De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 24 juni pagina 3

24 juni 1900 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No, 1200 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. acht ik het vrouwenkoor met solostemmen (later voegen zich hierbij nog tenoren) in »la Vision". Een heel mooi effect maakte nu ook weer het «Gloire a Wilhelm" in «l'Incendie" en niet minder het pakkende slotkoor. Dat nu »le Chant de la Cloche" steeds zal winnen, bij iedere uitvoering en dat het hoe lan ger h<& meer zal blijven doordringen in de waar deering van het publiek, gely'k zulks het geval geweest is en nog is met de groote meester werken onzer muzikale kunst, meen ik te mogen betwijfelen. Nadat ik aan het werk en zijnen schepper in bovenstaande regelen den tol mijner bewondering betaald heb, mag ik niet verzwijgen dat ik er niet in zie, dat elementair geweldige, dat onweerstaanbaar meesleept en den toehoorder bijna geen tijd laat om tot bezinning te komen; hem belet te vragen wat het dan toch eigenlijk is dat hem zoo impressioneert en waarbij hu eerst later zich rekenschap kan geven van de oorzaak zijner groote emotiën. Neen, zoo'n werk vind ik »le Chant de la Cloche7' niet. Daarvoor vind ik er te veel reflexie in, te veel gezochte wendingen en te weinig spontane uitingen van een krachtige, zelfstandige persoonlijkheid. De beide hoofdrollen waren ditmaal in handen van mevrouw Morello-Guerlse en den heer DesiréFauwels. Mevrouw Morello heeft een krachtig geluid dat men in de lage mid dentonen, vooral op de vocalen ai en (Wilhelm aime en ternelle) meer disdinctie zou toewenschen. Wij Nederlanders zijn aan die open vocaliseering niet gewend en zullen ons daar wel nooit mede kunnen bevrienden. Gaarne zij toegegeven dat mevrouw Morello in de hooge forte-passages veel vermocht te bereiken; dat echter de lyrische uitingen van teederheid, zooals die in het tweede tableau (l'Amour) vereischt worden, buiten het stemen karakteriseeringsvermogen van mevrouw Morello liggen, is niet minder waar. Of de heer Pauwels niet gedisponeerd was ? Of b\j muzikaal niet geheel zijn partij Deheerschte ? Ik weet het niet; doch bijna voort durend was de toon een ondeelbaar ietsje te laag; die geringe zweving, die oorzaak ia dat men nooit tot een volop genieten kan overgaan. Dank zij de vaardigheid van den directeur had een ongelukkig incident van den zanger, by' het wegblijven op de woorden «Comme est profond pour les yeux" in het vierde tableau »la Vision", geen verdere noodlottige gevolgen. De uitspraak van het Fransch was by den heer Pauwels uitstekend verzorgd. De heer Pauwels heeft in de opera honderden en dui zenden, oogenblikken van groot genot verschaft. Niet altijd echter blijkt het waar te zijn dat een operazanger, ook in de concertzaal goed voldoet. De heer Orelio, die de helaas kleine bas- of baritonpartijtjes te vervullen had, was in bijna alle opzichten zijnen col lega's superieur. Bijzonder goed gelukte het hem het sarcasme van Dietrich Leerschwulst weer te geven. Eene opmerking slechts; waarom zong de heer Oralio het woord silentium met de Hollandsche en niet met de Fransche uit spraak ? Het koor der Leidsche Zangvereeniging bleek uitstekend te zyn voorbereid; trouwens de naam van den directeur, den heer de Lange, is hiervoor een waarborg. Als ik nu zeg dat de sopranen een weinig machtiger van klank hadden kunnen zy'n en dat de tenoren in de hooge tonen iets meer gedekt hadden moeten zingen om steeds aan de eischen van klankschoonheid te voldoen en wanneer ik daar dan nog bijvoeg dat de nuances, vooral by' het »In paradisum deducant te angeli" van grooter fi nesse en meer charme hadden kunnen zy'n, dan heb ik mijne gewichtigste opmerkingen hiermede ten beste gegeven. Jammer vond ik het dat de heer Dan. de Lange het koor had opgesteld achter het orchest. Jammer in twee opzichten; ten eerste omdat daardoor de klank van het orchest, hoa iMisitiiiiiiiluiiiiliiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiimiilliiillïMillllhijUj DE PRESIDENT VAN DE\ OCTOPUS. Vit het Engelscli. (Slot.) Den volgenden dag, terwijl hij voor niemand te spreken was, met de deur van zijn kantoor op slot, Haler en Waxham aan zijne zijde, verdiepte de president zich op ieuw in be schouwingen omtrent den schitterenden bol, en sprak zijne verbazing uit over den eenvoud der uitvinding. Duidelijk meende hij in te zien, dat de constructie-kosten gering moesten wezen, dat de verkoopprijs, zelfs al werd er enorme winst op genomen, toch dit licht tot het meest economische ter wereld moest maken. HU had met reuzen geworsteld de gas maatschappijen, de electrische vennootschappen, de olie-magnaten maar als deze lamp eenmaal zijn eigendom was, hoe zouden hunne bataljons zijn vuur weerstand bieden? De eeuwigdurende lainp in particuliere wo ningen, in openbare gebouwen, in spoorwaggons, stoombooten, straten, gemeenten, zou alle groote licht-maatschappijen doen wankelen en ten val brengen. Hij prees zy'n goed geluk en juichte over de vondst, die zijn faam nog verder over de wereld zou helpen verspreiden. Na weinige dagen gebeurde het, dat het nieuws, hoewel vaag en onbestemd, begon uit te lekken. De aandeelen der geconsolideerde Amerikaansche licht-maatsehappij stegen tot fabelachtige hoogte. Er waren duizenden lief hebbers, en niemand die wenschte te verkoopen. Tot de gas-maatschappijen, de elec trische vennootschappen, de olie-magnaten drongen geruchten door, die hen met aan staanden ondergang bedreigden. En even snel als de aandeelen der geconsolideerde lichtmaatschappy' rezen, even snel daalden de hunne; terwijl betrouwbare spionnen op ver kenning uitgezonden, terugkeerden met zeer besliste mededeelingen omtrent lampen, die dag en nacht doorbrandden en dit in eeuwig heid zonden blijven doen met een luister, die het zonlicht nabij kwam. De telegraaf seinde het vreemde nieuws naar Europa en ook daar begonnen de be dreigde potentaten te sidderen en angstig het oog gericht te houden op Amerika. En terwijl al deze vreemde geruchten alom de commercieele en industrieele kringen in oproer brachten, bleef deze eene kleine eeuwigdurende lamp met onverminderden glans den chef van den Octopus beschijnen. Hoe meer hu er over na dacht, hoe dieper hy' in de zaak doordrong, des te vaster werd hy' overtuigd va» de on feilbaarheid zijner plannen. schoon overigens in enkele onderdeelen, niet die mollige afgerondheid te genieten gaf, die men steeds in ons orchest zoo bewondert; en voorts omdat bij andere plaatsing, verschillende passages van het koor, die thans een weinig zwak en mat klonken, grooter indruk zouden hebben gemaakt. Dit zijn echter opmerkingen van acustischen aard, die in geenen deele af breuk doen aan de appreciatie van hetgeen bereikt is. Het is mij dan ook eene behoefte den heer de Lange dank te brengen voor het genotene. Hoewel niet behoorer.de bij het eigenlijke muziek-referaat, wil ik toch niet nalaten te vermelden dat de heer de Lange voor den aanvang der pauseering eene geheel eigenaar dige ovatie mocht ontvangen. By' monde van den voorzitter der Leidsche Maatschappij voor Toonkunst, werd hem als Directeur der Afdeeling van de Maatschappij tot be vordering der Toonkunst een krans ver eerd, als hulde aan het zilveren feest dat de Afdeeling met dit concert mocht vieren. De heer de Lange is al dien tijd onafgebroken directeur geweest en buitengewoon veel heeft hij op de concerten dezer afdeeling tot stand weten te brengen. Wanneer ik mijn geheugen raadpleeg, dan schieten mij uitvoeringen te binnen van Palestrina's Missa Papae Marcelli van Bach's Motetten a cappella, van Brahms' Requiem en Triumphgesang, van Bach's Pas sionen en vooral van diens hohe Messe, in den loop van dit seizoen. Zeker sla ik verschillende belangrijke werken over, doch ik heb geene gegevens om ze allen te vermelden. Gaarne wijd ik deze woorden aan de Lange's werk zaamheid te Leiden, mede als een hulde aan zijn.groote talenten en onvermoeide werkkracht. Als nu dit nummer verschijnt, staan wy' aan den vooravond van het zilveren jubilee der Nederlandsche Toonkunstenaars-vereeniging, hetwelk van Maandag tot Woensdag a. s. in den Haag gevierd wordt. Behalve voor twee concerten op Maandag- en Woensdagavond, wordt onze belangstelling in hooge mate gaande gemaakt voor den Dinsdagavond, als wanneer twee oorspronkelijk Nederlandsche dramatische werken tot uitvoorir.g komen. Het zy'n Seleneia van Emil von Brucken Fock, reeds vroeger uitgevoerd en door my' in dit blad besproken, en Darthula, woorden van Emil Coenders, muziek van S. van Milligen, weik werk op het Toonkunstenaarsfeest den doop ontvangt. Inderdaad een belangrijk feit! Ieder waar vriend der Nederiandsch dramatische kunst trachte Dinsdagavond in den Haag present te zy'n! ANT. AVEBKAMI'. IIIIIMIIIIIIlllllllmlIMIIIIIMMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUnlIlllmlIUf* Tentoonstelling der Vereeniging Voor de Knnst" te Utrecht De derde keuze-tentoonstelling waarmede genoemde vereeniging haar nieuw verblijf inwydt, omvat hoofdzakelijk de kunst door zwart en wit uitgedrukt: etsen, lithographiën, teekeningen, boekversieringen; terwyl tevens aan beeldhouwwerk plaats verleend is. Hoewel een keuze-tentoonstelling, is zy' verre van volledig en missen we velen, wier werk kon doen zien de hoogte waarop de wit en zwartkunst ten onzent staat, maar toch is er genoeg waarover wy' in blijde verrukking kunnen zyu, als over uitingen van menschen, die zich zelf een weg gebaand hebben en ten slotte datgene bereikt hebben wat zij van den beginne af trachtten. Allereerst zyn hier een zestal etsen van Bauer, met hunne scherpe tegenstellingen van licht en donker, en die met hun gerag van lijnen ons de rijkdom van het Oosten voortooveren. Ge heel verschillend hiervan zijn de etsen van Dupont, paardenstudies uit Parijs, waarby iedere lijn raak staat, juist op zijn plaats, als bij oude Duitsche meesters. Een even NHtimHUinniNMimiHniiiiiHiiliiiiiiiiiiiiiiniM i Het had tijd gekost om de noodige maat regelen te treffen vóór dat de uitvinder terug keerde; maar thans, nu zijne rechtsgeleerde raadslieden, zijne voornaamste deskundigen en bekwaamste mechanici volkomen waren inge wijd en hunne rollen kenden, nu begon hij vol ongeduld uit te zien naar het beloofde be zoek van den heer Morehurst. Zelfs Waxham met zijne fret-oogen en zijne jarenlange technische studies, had er niet 't flauwste begrip van, waaraan het lichtvermogen in den bol zijn ontstaan te danken had. Uit nemende mannen van wetenschap werden ge raadpleegd; ze wisten er al even weinig van als Waxham; ze stonden verbaasd en moesten ronduit verklaren, dat do wereld op het punt was de geheimen der zon te leeren kennen. En zoo wachtte de voorzitter op den uit vinder; maar de uitvinder k«am niet opdagen. In de drukte der toehereidselen voor de nieuwe ondernemirg, had de president nauwelijks tijd gehad er over na te denken, hoe vreemd en ongewoon het was van den kant van een uit vinder om aldus te zwijgen en nalatig te zijn. Nu hij evenwel met alles gereed was en naar het bezoek verlangde, schenen hem de uren, weken en de dagen maanden toe. En toen do dagen weken en de weken maanden werden zonder dat eenig bericht kwam, moest de president van den Octopus voor de eerste maal in zijn leven erkennen dat hij door een uitvinder geslagen was. De geruchten dia de roride deden aangaande het vruchtelooze zijner pogingen om den vijand het hoofd te biedt n, werden langzamerhand onverdragelijk, tot hij ten laatste, om kwaad sprekende tongen hot zwijgen op te leggen, aan een paar uitverkoren reporters van de pers de eeuwigdurende lamp toonde; en toen begonnen opnieuw de gas-maatschappijen en allen die aan electriciteit of olie hun fortuin dankten, te sidderen en te beven. Deze wijd en zijd verspreide mededeelingen in de bladen zouden allicht, zoo meende hij, den uitvinder tot zijn eigendom doen terugkeeren, indien de man tenminste nog onder de levenden was; toch verstreken er alweer veertien dagen zonder dat hij verscheen en in de bitterheid zijns harten gaf de president hem verloren. Ja, het kwam zelfs zóó ver, dat hij zich zelf begon dood te wenschen. Deze maanden van uitstel en inspanning hadden zijn geest kracht gebroken en zijne gezondheid geknakt. De geregelde gang van zaken der maatschappij had er ook onder geleden; alle berekeningen waren gemaakt op den ommekeer,dien de wónderlampen zouden teweeg brengen en het voort durend uitstel had de maatschappij enorme schade berokkend. En toen, nadat men alle hoop bijna had opgegeven, daar verscheen Morehurst! Op precies hetzelfde uur in den namiddag, zonder voorafgaande kennisgeving of veront schuldiging, reikte hij Masters zijn kaartje over en uitte den wensch den voorzitter te zien. gedecideerde vastheid van vorm dragen de teekeningen en etsen van Van der Valk, waar van in het bijzonder de eersten door zuivere lynen en juiste kleur-tegenstellingen, zonder eenige chic de waarheid der dingen trachten te geven. Zeer mooi is een studie over de daken der Leliegracht. Eenigszins aan het werk van Van der Valk verwant, schijnen mij de etsen van Haverkamp en ook hier en daar die van Louis Hartz. Van portretkunst zyn hier uitstekende spe cimen door een tweetal teekeningen, voorstudiën voor schilderijen, van Jan Veth; en wel door een groot damesportret en de teekening voor het portret van dr. A. Kuyper, waarvan de beide schilderyen, als ik my' niet vergis, verleden jaar op de Arti-tentoonstelling geëxposeerd waren. Roland Holst is hier onder meer vertegenwoordigd door een zeer ernstig damesportret, geelachtig met zwarte omlijsting van een hoofddoekje; en Haverman door een aantal portretten voor »Woord en Beeld". Belangryk omdat we zoo weinig van hem zien, zyn een teekening en eeu aquarel van Thy's Maris. biddende vrouw, en avond, waar van de laatste ons herinnert aan zyn «Kerkgaan in Freiburg". Uit de uitgave met reproductiën naar zyn werk, die by' de firma Kleinmann verschynt met band en versieringen van Lion Cachet, en hier ook geëxposeerd ligt, zijn deze woorden uit de inleiding door van Deyssel zeer kenmerkend: «Thijs Maris ataat, klein, hoekig en mager, in het uiterst armelijk kamertje, dat zyn atelier is, maar dat, is het niet, nog mooier is dan een der delicieuse kapelletjes in de Westminster Abbey en spreekt er den vreemdeling over, hoe het toch gewis is, dat men moet schilderen met niet anders dan met zyn hart." Zy geven als het ware een verklaring van alzy'n werk, dat dan ook voor velen zoo sympathiek is. In tal van uitstekende studiën zien wy de groote begaafdheid en ernst van mej. Wally Moes. Behalve de groote kartons voor de muur beschildering van Derkinderen is hier nog werk van Wenckebach, waaruit zeer merkbaar is de teekenaar die veel voor reproductie werkt; etsen en houtsneden van Nieuwenkamp, litho grafieën van Moulin en Edzard Koning, terwyl boekversieringen en vertegenwoordigd zijn door teekeningen van Derkinderen uit de uitgave van Gy'sbrecht van Amstel door de Erven F. Bohn, door adreskaartjes ex-libri etc. van Th. Molkenboer en teekeningen, waaronder uit een album van prof. Rogge en boekbanden van R. W. P. de Vries Jr. Eindwerk is er van F. A. Loeber Jr., dat echter in zijn ornamentatie wat overladen is, en van den heer Monsing dat aan alle technische eischen beantwoordt, en als zoodanig een voorbeeld kan zijn. De beeldhouwkunst vindt hier in Mendes da Costa een harer grootste profeten. Twee bronzen beeldjes naar Javaansche danseresjes zyn streng en decoratief schoon, zooals Egyp tische beeldjes ons soms kunnen bekoren. Een groot beeld, Insulinde, waarvan vooral de kop prachtig strak is, is by' uitstek monumentaal door de groote eenvoud die het kenmerkende in vorm en gedaante weergeeft. Van Pier Pander is hier een mooi meisjeskopje. Teixeira de Mattos zond beestenstudies in, mejuffrouw van Hall een klein naakt figuurtje in brons en twee studies waarvan een arbeidersvrouw zeer degely'k werk is, Charles van Wyk een moeder en kind en fragmentstudie voor een grafmonumentje, terwyl Zijl een lijst met tal van krabbels naar een kinderkopje en twee aarden schotels afstond en de firma Begeer vertegenwoordigd is door verschillende medailles waarvan natuurlijk de ontwerpers de hoofdpersonen zyn en tal van zilverwerk, waarbij geen namen van ontweipers genoemd worden, zoodat hier niemand verantwoordelijk voor gesteld kan worden. Uit een en ander, dat een beknopt overzicht geeft, ziet men hoop ik toch, alhoewel verre *usimiinmmniiiiiiii»miiinii»ii»iim»»imuiitimiiiinuMi»iiiimM Masters vloog de trappen op, stormde het kantoor van den president binnen zonder aan te kloppen, wierp het kaartje op den lessenaar en duidelijk hoorbaar voor allen, op die ver dieping werkzaam, was zijn uitroep: Hij is gekomen!" Haler spoedde zich naar den chef; Waxham kwam toesnellen en er waren zeker honderd nieuwsgierige oogen, die vol belang stelling den uitvinder volgden, terwijl hij de trappen opging. Masters geleidde hem naar boven en men verdrong zich ora den man te zien, die de wereld in opschudding had gebracht met zijn gestolen zonlicht. Op zijne trekken lag dezelfde rust, uit zijne houding sprak dezelfiie zelfbeheersching als de vorige maal; maar vóór zich zag hij de schim men der mannen, die hij op dien heuchelijken avond in goeden welstand verlaten had. De voorzitter richtte zich met moeite op om hem te verwelkomen ; Waxham zag hem aan met van koortsgloed schitterende oogen en Haler beefde zóó, dat hij genoodzaakt was te gaan zitten; Masters alleen was levendig en opgewonden. Wat zie ik? Wat mankeert er aan?" vroeg de uitvinder deelnemend; heeft ziekte ulieden bezocht?" Geen fysieke ongesteldheid", antwoordde de president wrevelig; een moreele ziekte: teleurgestelde verwachting, ergernis. Waar is u geweest ? Wij zijn klaar en genegen uwe lamp te koopen; noem slechts uwen prijs"'. AIoreb.ur.it zette zich en keek den kriiig aan dachtig rond. Ik wil eerlijk te werk gaan", zei hij; ik zal u de constructie der lamp verklaren en het model verkoopen; alle rechten en aan spraken daarop zal ik afstaan voor hetgeen de proef mij zelf gekost heeft, namelijk, zes duizend pond". Masters", sprak de voorzitter, ga naar de brandkast, neem er dertig biljetten, ieder van duizend dollars,uit en geef ze den heer Morehurst." De uitvinder borg het geld zorgvuldig in een zijner zakken. Die kleine lamp", hernam hij, kost een fortuin. Wil ze mij toereiken en ik zal u uitleggen hoe ze gemaakt is''. Het kistje in zijne hand ronddraaiende, bleef hij een oogenblik in gedachten verzonken. Ge zult u allen, zoodra ik er melding van maak, de bekende proef herinneren van de diamant, die werd neergelegd in een uitgehold stuk week ijzer, terwijl de opening met een prop van hetzelfde metaal gesloten werd; hoe men vervolgens deze massa in een mengsel van zand en aluinaarde plaatste en hoe alles aan gloeihitte werd blootgesteld; bij het onder zoek bleek, dat de diamant verdwenen en het ijzer in staal veranderd was. Door deze eenvoudige proef werd bewezen, dat het onooglijke stukje steenkool en de schitterende diamant tweelingbroeders zijn van dezelfde koolsoort; ik beweer niet te veel met van volledig, deze tentoonstelling toch te veel goeds bevat, om ongezien en onbesproken te doen verdwijnen; zy duurt tot 31 Juni om dan plaats te maken voor een volgende, de laatste, die teekeningen in kleur en borduur werk zal omvatten. R. W. P. Jr. In »Architectura« wordt een werk afgedrukt van den architect J. H. de Groot, getiteld: Iets over ontwerpen in Architectuur, bestaande uit 17 platen, die in volgorde om de 14 dagen zullen verschijnen. Goudeket & Co., Rokin 50, Amsterdam, exposeeren deze week: J. G. Kesler, »Zonnebloemen en Hortensia's", decoratieve teekening. IIIIIIIHIIHHIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIHIIIIIIIHIIIHIIHIIIIIIIIIIIII Van eenen jongen doode. S. G. VAN DEK VIJGH JE. Werkers. Met portret van den Schrijver. Haarlem. De erven F. Bohn, 1900. Laat ik zijn werk bij de lezers van dit blad inleiden, gely'k hy' hetzelf verleden jaar by my deed, toen ik den brief van hem ontving, dien de heer Henri Dekking, zyn vriend, thans gedeeltelijk in de voorrede heeft opge nomen. Die brief sprak over zyn werk en daardoor over hem zelf. Want dat werk bleek mij te zyn: zijn geheele leven, zyn alles. Er was in elk zijner brieven een overtuigd zyn van te moeten, de zekerheid van een roe ping, ... er was op verschillende plaatsen het besef van nog niet te kunnen, de betuiging van tekort te schieten in kracht en gaven... Dat was voor my het zoozeer aantrekkelijke van zijn schrijven, waardoor ik den mij per soonlijk onbekenden jongen strever lief kreeg: die overtuiging dat hij iets te doen had, dat hem iets was opgelegd, de vreugde, de trots daarover bijwijlen, maar tegelyk dat ernstig zich bewust zy'üin allen ootmoed hos klein hy was en hoe gebrekkig zyn streven. Luister eens: »Ik probeer te loopen, ik voel dat ik het wel leeren zal, begrijp dat ik het vroeger heel goed heb moeten kunnen en dat ik nu door wat snelle oefening repeteeren moet, tot ik weer geheel in mijn vroeger element ben..." Welk een geloofsbelijdenis wat een rustige zekerheid! 't Ontbrak maar aan oefening. Wat in hem en uit hem spreken wou, had al zoolang ge sproken, maar nu hij het middel werd, moest hy eerst zijn onvolkomenheden overwinnen. Hij moest met inspanning van alle krachten luisteren naar den stem van den God in hem, arbeiden dagen en nachten om niet zijn geluid die stem weer te geven, om met bevende hand te schrijven wat daarbinnen hem werd toege fluisterd of gebazuind. »Maar bet wordt mij te machtig soms. Ik moet dan het werk wegdoen, de lange zinnen waarin mijn hart klopt, die door mijn ziel voortgestuwd worden zooals het hart het bloed voortperst door de aderen. Ik kan de groote stemmen niet meer aanhooren, die mij doen krimpen van ontroering, van angst, van afschuw, vreugde en trots soms. »Ik zit neer: moe, opgewonden, overspannen, geslagen door de aanstormende emoties, die op mij afkomen en my omringen, die met my spelen als de hooge winden der wijde vlakten met het kleine lijf van een muis, haastig voortritselend tusscheu de grashalmen...." Als men zulke brieven van iemand ontvangt, voelt men met een bizonder mensch te doen te hebben, niet met een klein-ydel eerzuch tige die u gebruiken wil om toch maar zoo spoedig mogelijk het artiesten-laddertje op te klauteren, maar met een o zoo heilig ernstigen en overtuigden jongen man, die gebukt gaat onder de zwaarte van wat hij zich opgelegd voelt, die terugduizelt voor de immer.ze taak, MUMHwniiMiiitiimiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiimmiii te zeggen, dat beide in zich de geconcentreerde zonnekracht bergen. Heb ik hierin niet gelijk, mijnheer Waxham?" Waxham knikte; spreken kon hy niet. Zijn scherp vernuft deed hem inzien wat de oorsprong moest zijn van het heldere licht in den bol der kleine lamp. Maar de voorzitter en Haler hadden niet het minste vermoeden van hetgeen er omging in het brein van den expert. Zij beschouwden de eerste uitgave van elke nieuwe proef als te zijn van geen beteekenis, mits het eindresultaat slechts winstgevend was. Ze zagen daar vóór hen schijnen die bescheiden kleine lamp, zoo eenvoudig van samenstel en toch met meer lichtgevend vermogen dan zelfs de machtige dynamo, die beneden, in de kelders van het gebouw, met bliksemsnelheid hare wentelingen volbracht. Had Morehurst beweerd, dat zijne onkosten 20.000 pd. St. hadden be dragen, ze zouden <iit nog als een kleinigheid hebhen beschouwd. Zoover dus," zei de uitvinder verder, heb ik mijne meening duidelijk gemaakt. Wel om voort te gaan we weten ook, dat als een diamant in een glazen stolp met zuivere zuurstof gevuld, blootgesteld wordt aan de intense hitte vau een convexe lens of brandglas, de diamant verdwijnen zal, en in plaats van zuurstof binnen in de glazen buis, zich koolzuur zal hebben ontwikkeld. Terwijl nu ook deze proef zoowel ala de eerste bewijst, dat de diamant, evenals de steenkool, uit zuivere koolstof bestaat, bewijst ze tevens, dat het kleinood tot damp kan overgaan. Al mijne proefnemingen hebben ten doel gehad de diamant, door een nieuwe methode, gasvormig te maken; want ik geloofde dat het gas, aldus verkregen, het schitterend lichtvermogen van de zon zou bezitten. Om kort te gaan (want de rest is een voudig een kwestie van schi iftelijke bereke ningen), ik slaagde in mijn pogen, en't resultaat is deze wonderlamp." Morehurst zweeg; er volgde een indruk wekkende stilte. Liefkoozend en eerbiedig streek de uitvinder met zijne hand over het lampje, en reikte het toen met een weemoedigen zucht aan den voorzitter: Ze behoort u thans geheel toe," zei hij; vergeef mij echter, indien ik mij smartelijk getroffen voel, nu ik er afstand van doe." Met een pijnlijken glimlach nam de president de wonderlamp aan; hij begon nu lont te ruiken. Mijnheer Mcrehurst," zei hij beslist, laat ons de zaak kort samenvatten. Hoeveel heeft die lamp gekost, en op hoeveel zal een, of zullen meerdere dergelijke lampen moeten komen?" Morehurst dacht na. Hij scheen bij zich zelf een zeer nauwkeurige berekening te maken. Men zou de kosten van die lamp op de volgende wijze kunnen opmaken", sprak hij bedachtzaam. Cylinder, bol, kistje, hebben om zoo te zeggen geene waarde; maar om het soms wanhopend aan de vervulling daarvan door hém, zwak vat, dat daarvoor uitverkoren werd. Zyn eerste werk, ik bedoel een paar schetsen die niet in dit bundeltje zyn opge nomen,?was een pogen, een tastend voetje voor voetje gaan, eenige oogenblikken ... dan weer stil staan, als aarzelend. Wat hy' toen gaf was n-af: bleek juist ge noeg om te doen belang stellen in wat erop volgen zou, had genoeg eigens om in dat vol gende iets bizonders te doen verwachten. In al dat schetsmatige was hij bezig met den Arbeid en den Arbeider. Die namen zijn ziel in beslag. Daarmee leefde hy'. Hy' kende de »werkers" door eigen ervaring; hy' zag hun bestaan van dag tot dag, en zy hadden zyn liefde in al hun ruwe plompheid, in hun grootheid van overkracht, in hun instinctieve natuurlijkheid. Maar zy'n hart kromp ineen by het zien van hun onmenschwaardig slavenbestaau. Zoo schreef hy aan den heer Dekking: »üat wordt een ontzettende passie in me, een lange heete koorts van rechtvaardigheid. Ik denk tegenwoordig veel en somber, ik tuur zoo diep in het leven en in de groote vragen, ik geloof soms erg duidelijk te zien, maar ik ben bang dat men my niet zal willen begrijpen Ik doe (schry'f) niet wat netjes en aardig is, het leven is alles, maar niet netjes, en aardig ook niet, en daarom kan je het niet aardig geven." Na die eerste schetsen kreeg ik andere, meer uitgewerkte, maar toch alty'd nog pogingen. Ik voelde in hem den chten democraat, den kenner der groote massa werkers, wier bestaan voor zoovele iets onbekends is, wier leven en leed hy meeleefde en meeleed, wier slavenbestaaii van dagen en nachten hein geen rust liet, en de blijheid roofde van zijn jeugd. »Ik beklaag mijn jeugd, die zoo donderendernstig is, die my doet gaan, denkend en somber, tusschen de onbezorgde stemmen van mijn vrienden." 'k Had hem aangeraden zijn ziele werk, ook in het belang van wie hem zoozeer ter harte gingen, niet te zeer te verbrokkelen, zijn kapitaal niet aan klein geld uit te geven, zyn krachten te concentreeren, en zoodoende te geven wat ons nog ontbreekt: de roman van den arbeid : de chte sociale roman, niet ge kweekt in broeikas-temperatuur van studeer kamer-humaniteit of salon-welwillendheid, maar als geworden te midden van de werkers zelven, voldragen iu de ziel van iemand die dagen en nachten zelf hoort het geluid van hun stemmen, zelf ziet het afmattende, licha men vretende gewerk, door deernis en sym pathie zelf zich inleeft in hun bestaan van dierlijk-slaafsche verstomping, onder de al-overheerschende macht der ontzagwekkende fabriek, het breede monster met de stoompluim, donker afsluitend hun levens-horizon waar achter geen licht meer daagt. Hij wilde het zoo graag doen dat groote werk dat werk van menschenliefde dat werk van «kunst". Ik aarzel haast het woord te gebruiken. En toch... ook dat moest het zyn. En dat zou het geworden zyn. Want door zyn luisteren met alle inspanning naar die stem in hem, die in elk waarachtig zelf voelend mensch een eigen taal spreekt, zou hij die taal meer en meer zy'n gaan onder scheiden van al het andere wat daaraan voor hem vreemd was. En eerbiedig nemende al leen wat de eigen ziel hem bood, en even eerbiedig dit weergevende in de daarvoor alleen passende woorden zou dat werk vanzelf het eigene, het afzonderlijke gekregen hebben wat alle kunstwerk heeft. O, hy wilde het zoo graag! ... Maar hij was zoo jong, hij voelde zich soms nog zoo zwak, zoo weifelend. Daarby stelde ook het leven hem eischen, en... het een by het ander deed hem verlangen alvast iets van zijn werk te publiceeren: drie schetsen, waar MHillllllllltllMlllllllllllllimilllllllllllllllllllHllllllllllllHIIIII gas daarbinnen te kunnen ontwikkelen, heb ik vier fraaie diamanten van het eerste water noodig gehad, die me 1500 pd. st. het stuk hebben gekost. Een of meer lampen van de zelfde kracht, zullen derhalve, per lamp, even veel moeten kosten!" Een minuut lang werd de doodsche stilte in het vertrek door niets afgebroken dan door 't eentonig tikken der klok boven de reus achtige brandkast. Zelfs voor Masters, die met jeugdige onbe dachtzaamheid zich met geen andere becijfe ringen had beziggehouden, ging thans een licht op. De stilte werd drukkend. Boven den lesse naar van den voorzitter hing een prachtstuk van een elektrische lamp, de geheele wereld overbekend om haar zeldzaam mjoi licht. Als om de anderen afleiding te geven, nam Morehurst het woord weer op, den blik op deze lamp gevestigd. En terwijl hij sprak, zagen de toehoorders de verandering die over zijne gelaatstrekken gleed; koud was de glans uit zijn oog en een triomfantelijk glimlachje speelde om zijne wel gevormde lippen. A propos, mijnheer de president", klonk hei, hun tegen", die groote lamp daar boven uw lessenaar (als ik me niet vergis, het uit sluitend eigendom uwer firma) was eene uit vinding van mi.in zwager. Hij heeft er nimmer de geringste belooning voor ontvangen; liij en zijne vrouw zijn in armoede gestorven. Wil zoo goed zijn u dit feit te herinneren, als u een blik slaat op het licht van uwe tallooze toekomstige Eeuwigdurende lampen". Bij deze woorden greep hij hoed en hand schoenen, boog voor de aanwezigen en maakte zich haastig uit de voeten. Zeker vijf minuten lang werd er geen woord geuit. 's Presidents gelaat was aschgrauw; Waxham en Haler, die beiden kennis droegen van de gestolen uitvinding, voelden scherpe gewetensknagingen; niemand had lust iets te zeggen. Kaast den voorzitter, vlak bij diens elleboog, stond de wonderlamp, schitterend als een juweel. De nieuwe eigenaar maakte onwillekeurig een zenuwachtig gebaar met de hand, waar door het breekbare kleinood van den lesse naar werd geworpen. Met een plof viel het op den grond en het prachtige licht werd voor altijd uitgedoofd! De president der Amerikaansche Geconsoli deerde Licht-Maatschappij sloeg nauwelijks acht op het ongeluk. Masters," zei hij gejaagd, terwijl hij op stond, wees zoo goed met me mee naar huis te rijden, ik gevoel me niet al te wel. En gij, Haler en Waxham, zult voor een paar dagen de zaken moeten drijven, tot ik weer in staat zal zijn zelf de leiding op mij te nemen."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl