hier
zelfs beter, by'v. Willem Maris en de Bock,
zelfs Thérése Schwartze met haar kinder
portretten.
Maar deze zijn waarschijnly'k invité's. Buiten
hen zy'n er ook ware St. Lucas broeders, wier
schilderijen eveneens in Arti pry'ken, maar die
hier meer nog dan daar op een voordeelige
verschijning van hun werk schy'nen gesteld
geweest te zy'n.
Ik weet wel, dat als Arti al zy'n krachten
in het veld kon brengen, en vooral als dan
de toelatingscommissie scherper toezicht hield,
een wedstry'd van Lucas een povere figuur zou
maken, maar en bloc genomen, zooals de
tentoonstellingen op 'tRokin en in Suasso nu
zy'o, weet ik waarly'k niet te zeggen welke 't
eerst de belangstelling verdient.
Toch ia er nog een onderscheid.
By Lucas zy'n ontegenzeggelyk meer dingen
die foei-leelijk zijn, maar, hoe gek het ook
schy'ne, die zy'n my dikwijls sympathieker dan
de werken van een duff» middelmatigheid.
Maar Arti is meer een officieel lichaam, dat
met koude handen de inzendingen der leden
aan den maat van zy'n oordeel toetst. St. Lucas
heeft nog steeds iets van zy'n oorspronkelijk
collegiale karakter, ('t moet gezegd, meer ami
caal dan principieel) en by inzendingen der
broeders wil men daar dan nog wel eens wat
door de vingers zien.
En dat heeft soms zy'n goede kanten, want
geen enkel oordeel is onfeilbaar, ook dat
van Arti niet!, en bovendien zou het voor
menigeen die aan 't wroeten is, eens zoo goed
wezen, zijn werk tusschen dat van anderen te
zien.
W. S.
BDitenlandsclie periodieken.
Li Plume van 15 Mei geeft een numero
exceptionel, consacréa Auguste Rodin. Het
is waarschijnlijk dat meerdere zullen volgen,
waarin bekende letterkundigen hunne waar
deeringen over dezen grooten beeldhouwer
zullen neerschrijven. Dit eerste nummer bevat
bijdragen van Stuart Merrill, Camille Mauclair,
Gustave Kahn en Cnarles Morice en repro
ducties naar een tude voor de Balzac, l'homme
au nez cassé, Ie baiser, buste de Dalou, fiere
et soeur, een groep in brons eveneens Ie baiser
genoemd en verschillende mains d'expression.
Al zijn de reproducties niet altijd van de
schoonste, toch kry'gt men op deze wy'ze wel
eenig overzicht van het werk van dezen
zeldzamen kunstenaar, »qui nous a donnéIe
signal et, de par l'autoritédu génie, l'ordre
du i'etmir a la Nature, aux principes certains
et oubliéY', zooals Charles Morice opmerkt.
Het Mei-nummer van de Decoratieve Kunst
bevat een artik|l over »die siebente Ausstelling
der Libre Esthétique in Brussel". Onder de
illustraties die deze bydra^e verduidelyken,
zijn ook eenige reproducties naar etsen van
Toorop, in rood gedrukt, echter niet zeer fraai,
ook een zinco naar De Sphinx geeft dit
schilderij zeer onvolledig weer, werk van H.
Evenepoel geeft ons het leven en de beweging
der Parijzenaars. De bijdragen op
kunstnyverheid-gebied zullen we maar buiten bespre
king laten, wat geloof ik het beste is.
R. W. P. Jr.
Goudeket & Co , Rokin 50, exposeeren deze
week »0p weg naar Melika by zonsondergang",
schilderij van Aug. Ie Gras; «Boerderij", pastei
van Ant Beek; »Holland landschap", schil
derij van D. B. Nanninga.
«nnmiiiiiiiiiiniiiri mnniitiniiitiiiiiiiiiiiiniiiiHiiiiiimiiiiiiiiimi
ben om reclame te maken voor la Vie
Nat'onale.'r
Niemaid vatte dit gesprek weer op. Men
hield zich nu bezig met de lijkrede op den doode.
//Die arme Jacqaes ! Een hart van goud! De
geldzorgen hebben hem het hoofd doen verliezen."
//Een jongen met taleLt, die wel vooruit ge
komen zou zijn .... zijn laatste kronieken dui
den merkbare vorderingen aan."
//Het blijft toch treurig."
»Hij moat gek zijn geworden."
Marigny alleen zeide niets, plotseling wierp
liij er met zijn scherpe stem tusschen :
Maar zeg eens, vrienlen, a's alles nu eens
niets anders was dan een grap, als Daramon
ons allen eens beet had !"
Of als hij, vastb.sloten zichzelf te dooden,
de laatste minuut geaarzeld had !"
Of als hij gemist had !"
//Ja, ja, als hij eens gemist had I" herhaalde
de directeur met een zucht vaa verlichting.
//Luister," hernam Marigny, bet kost niet
veel moeite ons dadelijk op de hoogte te stel
len. Telegrafeer aan uw correspondent te
Trouville ; binnen drie uren hebhen wij antwoord."
//Dat is al gedaan," zei ctave Augérant
ernstig.
Op dit oogenblik kwam de loopjongen binnen:
//Een telegram voor den directeur!"
Deze opende het vlug en las ;
//Btvestig u treurige gebeurtenis zelfmoord
Daramon. llevolverschot in 't hart. Begrafenis
morgen drie uur. Brief bijzonderheden volgt.
Niet noodig deze tijding te publiceeren. Zou
misschien vla Vie Nationale" schaden."
Hoe'{" vroeg ik, »waarom zou dat kunnen
schaden;1" Ja, ziet ge," onderbrak de direc
teur, er wordt door dit soort daden altijd het
een of ander in diskrediet gebracht, en daar
iedereen weet, dat Daramon een belangrijke be
trekking aan ons blad vervulde ..."
Arme drommel l" dacht ik, een betrekking
waaraan hij sterft, ta er door gekwijnd te
hebben."
Daarop werd de meer of mindere gepastheid
besproken van de publicatie van het
sensatiebericht. Bij slot van rek'è'ning besloot de patroon
eenige regels te doen drukken: het was mis
schien een eenige gelegenheid de oplaag van het
blad te vermeerderen.
Vervolgens zich tot mij wendende, voegde
hij er bij:. Wilt gij ons bij de begrafenis
vertegenwoordigen!""