De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 3 juni pagina 8

3 juni 1900 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

8> DEAMSTERDAMMER WEEKBLAD YOOR NEDERLAND. No; 1197 Boek en T Het Tweemaandelijksch Tijdschrift. Het Tweenwandelyksch Tijdschrift van Mei, tengevolge der typografen-werkstaking wat ver laat, is van inhoud degeüjk, deugdelijk, zelfs zwaarwichtig. Bracht het blijspel des heeren J. de Koo, Tobiaa Bolderman" wat hier af gedrukt is, niet het vluchtige zout er aan, zoo zou deze afl. zelfs voor zwaar-geleerd kunnen doorgaan, ofschoon de belletrie toch ook niet geheel vergeten werd. Zoo is er in 't geleerde deel een beschou wend opstel over Plato en Aristoteles by de Moslims door dr. T. J. de Boer; een dito over den Vrijen Wil en de Toerekenbaarheid door Is. Zeehandelaar, terwyl Albert Verwey ons vertelt over het Turksch verhaal De Hodja Nasz-Eddin". Van Verwey zy'n er dan nog een aantal lydzangen. waaronder ook een op de Afrikaansche Slang ot de Ware Karbonkel", zooals door hem besproken in 't reisverhaal van Peter Kolbe, de slang die nu dezer dagen weer in Afrika werd gezien. Van den overleden M. A. Rabbie is nu geplaatst het verdere gedeelte van zün nagelaten Rozefee", met mooie natuurbeschrijvingen, maar waarin ook allerlei bespiegelingen over sociale problemen kwistiglyk voorkomen. Een enkele Wadende dichterlijke proza is er Tan Emile Brens, en dan van v. Deyssel een uitmuntend-teldere kritiek op Catherme" van Mej. M. Antink, een blootlegging van het minder-zuivere naast het toch ook wel vele goede, waarby v. Deyssel vooral waardeert haar kunstenaarsaanleg en kunstenaars-knapheid, die bladzij voor bladzij, volzinvak vóór en volzinvak na, af wist te werken in de weliswaar door anderen gevonden, uitgebreide en nog eens geschakeerde levensbeschouwing en stelwijze der laatste tyden, al bracht de schryfster aan die stelwijze dan ook geen enkele verfijning toe. Dit werk, zegt ten slotte v. Deyssel, is niet een hulpeloos knoeien met dingen die men niet begre pen heeft. Er is hier, binnen de gegeven levens beschouwing, een klaarheid van zien, een kracht van uitdrukking, een overwogenheid van elk woord, en een vangen van het soms moeielyk te betrappen juiste woord, die den verhaalgang niet breken, maar juist in stand houden. Dan bespreekt dr. T. J. de Boer nog in deze afl. het zeer bijzondere werk van dr. K. Dozy over het Islamisme, dat nu herzien en bijgewerkt door dr. H. W. vaa der Mey, een derde druk beleeft. Behalve de statistieke gegevens, vindt dr. de Boer het gelukkig, dat er niet veel aan 't oorspronkelijke werk verandert werd (ook hier zijn niet alle veranderingen ver beteringen te noemen). Maar wie geeft, zegt hij, nu in deze veertig j »ar zooveel in 't oordeel over Mohammed en den Mam veranderd is, aan ons volk gen verdergaande studie, waar wij toch in IndiëmUUoenen Moslims hebben te besturen, * * * De Nieuwe Gids. In deze ane/aring van De Nieuwe Cfids vele sonnetten van Kloos. Dan verzen van J. Reddingius en van P. C. Boutens, en het laatste gedeelte van de novelle Een Liefdegeachiedenis" door Jeanne Reyneke vanS:uwe. Joh. W. Broedelet bekritiseert het tooneelstuk Een' Held" van Fokko Bos, van 't winter bij 't Nederlandsch Tooneel opgevoerd. In een noot van de redactie hierbij geplaatst, wordt de verwachting uitgebroken, dat de heer Broedelet zy'n bezwaren tegen de bestaande tooneeltoestanden, die hy wel aantoetst maar niet bewijst, later nader nog zal ontvouwen. In de litteraire kroniek bespreekt verder "Willem Kloos het realisme in onze kunst. Dit naar aanleiding van den bundel Zwervers" Tan ondergeteekende. Realistisch, echt- realistisch, zegt Kloos, moet alle kunst, alle ware kunst wezen, want kunst is alleen de zuiver gevoelde, scrupuleusnabootsende weergave van een in-ruimeren-zin schoone realiteit der kunstenaarsziel. En die têvoelde ziels- realiteit kan voor het grootste eel geboren worden, onmiddellijk uit de zicht bare werkelijkheid, de werkelijkheid, wier uiterlijk, wier oppervlak door allen zinnelijk, tenminste eenigszins, kan worden waargenomen, maar die zich met vlekkelooze nauwkeurigheid allén afspiegelt in de ziel van den waren artiest; óf wel, die werkelijkheid kan, zonder direkt aan te wg'zen verband met de zichtbare dingen buiten ons, opgroeien uit de mysterieuse diepte van de artiestenziel alleen. Beide soorten kunst zijn reaiistiesch te noemen, daar zij beiden moet weergeven een zielsrealiteit, al is de directe oorsprong dier reali teiten, zooals wij zagen, niet precies dezelfde bij die twee. G. VAN HULZEN. Fotografisch Jaarboek en Almanak voor het jaar 1900, onder redactie van J. J. M. M. VAN DEN BERG. Uitgave van LAURENS HANSM.A. te Apeldoorn ? 1.90 ; geb. ?250. Waar de my bekende, in het buitenland verschy'nende jaarboeken, o.a. Annuaire général et international de la Photografie; Jahrbuch für Photoflraphk und Beproductionstechnik von Prof. Eder; TJie Year'jook of Photography and Amateurs- Guide; ly'vige boekdeelen zijn, die alle nieuwigheden van het afgeloopen jaar bespreken en dikwijls onderwerpen be handelen, die slechts door een lazer met de noodige kennis van natuur- en scheikunde kunnen worden begrepen, daar zou een Neder landsch Photographisch Jaarboek, dat in beknopten vorm en op voor een ieder bevattelijke wy'ze voor vak- en amateurphotograaf belangry'ke verbeteringen in de verschillende otiderdeelen der photographie besprak, zeker een aanwinst zy'n. Ik kan echter onmogelyk uit den inhoud van deze nieuwe uitgave iets van een jaaiboek bespeuren; wel van een almanak die dan ook 45 bladzy'den beslaat, terwijl 125 bladz. worden ingenomen door recepten en tabellen. De overige 90 bladz. bevatten eenige opstelletjes als : Is fotografia kunst ? ; Iets over fotografie door een leek; De donkere kamer v. d. foto graaf; Over kleurenfotografie methode Jves, enz. die absoluut niets nieuws bevatten en evengoed tien jaar geleden hadden kunnen geschreven worden. Ji-es Photochromoskoop b.v. werd het eerst in 1888 in het Franklininstituut te Philadelphia gedemonstreerd en is volledig beschreven in Eder's Jahrbuch van 1894. Het eenige waar een amateur-photograaph dus wat aan heeft zy'n de recepten en de tabel len ; die kan hy echter veel uitvoeriger en toe gelicht voor 2 mark bekomen, door zich aan te schaffen : Recepte una Tabellen v. dr. J. M. Eder. Ik bezit daarvan sedert 1896, de vierde itgave. Bibliotheek voor Blinden. De ondergeteekende, directeur van de Ned. Blindenbibliotheek, gevestigd te 's Gravenhage Sundastraat 32, wenscht het volgende ter kennisse van alle blinden in Nederland te brengen: Ofschoon reeds een groot aantal blinden van deze nuttige instelling gebruik maken, zoo ligt het voor de hand, dat er nog wel velen zullen zyn, die daarvan nimmer gehoord hebben, en evenmin van het belang dat het braille of biindenschrift voor hen kan hebben. Dit schrift kan nagenoeg iedere blinde zich met een weinig geduld en inspanning inbetrekkely'k korten tyd en op eiken leeftijd eigen maken, en wanneer hem dit gelukt, vindt hy daardoor eene heerlyke gelegenheid tot aflei ding en ontwikkeling van den geest, daar de bibliotheek een ruimen boekenschat bevat. waarbij ieder zy'n gading kan vinden. Vooral geldt dit ook ten opzichte van hen, die op volwassen leeftijd het gezichtsvermogen ver loren, daar het dan voor hen een rijke bron van genot en onafhankelijk bezig zy'n verschaft. Hy vestigt daarop met nadruk de aandacht en wekt allen op die daarbij belang kunnen hebben. Aan onvermogenden wordt de lectuur geheel kosteloos verstrekt; voor anderen tegen een abonnemeutsprys van f 3 per jaar en verzendingakosten. Als men hem aan het adres der bibliotheek, Sundastraat 32 den Haag, schryft, is hy gaarne bereid handleiding tot aanleering toe te zenden en alle gevraagde inlichtingen te verstrekken. Hy is overtuigd dat menigeen zal onder vinden, hoeveel minder op die wij ze de blind heid hem zal drukken. De Directeur van de Ned. Blindenbibliotheek G. J. KOLFF, Sundastraat 32. NIEUWE UITGAVEN. Van een droom, door JOSEPUINE GIESE, met portret, Amsterdam, L. J. Veen. Een en twinstigste jaarverslag van het BurgerZiekenhuis te Amsterdam, over 1899. Hygiënische bladen, populair maandschrift voor praktische en toegepaste gezondheidsleer. 89 Jaarg. no. 5, Mei 1900. Amsterdam, F. van Rossen. De Honingby. Een schets uit het bijenleven, met figuren door E. HEIMAMS, en twee beweeg bare modellen. Deventer, A. E. Kluiver. Opstellen, door HENRI BOBEL. Amsterdam, L. J. Veen. Om leven en vrijheid! Geschiedenis der Oud-Hollandsche Republieken in Zuid-Afrika door C. J. v. D. Loo, geïllustreerd, Afl 1. Arnhem, Gebr. E. J. M. Cohan. Het land van Kruger en Srevjn, door J. N. VAN HESTEREN, afi. 4. Utrecht, Jac C. van der Stal. Tijdschrift van het Koninklijk iïedirlandsch Genootschap voor munt- en penningkunde, 83 jaarg. 2e afl. Amsterdam, G. Theod. Bom & Zn. Noord en Zuid, tijdschrift ten dienste van onderwijzers by de studie der Nederlandsche taal en letterkunde onder redactie van TACO H. DE BEER, XXIlIe jaargang No. 3. Culeinborg, Blom J. Olivierse. De Arbeid, Een Maandschrift voor littera tuur en Kunst, 2e jaarg. 1899 1900, afl. 8. Amsterdam, C. A. J. van Dishoeck. Liederboek van Groot Nederland, verzameld door F. R. COURS J.R.Zn. Afl. l, Amsterdam, C. A. J. van Dishoeck. Eene "Zij", door THÉRLSE VAN ARENDSBERG. Utrecht, A. W. Bruna & Zoon. Betrekkingen voor Vrouiren, door JOHANNA VAN WOUDE. Boekhoudster. Amsterdam, L. J. Veen. De liefde van een Hoer, (roman uit Transvaal) door LOUISE STRATENUS. Ie en 2a -deel, Utrecht, A. W. Bruna. PAUL EMILE LEVY, De Wil, verstandelyk ontwikkeld en toegepast als geneesmiddel, naar de laatste Fransche uitgave bewerkt door HENRY ESHUYS. Amsterdam, C. L. G. Veldt. JONAS LIE, Faste Forland. Een roman uit hetnoorsch vertaald. Amsterdam, C. L. G.Veldt. DONA CRISTINA, Een roman van Armenda Palacio Valdta. Uit het Spaansch vertaald door dr. A. A. FOKKER. Uitgave van C. L. G. Veldt te Amsterdam. De macht der Roomsche Pausen, door FRIEDRICÏI VON SCHULTE. Amsterdam, G. van der Hooft. Katholicisme en Protestantisme. Acht voor lezingen van prof. dr. K. FURHER, Vertaald door F. VAN LEEUWEN, em. pred. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf. Het Zus-je, door HKNRI BOREL. Amsterdam, P. N. van Kampen. GABRIELE D'ANNÜNZIO, Gioconda. Treurspel. Uit het Italiaanse!), door JËANE SALOMONSON-ASSER. Almelo, W. Hilarius Wzn. ROBKIIT FRUIN'S Verspreide geschriften. Afl. 8. 's Gravenhage. Martinua Nyhofl'. Bijdragen en mede'leelingen van het historisch genootschap, een en twintigste deel. Amsterdam, Johannes Muller. Werkers, door S. G. VAN TER VJ.K.H Ju. met portret van den schrijver. Haarlem, De Erven F. Bohn. The Siruggle of the Dntch RcpuWicx (open letter to an American Lady) bij Charles Boissevain. Editor of Het Algemeen Handelsblad. Amsterdam, «Handelsblad" office. In de stilte van het, woud. Een roman in twee deelen van LUI>\VIG GANGIIOFER. Uit het Duitsch vertaald door J. v. M. Uitgave van A. W. Bruna en Zoon te Utrecht. Donkere Schaduwen. Een roman in twee deelen van NATALY VON ESCUTRUTH, schrijfster van het bekende hoek »Ganzenlize". Utrecht, A. W. Bruna en Zoon. Inhoud van Tijdschriften. Eigenhaard. No. 22. Bergaf! door Louise B. B. V. ? Een kijkje in een Indische Sui kerfabriek, door J. E Jasper. met afbeeldin gen naar photo'a van II. Versnel (firma H. Salzwedel). Indrukken in 1048 door de »Boersche" Nederlanden gemaakt op een «aris tocratische Britsche ziel", door Jer". de Vries Het Huis »ten Dijke", door Arminius, met afbeeldingen. Vuist- en Slingerbalspelei) door Jan van Katlyk. Feuilleton. ?uiniiiiitliiuiiiiiitMiMiHiiiiiinniiiiiiiiiMiMiiiiiiimiiiiiiiiimiiiilliiilM Duur Geloof," Geachte Redacteur ' »Vuil water laat men z'n deur voorbijloopen' dacht ik by 't lezen van 't feuilleton van mevr. Stellingwerf Jentink (zie Nr. van G dezer) Ik zon my' dan ook niet de moeite getroost, noch my verwaardigd 'hebben tegen dat ge schrijf protest aan te teekenen, en ik had gehoopt, dat hier het oude »tacendo loqui" zou toegepast zy'n do^or heel de predikanten wereld. Evenwel de zaak nam een andre wending, dr. Ny'boft' nam de handschoen op, en gij, a^nheer de redacteur, geeft zy het in etwat bedekten term te kennen, dat zy'n protest ongegrond is. Nu acht ik het mijn beurt om te proteg;eeren tegen de door u verleende sanctie aan iet beweren van mevr. Stellingwerf: Gij, mevrouw, bewy'st, dat gy schryft over dingen, waar gy geen verstand van hebt, im mers: 1. Het geld der ^generale kas" dient niet in de eerste plaats om predikanten en pre dikantsvrouwen in beter doen te brengen, wél om de gemeenten op te heffen. 2. Onvermogenden behoeven er niet aan bij te dragen; voor andren is zeker 25 Cts. per aar niet duur! 3. Ik, als predikant, die 14 dienstjaren tel, leb zelfs nooit gehoord er van, dat aan nieuwe idmaten een kaart wordt gegeven, die 30 Cts. rost, evenmin, dat doopen nog geld extra kost. 4. Een cadeau aan den predikant is nooit geëigcht, wordt zelfs vaak niet gegeven (ik spreek uit ervaring) en wanneer het wel ge geven wordt, is het een daad van vriendschap, welke niet naar geld wordt afgemeten. 5. De collecte voor de armen laat ieder vrfy', maar die niets voor de armen over heeft, jan zeker weinig op zy'n Christenzin roemen ! Dan bewijst gy, mijnheer de redacteur, wel wat ondoordacht in uw antwoord aan dr. N. te zyu geweest: Als mevr. S. bepaaldelijk n domino op let oog had, had zy dit duidelijker moeten vermeiden waarom had zij den moed niet, zy'a naam te noemen ? Zooals haar feuilleton daar ligt, generaliseert tiet wel degelijk, en doet z'j, door juist zulk een type uit de predikantenwereld te kiezen, onrecht aan een geheelen stand, en .... wat veel erger is, aan een goede zaak! Had zij haar geschrijf genoemd »een dure dominé", en tusschen haakjes zijn naam ge zet, dan ware daarmês althans geen smet geworpsn op datgene, wat nog altijd geweest is het beate in den mensch, de kracht van alle grooten van ons geslacht, hun kracht en hun sieraad tevens, n.I. het godsdienstig geloof (dit laatste bedoeld als gemoedsstemming, niet als leer of vorm). De schrijfster heeft laten wy aannemen in onnadenkendheid dus, in plaats van n dominé, heel den godsdienst gehekeld, gelaakt en gelasterd en gy, mijnheer de redacteur, gij rugsteunt haar daarbij. Het is daarom, dat ik en tegen haar en tegen uw onwaardig schrijven alsnog protest aauteeken. Inmiddels Uw Dw. F. W. DRIJVER, Naarden, 21-5-1900. predikant. Geachte Redactie! Wijl ik het geheel eens ben met wat U . schreef onder het stukske van dr. G. Nyhoff te Heiloo, dat »het schetsen van een type ea van typische toestanden ten allen tijde geoor loofd is geweest", trek ik mij het daarin voor komende verwijt niet bizonder aan, te meer wijl 't me maar al te goed bekend is, hoe spoedig de predikers van den zaehtmoedigen Jezus in toorn ontsteken, als men maar even naar hen wijst, ja zelfs als zij zich inbeelden dat men dit doet! Doch 't zou niet heel be leefd zyn, als ik nu, nu U de vriendelijke at tentie hebt, mij den brief van den predikant uit Naarden ter lezing en beantwoording aan te bieden, U dezen zonder een «Naschrift" terug zond met een kort: Gezien, U kent mij niet persoonlyk, geachte redac teur ! maar hebt wellicht van den een of ander wel eens vernomen, dat ik geen pessimiste ben. Zulke optimisten 't is u bekend zien al heel gauw de prettige zy'de van iets en amuseeren zich kostelijk, als anderen zoo natuurlek, zoo ongekunsteld van hun hart geen moordkuil maken, zooals men dat noamt. Wel nu, dat deed Leentje niet zoodra zij zich op eigen bodem bewoog, zich bevond op een ter rein waarop niet enkel en alleen aandachtig toeluisteren van haar en hare lotgenooten werd gevraagd, maar ook het zich-uitspreken, het zich-uiten, het mededeelen-wat-daar-omging-inhaar-ziel haar geoorloofd was. Entoen toen sprak zij onwaarheden uit ? Dr. Nijhoff wil zoo iets den lezers van de »Groetie' opdringen; z'n collega Dry'ver maakt zich op, om heoi daarin te steunen ... Ik zeg u : beide verkeeren in dwaling. Voor menschen als Leentja en haars gelijken zoolang zij tot de armsten der ar men behooren, het bezoek van een predikant een bijna ... ja, maar al te veel een geheel on gekend iets. De heeren predikanten weten wel, dat op hun aandrang om lidmaat van hunne kerk te worden, reeds direct bezwaren ry'zen : de kleeding is al te pover om de samenkom sten ter voorbereiding bij te wonen, dit is het begin van eene lange reeks tegenheden, alle maal voortspruitende uit den treurigen maatschappelijken toestand waarin zoovelen van af de wieg verkeeren. En wat dat geven van eadeaux en dat langs een omweg het den menschen aan het verstand brengen, dat er een cadeau gegeven worden moet, betreft, de heer Drijver schrijft, dat het niet g«ëischt wordt (lieve deugd, dat ontbrak er iiog maar aan !) maar is hij dan heelemaal een vreemdeling in Jeruzalem ? ! Weet hij dan niets van de wijze waarop catichesanten, er naar informeerende of ook maar al te veel er aan herinnerd wordende, er achter komen, welk voorwerp hun' zielverzorger of (en) zijne mevrouw het meest welgevallig zal zijn ! Gelooft de heer Drijver er een oogenbük aan, dat een boekenkastje, een zilverkastje, een mooie spiegel, een vast kleed, een gansch ameu blement, een goud horloge met ketting, een Nederlandsche vlag met wimpel, porseleinen ditten en zilveren datten, gemakkelijke fau teuils, canapé's, ganglampen, pendules met biihehoorende zijatukken, om nu maar niet meer voorwerpen te noemen, die door »dankbare leerlingen" aan hunne dominé's die hen «aannamen'1 na afloop dier lessen ver eerd worden, door allen geheel vry willig, als een werkelijk uitvloeisel van een hartewensch om iets te geven, aangeboden worden ? Weet u dan zoo weinig van wat er in den boezem der kringen omgaat, waaruit de leden der kerk geworven worden ? De »gewoonte," het meer en meer inkankerende «gebruik" in dezen doet zooveel! De vrees »voor minder te worden aangezien," de gedachte, dat het haast niet anders kan, doet zoo menigeen instemmen met het plan, doet hen »offeren," al past het hun beurs ó zóó slecht! Er was eens ean predikant, tegen wien we bovenstaande beweringen ridderlyk geuit had den en die toen schouderophalend vroeg: »maar als zij, die ik nu weer bezig ben klaar te maken, my met een cadeau komen ver rassen, wat moet ik dan doen 'i Hen kwetsen, hen ontstemmen door eene weigering?!!" Ons antwoord luidde natuurlijk: »wel, gij moet het o. i. niet zoover laten komen. Er zy'n predikanten, die in tij ds de gelegenheid waarnemen om hunne gemeenteleden enkele althans, met wien zij meer dagelijks omgaan te doordringen van het denkbeeld, dat zy geen cadeau wenschen; sterker nog: het liever niet hebben. En dan bleef en blyt't een geschenk, waarmee gepronkt kan worden, weg, maar de kleine, schuchter aangeboden souvenir vaa de een of andere vriend of vriendin heeft dubbele waarde. En zij, die geen meerdere kosten kunnen en mogen maken, behouden hunne guldens, kwartjes, centen ... Golooft u niet met me, heeren Nijhoff en Dry ver ! en zoovele anderen die ook mop perden en toornden, omdat Leentje's beschou wing over een in haar oog ten slotte duurgewordon geloof in de Groene stond dat zoo iets voor den predikantenstand een parel zou zy'n aan de kroon ! Wat u hierboven schryft: at onvermogen den dat kwarlje niet behoeven te offeren dat e dominévan Laentje reeds de week na het aannemen van hen zou laten halen: ik ben u dankbaar voor die verzekering ter wille van hen, die nu ineenen dat het een moet is, ver bonden aan hun lid-zijn der gemeente, omdat dominéhen waarschuwde dat hat voortaan elk jaar gehaald worden zou. Voor u en uws ge lijken moge zoo'n kwartje de persoon niet duur zyn, voor Lsentje en haars gelijken vertegen woordigen een paar kwartjes een heele som. Bij een kennis van Leentje, een uitdrager etc. koopt zy er misschien een warmen winterrok voor, dien ik weet, dat niet altijd gekocht kan worden als 't noodig is, al is de zwartste armoede in den laatsten ty'd gelukkig vaa hun huis verdreven. De heer Dry'ver begrypt niets van die kaart, die 30 cents kosten inoet V alukkig, want dan wordt te Naarden althans niet eiken Zondag bij de intrede van het kerkgebouw, evenais in de kerk waarin Leentje en haar man op dien Zondag bevestigd werden, een soort handel in «plaatsen" gedreven: vlak bij den preekstoel 20 cents, wat verder af 10 cents, r:6^ verder 5 cents de plaats. Het »volk" noemt dat: «Eerste, tweede, derde rang, een iegelijk range zich zelf" ; maar bij plechtigheden wor den de «aannemelingen" bijvoorbeeld en de doopelingen ingedeeld bij de »eerste klassers," evenals een jarig kind van den huize op zoo'n geboorte- en jubeldag de premier is, de spil waarom alles draait. Is men echter geen kind meer, dan kost het jubilaris-, het »eerste"zijn altijd wat.... Gisteren nog kwam ons toevallig ter oore, dat een dorpsschoolhoofd van elk kind, dat in het doopsregister door hem werd ingeschre ven, een dubbeltje »voor de moeite" eischen mocht. En ook herinneren wy ons, hoe het dorpsschoolhoofd (tevens koster der kerk) die onzen naam in het duplo-nieuwe-lidmatenboek als zoodanig boekstaverde, een kwartje verwachtte voor dit werk. Nog eens: dat was voor ons geen opoffering; maar voor de arme, wier dagelijks inkomen bij kwartjes wer geteld, o, zoo weinige maar ! vertegenwoordigde dat enkele kwartje een groot eel van haar loon. Geen wonüer, dat zoo'n arme in eene vertrouwelijke bui dan eens uitspreekt, dat haar zulks «begroot"! De heer Drijver zou EOO gaarne den naam van Lsentje's dominéwillen weten. Waartoe:'! ! Ik heb «Een duur geloof" geschreven, omdat Leemji daarvan gewaagde; maar de heer Drijver had daarvoor wülen lezen: »Ejn dure domme," en dan tusschen haakjes zijn naam er bij. Maar m'n waarde hesr Drijver! die titel ware boven Lsentje's ontboezeming zeer ongepast geweest. Leest u nog maar eens goed v/at er staat. Die fooitjes hier en daar, die uitgaven om in een passend gewaad voo" 't licht te komen, zij kwamen toch niet den predikaat ten goede! Maar 't een met het ander bij het aandeel in het cadeau beliep voor menschen met een beperkt inkomen eeue beduidende som, en L9eutje, 't eenvoudige Leentje, noemt in haar taal 't geloof dat zij en haar man moesten omhelzen, di'uirom duur. Haar man stemde met haar mee: «ja, ja, we zyn duur uit geweest!" Doch gean wrevel tegen hun predikant, die 't hun immers «zoo gemakkely'k had gemaakt", klonk daarbij uit den toon van z'n stem. En omdat ik nu de verzuchliiig dier een voudige vrouw uit de volksklasse opteekende, en ik deed zulks omiat ik weet dat zoo velen niet in de gelegenheid zijn, de »kleyne luyden" zich eens te itooren uitspreken, 't geen o zoo leerzaam kan. zijn! daarom heb ik nu (al toos volgens den heer Drijver) «heel den gods dienst gehekeld, gelaakt eu gelasterd" ?! Domino Drijver, ik teeken tegen die baivering geen protest aan, maar ik wensch u vaa heeler harte beterscJia^. Geachte lledactie! U m'n hartelijken dank voor de mij verleende plaatsruimte! l'iee dw. d. G. C. STELLINGWERF WelEd. Gib. Ileere 31. V. Snoek, te ('iilemburg. Amsterdam, 28 Mei 1900. WeU-U. G eb. Heer, Vergun mij een korte repliek op de uitvoe rige kritiek, waaraan u mijn artikel «Eene circulaire over Volksweerbaarheid" hebt onder worpen. Dat dit artikel 3 April geschreven, eerst geplaatst werd G Mei, kunt u mij niet wijten. U weet evengoed als ik, dat de redactie van een weekblad belast is met da plaatsing der stukken niet de schrijver. Het onderwerp door mij behandeld was niet Volksweerbaarheid, maar de circulaire van welke ik een dag nadat ik mijn artikel ge schreven had, eerst te weten kwam wie de onderteekenaars waren (vgl. liet Nieuws van den Dag van 4 April j!.) Ook nu ik de namen dezer heeren heb gezien het exemplaar ten mijnen huize bezorgd was niet geteekend blijft mijn oordeel over den inhoud als te voren. Door giilke circulaires wordt het doel: bevor dering van 's lands weerbaarheid veeleer tegen gewerkt dan bereikt. Strekking van myn artikel was mijn stem te verheffen tegen het dilettant-militairisme. Het was niet noodig daarvoor aan iemand toestemming te vragen, dan alleen aan de redacti» van het Weekblad, die u zoowel als my het woord welwillend verleende. Ik bly'f van meening dat van het dilettantmilitairisme weinig of niets te verwachten valt. Ik doe dit op grond der woorden van den ex-minister van oorlog die tevens en dat. zegt voor u nog meer Secretaris van het Hoofdbestuur van Volksweerbaarheid is, den heer A. L W. Seyffardt. Op l April jl. scnreef hij: vals na eenige jaren de Regeering de taak *van de Vereeniging Volksweerbaarheid met ^overneemt, dan loopt het mis." De overtuiging dat uw bedoelingen goed zijn en gij vol enthousiasme de zaak verdedigt waarvoor ge opkomt, doen mij de uitingen van uw verbolgenheid kalm ter zijde schuiven. Ik acht mij daarom ook volstrekt niet beleedigd door uw wederwoord, dat, zooals u zelf zegt, hier en daar wat «bruusk" is. Hoogachtend, Uw Dw. J. A. HELPER SESBHUGGER. Militaire verdiensten. En beaucoup l'inférieur Surpasse souvent Ie supérieur, Mijnheer de Redacteur! Als sedert enkele dagen weder is voorge komen met een vice admiraal, bestaat ten onzent de eigenaardige, ja machinaal oude sleur volgende gewoonte, om altoos, dus onvoorwaardely'k bij het pensioneeren vaa oppar- ensvlag ofücieren, het hoofd van den Staat by het teekenen van' het besluit, daarin te laten opnemen het refrein: «onder dankbetuigingvoor de vele en gewichtige diensten den hnd* bewezen". Maar waarom wordt dat nooit toe gedacht aan een kolonel, luit. kolonel of zelfs. majoor, dus ook kapitein en kapitein-luitenant ter zee, waaronder verscheidene die dikwyls bij pensioneering meerdere dienstjaren hebben niet alleen dan menig opper- en vlagofflcierr maar in tegenstelling van dezen, zich gedu rende hun diensttijd meermalen hebben onder scheiden en vele grooten dank verdienende daden verricht, waarvan de vele militaire eereteekens op hun borst getuigen. Het kan toch niet zijn dat alleen van hen, wie het voor recht te beurt valt, opperolficier te worden, de diensten van af 2a luitenant en adelborst Ie kl. dan moeten worden beschouwd vele en gewichtig te zijn geweest, al hebben zij zich gedurende hun geheelen diensttijd in het minst niet onderscheiden of in het een of het ander gesignaleerd. Zou b. v. kolonel Scheuer, met de W. O. 3a kl., tweemalen eervolle vermel ding, eeresabel, Atjeh en Lombok medaille. daarbij 70 dienstjaren, bij pensioneering geen dank verdienen, alleen omdat hij, hoezser dat zeer juist kan zy'n, niet voor generaal heeft kunnen in aanmerking kornet!, waarvan de reden in ieder geval in het minst niet tegen zijne verdiensten pleit, terwiU elk Nederlandsch opperofh'cier, velen met 40 a 42 dienstjaren. en zonder eenige militaire decoratie, zelfs eenig kry'gsherinneringsteeken, die zich ook nooit in het minst hebben doen kennen in het een of ander, il B dankbetuiging altoos wordt toegezwaaid. Worden daarom die vele en gewichtige diensten nu waardeloos ? Wy hebbtn o. a. een generaal gekend die van af 2e luitenant tot aan zijr.e pensicneering als generaal^ altoos door in de bureaux had gezeten. Ook hebben wij menig vlagofficier gekend die tot dien rang werd bevorderd, maar op non-activiteit gelaten tot hy dien twee jaren had hekleed om dan, hoe zeer nooit, zelfs maar een oogenb'ik diensten daarin te hebben gepresteerd, te worden gepensioneerd met het daaraan verbonden pensioen en de dankbetuiging voor de vele en gewichtige diensten den lande bewezen. Die menig vlagoffieier werd zelfs dan beschouwd niet geschikt te zy'n om in die kwaliteit diensten te pres teren. Deze wijze van doen is niet in strijcJ met de letter vaa de wet, doch wel met eerlykheids-beginselen wat betreft de verplichting om in alles, de belangen van den staat op den voorgrond te stellen. Met betrekking tot al het vorenstaande, zou hier in zeker opzicht van toepassing kunnen zijn. wat de Franschen noemen : »C'est beau, mais ce n'est pas la guerre !" K. II. KOHNTZE, Apeldoorn. oud kapit. der Mariniers. Schuttery- raads el en. Geachte Redactie ! Ofschoon het den schutters der Culemborgsche schutterij was bekend gemaakt, dat op den 2an Augustus 1.1. aldaar een parade zou ge houden worden, meenda een schutter A. C. de Ruiter dat hij aan deze oproeping op grond van art. 45 der »wet op de schutterijen" (dit art. spreekt van parade voor »ons of het Koninklijk gezin") geen gehoor behoefde te geven zoolang men wapenschouwing of inspectie bedoelt; immers er kan van geen parade voor het Koninklijk gezin sprake zijn uls geen lid daarvan aanwezig is. De krijgsraad beboette den onwillige (?) voor vier gulden. De Ruiter, hiermede niet tevreden zynde, requestreerde naar II. M. om vernietiging van et vonnis. Voor eenige maanden kreeg hij bericht dat hij zy'n reeds gestorte boete bij den secretaris van den Schuttersraad weder kon terugbokomen (Kon. besl. 24 April 1900 No. 33) docti dat het vonnis in zy'n geheel bleef. Nog maals requestreerde De R. dat hij niet om terugbetaling der boete, doch om vernietiging van hat vonnis gevraagd had en thans wordt De R. by den commissaris van politie ontbo den, die hem op last van den- min. v. justitie: moest meèdeelen, dat zoo'n request op gezegeld papier behoort te zijn (ofschoon De II. voor de eerste maai ook op ongezegeid papier had gerequestreerd) en dat er geen termen aanwezig zijn om op grond van genoemd art. het vonnis te vernietigen. De commissaris moest hem aanraden niet meer op zegel te requestreeren, daar het toch niet meer hielp. 't Is mij eenvoudig een raadsel lo. waarom De II. ongevraagd zy'n boete terug ontvangt, terwijl het vonnis in zy'n geheel bly'ft, 2o. waarom hij de eerste maal niet en nu wei op zegel zijn request moet indienen, 3o. waarin de werkzaamheden van zoo'n krijgsraad bestaan. M. H.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl