De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 3 juni pagina 4

3 juni 1900 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1197 Op Zee, door MAKCELLUS EMANTS, 's-Qravenhage 1899. Indien er een Hollanisch schrijver moest wor den aangewezen, die bet best de kunst en de aspiraties dei laatste 25 jaren in ons vaderland uitdrukt, zoo zou men verstandig doen den naam TUI Einants te noemen. Uit hem spreekt bet best de ziel van den huldigen dag, haar folte ringen en geneugten. Niet dat hij zoo hoog boven het geseharrel en gedoe van heden staat maar zijn geest is een zuivere spiegel der huidige onrast en zwoele ontevredenheid. Toch laat deze auteur zijn gedachten in breeden zielskring bewegen en de werJd van zijn gevoel is eene groote. Daarin worstelt de mensch met zijn verveling en wanhoop, en vrucbtelooa zoeken naar rust en vrede. Zooals geen ander heeft hij den gecompliceerden sensatie-mensch geteekeud uit de beschaafde hollindsche kringen. Waar Couperus meer uitzonderings naturen heeft ge creëerd en meer subtiele sentimenten heeft tentoongeteld, daar heeft Einants den meer deftigen en zwaarwegenden hoüauder gekozen tot zijn model. Ook zijn vrouwen zijn geen buitengewoon fijne zielen zooals EÜne Vere of die in Parijs wonende Hollandsche uit Hetatnorpbose, maar meer het algemeen type der Haagsche. De roman of no'.m het novelle gebeeten »0p Zee" bevat voortreffelijk gedeelten naast minder geleidelijk zich afspelende. Somtijds, ja meestal «ja bij een auteur duidelijk aan te wijzen de gronden van de voortrtffdlijkheid en die van de tekortkomingen en zwakkere bladzijden. Ik zeg meestal, doch het kan gebeuren dat wij bij bet lezen van een twintigtal bladzijden met moeite en langzaam in de ideeënwerelden voortsukkelen en dat wij niet kunnen uitmaken of bet aan ons znlven of aan den schrijver ligt en wij voor ons zei ven het ondeelbare moment der juiste beoordeeling niet kunnen bereiken. Dit komt dan dikwijls doordat de auteur omzweefd door een te groot aantal ideeën en voorstellingen in de keuze van het opteekenen aan het wijfelen is geraakt en dat wij zoo maar niet direct kun nen waarnemen. Want is de wijfeling bij den auteur veelvuldig en sterk, zoo is bij misschien een zeer superieure geest maar een minder vol maakt kunstenaar voor at oogeublik. 't Is dan met gebrek aan voorstellingen maar overvloed aan ideeën. Er zijn dan gapingen of lacunes in den tekst, die wel door 's auteurs gedachten werden gevuld, maar die bij verzuimd heeft op te teekenen. Wij moeten dai cpringen en soms halsbrekende geestestoeren doen en onze sensatiestroom wordt gedwongen tot noodlottige ver brijzeling. Wij hebben bij het lezen van »0p Zee" wat met, dezeu overvloed te kampen. De auteur lijkt vaak een veldheer die over breede scharen van troepen beschikt, maar somtijds op het beslissende moment aan het wijfelen slaat. De tactiek van een cunctator is niet overal aan te wenden. # * De heer Satis maakt een reis naar Indiëen terwijl hij op het dek van het schip zit te prinsen en soezen ziet hij in gedachten zijn geheel verleden voorbij t'ekken. Zijn kindscaneid en jeugd, zijne debuts als auteur, zijn huwelijk, zijn getrouwd zijn, de dood zijner vrouw, zijn leven met een maitrtsse en baar vleeschlijke lusten en hij voelt het weinig be vredigende van alle aardsche genoegens. Zeer gevoelig is hij in zijn ijdelheid van schrijver, maar ook die glorie bevredigt hem niet, wat beteekent, het ia ons land bekend te worden indien die naam de grenzen niet overschrijdt, zoools bij andere europêesche volken. En dan die hem kennen, wat begrepen zij van hem en tocb is hij al gauw tevreden; hij neemt een meisje tot vrouw omdat zij het een en ander van hem beeft gelezen en hij h later gecharmeerd op een jonge dame uit ladiëomdat zij weet dat hij een schrijver i?. Zijn vriend Passtra, de ontnuchterend verstandige ironische man die in alles door zijn luchtig hart en zijn wijsgeerige opvatting van het leven wordt gedragen, troost den ongelukkigen Satis heel vaak en brengt zijne hollende fantasieën weer op het rechte pad. Zooals aust Mephisto, en Goethe Merck noodig had, zoo wordt de natuur en het karakter van .Satis door die van Passtra gecompleteerd. De hoogere wordt gesteund door den sterkere en de sterkere door den hoogeren. Het zijn twee zielen die elkander noodig hebben en die niets aan elkaar verborgen houden. Waarom Passtra hem eigenlijk had aangetrokken vraagt Satis zich af. Hij voelde het wel, maar bij voelde tevens dat hij 't moeielijk in woorden aan een derde zon kunnen meedelen. Die Passtra leert UMimiiiiiiiiiiuiitiiiiiiiiiiiiiiiiiHimiiiii Ik meende mij niet te kunnen onttrekken en ik nam de zending op mij. Den volgenden dag lazen de lezers van «-la Vie Nationale" het roerende bericht van «den jongen schrijver van talent, edelmoedig collega, zelfopofferenden vriend, naar het geheimzinnige onbekende vertrokken in een van die vlagen van wanhoop over litteraire teleurstellingen." Denzelfden morgen was ik op weg naar Trouville. Hoe meer ik het doel naderde, hoe meer de herinneringen aan onze goede kameraadschap mij bezig hielden en hoe meer medelijden ik gevoelde voor dezen al te ongelukkigen vriend, dien de tegenspoed zonder kracht had gevonden. Het moest een ongehoorde samenloop van om standigheden zijn geweest, om zoover te komen. Zeker louden wij, als hij te Parijs was geweest, en ons zijn lijden bad toevertrouwd, erin ge slaagd zijn hem te doen afzien van zijn nood lottig besluit. Zooals hij schreef, was het noodlot lot het einde toe onverbiddelijk voor hem geweest. Eindelijk kwam ik te Trouville aan en mijn gedachten namen voor eeu oogeublik een ande ren loop. Toen ik uit den trein stapte, kwam een net gekleed heer, dien ik voor de eerste maal zag, op mij toe en vroeg, met een beleefde buiging: Mijnheer de redacteur van »la Vie Nationale," als ik mij niet vergis?" Ja mijnheer." Ik wachtte u." Maar, mijnheer..." Als gij mij de eer wildet doen, van mijn rijtuig gebruik te maken ..." Geheel verbluft en besloten, om mij dit alles te laten verklaren, maakte ik mij gereed om tegen te stribbelen. Doeh de onbekende nam mijn valies en noodigde mij uiterst welwillend uit, hem te volgen. Ik voelde mijn onmacht en liet hem begaan. Ten slotte zou ik, als ik beet genomen werd, niets beters kunnen doen, dan mijn lezers te mijnen koste te laten lachen. Een victoria, met twee roodbruine paarden bespannen en door een onberispelijken koetsier bestuurd, wachtte ons op het stationsplein. Ik stapte in en wij vertrokken. Het rijtuig reed eerst langs een kade, draaide toen rechts om en begon en zigzag de bochtige straten van de oude stad te bestijgen. Mijnheer," zei ik eindelijk, ik vraag u niet, hem de maatschappij met andere oogen aanzien en de grondslag van Pai&tra's karakter was een groote waarheidszin. Satis w'lde weten en wist niet dat weten leidt tot twijfelen en dit tot vertwijfelen. Het vertwijfelen is het heen en weder worden geworpen tusschen twee meeningen of gevoelens en niet vermogen een dier beiden duurzaam te blijven aankleven. Zoo zag bij van daag de wereld goed en mooi en morgen leelijk en wrang. Zoo verkeert hij steeds in een denk beeldige wereld. Het was Passtra's taak hem steeds daaruit te rukken en evenwicht te bren gen tusschen de hersens van Satis en die van de hem omringende menschen. Wanneer hij zich beklaagt over het onrecht dat in de maatschappij geschiedt, vraagt Passtra hem of hij er dan iets beters voor in de plaats weet te stellen. Passtra is een van die menschen die nooit met een antwoord verlegen zijn, aan niets twijfelen, scherp denken, handig met menschen omgaan, precies niet gelukkig zijn, want geluk genieten doen zij slechts tot op z kere hoogte, precies ook nooit ongelukk'g zijn, want door hun sterken geest zijn zij daarvoor behoed. Alhoewel noch met de daad artiest, nocb met de gedachte hebben zij toch op werkelijk groote mannen invloed gehad. Zoo hechtte zelfs Goetbe aan het oordeel van Merck, die in geen eukel opzicht anders van eenige artistieke gave heeft blijk gegeven. Wel vreemd op den eersten oogopslag maar toch niet ten onrechte. Deze soort menschen brengen toch bet kunstwerk met de wereld en de maatschappij in harmonie of «Eiuklang" zoo als de Duitscuers zeggen. Zij leiden de droomen des dichters wedsrom op de paden der werkelijk heid, wanneer die te ver zouden zijn afgeweken, of gevaar loopen de voeling met de aarde verii;zen. Want ook de dichter krijgt telkens weer nieuwe krachten in zijn aanraking met de aarde die hem moet sterken met het magnet.sme der ge meenschap, waarna hij weer zijn vlucht kan nemen naar velden van eenzaamheid en droomec. Raakt hij de gemeenschap nut de menecien voor goed kwijt zoo ontneft hij zich van het Boodige levenssap van denk- en voel vermogens. Zoo is dan Pastra vo ir den auteur Satis een een precieuse vriend, die hem belangeloos zijn feilen en fouten toont, iedere conversatie met den noodigen humor besprenkelt en ze welgemosterd en wel gepeperd tot een smakelijk gerecht des geestes weet te maken, * * * Het huwelijk van Satis was maar half ge lukkig. Zijn vrouw oppervlakkig, jolig en vroolijk bekoorde hem in den beginnen zeer. ,/Hair dartele spot verzoende hem met het zijn, net als ,het sarcasme van Passtra; maar beter dan Passtra voerde zij hem tot de menschen terug, die hij niet ontberen kon en toch weer telkens j ontvlood, menigeen rekende haar dit spotten juist als een fout aan, verweet haar dat zij erbarmingloos de draak stak met al, wat haar maar eenigszins lachwekkend voorkwam. Maar: «Toen de err.st van het leven hen vragen deed naar een waardeering van elkanders dieper behoeften was het beg'ijpen opgehouden en de vervreemding begonnen". De moeder van Satis had wel een voorgevoel er van gehad, dat het met het huwelijk van haar zoon niet gelukkig zou ft iopen. Zij doorzag de leegte vaa haar schoondochter, behandelde haar goed maar schudde sontijds het hoofd. En toen zij ziek werd, merkte zij liet wel dat Clara ook van ziekenverzorging niets verstond. Zij maakte haar duizelig door al d'r drukte en .kwam Sherry aandragen als zij naar niets liever verlangde dan L au rust. De beide echtgenooten merkten langzamerhand dat hun liefde niet berustte op een blijvende gemeenschap van zielen diep ingeworteld in beider wezen maar op dat wat nj slechts tijdelijk aan elkander hadden geschonken, een afliiding in de verreling van hun bestaan. Hij had baar vroolijkheid en lichtende scherts aardig gevonden en ook wijl zij hem als auteur kende, was hij met haar getrouwd. Wijder eu wijder gaapte de klove die beider karakkr en ziel scheidde totdat het kwaadspreken van anderen vrouwen haar voor goed de knak gaf. Zij dacht geliefd en bemind te zijn in de wereld waar ze mee om ging en zij dacht al'een goed van de menschen, doch toen zij den laster vernam zakte haar ziel voor goed ineen en zij was niet meer bij machte zich op te richten. Zij was onschuldig, maar voelde slechts in de oppervlakte van haar wezen en toen men deze bezoedelde en vernielde mankeerde haar elke grond van levensbestaan. Zij stierf. IIIIHIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIII waarheen wij gaan. Het feit alleen, dat u mij is komen afhalen van het station bewijst vol doende, dat gij op de hoogte zijt van de treu rige gebeurtenis, die mij hierheen voert." Hij glimlachte en zei: «?Gij hebt juist op mijn eigen gedachten ge antwoord. Wij begeven ons naar den heer Jacques Daramon.... Zie, wij naderen al ; daar is et, halverwege den heuvel, links, dat chalet met de bruine vensterblinden." O !" riep ik, terwijl mij het hart in de keel klopf,e. Na een poos zwijgens, waagde ik het nog eens te beginnen: Ik ben u zeer erkente lijk, voor uw attentie, mijnheer, maar ik beken, dat zij mij buitengewoon verbluft doat zijn. Ik verklaar mij niet, zoo Daramon uw vriend is geweest, hoe gij hebt geweten, hoe laat ik zou aankomen om de begrafenis bij te wonen, daar Jacques dood is en hij het u niet heeft kunnen vertellen. Mijn ongelukkige collega heeft toch voor zijn dood de bijzonderheden van zijn be grafenis niet kunnen regelen," Mijn metgezel glimlachte opnieuw, maar ant woordde niet; en toen het rijtuig stilhield voor het chalet met bruine venslerblinden, sprong hij er het eerst uit, schelde en zei met eene buiging: Excuseer mij, mijnheer, dat ik u niet verder geleid, maar ik heb nog allerhande dingen te doen Gii zult mij wel willen toestaan u te komen afhalen voor het diner." En voor ik had kunnen aannemen of bedanken, stapte hij weer in en verdween. Langzaam was op het schellen een oude meid komen aanloopen, die wantrouwend de deur half open deed. Toen ik naam en kwaliteit had bekend gemaakt, werd de deur wijd open gezet en kwam ik in een kamer die door de gesloten blinden donker werd gehouden. In het eerste oogenblik zag ik niets dan een wit beddelaken, waaronder iets van onduidelijke vormen zich afteekende. Doch ik bad den tijd niet mij te oriënteeren. Voordat mijn oogen gewend waren aan de duisternis, voelde ik twee krachtige armen om mijn hals slaan en boorde ik een schaterende stem onbegrijpelijke woorden zeggen. Half gesmoord door de krachtige omhelzing was ik bij na achterover gevallen. Daarop kwamen mij zonderlinge gedachten in het hoofd. Was ik ten prooi aan zinsverbijstering? Was ik bandgemeen met den geest van een wraakzuchtig collega, bezig een hem aangedane beleediging te wreken ? Toen was Satis weer alleen. En toen hij in het nuchter-triestige morgeruim, op het eenzame kerkhof bij haar graf stond, omhuld door een kille damp die als eeu grauw rgordiju neerhing tuaschen de booge kale hoornen eu onwillekeurig luisterend naar de droppels, die in de stilte neerbuiverden van de wenende ^twijgen, toen hij met een blik het leven van zijn naïef onschuldig glimwormpje overzag, dat geschapen om vrolijk te lichten, maar een oogenblik geglansd bad in zijn bestaan, om terstond weg te kwijnen in de duisternis en smart, toen hij voelde dat al weer een mooi willen: zijn oprecht verlangen om baar gelukkig te maken, gelijk zoo menig vroeger streven was mislukt, geavorteerd toen was de vraag in hem opgerezen of het leven misschien altijd een avorteren moei zijn" * * * Hij zocht nu naar wellust. Eu toen was die dag gekomen d;e zeldzame mooie, waarvan alle sen'-asies hem duidelijk waren bij gebleven, iie dag toen hij in de eenzaamheid van het bosch meteen seutiementeel verlangen zijn armen had uitgestrekt naar de vrouw, die hem zou liefhebben uit zuivere begeerte". Als een vonk in de olie zoo viel in zijn ziel de zwarte oogopslag vaa de vrouw der begeeit; en des vleesches. Zonder rumosr drong dat oog door tot in de verste schuilhoeken van zijn wezen. Zonder spreken en zonder woorden, zonder afkoelend en oppervlakkig gezwets die de liefde verwatert snorde de pijl van Arnor met zwijgende felheid. Hoog steeg de vlam zijner wellust voor deae vrouw van vleesch en bloed maar zooals alles wat hevig is, w.as de pissie van korten duur. Alhoewel hij haar niets bad te verwijten want zij was hem trouw en goed, wilde hij spoedig van baar af. De gloed was hem te sterk en zijne krachten verscuroeiden. Zij had hem bemind alleen om hem zelveii, niet om zijn familie en alleen wegens de eigenschappen zijner persoonlijkheid was zij opgevlamd tot begeene. O<n harentwil verwaarloosde hij zijn vrienden, hij deed niets meer, schreef niet, las niet, men zag hem nergens meer en toen deze verhouding uit was stond hij weer allén, ja eenzamer dan ooit. Zelfs Pasbtra had hij verwaarloosd en al zijn kennissen had bij laten loopen. Om afleiding te zoeken gaat hij een reis doea naar Indië. Want *oen was voor ziju afg^matten geest het verleidelijk viezioen verrezen van een stil-blauwe zee ouder een strak blauwe hemel; toen was de behoefte in zijn ziel geweld om, achterover leggend in een rieten stoel omademd door een reine, warme lucht, zich weg te gaan mijmeren uit zijn bestaan; toen was de verlangende gedachte in zijn brein gerijpt om lang, heel lang te gaan omdwalen door het dromenland, waarin hij al zoo vaak voor weinige uren zija ellende was ontvlucht." De zee! DJ zee! Daar verlangde hij naar, naar de koelte der fnssche winden, naar den ruimen horizont, naar de vrije zon, en de vrije maan, naar de sterren, naar bruischenden golfslag, naar ruimte, naar water en lucht. Maar ook op het schip Heef hij allén en sloot zich niet aan ander gezelschap aan. Te Oylon aangekomen ging ieder aan land om een kijkje te nemen en daar gaat hij den hoogepriester van het zuidelijk Boedisme be zoeken om misschien van hem lessen van wijsheid te ontvangen, die hem tot gids voor zijrj ver ward en ourustig leven kunnen strekken. Daar ziet hij het klooster van den Sumangala weg gedoken in het groeu van wuivende boomen. Ilooge gestalten van peiusende monnikken met dof-gele mantels en bloots voets ziet hij uit de verte verschijnen, verdwijnen en hij waagt voort te treden eu i.aar den hoogepriester te vragen. In het half donker van een streng en armoedig gemeubileerd vertrek in het bijzijn van zwij. gende jongeren geeft de hooge man zijn ant woorden op de vragen van Satis. Een glimlach was over Samangala's diepe trekken heengetrild bij de toespeling op de Europesche geleerden; maar toch was er geen waanwijze minachting in de blik." Toch beantwoordden Sumangala's woorden niet aan Satis verwachting. Hij had al meer hetzelfde gelezen en Sumangala zeide hem niets nieuws. Zoo zeide hij onder andereu: Het leven moet overwonnen worden en dat kan niet gebeuren door 't te ontwijken. In tegendeel is dit alleen mogelijk door 't goed te doorleven." Oppervlakkig lijkt dit een zeer duidelijk en glasheldere spreuk maar toch hoevelen zija er die de draagkracht van den zin begrijpen ? Zul IMIimilllllllinitlHIIMIIIllllllllllllllllllimillllllllHIIIMIIIIHIIIimilllimi Mijn toestand was er in alle gevallen niet minder bedenkelijk om, want door een onweer staanbare kracht in beweging gebracht, draaide ik in het midden der kamer in het rond als een tol. Gelukkig was de geest, die zich op mij ge worpen had, niet van de kwaadste. Na verloop van een minuut, oordeelde hij, dat deze oefening mij voldoende had verward en verschrikt, want hij voerde me met een laatsten duw naar het venster, opende met een slag halverwege een der blinden en plaatste zich recbt voor mij onder een geheel en al stoffelijken vorm, aangezien deze op het hoofd bad.... een slaapmuts. Wat duivel! ouwe jongen, herkeu je me dan niet?" schreeuwde hij. Wel wis en waarachtig," antwoorida ik bedaard, je bent Jacq les Daramon. Ik herken je heel goed. Maar meen je, dat het daarvoor noodig was, mij vijf minuten a!s drijftol te gebruiken f" Dat is van vreugde, dat ik je weerzie." Dank je Overigens, ik"meende, dat je dood waart sedert gisteren avond.'' En je kwaamt om me te begraven?" Ja, natuurlijk." »Ha! ha! ha! Dat zal wel losloopen, laten wij intusschen de verveling gaan begraven." Niets liever!" zei ik met overtuiging. Hé! Mariette! twee glazen en een flesch Cliquot," riep Jacques in de gang. Daarop sprong hij, daar hij slechts zeer luchtig gekleed was, weer in bed, terwijl hij mij een teeken gaf om te naderen. Kom hier, dan kunnen wij praten," zei hij. Gaarne, want ik verwacht bijzonderheden over deze heele vertooning." Vertooning! vertooning!" herhaalde hij. Niets minder waar dan dat: ik ben gewond, mijn waarde." Dan toch niet ernstig?" Neen, een schram, alleen, om den dokter te doen besluiten de rol te spelen, die ik hem toedacht." Het verwondert mij nog, dat hij er zicb toe heeft geleend." Hij is hier in bijzondere omstandigheden; hij heeft rijke, cosmopolitische clientèle, die zoo nauw niet kijkt. Als men weet, dat hij in deze grap betrokken is( zal men er om lachen, meer niet." Zooveel te beter." De eerste reden, waarom de dokter zich verlen er niet van de honderd die deze woorden lezen er honderd zija die er eene verschillende beteekeuis aan hechten. Schijnt hij juist niet in tegenspraak met wat het Boeddhisme leert? Zoo zijn slechts de woorden enkele teekens en alleen hij die werkelijk een gebod naleeft kan gezegd worden het voerschrift te hebben begrepen. Ia ieder geval onze vriend Satis verlaat het eiland, gaat weer aan boord en vindt daar heel prettig gezelschap terwijl uit niets blijkt dat hij zich de wijze lessen van den monnik bijzon der heeft aangetrokken. De beer Verbeek met zijn dochter zijn zeer aangename menschen en (men is niet geheel zeker of de heer Emants liet wel satirisch bedoelt) de heer Verbeek noodigt Satis uit een reiVgids voor Ind.ëte schrijven. In ieder geval, Satis is zeer ingenomen me; zijn dochter en in haar schemert hem misschien de dageraad vaa een nieuw leven te gemoet. Hier eindigt het verhaal en sluit deze roman die als geheel wel niet zoo hoog staat en niet zoo vast, is gemetseld als de Nagelaten Be kentenis", maar toch voortreffelijke gedeelten bevat. Deze laatste was een werk uit een stuk en ulhoewel ook loopeade over een geheel menschenleven bijna, waren de ideeën hooger en algemeener, meer zielkund'ger en subtieler van analyse. Het mes werd dieper gezet en er werd dieper gesneden. Ook hier in »0p Zee" beeft zich Emants' talent niet verloochent. Hij is er verre af een mooi-schrijver te zijn, een fout waarin Couperus dikwijls vervalt maar wat de een te veel heeft, heeft de andere semtijds te min, b. v. 't Duurde niet lang of Sumangala verscheen en noodigde hem uit naar buiten te komen onder de veranda, waar een dito tafel stond met dito stoelen er om heen". Ik vermeen dat bier de eenvoud tot slordig heid vervalt door door die leelijke ditos: een voor het gemoed haast, onbeleefd woord, alhoewel het in Emants' ausière schrijftrant minder af steekt dan bet bij een ander auteur zou doen. * * * De in deze bundel voorkomende teekeningen Filozoofje," en Tante Trees" staan op gelijke hoogte a!s des auteurs overig werk. Zij zijn vol van merkwaardig geziene karaktertrekken en in het oogspringende bizonderheden, neergezet met de zekere hand van een man die zijn metier kent, hard, niet mooi maar correct en aan grijpend en dwingen ous Einants als een onzer beste schrijvers in eere te houden. GKEGOUIUS. BOEKAANKONDIGING. Handboekje der gezondheidsleer, door S. BIEGEL, arts. (Uitg. J. Noorduyn en Zn., Gorinchem,1900.rriJ8/1.30(geb./1.60)). Reeds sedert jaren wordt door het Duitsche K. Gesundheitsamt, een boekje uitgegeven, ter algemeene verspreiding van de beginselen der gezondheidsleer. Van dit boekje, getiteld: «Gesundheidsbuchlein. Gemeinfassliche Anleitung zur Gesundheitspflege" is reeds de achtste uitgave verschenen en naar deze uitgave heeft de heer S. Biegel bovengenoemd boekje bewerkt. Echter volstrekt niet als eene slaafsche navol ging van het origineel. Bahalve toch dat tal van wetenswaardige büzonderheden op het gebied van anatomie en physiologie en van de eigenlijke hygiëne op duidelijke wgze en in goed Nederlandsch worden weergegeven, be handelt het Hollandsche boekje vele zaken, ware vraagstukken van den dag, waaromtrent in het oorspronkelijke niets te vinden is. Zoo worden de alcoholkwestie, de arbeiderswoningen, de scboolhygiëne, de arbeidswetgeving enz. ter sprake gebracht en voor het overige met Nederlandsche toestanden en wetgeving behoorlyk rekening gehouden. Voegt men daarbij de ruime plaats die aan de hoofd stukken over ongevallen en ziekenverpleging is toegekend, dan zal men moeten toegeven, dat het werk van den heer Biegel een goed geheel vormt, dat uit ieder oogpunt waardig is in ruimen t ring te worden verspreid en gelezen. Daar bovendien de vele onderwerpen, die hier worden behandeld, in beknopten vorm worden weergegeven, zonder iets aan duidelykheid in te boeten, beveelt het boekje zich ook door practisch en handig formaat ten zeerste aan. Het zoo noodige populariseeren van de MIIIIII liimiiiiiiiiliiiiiEtiiuiiillllliMlllliillliiiimliiHMi bond mij dezen dienst te bewijzen, is, dat wij sedert vele jaren intieme vrienden zijn; de tweede is, dat Octave Augérant hem vroeger eens een poets gebakken heeft en dat hij er niet rouwig om is, het hem ook eens te kunnen doen." Welnu, ik verzeker je, dat nij geslaagd is." Is allc:s niet goed m elkaar gezet? Allen zijn er meeloopen; n de correspondent van la Vie Nationale en die van het Agentschap Havas," allen zonder uitzondering." Ik ook, dat wil ik eerlijk bekennen." N et voar langen tijd toch. Maar zeg mij eens, is de krijgshst geslaagd, bezien uit.... fiuautieel oogpunt ? Met andere woorden, heeft de patroon het mij verschuldigde aan mijn moeder gezonden?" Ik veronderstel van wJ, want hij was werke lijk bedroefd over je dood. Hij zou ik weet niet wat gegeven hebben, om je te doen opstaan." Uitstekend; mijn moeder is gewaarschuwd; zij zal op haar beurt mij waarschuwen, zoodra het geld gestort is. Dan sta ik op, en jij her neemt je vrijheid." Da komst van den dokter bra' het gesprek af. Ik bedankte hem opnieuw, want hij was het, die mij aan het station was komen afwachten. De uitnoodiging om met hem te dineeren, werd herhaald. Maar Jacques kwam daartegen op. Neen, neen, jelui zult me niet verlaten; een doode laat men niet alleen; dat zou onmenschelijk, goddeloos zijn; jelui moet hier dineeren." Wij moesten toegeven en de tafel werd in de kamer van den zieke aangericht. Gij weet het, dokter," zei ik onder het vullen der champagneglazen, gij zijt beiden zeer sterk in bet Ineenzetten van tooverijen, zooals gij ons er een sedert twee dagen doet bijwonen. Er ontbreekt niets aan dan een mooi slot." De apotheose wachten wij nog," zei bij lachend. Hij had nog niet uitgesproken, toen een herig bellen ons alle drie deed opspringen. Dat is iemand, die weinig eerbied heeft voor den dood!" voegde hij er ernstig bij. Daar de dienstbode was gaan opendoen, boorden wij in den gang een stem gebiedend roepen: Mijnheer Daramon, als 't u blieft!" Het antwoord van de meid konden wij niet duidelijk verstaan en de stem hernam scherper: Neen, neen, ik ga niet weg. Ik heb de reis expres gemaakt en ik sta er op, ontvangen te worden; geef hem mijn kaartje maar." Groote Hemel! de directeur!" zuchtte Jacques, beginselen der gezondheidsleer en het ver spreiden barer nuttige lessen in alle lagen der maatschappij, wordt door erf boek als het hierbedoelde ten zeerste in de hand gewerkt. Het is derhalve te hopen, dat bet in zeer vele handen moge geraken. Dr. Ka. Boekverkooping. De firma Burgersdyk en Niermans te Leiden sluit de reeks harer boekverkoopingen van dit seizoen met eene kleine doch niet minder be langrijke veiling. Da catalogus is verschenen en op aanvrage verkrijgbaar. Hij bevat de bibliotheken nagelaten door dr. A. Nijkamp, arts en privaatdocent in de neus- en keel ziekten aan de Universiteit te Leiden; dr. R. Sinia, directeur van de H. B. S. in den Briel, leeraar in de natuurkunde, scheikunde en natuurl. historie; en délitterarische en natuur wetenschappelijke bibliotheek van dr. L. A. J. Burgersdyk, oud-leeraar in de natuurweten schappen aan de H. B. S. te Deventer, waarbij vele andere nalatenschappen. In den cata logus staan vermeld vele gezochte werken en kostbare tijdschriften op het gebied der genees kunde, scheikunde, natuurkunde, wiskunde, zoölogie, botanie, theologie en philosophie, ge schiedenis en aardrijkskunde, taal- en letter kunde, bibliographie, kunst, pracht- en plaat werken enz. enz. De verkooping zal 11, 12 en 13 Juni a.s. plaats hebben. itHfimiiiiiinniiiiinnii 40 cents per regel. alleen echt, indien direct van my betrok ken. Zwart, wit en gekleurd van 45 ct« tot il II.f O per Moter.?Aan ieder franco en vrij van invoerrechten in huis. Stalen ommegaand G. Henneberg, Zijde-Fabr. (k. & k. Hofl.), Zürich. De behandeling van Jicht ( Rhenmatlek, Piszure Dia» these, Nier- en Blaasli jden, Suikerziekte is de speci aliteit van het Bad Assmannshausen a/Rhyn. Prospectus over de drinkkuren in huis en het gebruik er van in Bad Assmannsbausen verzendt de BROXNEN-DIRECTIE. Hoofd-Depöt VAN Dr. JAEGER'S ORIG, Normaal-Wolartittfl. K. F. DEUSCHLE-BENSBB, 'Amsterdam, Kalverstr. 157. Eenig specialiteit in deze artikelen in geheel Nederl. ECHT VICTORIAWATER. Piano-, Oriel- ei MuzietaM UIETROOS A KALSHOVEUT, Arnhem, Koningsplein. VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Huur. Repareeren Stemmen Ruilen. früMMMlMMaHlmHIIlmlIllllllllllHlllllllllllllHIIIIIIIIIIIIIIHmlIIIIIIIIIUI die het eerst den neusklank van mijnheer Aug rant had herkend. Doch zijn verbazing duurde slechts een oogen blik. De aanwezigheid van het gevaar verdriedubbelde ongetwijfeld onze vindingrijkheid, want onmiddellijk had Jacques een besluit genomen. Vlug haalde hij de dekens om zich been, legde zijn hoofd op het kussen, zóó dat de band, die zijn schram bedekte, duidelijk zichtbaar was en vroeg mij toen grappig-ernstig: Wil je alsjeblieft opendoen?" Het was hoog tijd, daar een conflict tusschen mijnheer Augérant en de keukenmeid onver mijdelijk scheen. Toen de directeur van la Vit Nationale mij bespeurde, bedaarde zijn toorn; hij groette mij glimlachend, zonder mij nochtans de hand te reiken en trad de kamer binnen met de aarzelende houding van iemand, die nog zoekende is en niet, precies weet, wat hij vinden zal. Zwijgend gingen eenige minuten voorbij; toen Augérant alles begrepen had, barstten allen in een onbedaarlijk gelach uit. Nooit heb ik den patroon zoo van gantcher harte zien lashen. Hij moest wel goed in zijn humeur zijn of wel, hij moest in deze doodenklucht een denk beeld gevorden hebben, dat hij kon uitwerken voor zijn blad. Daarin had ik mij niet bedrogen. Toen men zich over en weer verklaard had, haalde mijnheer Augérant eensklaps een enveloppe uit den zak, die hij aan Jacques overhandigde. Daar, mijn beste Damaron ; dit was ik u schul dig. Ik zou het aan uw moeder gebracht hebben, maar de omstandigheden hebben mij niet ver oorloofd, uw laatsten wil te vervullen. Daaren boven stel ik u van beden af aan als vast medewerker aan de redactie van la Vie Nationale, om te beginnen op een salaris van zeshonderd francs per maand. Van harte dank mijn beste mijnheer Augérant!" »0! geen dank! Het kwam u van rechtswege toe. Gij hebt in deze zaak zooveel talent ge toond, dat ik niet kan nalaten er mijn lezers van te doen profiteeren. Gij bebt mij gedurende bijna vier-en-twintig uur beet gehad en.... gij weet, dat zooieta anders niet zoo gemakkelijk gaat."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl