Historisch Archief 1877-1940
8>
DEAMSTERDAMMER WEEKBLAD YOOR NEDERLAND.
No; 1197
Boek en T
Het Tweemaandelijksch Tijdschrift.
Het Tweenwandelyksch Tijdschrift van Mei,
tengevolge der typografen-werkstaking wat ver
laat, is van inhoud degeüjk, deugdelijk, zelfs
zwaarwichtig. Bracht het blijspel des heeren
J. de Koo, Tobiaa Bolderman" wat hier af
gedrukt is, niet het vluchtige zout er aan, zoo
zou deze afl. zelfs voor zwaar-geleerd kunnen
doorgaan, ofschoon de belletrie toch ook niet
geheel vergeten werd.
Zoo is er in 't geleerde deel een beschou
wend opstel over Plato en Aristoteles by de
Moslims door dr. T. J. de Boer; een dito over
den Vrijen Wil en de Toerekenbaarheid door
Is. Zeehandelaar, terwyl Albert Verwey ons
vertelt over het Turksch verhaal De Hodja
Nasz-Eddin".
Van Verwey zy'n er dan nog een aantal
lydzangen. waaronder ook een op de Afrikaansche
Slang ot de Ware Karbonkel", zooals door
hem besproken in 't reisverhaal van Peter
Kolbe, de slang die nu dezer dagen weer in
Afrika werd gezien. Van den overleden M. A.
Rabbie is nu geplaatst het verdere gedeelte
van zün nagelaten Rozefee", met mooie
natuurbeschrijvingen, maar waarin ook allerlei
bespiegelingen over sociale problemen kwistiglyk
voorkomen.
Een enkele Wadende dichterlijke proza is er
Tan Emile Brens, en dan van v. Deyssel een
uitmuntend-teldere kritiek op Catherme" van
Mej. M. Antink, een blootlegging van het
minder-zuivere naast het toch ook wel vele goede,
waarby v. Deyssel vooral waardeert haar
kunstenaarsaanleg en kunstenaars-knapheid, die bladzij
voor bladzij, volzinvak vóór en volzinvak na,
af wist te werken in de weliswaar door anderen
gevonden, uitgebreide en nog eens geschakeerde
levensbeschouwing en stelwijze der laatste
tyden, al bracht de schryfster aan die stelwijze
dan ook geen enkele verfijning toe.
Dit werk, zegt ten slotte v. Deyssel, is niet een
hulpeloos knoeien met dingen die men niet begre
pen heeft. Er is hier, binnen de gegeven levens
beschouwing, een klaarheid van zien, een kracht
van uitdrukking, een overwogenheid van elk
woord, en een vangen van het soms moeielyk
te betrappen juiste woord, die den verhaalgang
niet breken, maar juist in stand houden.
Dan bespreekt dr. T. J. de Boer nog in deze
afl. het zeer bijzondere werk van dr. K. Dozy
over het Islamisme, dat nu herzien en
bijgewerkt door dr. H. W. vaa der Mey, een derde
druk beleeft. Behalve de statistieke gegevens,
vindt dr. de Boer het gelukkig, dat er niet
veel aan 't oorspronkelijke werk verandert werd
(ook hier zijn niet alle veranderingen ver
beteringen te noemen). Maar wie geeft, zegt hij,
nu in deze veertig j »ar zooveel in 't oordeel over
Mohammed en den Mam veranderd is, aan ons
volk gen verdergaande studie, waar wij toch in
IndiëmUUoenen Moslims hebben te besturen,
* *
*
De Nieuwe Gids.
In deze ane/aring van De Nieuwe Cfids
vele sonnetten van Kloos. Dan verzen van
J. Reddingius en van P. C. Boutens, en het
laatste gedeelte van de novelle Een
Liefdegeachiedenis" door Jeanne Reyneke vanS:uwe.
Joh. W. Broedelet bekritiseert het
tooneelstuk Een' Held" van Fokko Bos, van 't winter
bij 't Nederlandsch Tooneel opgevoerd. In een
noot van de redactie hierbij geplaatst, wordt
de verwachting uitgebroken, dat de heer
Broedelet zy'n bezwaren tegen de bestaande
tooneeltoestanden, die hy wel aantoetst maar
niet bewijst, later nader nog zal ontvouwen.
In de litteraire kroniek bespreekt verder
"Willem Kloos het realisme in onze kunst. Dit
naar aanleiding van den bundel Zwervers"
Tan ondergeteekende.
Realistisch, echt- realistisch, zegt Kloos, moet
alle kunst, alle ware kunst wezen, want kunst
is alleen de zuiver gevoelde,
scrupuleusnabootsende weergave van een in-ruimeren-zin
schoone realiteit der kunstenaarsziel. En die
têvoelde ziels- realiteit kan voor het grootste
eel geboren worden, onmiddellijk uit de zicht
bare werkelijkheid, de werkelijkheid, wier
uiterlijk, wier oppervlak door allen zinnelijk,
tenminste eenigszins, kan worden waargenomen,
maar die zich met vlekkelooze nauwkeurigheid
allén afspiegelt in de ziel van den waren
artiest; óf wel, die werkelijkheid kan, zonder
direkt aan te wg'zen verband met de zichtbare
dingen buiten ons, opgroeien uit de mysterieuse
diepte van de artiestenziel alleen.
Beide soorten kunst zijn reaiistiesch te noemen,
daar zij beiden moet weergeven een
zielsrealiteit, al is de directe oorsprong dier reali
teiten, zooals wij zagen, niet precies dezelfde
bij die twee.
G. VAN HULZEN.
Fotografisch Jaarboek en Almanak voor
het jaar 1900, onder redactie van J. J.
M. M. VAN DEN BERG. Uitgave van
LAURENS HANSM.A. te Apeldoorn ? 1.90 ;
geb. ?250.
Waar de my bekende, in het buitenland
verschy'nende jaarboeken, o.a. Annuaire général
et international de la Photografie; Jahrbuch
für Photoflraphk und Beproductionstechnik
von Prof. Eder; TJie Year'jook of Photography
and Amateurs- Guide; ly'vige boekdeelen
zijn, die alle nieuwigheden van het afgeloopen
jaar bespreken en dikwijls onderwerpen be
handelen, die slechts door een lazer met de
noodige kennis van natuur- en scheikunde
kunnen worden begrepen, daar zou een Neder
landsch Photographisch Jaarboek, dat in
beknopten vorm en op voor een ieder bevattelijke
wy'ze voor vak- en amateurphotograaf
belangry'ke verbeteringen in de verschillende
otiderdeelen der photographie besprak, zeker een
aanwinst zy'n.
Ik kan echter onmogelyk uit den inhoud
van deze nieuwe uitgave iets van een jaaiboek
bespeuren; wel van een almanak die dan ook
45 bladzy'den beslaat, terwijl 125 bladz. worden
ingenomen door recepten en tabellen. De
overige 90 bladz. bevatten eenige opstelletjes
als : Is fotografia kunst ? ; Iets over fotografie
door een leek; De donkere kamer v. d. foto
graaf; Over kleurenfotografie methode Jves,
enz. die absoluut niets nieuws bevatten en
evengoed tien jaar geleden hadden kunnen
geschreven worden. Ji-es Photochromoskoop
b.v. werd het eerst in 1888 in het
Franklininstituut te Philadelphia gedemonstreerd en
is volledig beschreven in Eder's Jahrbuch
van 1894.
Het eenige waar een amateur-photograaph
dus wat aan heeft zy'n de recepten en de tabel
len ; die kan hy echter veel uitvoeriger en toe
gelicht voor 2 mark bekomen, door zich aan
te schaffen : Recepte una Tabellen v. dr. J. M.
Eder. Ik bezit daarvan sedert 1896, de vierde
itgave.
Bibliotheek voor Blinden.
De ondergeteekende, directeur van de Ned.
Blindenbibliotheek, gevestigd te 's Gravenhage
Sundastraat 32, wenscht het volgende ter
kennisse van alle blinden in Nederland te
brengen:
Ofschoon reeds een groot aantal blinden van
deze nuttige instelling gebruik maken, zoo
ligt het voor de hand, dat er nog wel velen
zullen zyn, die daarvan nimmer gehoord hebben,
en evenmin van het belang dat het braille
of biindenschrift voor hen kan hebben. Dit
schrift kan nagenoeg iedere blinde zich met
een weinig geduld en inspanning
inbetrekkely'k korten tyd en op eiken leeftijd eigen
maken, en wanneer hem dit gelukt, vindt hy
daardoor eene heerlyke gelegenheid tot aflei
ding en ontwikkeling van den geest, daar de
bibliotheek een ruimen boekenschat bevat.
waarbij ieder zy'n gading kan vinden. Vooral
geldt dit ook ten opzichte van hen, die op
volwassen leeftijd het gezichtsvermogen ver
loren, daar het dan voor hen een rijke bron
van genot en onafhankelijk bezig zy'n verschaft.
Hy vestigt daarop met nadruk de aandacht
en wekt allen op die daarbij belang kunnen
hebben. Aan onvermogenden wordt de lectuur
geheel kosteloos verstrekt; voor anderen tegen
een abonnemeutsprys van f 3 per jaar en
verzendingakosten.
Als men hem aan het adres der bibliotheek,
Sundastraat 32 den Haag, schryft, is hy gaarne
bereid handleiding tot aanleering toe te zenden
en alle gevraagde inlichtingen te verstrekken.
Hy is overtuigd dat menigeen zal onder
vinden, hoeveel minder op die wij ze de blind
heid hem zal drukken.
De Directeur van de
Ned. Blindenbibliotheek
G. J. KOLFF,
Sundastraat 32.
NIEUWE UITGAVEN.
Van een droom, door JOSEPUINE GIESE, met
portret, Amsterdam, L. J. Veen.
Een en twinstigste jaarverslag van het
BurgerZiekenhuis te Amsterdam, over 1899.
Hygiënische bladen, populair maandschrift
voor praktische en toegepaste gezondheidsleer.
89 Jaarg. no. 5, Mei 1900. Amsterdam, F. van
Rossen.
De Honingby. Een schets uit het bijenleven,
met figuren door E. HEIMAMS, en twee beweeg
bare modellen. Deventer, A. E. Kluiver.
Opstellen, door HENRI BOBEL. Amsterdam,
L. J. Veen.
Om leven en vrijheid! Geschiedenis der
Oud-Hollandsche Republieken in Zuid-Afrika
door C. J. v. D. Loo, geïllustreerd, Afl 1.
Arnhem, Gebr. E. J. M. Cohan.
Het land van Kruger en Srevjn, door J. N.
VAN HESTEREN, afi. 4. Utrecht, Jac C. van
der Stal.
Tijdschrift van het Koninklijk iïedirlandsch
Genootschap voor munt- en penningkunde,
83 jaarg. 2e afl. Amsterdam, G. Theod.
Bom & Zn.
Noord en Zuid, tijdschrift ten dienste van
onderwijzers by de studie der Nederlandsche
taal en letterkunde onder redactie van TACO
H. DE BEER, XXIlIe jaargang No. 3.
Culeinborg, Blom J. Olivierse.
De Arbeid, Een Maandschrift voor littera
tuur en Kunst, 2e jaarg. 1899 1900, afl. 8.
Amsterdam, C. A. J. van Dishoeck.
Liederboek van Groot Nederland, verzameld
door F. R. COURS J.R.Zn. Afl. l, Amsterdam,
C. A. J. van Dishoeck.
Eene "Zij", door THÉRLSE VAN ARENDSBERG.
Utrecht, A. W. Bruna & Zoon.
Betrekkingen voor Vrouiren, door JOHANNA
VAN WOUDE. Boekhoudster. Amsterdam, L.
J. Veen.
De liefde van een Hoer, (roman uit
Transvaal) door LOUISE STRATENUS. Ie en 2a -deel,
Utrecht, A. W. Bruna.
PAUL EMILE LEVY, De Wil, verstandelyk
ontwikkeld en toegepast als geneesmiddel, naar
de laatste Fransche uitgave bewerkt door
HENRY ESHUYS. Amsterdam, C. L. G. Veldt.
JONAS LIE, Faste Forland. Een roman uit
hetnoorsch vertaald. Amsterdam, C. L. G.Veldt.
DONA CRISTINA, Een roman van Armenda
Palacio Valdta. Uit het Spaansch vertaald door
dr. A. A. FOKKER. Uitgave van C. L. G. Veldt
te Amsterdam.
De macht der Roomsche Pausen, door
FRIEDRICÏI VON SCHULTE. Amsterdam, G. van der
Hooft.
Katholicisme en Protestantisme. Acht voor
lezingen van prof. dr. K. FURHER, Vertaald
door F. VAN LEEUWEN, em. pred. Amsterdam,
Van Holkema & Warendorf.
Het Zus-je, door HKNRI BOREL. Amsterdam,
P. N. van Kampen.
GABRIELE D'ANNÜNZIO, Gioconda.
Treurspel. Uit het Italiaanse!), door JËANE
SALOMONSON-ASSER. Almelo, W. Hilarius Wzn.
ROBKIIT FRUIN'S Verspreide geschriften. Afl. 8.
's Gravenhage. Martinua Nyhofl'.
Bijdragen en mede'leelingen van het historisch
genootschap, een en twintigste deel. Amsterdam,
Johannes Muller.
Werkers, door S. G. VAN TER VJ.K.H Ju. met
portret van den schrijver. Haarlem, De Erven
F. Bohn.
The Siruggle of the Dntch RcpuWicx (open
letter to an American Lady) bij Charles
Boissevain. Editor of Het Algemeen Handelsblad.
Amsterdam, «Handelsblad" office.
In de stilte van het, woud. Een roman in
twee deelen van LUI>\VIG GANGIIOFER. Uit het
Duitsch vertaald door J. v. M. Uitgave van
A. W. Bruna en Zoon te Utrecht.
Donkere Schaduwen. Een roman in twee
deelen van NATALY VON ESCUTRUTH, schrijfster
van het bekende hoek »Ganzenlize". Utrecht,
A. W. Bruna en Zoon.
Inhoud van Tijdschriften.
Eigenhaard. No. 22. Bergaf! door Louise
B. B. V. ? Een kijkje in een Indische Sui
kerfabriek, door J. E Jasper. met afbeeldin
gen naar photo'a van II. Versnel (firma H.
Salzwedel). Indrukken in 1048 door de
»Boersche" Nederlanden gemaakt op een «aris
tocratische Britsche ziel", door Jer". de Vries
Het Huis »ten Dijke", door Arminius, met
afbeeldingen. Vuist- en Slingerbalspelei)
door Jan van Katlyk. Feuilleton.
?uiniiiiitliiuiiiiiitMiMiHiiiiiinniiiiiiiiiMiMiiiiiiimiiiiiiiiimiiiilliiilM
Duur Geloof,"
Geachte Redacteur '
»Vuil water laat men z'n deur voorbijloopen'
dacht ik by 't lezen van 't feuilleton van
mevr. Stellingwerf Jentink (zie Nr. van G dezer)
Ik zon my' dan ook niet de moeite getroost,
noch my verwaardigd 'hebben tegen dat ge
schrijf protest aan te teekenen, en ik had
gehoopt, dat hier het oude »tacendo loqui"
zou toegepast zy'n do^or heel de predikanten
wereld.
Evenwel de zaak nam een andre wending,
dr. Ny'boft' nam de handschoen op, en gij,
a^nheer de redacteur, geeft zy het in
etwat bedekten term te kennen, dat zy'n
protest ongegrond is.
Nu acht ik het mijn beurt om te
proteg;eeren tegen de door u verleende sanctie aan
iet beweren van mevr. Stellingwerf:
Gij, mevrouw, bewy'st, dat gy schryft over
dingen, waar gy geen verstand van hebt, im
mers:
1. Het geld der ^generale kas" dient niet
in de eerste plaats om predikanten en pre
dikantsvrouwen in beter doen te brengen, wél
om de gemeenten op te heffen.
2. Onvermogenden behoeven er niet aan bij
te dragen; voor andren is zeker 25 Cts. per
aar niet duur!
3. Ik, als predikant, die 14 dienstjaren tel,
leb zelfs nooit gehoord er van, dat aan nieuwe
idmaten een kaart wordt gegeven, die 30 Cts.
rost, evenmin, dat doopen nog geld extra
kost.
4. Een cadeau aan den predikant is nooit
geëigcht, wordt zelfs vaak niet gegeven (ik
spreek uit ervaring) en wanneer het wel ge
geven wordt, is het een daad van vriendschap,
welke niet naar geld wordt afgemeten.
5. De collecte voor de armen laat ieder
vrfy', maar die niets voor de armen over heeft,
jan zeker weinig op zy'n Christenzin roemen !
Dan bewijst gy, mijnheer de redacteur, wel
wat ondoordacht in uw antwoord aan dr. N.
te zyu geweest:
Als mevr. S. bepaaldelijk n domino op
let oog had, had zy dit duidelijker moeten
vermeiden waarom had zij den moed niet,
zy'a naam te noemen ?
Zooals haar feuilleton daar ligt, generaliseert
tiet wel degelijk, en doet z'j, door juist zulk
een type uit de predikantenwereld te kiezen,
onrecht aan een geheelen stand, en .... wat
veel erger is, aan een goede zaak!
Had zij haar geschrijf genoemd »een dure
dominé", en tusschen haakjes zijn naam ge
zet, dan ware daarmês althans geen smet
geworpsn op datgene, wat nog altijd geweest is
het beate in den mensch, de kracht van alle
grooten van ons geslacht, hun kracht en hun
sieraad tevens, n.I. het godsdienstig geloof
(dit laatste bedoeld als gemoedsstemming,
niet als leer of vorm).
De schrijfster heeft laten wy aannemen
in onnadenkendheid dus, in plaats van n
dominé, heel den godsdienst gehekeld, gelaakt
en gelasterd en gy, mijnheer de redacteur, gij
rugsteunt haar daarbij.
Het is daarom, dat ik en tegen haar en
tegen uw onwaardig schrijven alsnog protest
aauteeken.
Inmiddels Uw Dw.
F. W. DRIJVER,
Naarden, 21-5-1900. predikant.
Geachte Redactie!
Wijl ik het geheel eens ben met wat U .
schreef onder het stukske van dr. G. Nyhoff
te Heiloo, dat »het schetsen van een type ea
van typische toestanden ten allen tijde geoor
loofd is geweest", trek ik mij het daarin voor
komende verwijt niet bizonder aan, te meer
wijl 't me maar al te goed bekend is, hoe
spoedig de predikers van den zaehtmoedigen
Jezus in toorn ontsteken, als men maar even
naar hen wijst, ja zelfs als zij zich inbeelden
dat men dit doet! Doch 't zou niet heel be
leefd zyn, als ik nu, nu U de vriendelijke at
tentie hebt, mij den brief van den predikant
uit Naarden ter lezing en beantwoording aan
te bieden, U dezen zonder een «Naschrift"
terug zond met een kort: Gezien,
U kent mij niet persoonlyk, geachte redac
teur ! maar hebt wellicht van den een of ander
wel eens vernomen, dat ik geen pessimiste
ben. Zulke optimisten 't is u bekend
zien al heel gauw de prettige zy'de van iets
en amuseeren zich kostelijk, als anderen zoo
natuurlek, zoo ongekunsteld van hun hart geen
moordkuil maken, zooals men dat noamt. Wel
nu, dat deed Leentje niet zoodra zij zich op
eigen bodem bewoog, zich bevond op een ter
rein waarop niet enkel en alleen aandachtig
toeluisteren van haar en hare lotgenooten werd
gevraagd, maar ook het zich-uitspreken, het
zich-uiten, het
mededeelen-wat-daar-omging-inhaar-ziel haar geoorloofd was. Entoen toen
sprak zij onwaarheden uit ? Dr. Nijhoff wil zoo
iets den lezers van de »Groetie' opdringen; z'n
collega Dry'ver maakt zich op, om heoi daarin
te steunen ... Ik zeg u : beide verkeeren in
dwaling. Voor menschen als Leentja en haars
gelijken zoolang zij tot de armsten der ar
men behooren, het bezoek van een predikant
een bijna ... ja, maar al te veel een geheel on
gekend iets. De heeren predikanten weten wel,
dat op hun aandrang om lidmaat van hunne
kerk te worden, reeds direct bezwaren ry'zen :
de kleeding is al te pover om de samenkom
sten ter voorbereiding bij te wonen, dit is het
begin van eene lange reeks tegenheden, alle
maal voortspruitende uit den treurigen
maatschappelijken toestand waarin zoovelen van af
de wieg verkeeren.
En wat dat geven van eadeaux en dat langs
een omweg het den menschen aan het verstand
brengen, dat er een cadeau gegeven worden
moet, betreft, de heer Drijver schrijft, dat het
niet g«ëischt wordt (lieve deugd, dat ontbrak
er iiog maar aan !) maar is hij dan heelemaal
een vreemdeling in Jeruzalem ? ! Weet hij dan
niets van de wijze waarop catichesanten, er
naar informeerende of ook maar al te veel er
aan herinnerd wordende, er achter komen, welk
voorwerp hun' zielverzorger of (en) zijne
mevrouw het meest welgevallig zal zijn !
Gelooft de heer Drijver er een oogenbük aan,
dat een boekenkastje, een zilverkastje, een
mooie spiegel, een vast kleed, een gansch ameu
blement, een goud horloge met ketting, een
Nederlandsche vlag met wimpel, porseleinen
ditten en zilveren datten, gemakkelijke fau
teuils, canapé's, ganglampen, pendules met
biihehoorende zijatukken, om nu maar niet
meer voorwerpen te noemen, die door
»dankbare leerlingen" aan hunne dominé's
die hen «aannamen'1 na afloop dier lessen ver
eerd worden, door allen geheel vry willig, als
een werkelijk uitvloeisel van een hartewensch
om iets te geven, aangeboden worden ? Weet
u dan zoo weinig van wat er in den boezem
der kringen omgaat, waaruit de leden der
kerk geworven worden ? De »gewoonte," het
meer en meer inkankerende «gebruik" in dezen
doet zooveel! De vrees »voor minder te worden
aangezien," de gedachte, dat het haast niet
anders kan, doet zoo menigeen instemmen met
het plan, doet hen »offeren," al past het hun
beurs ó zóó slecht!
Er was eens ean predikant, tegen wien we
bovenstaande beweringen ridderlyk geuit had
den en die toen schouderophalend vroeg:
»maar als zij, die ik nu weer bezig ben klaar
te maken, my met een cadeau komen ver
rassen, wat moet ik dan doen 'i Hen kwetsen,
hen ontstemmen door eene weigering?!!"
Ons antwoord luidde natuurlijk: »wel, gij
moet het o. i. niet zoover laten komen. Er
zy'n predikanten, die in tij ds de gelegenheid
waarnemen om hunne gemeenteleden enkele
althans, met wien zij meer dagelijks omgaan
te doordringen van het denkbeeld, dat zy geen
cadeau wenschen; sterker nog: het liever niet
hebben. En dan bleef en blyt't een geschenk,
waarmee gepronkt kan worden, weg, maar de
kleine, schuchter aangeboden souvenir vaa de
een of andere vriend of vriendin heeft dubbele
waarde. En zij, die geen meerdere kosten
kunnen en mogen maken, behouden hunne
guldens, kwartjes, centen ...
Golooft u niet met me, heeren Nijhoff en
Dry ver ! en zoovele anderen die ook mop
perden en toornden, omdat Leentje's beschou
wing over een in haar oog ten slotte
duurgewordon geloof in de Groene stond dat zoo
iets voor den predikantenstand een parel zou
zy'n aan de kroon !
Wat u hierboven schryft: at onvermogen
den dat kwarlje niet behoeven te offeren dat
e dominévan Laentje reeds de week na het
aannemen van hen zou laten halen: ik ben
u dankbaar voor die verzekering ter wille van
hen, die nu ineenen dat het een moet is, ver
bonden aan hun lid-zijn der gemeente, omdat
dominéhen waarschuwde dat hat voortaan elk
jaar gehaald worden zou. Voor u en uws ge
lijken moge zoo'n kwartje de persoon niet duur
zyn, voor Lsentje en haars gelijken vertegen
woordigen een paar kwartjes een heele som.
Bij een kennis van Leentje, een uitdrager etc.
koopt zy er misschien een warmen winterrok
voor, dien ik weet, dat niet altijd gekocht kan
worden als 't noodig is, al is de zwartste
armoede in den laatsten ty'd gelukkig vaa hun
huis verdreven.
De heer Dry'ver begrypt niets van die kaart,
die 30 cents kosten inoet V alukkig, want
dan wordt te Naarden althans niet eiken Zondag
bij de intrede van het kerkgebouw, evenais in
de kerk waarin Leentje en haar man op dien
Zondag bevestigd werden, een soort handel in
«plaatsen" gedreven: vlak bij den preekstoel
20 cents, wat verder af 10 cents, r:6^ verder
5 cents de plaats. Het »volk" noemt dat:
«Eerste, tweede, derde rang, een iegelijk
range zich zelf" ; maar bij plechtigheden wor
den de «aannemelingen" bijvoorbeeld en de
doopelingen ingedeeld bij de »eerste klassers,"
evenals een jarig kind van den huize op zoo'n
geboorte- en jubeldag de premier is, de spil
waarom alles draait. Is men echter geen kind
meer, dan kost het jubilaris-, het
»eerste"zijn altijd wat....
Gisteren nog kwam ons toevallig ter oore,
dat een dorpsschoolhoofd van elk kind, dat
in het doopsregister door hem werd ingeschre
ven, een dubbeltje »voor de moeite" eischen
mocht. En ook herinneren wy ons, hoe het
dorpsschoolhoofd (tevens koster der kerk) die
onzen naam in het
duplo-nieuwe-lidmatenboek als zoodanig boekstaverde, een kwartje
verwachtte voor dit werk. Nog eens: dat was
voor ons geen opoffering; maar voor de arme,
wier dagelijks inkomen bij kwartjes wer
geteld, o, zoo weinige maar ! vertegenwoordigde
dat enkele kwartje een groot eel van haar
loon. Geen wonüer, dat zoo'n arme in eene
vertrouwelijke bui dan eens uitspreekt, dat
haar zulks «begroot"!
De heer Drijver zou EOO gaarne den naam
van Lsentje's dominéwillen weten. Waartoe:'! !
Ik heb «Een duur geloof" geschreven, omdat
Leemji daarvan gewaagde; maar de heer
Drijver had daarvoor wülen lezen: »Ejn dure
domme," en dan tusschen haakjes zijn naam
er bij. Maar m'n waarde hesr Drijver! die
titel ware boven Lsentje's ontboezeming zeer
ongepast geweest. Leest u nog maar eens goed
v/at er staat. Die fooitjes hier en daar, die
uitgaven om in een passend gewaad voo" 't
licht te komen, zij kwamen toch niet den
predikaat ten goede! Maar 't een met het
ander bij het aandeel in het cadeau beliep
voor menschen met een beperkt inkomen eeue
beduidende som, en L9eutje, 't eenvoudige
Leentje, noemt in haar taal 't geloof dat zij en
haar man moesten omhelzen, di'uirom duur. Haar
man stemde met haar mee: «ja, ja, we zyn
duur uit geweest!" Doch gean wrevel tegen
hun predikant, die 't hun immers «zoo
gemakkely'k had gemaakt", klonk daarbij uit den toon
van z'n stem.
En omdat ik nu de verzuchliiig dier een
voudige vrouw uit de volksklasse opteekende,
en ik deed zulks omiat ik weet dat zoo velen
niet in de gelegenheid zijn, de »kleyne luyden"
zich eens te itooren uitspreken, 't geen o zoo
leerzaam kan. zijn! daarom heb ik nu (al
toos volgens den heer Drijver) «heel den gods
dienst gehekeld, gelaakt eu gelasterd" ?!
Domino Drijver, ik teeken tegen die baivering
geen protest aan, maar ik wensch u vaa heeler
harte beterscJia^.
Geachte lledactie! U m'n hartelijken dank
voor de mij verleende plaatsruimte!
l'iee dw. d.
G. C. STELLINGWERF
WelEd. Gib. Ileere 31. V. Snoek,
te ('iilemburg.
Amsterdam, 28 Mei 1900.
WeU-U. G eb. Heer,
Vergun mij een korte repliek op de uitvoe
rige kritiek, waaraan u mijn artikel «Eene
circulaire over Volksweerbaarheid" hebt onder
worpen.
Dat dit artikel 3 April geschreven, eerst
geplaatst werd G Mei, kunt u mij niet wijten.
U weet evengoed als ik, dat de redactie van
een weekblad belast is met da plaatsing der
stukken niet de schrijver.
Het onderwerp door mij behandeld was niet
Volksweerbaarheid, maar de circulaire van
welke ik een dag nadat ik mijn artikel ge
schreven had, eerst te weten kwam wie de
onderteekenaars waren (vgl. liet Nieuws van
den Dag van 4 April j!.) Ook nu ik de namen
dezer heeren heb gezien het exemplaar
ten mijnen huize bezorgd was niet geteekend
blijft mijn oordeel over den inhoud als te voren.
Door giilke circulaires wordt het doel: bevor
dering van 's lands weerbaarheid veeleer tegen
gewerkt dan bereikt.
Strekking van myn artikel was mijn stem
te verheffen tegen het dilettant-militairisme.
Het was niet noodig daarvoor aan iemand
toestemming te vragen, dan alleen aan de redacti»
van het Weekblad, die u zoowel als my het
woord welwillend verleende.
Ik bly'f van meening dat van het
dilettantmilitairisme weinig of niets te verwachten valt.
Ik doe dit op grond der woorden van den
ex-minister van oorlog die tevens en dat.
zegt voor u nog meer Secretaris van het
Hoofdbestuur van Volksweerbaarheid is, den
heer A. L W. Seyffardt. Op l April jl. scnreef
hij: vals na eenige jaren de Regeering de taak
*van de Vereeniging Volksweerbaarheid met
^overneemt, dan loopt het mis."
De overtuiging dat uw bedoelingen goed zijn
en gij vol enthousiasme de zaak verdedigt
waarvoor ge opkomt, doen mij de uitingen van
uw verbolgenheid kalm ter zijde schuiven. Ik
acht mij daarom ook volstrekt niet beleedigd
door uw wederwoord, dat, zooals u zelf zegt,
hier en daar wat «bruusk" is.
Hoogachtend,
Uw Dw.
J. A. HELPER SESBHUGGER.
Militaire verdiensten.
En beaucoup l'inférieur
Surpasse souvent Ie supérieur,
Mijnheer de Redacteur!
Als sedert enkele dagen weder is voorge
komen met een vice admiraal, bestaat ten
onzent de eigenaardige, ja machinaal oude
sleur volgende gewoonte, om altoos, dus
onvoorwaardely'k bij het pensioneeren vaa oppar-
ensvlag ofücieren, het hoofd van den Staat by
het teekenen van' het besluit, daarin te laten
opnemen het refrein: «onder
dankbetuigingvoor de vele en gewichtige diensten den hnd*
bewezen". Maar waarom wordt dat nooit toe
gedacht aan een kolonel, luit. kolonel of zelfs.
majoor, dus ook kapitein en kapitein-luitenant
ter zee, waaronder verscheidene die dikwyls
bij pensioneering meerdere dienstjaren hebben
niet alleen dan menig opper- en vlagofflcierr
maar in tegenstelling van dezen, zich gedu
rende hun diensttijd meermalen hebben onder
scheiden en vele grooten dank verdienende
daden verricht, waarvan de vele militaire
eereteekens op hun borst getuigen. Het kan toch
niet zijn dat alleen van hen, wie het voor
recht te beurt valt, opperolficier te worden,
de diensten van af 2a luitenant en adelborst
Ie kl. dan moeten worden beschouwd vele en
gewichtig te zijn geweest, al hebben zij zich
gedurende hun geheelen diensttijd in het minst
niet onderscheiden of in het een of het ander
gesignaleerd. Zou b. v. kolonel Scheuer, met
de W. O. 3a kl., tweemalen eervolle vermel
ding, eeresabel, Atjeh en Lombok medaille.
daarbij 70 dienstjaren, bij pensioneering geen
dank verdienen, alleen omdat hij, hoezser dat
zeer juist kan zy'n, niet voor generaal heeft
kunnen in aanmerking kornet!, waarvan de
reden in ieder geval in het minst niet tegen
zijne verdiensten pleit, terwiU elk Nederlandsch
opperofh'cier, velen met 40 a 42 dienstjaren.
en zonder eenige militaire decoratie, zelfs
eenig kry'gsherinneringsteeken, die zich ook
nooit in het minst hebben doen kennen in
het een of ander, il B dankbetuiging altoos
wordt toegezwaaid. Worden daarom die vele
en gewichtige diensten nu waardeloos ?
Wy hebbtn o. a. een generaal gekend die
van af 2e luitenant tot aan zijr.e pensicneering
als generaal^ altoos door in de bureaux had
gezeten. Ook hebben wij menig vlagofficier
gekend die tot dien rang werd bevorderd,
maar op non-activiteit gelaten tot hy dien
twee jaren had hekleed om dan, hoe zeer
nooit, zelfs maar een oogenb'ik diensten daarin
te hebben gepresteerd, te worden gepensioneerd
met het daaraan verbonden pensioen en de
dankbetuiging voor de vele en gewichtige
diensten den lande bewezen. Die menig
vlagoffieier werd zelfs dan beschouwd niet geschikt
te zy'n om in die kwaliteit diensten te pres
teren. Deze wijze van doen is niet in strijcJ
met de letter vaa de wet, doch wel met
eerlykheids-beginselen wat betreft de verplichting
om in alles, de belangen van den staat op den
voorgrond te stellen. Met betrekking tot al
het vorenstaande, zou hier in zeker opzicht
van toepassing kunnen zijn. wat de Franschen
noemen : »C'est beau, mais ce n'est pas la
guerre !"
K. II. KOHNTZE,
Apeldoorn. oud kapit. der Mariniers.
Schuttery- raads el en.
Geachte Redactie !
Ofschoon het den schutters der
Culemborgsche schutterij was bekend gemaakt, dat op den
2an Augustus 1.1. aldaar een parade zou ge
houden worden, meenda een schutter A. C.
de Ruiter dat hij aan deze oproeping op
grond van art. 45 der »wet op de schutterijen"
(dit art. spreekt van parade voor »ons of het
Koninklijk gezin") geen gehoor behoefde te
geven zoolang men wapenschouwing of inspectie
bedoelt; immers er kan van geen parade voor
het Koninklijk gezin sprake zijn uls geen lid
daarvan aanwezig is. De krijgsraad beboette
den onwillige (?) voor vier gulden. De
Ruiter, hiermede niet tevreden zynde,
requestreerde naar II. M. om vernietiging van
et vonnis. Voor eenige maanden kreeg hij
bericht dat hij zy'n reeds gestorte boete bij
den secretaris van den Schuttersraad weder kon
terugbokomen (Kon. besl. 24 April 1900 No. 33)
docti dat het vonnis in zy'n geheel bleef. Nog
maals requestreerde De R. dat hij niet om
terugbetaling der boete, doch om vernietiging
van hat vonnis gevraagd had en thans wordt
De R. by den commissaris van politie ontbo
den, die hem op last van den- min. v. justitie:
moest meèdeelen, dat zoo'n request op gezegeld
papier behoort te zijn (ofschoon De II. voor
de eerste maai ook op ongezegeid papier
had gerequestreerd) en dat er geen termen
aanwezig zijn om op grond van genoemd art.
het vonnis te vernietigen. De commissaris
moest hem aanraden niet meer op zegel te
requestreeren, daar het toch niet meer hielp.
't Is mij eenvoudig een raadsel lo. waarom
De II. ongevraagd zy'n boete terug ontvangt,
terwijl het vonnis in zy'n geheel bly'ft, 2o.
waarom hij de eerste maal niet en nu wei
op zegel zijn request moet indienen, 3o. waarin
de werkzaamheden van zoo'n krijgsraad bestaan.
M. H.