De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 24 juni pagina 8

24 juni 1900 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1200 houders in verband met den overigen inhoud der brandkast. Morgen zal de Kon. mpy »de Schelde" te Ylissingen wel niet te vergeefs de inschrijving openstellen, tegen pari-koers, op 1325 4 M oblig. De zaak is solide. De dividenden be droegen in de laatste 4 jaren 7 percent. By de firma J. H. de Bussy is verschenen: Theorie en Praktijk. Drie balansen nit de practyk, theoretisch toegelicht door J. C. ter Brugge, boekhouder met acte m. o. alhier. Tweede druk. A'dam,21Junil900. D. STIGTEB. Kantoor: Singel 221. vmiiiiiiiiiiiiiiijiiitiuiiiiiiiiiiu iiliiiiimimiijjjjijiiiiiimiiiiiuiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiin Mijnheer de Redacteur. Aangenaam zou het my' zyn zoo gy in uw blad plaatsing wildet geven aan de volgende regelen. In de laatste jaren' wordt het notariaat hier te lande herhaaldelijk aangevallen en afge broken, zóó dat een leek in het vak allicht den indruk moet krijgen alsof de aanvallers beoogen een van de meest corruptieve instel lingen in den kortst mogelyken tydonschadelyk te maken, of te doen verdwijnen. »'t Vrye notariaat", »'t notariaat staatsambt", door 't Ryk gesalarieerde notarissen, grove verdiensten enz. enz. vormen schering en in slag van de verschillende betoogen. Zoo ook de heer Visser in zijne artikelen in uw blad van de laatste weken. Ik zou wel willen vragen of de heer V. het notariaat zoo door en door kent, dat men aan zyn schrijven eenige waarde heeft te hech ten? Ik betwijfel dit inderdaad. (1) 't Heeft my steeds verbaasd dat van notarieele zyde zelden of nooit eens een ernstig woord van verweer is vernomen. Ja meen dit te mogen toeschreven aan laksheid, of vrees voor couranten-polemiek. Dit laatste is wer kelijk eene reden die gelden mag, want begint men er mede, dan weet men nog niet wan neer het einde zal zyn. Voorts zullen waarschynlyk notarissen met een kleine praktyk allicht denken: »Nn, ik kan er slechts beter van worden" en zy, die een groote verdienste hebben, meenen dat het hun tyd nog wel duren zal. »'t Notariaat is oud", zegt de heer V. werkelyk, dat is waar; 't is van oude respec tabele familie, precies als zooveel andere vak ken en betrekkingen wsarvan het bestaan reeds vóór eeuwen noodzakelyk bleek, of die zich in den loop der tijden met de menschen en naar hunne behoeften hebben gevormd. Maar 't is ook verouderd, zegt de heer V. Waarom ? wilde ik wel vragen. (2) Toch niet omdat er notarissen zyn die rijk worden ? Wel dan ken ik nog meer van die verouderde vakken. Heeren advocaten en doctoren b.v. verdienen heel dikwyls lang niet te versmaden kapitalen; is dat echter een reden om al die betrekkingen maar op te ruimen en de heeren staatsambtenaren te maken ? En hoe zou het notariaat dan wel in de toe komst worden ingericht ? (3) Zie, daarop geven de heeren geen antwoord. Dat zal dan de «wetgever maar moeten uitvinden!" Nu, ik ben reeds ruim twintig jaren bij het notariaat, als candidaat en goddank eindelijk sedert eenige jaren als notaris; mij dunkt ik kan er dan wel over medepraten. Ik begrijp dan niet hoe er ooit een regeling te vinden zal zyn, die ons staatsambtenaren maakt, waarby wy alle inkomsten aan den staat moeten afgeven (behoudens een kleine percentage in de winst) en waaronder wy dan verder ons Mimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiillillli SNUIFJES. Elk jaar brengt Erieus, de beroemde landbouwspecialiteit van het Nieuws v. d. Dag, met het landbouwcongres een bezoek aan 't een of ander oord, en vindt dan gelegen heid een nieuw bewijs te geven van zijn veelzijdigheid. Wat die man al zoo gelezen en geleerd moet hebben, grenst aan het ong_elooflyke. Verleden jaar werd door hem bericht, dat de gemeente Mill, welke de eer had een wijle zijn tegenwoordigheid te genieten, haar naam dankte aan John Stuart Mill, en gaf hij alzoo het onweerlegbaar bewijs, dat in zijn brein, gelijk het behoort, de kennis der landhuishoudkunde ten innigste verbonden was met die der staat huishoudkunde m. a. w., wat ieder, die onzen geleerde van nabij kent, reeds lang moet weten dat Erieus is een compleet man. Dit jaar echter heeft hij de schitterende proeve van degelijke ont wikkeling, verleden jaar gegeven, nog in de schaduw gesteld. Hij verrast de lezers van het Nieuws met de volgende mededeeling uit Limburg. «Overvloedig zijn hier bovendien de Mei doornheggen. Van de bessen, die de heerlijk geurende bloesems vervangen, bereidt men in Brabant en Limburg Meidoornwijn, die men lekker vindt. Ik houd mij aanbe volen voor een ffesch tegen betaling il rembours: ronduit gezegd heb ik er niet veel verwachting van. Hij moet een frisschen rinschen smaak hebben als Rijnwijn. Hoe meer Meidoorns men aanplant, voor welk doel dan ook, des te liever is 't mij." Ik moet eerlijk zeggen, dat ik het vol strekt niet heb willen gelooven, toen ik dit las; het kwam mij wat al te vreemd voor, dat men dezen wijn alleen in Brabant tractemeut uit de staatsruif zullen moeten ont vangen. Er komen by het notariaat zeer veel zaken voor die niet onder de rubriek van notarieele werkzaamheden te brengen zyn. Moeten we de daaraan verbonden bezigheden gratis ver richten ? en al die handelingen te tarifieeren gaat toch werkelyk niet aan. (Laatst vroeg een my'ner boerenclienten, die ik aan een huis en een perceeltje grond geholpen had, of ik nu ook niet een flinke vrouw voor hem wist, en liefst een die ook wat medebracht!) Wy sluiten niet alleen hypotheken, maar zoeken geldschieters voor onze cliënten, of wel geld nemers voor menschen die wat te beleggen heb ben. We zoeken huizen en landery'en voor kooplustigen. We brengen vrywillige surséances of accoorden tot stand tusschen debiteuren en crediteuren. We administreeren gelden en goederen voor onze cliënten. (4) Ziedaar een enkele greep, uit onze dagelyksche bezigheden, welke met het notariaat toch niets uitstaande hebben. Nu beweert men wel, dat de notarissen al die handelingen zullen bly ven verriehten, omdat zij door hun percentage en de verdiensten er altijd belang bij zullen blyven houden, hun praktyk zooveel mogelyk uit te breiden. Maar dan komen we toch weer op den ouden toestand terug, dat enkelen een zeer groote praktyk zullen hebben, met groote verdiensten, terwyl de meesten zich met een beperkte clientèle moeten tevreden stellen, 't Publiek toch, gaat waar het wil, en laat zich niet dwingen. (5) Maar er zit nog een addertje onder 't gras, en dat merkte de heer V. ook wel, nl. de zaakwaarnemery, »die dan zoo den kop zou opsteken." Och kom, zegt de heer V., die zaakwaarnemers zyn zoo kwaad niet; zy worden alleen door de notarissen als boeman gebruikt! Veel weten ze er wel niet van, maar ze lappen 't 'm toch maar ! zoo niet beter dan de nota rissen zelf! Notaris Moll heeft toch immers zelf gezegd »dat de notarissen hun mond maar moesten houden over die zaakwaarnemers, want dat het er bij hen ook niet alty'd schit terend uitzag". Ik geloof echter dat de heer Moll slechts dit heeft willen zeggen, dat geen verstandig mau, zoolang hij ook maar een splinter in zyn eigen oog heeft, gaat zoeken naar balken bij zyn buurman. Zeker, alle notarissen zullen wel geen professoren zyn, décomfitures zyn by 't nota riaat een tydlang veel voorgekomen; maar gaan niet by'na alle vakken aan dit zelfde euvel mank ? Hebben bankiers, ontvangers, burgemeesters, advocaten en laatstelijk zelfs dominés, geen zwarte schapen in hunne ge lederen ? Zoolang de engelen nog niet solliciteeren naar al die betrekkingen en ambten, zal dat wel alty'd zoo blijven. (God beware de candidaten voor zoo'n concurrentie !). Deugen daarom nu al die ambten niet ? Dacht de heer V. wetten te kunnen maken, die aan alle d comfiture en fraude met een slag den pas afsnijdt ? Och kom ! (6) Maar, zal de heer V. zeggen, 't is me er ook om te doeu om het publiek van goedkooper notarieele hulp te voorzien. (7) Waarom moeten de notarissen allen ry'k worden". Laat ik daarop antwoorden dat de notarissen, die gewoonlyk na twaalf tot vijftien jaren candi daat geweest te zyn, dus op hun 35ste tot 40ste jaar benoemd worden, in alle billijkheid recht hebben op een inkomen, dat hun in staat stelt zooveel over te leggen dat zy een onbekommerden ouden dag tegemoet gaan. De regel is thans, dat de notarissen juist genoeg verdienen om te kunnen leven (ik heb nu geen amsterdamsche of andere grootestadsche collega's op 't oog, maar spreek in het alge meen). (8) Voorts hebben zeer, zeer velen een groote financieele verantwoordelijkheid (ik denk hierby' niet aan kassierdery) en dan is het billijk dat hun verdienste ook van dien aard is, dat zy wat weerstaan kunnen. Dat het notariaat by ons niet voor verbete ring vatbaar is, ik zal de laatste zyn om dat UUUIIIUtMIIIIMIIIIIIIUIIIIIIIIHI Illlllllll Illlllllllll en Limburg zou bereiden, of juist in Bra bant en Limburg, meer om haar bierbrou werijen vermaard. De Meidoorn groeit ons heele land door, en waarom, zoo dacht ik, zou een Drenth of een T wen t ook geen glaasje Rijnwijn lusten op eigen grond ge teeld ? Daar kwam bij dat het begin van Erieus' artikeltje al eenigen argwaan bij mij had gewekt. Zoo maakte hij zelf de opmerking in een verhaal over de boerderij Keversberg te Voerendaal: »'t schijnt een verhaal d la Münchhausen, en na allerlei verteld te hebben, wat mij volstrekt niet verbaasde, kwam hij met zoo'n leuk zetje, om den lezer er te doen inloopen: «boven dien zagen wij veel zwaar beladen Kersen, die niet afvielen, ook dito Pruimen en Peren" ... En zoo had ik toen al bij me zelf gezegd: je zult mij niet beet hebben met »je zwaar beladen kersen die niet af vallen'' von Münchhausen de tweede.' Alzoo even later over den Meidoornwijn lezende, dacht ik dadelijk, neen vriendje, 't is een verschrikkelijk aardige mop, je hebt er eer van; wat zal Ritter gegierd hebben van de pret, toen hij dat zijn lezers opdischte; een kolossale grap, zooals alle grappen wel een beetje op het randje van het on-ethische af. Intusschen begreep ik spoedig, dat de snaaksche geest van Erieus nog gemakke lijker aan 't woelen was geraakt, dan dit onder gewone omstandigheden steeds het geval is. Zoowel van de hooge Limburgsche lucht, niet minder dan 280 Meter boven Amsterdamsch Peil, als van de herhaalde besproeiing met geestrijke vochten, waar aan men bij een congres-uitstapje niet ont komen kan. Eerst, zoo bleek mij,waren hem, op de gulste wijs »door den eigenaar van Keversberg ververschingen aangeboden;" daarna lunchte hij uitstekend te Heerlen, waar «buitengewoon beste oude wijn" in den kelder moet zijn, en natuurlijk, ook bui ten den kelder; vervolgens ging,'t weer per rijtuig naar den Hoenshof, waar de heer Smeets, even gul als Jde heer Pluymakers dat gedaan had, hem wilde tracteeren; en dat was maar een tusschenstation op weg naar Valkenburg, waar hem een uitste kend diner wachtte. Als je aan 't eind van zoo'n dag, even, na afloop van de toosten, waarbij Bultman op de meest hartelijke wijze de gastheeren had bedankt, «waarop de heer C. Bauduin op zijn bekende welwillende manier ant woordde: «Maastricht, Limburg hoog!" " een verslag voor 't Nieuws gaat zitten schrij ven, is het waarlijk verklaarbaar genoeg, dat de Meikersen, de Meidoorn bessen, de Meiwijn en de Rynwijn zoo'n beetje voor je geest gaan spoken, en je een onverklaarte beweren. De heer V. heeft daar den vinger op een zeer wonde plek gelegd nl. de benoe mingen. Wanneer dat punt eens behoorlyk en billy'k geregeld werd, zou er een groote misstand uit het notariaat verdwynen. (9) Wat wordt er niet geschermd met «aangewezen personen" voor een zeker notariaat, zoontjes van den vorigen titularis, candidaten op een kantoor dat vacant komt, werkzaam geweest enz. enz. en 't mooiste is nog, dat dezelfde motieven voor de ne benoeming wel gelden, en voor een andere weer niet! Zóó komt het dat de een na twee candidaatsjaren benoemd wordt (ik kan er verscheidene opnoemen) en een ander soms twintig jaren wachten moet. Een billy'k stelsel van benoeming, wyziging van enkele technische bizonderheden in de notariswet, flinke eischen voor algemeene ont wikkeling der adspiranten, ddt zyn hoofdpvnten voor eene wetswyziging. Wil men dan nog dat de notarissen door den staat worden gesalarieerd, welnu, dat men dan wachte tot er een wet komt waarby dat óók bepaald wordt voor advocaten, doctoren en zooveel andere beroepen, die thans ook hunne bezoldiging van het publiek ontvangen, dan gaat het in ne moeite door! (10) SlKATON. Een paar kantteekeningen schynen my niet overbodig. (1) De inzender begint met het gewone argument: dat ik het notariaat niet door en door ken en dat derhalve my'ne beschhouwingen weinig waarde bezitten. Over my'ne competentie zal ik hier niet uit weiden, doch is het niet opmerkelyk dat deze bevoegdheid steeds dan sterk betwijfeld wordt wanneer iemand komt met voorstellen om het notariaat fundamenteel te herzien. Stelt een minister, een kamerlid, een jour nalist of wie het zy, die zich evenmin ooit practisch met het notariaat bezighield, eene wijziging voor, die het monopolisch stelsel van het notariaat intact laat, dan behoeft hij geen verwy't van incompetentie te vreezen. Komt echter iemand beweren dat de tegen woordige regeling door een beter stelsel is te vervangen dan wordt zijne bevoegdheid tot oordeelen betwyfeld, ja beslist ontkend. Zou in dit geval het eigenbelang den sdeskundige" niet vaak parten spelen ? Bovendien : ik heb mij, de gebreken van het notariaat besprekende, beroepen niet op eigen gezag doch op de autoriteit van verschillende notarissen, mannen met de praktyk ten volle vertrouwd. 1) (2) Ik heb niet beweerd dat het notariaat verouderd is ; doch wel dat de tegenwoordige regeling met haar monopolistisch-kapitalistisch karakter niet langer gerechtvaardigd kan worden. (Een rudimentair overblyfsel uit den ouden tyd ; aldus mr. Vlielander Klein in de Eerste Kamer.) (3) In den breede heb ik het notariaat als bezoldigd-staatsambt besproken, de bezwaren ontleed en gepoogd te weerleggen. (4) Hetgeen Siraton hier opsomt moet juist buiten het notariskantoor blyven. (5) Hoe deze toestand mogelijk is, wanneer het notarisambt een bezoldigd-staatsambt wordt, is mij niet duidelijk. (6) De heer S. herleze nog eens goed de woorden van notaris Moll. (7) Door my' is niet beweerd dat door wetten aan alle deconfiture en fraude met n slag de pas kan worden afgesneden. 1) Onder de talry'ke voorstanders van het notariaat als bezoldigd staatsambt noem ik slechts mr. J. T. Sprenger van Eyk; mr. C. Achterberg, inspecteur der registratie ; professor Treub ; mr. H. Wertheim, notaris te Amsterdam; principieel: mr. A. Rijke, notaris te's Graven hage enz. «iiiiiiitmiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiimiimiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiii bare lust overvalt, om, als je dan toch iets moet vertellen, een loopje met Ritter en te nemen en dan bovendien zijn lezers iets op den mouw te spelden. Na deze verklaring van den geheel en brief had ik over de zaak niet verder na gedacht, alleen nu en dan bij mij zelf nog eens glimlachend de woorden herhaald: Weergaas, die mystificatie is Erieus goed gelukt. Zoo'n leukert! In deze opvatting van Erieus' berichten over het Landhuishoudkundig Congres werd ik nog versterkt door het slot van zijn brief, waarin hij evenzoo, schijnbaar serieus, over een vóor-wereldlijken reuzenschildpad handelt. »Te Maastricht teruggekeerd, had ik nog juist tijd een beleefde uitnoodiging aan te nemen van mr. Hoffmanns, directeur der Hoogere Burgerschool. »'t Is vrij algemeen bekend, dat de «voor wereldlijke reuzenkrokodil" (de Mosasaurus) in den St. Pietersberg slechts een afgietsel is: de echte ging naar Frankrijk, dr. Hoff manns wist echter door zijne relatiën te bekomen een echte enorme voorwereldlijke reuzenschildpad, te Cannes (Frankrijk) in een kolossaal blok mergel, ook iii een berg, gevonden. De heer Cagistare, presi dent van het voormalig gerechtshof in Lim burg schonk het aan 't Kon. Athenaeum. Zulke »versteeningen" vervallen dikwijls spoedig tot »stof," wanneer men ze uit hun omgeving rukt. Dat kan ook de meest energieke levende menschen gebeuren. »Dr. Hoff mans liet daarom deze Chelonia Hoffmanni (waarover toen zooveel geschre ven is) in 1899 restaureeren te Brussel door een preparator van 't Kon. museum aldaar. 8 Juli van dat jaar kwam de sinjeur terug, volkomen gaaf, vooral de kop, hoewel er niets aan is toegevoegd. Hij kreeg een keurig glazen huis en houdt zich daarin heel rustig. Wat zou zoo'n beest veel kun nen vertellen. De waarde moet thans on geveer / 10,000 bedragen, doch zoolang 't van dr. Hoffmanns afhangt, verhuist hij niet weer". 't Sprak, meende ik, van zelf, dat het Erieus minder te doen was, om den reuzenkrokodil of om de reuze-schildpad uit den voortijd, maar dat hij zinrijke woorden heeft willen zeggen, aangaande iets, dat reus-achtig en schildpad-achtig, tegelijk uit den voor tijd en uit het heden, zoo veel te denken gaf. Bij die versteeningen welke dikwijls tot stof vervallen, wanneer men ze uit hun omgeving rukt, ? »wat ook de meest energieke men schen kan gebeuren," speelde hem minder dje schildpad van Hoffmann door het hoofd, dan een zeker soort van menschen even dik- en hardhuidig, die uit het bescheiden Ook wanneer het notarisambt in een bezol digd staatsambt is omgezet, zullen we geen volmaakte toestanden hebben. Evenals thans by andere van staatswege gesalarieerde ambte naren gebreken en tekortkomingen voorkomen, zoo zullen ook by sommige notarissen als staatsambtenaren onvolmaaktheden te constateeren zyn. Doch hy die hervorming voorstaat, heeft niet te bewijzen dat er volmaakte toestanden door ontstaan; neen, de vraag is slechts of we tot een minder onvolmaakte regeling komen. (8) De positie der candidaat-notarissen, by het notariaat werkzaam, is treurig; doch grootendeels is dit een gevolg van de tegen woordige regeling. De enorme toevloed en de verplichte stage maken dat vele candidaatnotarissen jaren en jaren lang voor een gering salaris vaak met het leeuwenaandeel der kantoorwerkzaamheden belast worden. Wordt het notarisambt bezoldigd van staats wege, dan komt er ook voor de candidaatnotorissen een betere toestand. Evenals thans by de posteryen de honoraria der commiezen naar het aantal dienstjaren en hunne promotie tot directeur enz. naar anciënniteit geregeld is. evenzeer zal by het van staatswege georganiseerde notaris-ambt voor alk ondergeschikten een rechtvaardiger toestand in het leven kunnen geroepen worden. (9) Ik heb over de benoemingen niet ge sproken, dit is een vergissing van den inzender. (10) Of ook een organisatie van staatswege voor andere beroepen: b.v. voor advocaten, doctoren enz. wenschelyk is, zal de toekomst leeren. Zeker is de wy'ze, waarop tegenwoordig de rechtshandhaving en de daarmede verbonden rechtskundige bijstand geregeld is, hoogst on volmaakt. De tegenwoordige regeling van het notaris ambt verschilt echter hierin principieel van de andere vrye beroepen dat de wetgever door het aantal te beperken, een monopolie schept uitsluitend ten bate der notarissen zelven en zeer ten ongerieve van het publiek. De aandachtige lezer zal bemerkt hebben dat hetgeen in Siraton's schrijven zakelyks is te noemen, reeds in my'ne vy'f artikelen uit voerig is besproken. Mr. S. J. VISSER. Ter iulicütiii£. Wanneer ik mij even in de kwestie cadeaux by aanneming" meng, dan geschiedt dat niet omdat ik die kwestie slepende wil houden. Want, hoewel ik het mij begry'pen kan en het zeer rationeel vind zelts, dat om by de ver gelijking door de redactie van dit blad te blijven het mevr. Stellingwerf-Jentink gegaan zal zijn als Molière weleer, en zij behoefte zal gevoeld hebben haar type te ontleenen aan wei eerwaarde ploerten", met wie zij, evenals die Fransche schrijver aan Frankrijks hof, vroeger kennis heeft moeten maken; kau ik toch niet zeggen, dat ik gaarne in tal van num mers van een weekblad bij dat onderwerp word bepaald. Doch, als ik de pen opvat is het, omdat ik den heer P. A. Jansen uit Middelburg even wensch in te lichten. Hij verklaart nl.: dat het regel geworden is, dat predikanten van hunne catechisanten ca deaux aannemen", als ook waarom een pre dikant een cadeau moet hebben als hij gedaan heeft wat hij moest doen en daarvoor zyn salaris ontvangt, verklaar ik niet te begrijpen". Laat mij dit den onkundige met een enkel woord duidelijk mogen maken. Wanneer het historisch gedeelte van het godsdienstonderwijs is behandeld en de predikant de waarheden, daar gevonden, in verband brengt met het persoonlijk leven, met het leven in gezin, familie, staat en maatschappij bovendien, MniiiuiniiHiilii niiiiiiiiiiiiiiiiiiii imiiiiHiiliiiiiiliiminiims milieu gerukt, waarin zij zijn geboren en opgevoed, overgebracht naar een plaats, waar zij niet thuis hooren, trots hun veel belovend uiterlijk, dermate afschilferen dat zij het aankijken niet meer waard zijn. Maar vooral de slotwoorden schenen mij een dieperen zin te hebben, dan de_oppervlakkige lezer zou vermoeden. Of ik al moest beginnen met in de woorden: dat »de kop" van den sinjeur «volkomen gaaf was, hoewel er niets aan was toegevoegd", iets te zoeken, was mij niet duidelijk; maar het volgende vereischte, meende ik, geen toelichting. Ilij kreeg een keurig glazen huis. Natuurlijk: Erieus is hij, en het glazen huis het Nieuws »eu houdt zich daarin lieel rustig" volkomen waar, uitgezon derd op iandhuishoudkundige congressen. ?>Wai nou zoo'n beest veel kunnen vertellen! Nietwaar, na Mill en den Meidoornwijn be grijpt ieder dat. Wat. zou zoo'n beest veel kunnen vertellen! »Zijn waarde moet thans ongeveer f 10,000 bedragen. Ja, een salaris van tien mille acht ik hem minstens waard om hetgeen hij vertelt; »doch zoolang 't van dr. Hoffmanns afhangt verhidst hij niet weer". Dr. Hofr'ruanns stelt in dit verband, hoe kan 't anders ? Dr. Ritter voor. Neen, Ritter laat hem niet schieten.... Maar wat gebeurt ? Daar krijg ik gisteren een briefje van mijn vriend Ritter of ik hem en Erieus het genoegen wilde doen, omstreeks vier uur, als het werk zoo wat afgeloopen is, aan zijn bureau te komen, om van een «aangename partij" te zijn. Nu, wie zou dat weigeren, als hij, bij al het yerzwegene, dan toch heeft gelezen, dat hij in gezelschap zal verkeeren van twee mannen, aan wie het vaderland de grootste verplichting heeft? Ik ga er dus heen. Kom binnen en wat zie ik ? Ritter had de schuifdeuren dichtgedaan; Verster en Appel mochten blijkbaar er geen getuigen van zijn; ook v. d. Goot \yas niet aanwezig; daar zat hij naast Erieus, en op tafel een leger flesschen, altemaal Meidoornwijn. Op een blad stonden drie tamelijk groote Rij n wijnroemers, twee daarvan half gevuld, het derde nog maagdelijk. De flesch waaruit Ritter mij inschonk was bijna leeg. Dit had zijn reden. Want zij hadden langer dan een kwartier op mij moeten wachten, en uit nieuwsgierigheid hoe de meidoornwijn zou smaken, had Erieus zich niet langer kunnen bedwingen en, zei Ritter, ik wil gaarne bekennen, bij zooveel meidoorn wijn gezeten, ging dit ook mij boven mijn kracht; toen Erieus »tegen beta ling il rembours" de zending van flesschen had verzocht, waren er sedert gisteren morgen: al zestien stuks aangekomen;;den dan behandelt hy' in elke les onderwerpen die het gemoedsleven raken. Daardoor wordt eene betrekking tusschen leeraar en leerlingen ge boren, zooals deze, althans niet in zoo nauwe mate, in geen andere school gevonden wordt en kan gevonden worden: welke nauwe en teedere betrekking op haar beurt het besef van dankbaarheid en verplichting doet ontstaan. Dat besef nu plegen de catechisanten door het geven van een cadeau te uiten. Een persoonlijke ervaring moge dat toelichten. Nadat ik eenige jaren behalve al het aan gename van het bedoeld gebruik ook het on aangename ervan had ondervonden, verheugde ik er my in, eenige jaren te werken in eene gemeente, waar het niet bestond. Toen ik daarop weer in eene gemeente kwam, waarin men wel geschenken placht te geven, zorgde ik dat de catechisanten vernamen wat ik er van dacht. Doch wat gebeurde. Een hunner bracht my toch iets. Toen ik vroeg, of mijn verlangen hem niet ter oore was gekomen, ont ving ik ten antwoord: evenals u vry is te zeggen wat u al of niet wenscht, zóó ben ik vry te doen of te laten wat ik wensch. Ten overvloede kwam de man, door middel van wien ik mijn gevoelen kenbaar had gemaakt, my verklaren, dat ik dwaalde en dat hy besloten had my dit onder het oog te brengen. Toen ik lidmaat werd", zoo sprak hij, was het mij eene behoefte om door een zichtbaar teeken mijne dankbaar heid te betuigen. Hetzelfde heb ik bij mijne kinderen opgemerkt. Op grond daarvan ver zeker ik u, dat u met uwe weigering leed ver oorzaakt. Mag dat?" Voor die opmerking ben ik gezwicht. Hiermee hoop ik den heer Jansen duidelijk gemaakt te hebben, hoe het regel worden" kan, dat predikanten van catechisanten cadeaux. aannemen. Dat bij de keus van een voorwerp de vrouw van den predikant doorgaans wordt geraadpleegd, is hoogst natuurlijk. W«nt juist krachtens het persoonlijk karakter van de ontstane relatie, wenschen de leerlingen iets te geven wat een persoon aangenaam is. En wie in de gemeente kan beter dan zij weten wat dat is? Doch het gebeurt ook niet zelden, dat men buiten haar om handelt. Zoo heb ik eens tot cadeau van leerlingen de werken van Thackeray ontvangen.... op advies van een ambt genoot; van Thackeray, aan wiens werk Het Ploertenboek" de door mij gebezigde uitdrukking van Weieerwaarde ploerten" is ontleend. En nu ik dat nog eens opsloeg viel my'n oog op de volgende regelen, de aanhaling waarvan te dezer plaatse mogelyk niet overbodig is. Het is mijne vaste overtuiging dat, als er enkele dominé's zijn die iets kwaad doen, er dadelijk een heirleger dagbladen zyn, die o wee en ach" over die ongelukkigen roepen, ze met smaadredenen en scheldwoorden overladen, terwyl dezelfde organen der openbare meening, altijd zoo gereed om te keffen en te schreeuwen tegen de afgedwaalde herders, hoe het komt weet ik niet, zeer weinig acht slaan op de vele goede, de duizenden brave geestelyken, die een christelijk leven leiden, met milde hand aan de armen geven, zich zelven alles ontzeggen en tot aan hun iaatsten ademtocht trouw zyn aan al hunne plichten, zonder eenige loffely'ke vermelding in de courant ooit beoogd of ver kregen te hebben. My'n waarde vriend en geachte lezer, ik wenschte dat gij en ik even eens konden handelen, en vergun my' u, geheel in 't geheim, entre nous, in 't oor te fluis teren, dat van die diepzinnige wijsgeeren, welke het luidst tegen de dominé's uitvaren, niet vele, geloof ik, hunne kennis van de kerk hebben opgedaan door er dikwijls heen te gaan". En k huize n. B. W. COLBNBKANDEB. MlimminiHllllllllllllllllHiiiinimiiiliiiiiiiiliiliiiliiM HIHIMIIIW».: inhoud van de eerste hadden zij bijna verbruikt; maar nu wenschten zij ook mijn oordeel te vernemen, wel niet als van een deskundige, maar dan toch als van iemand, wiens beschaving desnoods bij de maat van ankers en okshoofden kon worden bepaald. Het gelukte mij niet den beiden vrienden aan het verstand te brengen, dat ik aanvankelijk geenszins aan den Meidoornwijn had geloofd;?nauwelijks gunden zij mij. den tijd een paar onsamenhangende zinnen uit te brengen ; ik moest drinken, dadelijk, zonder uitstel en eens gedronken daar had de Limburgsche nectar mij te pakken, niet door het alcoholisch gehalte van het wijntje : 't was zacht, fijn en licht. Het vocht prikkelde niet, het streelde de tong en liet naar mijn bescheiden meening bijna alles wat Moezel of Rijn ooit heeft voortgebracht verre achter zich in kleur en geur en smaak, Zoo kwamen wij van de tweede tot de derde flesch, en toch, daalden we na een halfuurtje kaarsrecht, volkomen nuchter, de trap af, als hadden wij niets gedronken dan water uit de karaf, die op de tafel stond. een onmisbaar meubel in een redactiekamer, zei Ritter, om het leven en den geest te be houden bij een zóó droog werk als het maken van een krant. Toen wij weer buiten waren en het drinken ons niet langer belemmerde geregeld te discoureeren ontstond er weldra een wed strijd tusschen Ritter en mij, om Erieus te prijzen naar hij zich waardig had betoond. Welk een ontdekking, fluisterde Ritter, tersluiks wijzende op Erieus: Wat een man! , Waarop ik liet volgen: Hoe is 't nu mo gelijk, dat niemand vóór u dien wijn ge vonden heeft? terwijl Erieus antwoordde : ja, zoo ziet u hoe de meeste menschen leven en reizen met hun oogen dicht en hun ooren toe; maar wat mij in dit geval nog het alleraangenaamste is: dat ik juist het Nieuws met die primeur heb kunnen gelukkig maken. Ik stelde hierop de vraag, wat Ritter en Erieus zouden doen om, als voorlichters van het publiek, de menschheid buiten Brabant en Limburg van deze ont dekking te doen profiteeren; doch zij hiel den zich gesloten. Blijkbaar vreesden zij de concurrentie; want toen ik hun in over weging gaf Boissevain in den arm te nemen, die over de Girondewijnen zoo geestdriftig en zaakrijk had geschreven, en Nelis, die den Meidoorn wijn bouw in de Purmer zou kunnen introduceeren, wilden zij daarvan nieta weten. Enfin, dat is te begrijpen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl