De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 24 juni pagina 1

24 juni 1900 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

r. 1200 DE AMSTERDAMMER A°. 1900. WEEKBLAD VOOR NEDEEL Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAÜRIK Jr. Dit nummer bevat een bijvoegsel. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar n » maü» 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/? Dit blid U Terkrfefawr Kimk 10 Boulevard des Capncinea tegenover het Grand Café, te Parijs. Zondag 24 Juni. Advertentiën van 1?5 regels ? 1.10, elke regel meer f 0.20 Reclames per regel » 0.40 Annonces nit Dmtschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma KUDOLP MOSSE te Keulen en dooi alle filialen dezer firma. INHOUD. VAN TEEBE EN VAN NABIJ: De nood der diamantwerkers. Zionisme (I), door Isidore Hen. De oorzaken v .n de hongersnooden in Britsch-Indië, door H. W. Hyndman (I), vertaald uit Die Neue Zeit",door D. B. Mansholt. Boksersphilosophie SOCIAtE AANGELEGENHEDEN: Een goed plan, door dr. V. v. d. Plaats. KUNST EN LETTEBEN: Afdeelings-mnziekfeest der Maatschappij tot bevordering der Toonkunst te Leiden, door Ant. Averkamp. Tentoonstelling der vereeniging Voor de Kunst" te Utrecht, door B. W. P. Jr. Van eenen jongen doode, door W. G. van Nouhuys. Najaarsstemmen, door Helene Lapidoth?Swarth, beoordeeld door Gregorius. Het pas verschenen werk van den heer B. Veth: Het leven in Nederlandseh-Indië", door P. G. W. : Boek en Tijdschrift, door G. van Halzen. FEUILLETON : De President van den Octopus. Uit het Engelsch. (Slot.) BECLAMES. VOOB DAMES: De Internationale Vrouwenraad op de Parijsche Tentoonstelling, door Johanna Naber. De Prederika Bremer-vereeniging in Stockholm, door B. Nort. Allerlei, door Caprice. SCHAAKSPEL. FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KBONIEK, door D. Stigter. INGE ZONDEN. PEN- EN POTLOODKBASSEN. ADVEBTENTIEN. IHIHMMHIHIIIIMWIIIMimiHIIIIIIMmillMMlII De nood der diamantwerkers. Meer dan 2000 huisgezinnen hier ter stede zijn nog altijd getrofien door de ge volgen van den oorlog in Zuid-Afrika; de met dien oorlog verband houdende toe standen in de diamant-handel en nijverheid. Meer dan twee duizend gezinnen missen reeds maanden lang de gewone inkomsten, zoo noodig om van te leven; duizenden en nog eens duizenden hebben alles te gelde moeten maken wat ze nog bezaten, en worden in hoofdzaak onderhouden uit de fondsen door de zoogenaamde particu liere liefdadigheid bijeengebracht. Maan den lang heeft een bevolking van tiendui zend volwassenen en kinderen in ontbering geleefd, menigmaal tot gebrek lijden toe... en nog is het einde hiervan niet te voorzien. En terwijl die toestand voortduurt, ge raken de fondsen, waaruit nog eenigermate onderstand werd verleend, uitgeput; de karige bedeeling kon niet eens worden volgehouden. Nu de personen, door den langen duur van dezen tegenspoed, veel armer geworden zijn dan toen de werke loosheid intrad, het bespaarde geld verteerd, in de bank van leening verpand is, wat er nog te verpanden viel, weten zij, die zich de belangen van de arme diamant werkers hebben aangetrokken, geen middel om al die gezinnen althans zooveel weke lijks te verstrekken, als noodig is om in de allereerste behoeften te voorzien. Zoo wil het de particuliere liefdadig heid. .. en deze liefdadigheid is de eenige, die men in Nederland te hulp kan roepen, als er 2500 huisgezinnen in n gemeente, tienduizend zielen in nood verkeeren. De gemeente, op wie een beroep is ge daan, men weet het, heeft geweigerd. Zij kon, zij mocht niet, zoo luidt de leer der doctrinairen; en zelfs zij die niet door zulk een leer gedreven werden, wisten andere redenen aan te voeren, die de ge meente van hulpverschaffing moest terug houden. Zoo schreef de Standaard: ... »dat de «Diamantwerkers" de sympathie van het publiek niet wisten te winnen. »Ze oefenen een bedrijf uit, dat in de verdiensten sterke schommelingen met zich brengt. Dit stelde den eisch, dat men in dagen van voorspoed spare voor den kwa den dag. Doch dit hebben ze niet gedaan. Toen sommigen hunner jaarverdiensten van f 10.000 en meer hadden, is er in weelde geleefd, of ook, men heeft zich, na rijk te zijn geworden, uit den kring terug getrokken. » Voorts is onder hen een revolutionaire geest aangekweekt, die eischend en brutaliseerend optrad. »En last not least, toen de Typo's-staking uitbrak, hebben eenige hunner, onderwijl ze ondersteund werden, de Typos tegen hun patroons opgehitst en geholpen. »Nu betwist niemand hun hiertoe het recht. Zij moeten zelven weten, hoe ze hun belangen willen voorstaan. »Maar n ding is dan toch duidelijk, en dat is, dat een groep die zich zoo aan stelt, het aan zichzelve te wijten heeft, als ze de sympathie van het publiek ver beurt." Hoe het mogelijk is, dat de leider van een christelijke partij zulke opmerkingen uit zijn pen kan krijgen, op het oogenblik, dat er duizenden mannen, vrouwen en kin deren gebrek lijden, is ons een raadsel. Mag dan voor hem het beoefenen der lief dadigheid afhankelijk zijn van ... sympa thie ? En toch, elk woord ontbrak om zijn anti-revolutionairen duidelijk te maken, dat in de gelijkenis van den barmhartige Sa maritaan een voorbeeld was gegeven van liefdadigheid zonder naar iets anders te vragen dan naar de behoefte van den on gelukkige, die bijstand noodig had. Zelfs de opmerking bleef achterwege, dat al mocht bij dezen of genen afkeer van zekere daden van enkele diamantbewerkers oorzaak zijn van een nog poverder betoon van menschlievendheid dan men ook onder christenen gewoon is, de bedillende weldoeners niet behoorden te vergeten, dat er onder de duizenden die niet weten hoe ze, om van hen zelf niet te spreken, hun kinderen zullen kleeden en voeden, een groot aantal zich bevindt, hetwelk door geen enkel verwijt getroffen kan worden. 2500 huisgezinnen in nood, en voor de karige bedeeling geen geld. Zoo is ongeveer de toestand. Geen geld.... maar kritiek te over; want ook hardvochtig kunnen de brave menschen zijn. Dr. Kuyper moest, door hetgeen men naar aanleiding van zijn opmerkingen schreef, spoedig tot het besef komen, dat hij verzuimd had zijn lezers tot geven aan te sporen, waar dit toch in dexe dagen alleen het doel van zijn schrijven over den nood der diamantbewerkers mocht zijn. Later heeft hij de fout trachten te herstellen door de volgende verklaring af te leggen: »Onze driestar van 9 Juni is opgevat, als vonden we voor betoon van barmhar tigheid in den nood der Diamantwerkers geen oorzaak. »Hoe komt men er bij? »Alsof niet elk lijden op deernis aan spraak had! Zelfs tegenover hem, die lijdt door eigen schuld, moet deernis en ont ferming spreken. Het zou wat fraais zijn, zoo men zeggen ging: Die man, die vrouw hielpen zichzelven in den nood; dus moeten ze in hun nood maar omkomen. «Alsof, in den wortel der zaak, niet alle menschelijk lijden uit menschelijke schuld opkwam; een schuld die solidair is; een schuld, waarbij de n om den ander moet lijden, en juist deswege ook de n moet lijden met den ander; iets wat den eisch brengt van mededoogen en medelijden." Jammer alleen, dat Dr. Kuyper in zijn eerste asterik niet aan die eigen, die ge meenschappelijke schuld heeft gedacht! Maar nu, en hierop wilden wij gaarne ten slotte wijzen: nu zijn ook weder de anti-revolutionairen het met ons eens: daar moet zonder aanzien des persoons opnieuw geholpen worden in dezen grooten nood. Zionisme door ISIDOBE HEN. Het docht my niet te onpas, voor de lezers van dit Weekblad te gaan spreken over eene Beweging in haar kindsheid nog maar al voorbestemd, een wichtige factor te vormen in sociaal, politiek, economisch leven, zooals reeds thans zy opeischt de meest eminente mannen onder de hedendaagsche Joden zooals zij nu reeds waagt de belangstelling in te roepen van al wat hoog en edel is onder Christen en Muzelman. Ik bedoel het Zionisme. In 't kort gezegd: eene beweging, die ten doel heeft het Joodsche volk een publiek rechtelijk-gewaarborgde woonplaats te verschaf fen in Palestina. (Bazeler Program). Drie vragen zijn te behandelen. Waartoe dit streven? Hoe werkt het Zionisme? Hoe is het ontvangen en is het doel reëel? I. Waartoe? Hebben 't de Joden niet goed, hier en elders ? en welke practische beteekenis kan 't Zionisme hebben voor Joden als hier in Holland die vol burgerrecht genieten ? De Joden kunnen het niet goed" hebben, noch elders, noch hier. Waarom? 'k Hoef niet te citeeren uit Verslagen van de Alliance Israélite Universelle, noch uit de Mededeelingen van het Comitétot onder steuning der vervolgde en hulpbehoevende Israëlieten in Rusland" (Mei 1882). Niet te spreken van de Russische Jodenvervolging, al zoo lang vergeten. Niet waar? Een lijvig boekdeel toch ware noodig voor eene omstandige mededeeling van al wat in 170 Russische steden, vlekken en dorpen heeft plaats gegrepen. De schade, die de Israëlieten door brand, roof en vernieling van hun have en eigendommen geleden hebben, wordt op 200 millioen gulden berekend. In 45 steden en dorpen van Zuid-Rusland alleen kent men 23 gevallen van moord op mannen, vrouwen en kinderen gepleegd, en 225 gevallen van vrouwenonteering." Zoo iets vergeet men spoedig genoeg.... als men niet toevallig behoort tot het Ipend volk in kwestie. We willen van die tijden dan ook niet meer spreken. Nu hebben de Joden rust. Eh bien, even zien, waarin die rust bestaat. Allereerst: de doorvoede Joodsche bankier is in Rusland onbekend. Er leven daar circa 6 millioen Joden, meest arbeiders (daglooners). Geen werk is hun te zwaar of te vuil. 6e staat versteld van wat zware lasten een schijnbaar uitgemergeld man kan torsenen: wilskracht, hij arbeidt met zy'ne zenuwen, meer dan met spieren en pezen. Behalve de groote koop lieden (geld vindt overal zijn weg), kunstenaars en geleerden wat slechts een beperkt aantal Joden op tallooze voorwaarden kan worden moeten ze leven in aangewezen rayon, zooiets als het Indianenterritorium, met dat verschil, dat de Joden niet eens ruimte hebben om zich te roeren, elkander moeten concurreeren op 'n wijze, waarbij het Engelsche en Amerikaansche sweating-systeem" eene hemelsche lievigheid is, en bijvoorbeeld te Wilna gewoonlijk ze mogen" wonen, met z'n 16 a 17 in 18 treeën diepe onderaardsche holen van nog geen 9 M2 oppervlak. Dat kost per hoofd 10 roebel huwper jaar, terwy'l 't weekloon van den Russischen Joodschen arbeider varieert tuaschen de 2 en 4 roebel. En in die brute, stomp makende ellende: gén vrouwen die zich uit honger verkoopen, gén die niet lezen kan, en arme drommels die nauwelijks 30 a 50 kopeken daags ver dienen, hebben nog zieken- en begrafenis fondsen. En als men een roept voor makkelijk werk, dan gaan de oude mannen. De jongen bleven uit eerbied achter, doen enkel het zware. Dat is nog goed! Leroy-Beauheu verhaalt van een joodsch meisje, dat naar Moscou kwam om stenografie te leeren. De joden daar hebben een geeuw honger naar beschaving. 't Werd gemerkt, ze moest heen. Maar na behoorlijke argumenten te hebben ingebracht klinkende, wel te verstaan, werd de raad gegeven, dat ze zich maar zou laten inschrijven in de registers der ... prosituees.,. Later werd ze evenwel ver bannen, omdat... ze haar bedry'f niet naar behooren uitoefende. In 1892 waren 8 pCt. der publieke vrouwen jodinnen. Dat geeft te denken. Maar wat, als 'n andere gouverneur komt in Kiew, 'n andere keizer in Rusland, als het dier ontwaakt in den Russischen moejik, dat brande wijn hebben wil, brandewijn of als ergens in 'n klein vlek een Russisch officier 't oog laat vallen op een jodenkind ... Wat dan? En al gaat alles goed, geen vervolging, geen gruwelen, enkel vuil en hongerdood en ont eering van Joodsche meisjes, wat dan? Wat, als die millioenen zich vermeerdereu in hun ellende? Vryheid geven, Rusland te overstroomen ? De fanatieke orthodoxie, die in den Jood den kruisiger van den Heer ziet? Laten rotten op hun mesthoop ? Laten dood gaan aan tering? Nieuw Sodom en Gomorra, maar nu millioenen, geloovige, beschaafde, nijvere men schen, die werken willen om te leven. Dat recht hebben ze toch!!?? Opgaan onder het volk waar ze leven ? Zich assimileeren ? Dat zou een teruggang wezen, die eenig is en eenig blyven zou in de Wereld geschiedenis. Zy' die onzen West-Europeëers ten voorbeeld kunnen zyn in matigheid en zedeUjkheid, zy opgaan onder die moejiks, waar de schoonvader heeft 'n droit seigneuriel op 't lijf van de schoondochter? De paria, die niet weet dan hoereeren, dobbelen en zich bedrinken? Eruit, weg uit darkest Russia! De grens over, door Duitschland als vee in verzegelde waggons naar Hamburg, om te gaan naar Amerika, waar hun vrouwen gelukkig thans niet meer worden opgekocht en ver kwanseld door eerloozen. Naar New-York om te vergaan in sweating, te worden uitgezogen door kleermakeryen en meubelfabrikanten. Och, wat praat ik? Ze mogen niet landen. Ook Engeland sluit z'n poorten. Duitschland even eens ; waar in de wyde wereld n plaats waar ze rustig kunnen neerleggen 't hoofd ? ... En Rusland is nog 'n paradijs by' de Balkan staten en vooral Rumenië. De Joden heeten daar officieel vreemdelingen'1. In Rusland kry'gt de Jood nog recht. In Rumeniëniet. Pludeiingen aan de orde van den dag. Ze kunnen niet in staatdienst komen. Een Jood mag geen marskramer zijn, geen tabak noch lucifers verkoopen, geen advokaat, apotheker officier zijn, geen rechter, gemeenteambtenaar, geen Agent van Politie, beambte aan Posterijen, Telegrafie, Telefoon, Spoorweg, Bank, geen Ingenieur, geen Professor, geen onderwijzer aan Staats- of Gemeenteschool, geneesheer in open baar ziekenhuis, geen koren- of scheepsmakelaar enz. enz. ja, niet eens.... straatveger. Ziekenhuizen zijn voor Joden gesloten, zoo ook arbeidsscholen en lagere scholen zelfs. Wat moet met die millioenen geschieden? Ook laten verrotten en verteren ? Oostenryk is geen barbaarsch land. De keizer meent het goed met de Joden. Galiciëis er 'n deel van. Er wonen 'n 750.000 Joden. Van de 145.000, waaronder een enquête werd ge houden, waren 35 a 40.000 bijkans allen bede laars. En de weinigen die nog een stukje droog brood verdienen, hun wordt het systematisch zuur gemaakt door christelijke winkelvereenigingen, -kassen, ja, men ontslaat Joodsche mijnwerkers a 'n paar cent per dag, om ze te vervangen door christenen, die mér verdienen. In Kolomea hebben op de openbare scholen de Jodenkinderen aparte banken, aparte water kan, -kroes, en mogen ze hun kleeren niet aan de christelijke rekken ophangen. Zóó schryft Jozei Feldmann uit Niwra aan de redactie van die Welt: Weet gij, edele heer, wat Jodennood is? Weten de Joden van Weenen het ? Komt hier heen, en ge zult leeren kennen wat Jodenellende beteekent, en ook Jodenvertwijfeling. Op de verdrukte en vervolgde" Russische en Rumeensche Joden richt zich uw oog, maar om ons denkt niemand. En toch hebben die wat noodig is om te leven. Wij hebben alleen een constitutie en genieten alleen de zegeningen van een beschaafden staat. Wat hebben wij? Hebben wij straten? Neen! Bruggen? Neen Scholen? Neen! Gelegenheid om eerly'k aan de kost te komen? Neen! Wat beteekent voor ons de beschaving? De gendarme en de belastingontvanger! In de meieryen, dorpen en vlekken van O.-Galiciëleven duizenden Joden van den in- en verkoop van hout vruchten en eieren, last dragen, kruiers- en dagloonersdiensten. Duizenden Joden, die niets bezitten dan hunne tien vingers aan de hand en hunne tien kinderen in huis, zonder brood, zonder verdienste. Leven l Schandelijker werd dit woord wel nergens geparodieerd dan hier. En onze zoogenaamde Intelligenz", landbouw kundigen, veldopzichters, enz. Hoe makkelijk valt hun de Intelligenz" en hoe moeily'k komt hun het brood. Overal niets dan ellende, kommer, armoede! De nood is groot, my'n Heer! Door de regeering verlaten, door Jood en Christen veracht en op den grond getrapt, kennen wy de vreugde niet meer, hebben wy het lachen verleerd, het weenen ook al..." Ons voedsel is grof, uitgedroogd brood, onze kleeding: lompen, onze woningen vervallen hut ten, onze teesten: jammerdagen, onze kinderen zonder elke opvoeding. In de Rutheensche stadsscholen leeren de kinderen niets anders dan het Onze Vader. Naar stad kunnen we hen niet zenden, daarvoor hebben wy geen geld, en een bewy's van armoede is niet te krygen zonder protectie, en protectie is onmogelijk zonder... Wy' kennen geen vreugde, onze zieken geen geneesheer en onze dooden geen beklag. Wie zal ons helpen?" Wy zijn immers maar Poolsche Joden" ". Eerder heeft de Rutheensche boer meely met ons en slaat ons dood. En de kleine middelstand ? Duizenden zy'n broodeloos geworden door de invoering der nieuwe be lasting op brandewijn en gebruiksartikelen, door monopoliseering van den zouthandel en door de oprichting van Poolsche Comsumptie-vereenigingen is het aantal bedelaars onder ons grooter geworden! De nood heelt ons slecht gemaakt en dom.... De toestand is kritiek, want de de regeering kent ons niet meer. Hier moet geholpen worden! Wy willen geen Zionsvereenigingen met Poerim- en Makkabeëenfeesten, wy' willen naar Palestina, naar ons Heilig Land, om wijngaarden te planten en den grond te bebouwen, wy willen den dierbaren bodem met onze tranen besproeien, dat hij goeden oogst geeft. Wy zy'n sterk. Zware arbeid heeft ons gesterkt en gestaald, wij zyn veldarbeiders en landbouwers van beroep en we hebben geleerd te ontberen en te derven. In naam van duizend joden, die niet kunnen schrijven, maar om my heen staan en hunne vertwijfeling en hun smachtend hopen my' in de ziel gieten, bid ik, smeek ik u: geef ons een stukje grond, wij willen werken, zwaar werken, het zal ons ge lukkig maken te mogen werken." Goeie sty'l, voor 'n boerenknecht, 't is de vertwijfeling! Wat min toonen daarbij elk opstootje, waar 'n paar joden vermoord worden. Wat min de herhaalde bloedbeschuldigingen tegen ons inge bracht, wat min schacht-verboden, jodenreine hotels, winkels, badhuizen in Weenen, Berlijn, Frankfort, Amerika. Wat min zoo'n enkele jood die geen recht krijgt I Daar zy'n naar sommiger opgaaf 10 a 11 millioen joden, waar van 90 pCt. geestelijk of materieel paria's. Wat kan 't ons nog schelen, dat moderne antisemilisme, of de Neder-Oostenrijkers de Joden ook nit 't sociaal-democratisch partij verband" dringen, of hun 't leven op alle mogelijke manier zuur en bitter maken! De Joden" zegt Nordau, zy'n in hunne pluraliteit een stam van gebanvloekte bedelaars." 't Is onprettig voor ons, West-Europeesche Joden, tot zulk een gevloekt ras te behooren. Want, en hier kom ik by de kwestie, welk belang 't Zionisme heeft voor Hollandsche Joden, daar is nog 'n andere dan materieele jodennood. 'k Zal me houden aan Holland. Ook wy hebben een Jodennood, een zedelijke. We heb ben burgerrechten en oefenen die uit. Maar we zy'n en bHjven iets aparts. We zijn Jood en blijven dat. En we willen niet naar onze ghetto's terug, en willen grootendeels ook niet wegtrekken, want we kunnen hier althans leven. Maar niet alleen van brood leeft men. We hebben een eigen karakter behouden, zijn niet vermengd met de bewoners van het land. We hebben hier vrienden. Twee heel erge zelfs, Aan den eenen kant de vrome Calvi nist, die al zijn leven jammert, dat we geen water op ons hoofd kunnen velen, aan den anderen kant de moderne Protestant, die niets liever wil dan aich met ons vermaagschappen, als de Jood maar z'n godsdienst en volksbe staan wil overboord gooien. Wij worden dus als volkomen gelijk en gelijkwaardig beschouwd, mits we zoo karakterloos genoeg zijn, van ons vaandel weg te loopen, en by' de vetpotten van Egypte niet meer te denken aan onze broertjes in ellende, ginds in 't Oosten. Der eerste categorie zy, met alle respect voor hun goede bedoelingen, gezegd, dat we nu al zoo'n 2000 jaar bewezen hebben niet van die radicale middelen gediend te zijn. De modernen mogen zich toch wel eens afvragen of het heil van hunne verwantschap wel opweegt tegen 't wegdoen van ons Jood-zijn. We hebben niet te danken voor eene emancipatie, die we be taald hebben met het geven van mannen uit stekend in kunsten en wetenschappen. En we kunnen evenmin danken voor eene assimilatie die de slechtsten onder ons, doen opkomen en naar dezulken den Jood" afmeten. Geen assi milatie, die onze eeuwenoude geschiedenis met voeten treedt. Zóó schry'ft een mijner vrienden: lees wat er gebeurt en zal gebeuren. Hoe 2000 jaren wij alles hebben gegeven, ons leven, onze vrouwen, onze kinderen, ons goed, onze wetten zelfs, nu komen zij en vragen het laatste ons van God gelaten; ons Joodsch gevoel, ons Joodsch hart, onze Joodsche ziel." 't Feit is niet te loochenen. Zelfs de meest verstokte assimilant is een veinzer. Hy' toont zich den Christen anders dan den Jood. Hij is bang voor 'n Joodsch klinkenden naam, haat Semitische types, schaamt zich voor eeuwen oude gebruken en ergert zich duvels" als hem z'n jodenaf komst hier of daar herinnerd wordt. Wat wy' Zionisten dan willen? Allereerst waarheid. We willen niet huichelen. We hoeven ons Jood-zijn niet van de daken te schreeuwen, maar we willen het niet verloochenen. Noch zus noch zoo. We willen bly'ven Nederlanders, als waren. Goede Vaderlanders, als we immer ge weest zy'n. Maar we willen dat wezen zonder condities van Calvinisten en zonder maar's van de Modernen. Want vrijheid op condities is geen vrijheid. En we willen erkennen blijven ons be hooren tot eenen Stam, die ouder is dan Noren en Denen en Hollanders en Duitschers en Franschen allen. En we willen erkennen dat we plichten hebben, eigen sociale plichten jegens onze broeders die in 't Oosten verrotten en vergaan. Het Jodendom is niet dood, zelfs niet ver zwakt. Het heeft geleerd te willen. Welnu, wy willen niet dat duizenden, honderdduizenden van ons volk jammerlijk vergaan. En wy willen dat bekennen, en zullen daarvoor werken, trots tegenweer van Christenen, trots schimp en smaad van Joden, die hunne Joodsche ouders verwensenen. Hoe wy werken aan de Regene ratie van het Joodsche volk zy' in een volger d artikel uiteengezet. (Wordt vervolgd). De oorzaken, van de hongersnooden in BritschIndië, door H. W. HYNDMAN. Vertaald uit Die Neue Zeit. I. Toen ik voor meer dan een kwart eeuw voor het eerst de politieke, administratieve en sociale vraagstukken van ons bestuur in Indiëernstig begon te bestudeeien, begon ik met die goede meening over ons regeeingstelsel, die heden nog ieder gewone Engelschman toegedaan is. Als zoovele leden der klasse waartoe 'k behoor, stond ook mijne familie sedert eenige generaties in nauwe verbinding met Indië. Mijn voorzaat overste Hyndman ontwapende Raymonds leger aan bet hof van Nizam voor meer dan eene eeuw, en sedert dezen tijd zijn voortdurend vele mijner familieleden in burgerlijke en militaire betrekkingen in*Indiëwerkzaam geweest. Men kan derhalve niet zeggen dat ik met een, voor ons regime in Indiëongunstig vooroordeel mijne Indische studiën begon, of dat ik niet in het bezit ben der voorwaarden om een zakelijk oor deel uit te spreken, want ik heb feitelijk alle belangrijke documenten van den Jndischen dienst ter mijner beschikking gehad. Sir Mallet deelde dan ook, zooals ik gerust durf beweren, mijne meening over de verschrikkelijke toestanden in onze uitgebreide bezittingen, waarop ik reeds voor meer dan 20 jaar de openlijke aandacht in Engeland en in de kringen van het kontinentale Europa had gevestigd, toen ik in October 1878 mijn Indiëns bankroet" in de Nineteenth Century publiceerde. Bijna 22 jaar zijn sedert dien tijd verloopen en de voorzegging, die ik toenmaals deed, is intusschen bevestigd. Ik meen hierop even te moeten wijzen om den lezers der Neue Zeit te overtuigen dat ik bevoegd ben om over de Indische kwestie te schrijven, zonder vooroordeel en met voldoende kennis van zaken. Vrij algemeen is men van meening ten opzichte van het Engelsche regime in Indië, dat ons regeeringssysteem over 't geheel zeer bevorderlijk is geweest voor de welvaart der Indische be volking. In een zeer uitgestrekt gebied, be woond door bijna het vijfde deel van het geheele menschdom, waar vroeger oorlogen tusschen verschillende koninkrijken, tusschen vijandelijke rassen en elkaar bestokende godsdienstige secten buitengewoon veelvuldig voorkwamen, heerscht thans vrede. Invallen van buiten, zooals die van de moguls of van de Nadir-Shahs en van den Shah Achmed Abdallah, zijn niet meer mogelijk. Wreede oude gebruiken, zooals b.v. het dooden van vrouwelijke kinderen, het verbranden der weduwen, de menschoffers der Thugs of het zich laten vermorselen door den wagen van Dschaggernauth, behooren tot het verleden. De corruptie in de rechtspleging is verdwenen, tenminste bij de hoogere gerechtshoven; vrede- en persvrijheid bestaat in zoover als de zoogenaamde ^verstandige" grenzen zulks toe laten. Volstrekte godsdienstvrijheid is gewaar borgd voor Mohamedanen en Bramanen, voor Sikhs en Boeddisten, voor Parzen en Fetisch vereerders. Beschaving, hoewel nog op verre na niet wat zij zou moeten zijn, heeft tot op zekere hoogte overal zich baan gebroken. Spoor wegen zijn aangelegd van de kustplaatsen tot ver in het binnenland en hebben de steden onderling verbonden. De bevolking is toege nomen, de handel beeft zich aanzienlijk uitge breid. De belastingen zijn per hoofd der bevolking minimaal lager dan in het moederland, e landstraten zijn overal veilig, en de macht der inlandsehe hoofden, om hunne onderdanen te Knevelen, is zeer beperkt. Al deze goede dingen zijn de gevolgen van het Britsche regime en iet is zeer natuurlijk dat de meesten van hen die van deze weldaden lezen of booren, inderdaad bij zich zelf tot de overtuiging komen dat Indi bloeit. Helaas echter heeft ons systeem zoo danige schaduwzijden, dat daardoor al de voordeelen meer dan worden opgewogen. Het moet gezegd worden, dat feitelijk noch de misdaden uit de geschiedenis van het oude Rome tijdens de heerschappij der keizers, noch de behandeling van Mesiko en Zuid-Amerika door de Span jaarden zóó verschrikkelijk zijn geweest, als de sociale en politieke ondergang die heden ten

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl