De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 8 juli pagina 2

8 juli 1900 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Ma. 1202 'n heele systematische vragenlijst omtrent de realiteit van 't Zionsdoel. We zullen de voornaamste ervan hier be handelen. Utopie!" zeiden sommigen. Waarom? Rhodesia, de Congo ook soms utopie? En buiten dien, wat is meer utopie: te beweren dat millioenen joden ginds zonder meer kuimen vertrapt worden en uitgemergd, of dat die millioenen inzien, dat het nu lang genoeg ramp en lijden was, lang genoeg ellende, en dat ze opstaan dan en zeggen gaan: we wtWenlevenl O, maar veel van die zeggen utopie is dit" doen niet, dan weergeven hun eigen voelen, niet dan zeggen dat ny geen moeite zullen doen 't schijnbaar onmogelijke mogelijk temaken. Menschenzaak komt door mensckenband. O, maar zij willen blijven in zoete rust en niet gemoeid met die arme verworpelingen van stief broertjes ginds. Welnu, wij verleenen hun daarvan gaarne akte. utopie? Zeg me: is dit 'n toestand die kan blijven? Vraagt aan de Duitsche grensstations, aan Londen, New-York, aan de rivierpolitie van Rotterdam. Kan dat blijven? Kunnen 6 millioen menschen stelselmatig worden ver moord? Is dat geen utopie? Maar wat dan? Die arme ellendelingen op komen voor hun recht, zelf, zy, die niet te eten hebben en niet zich te kleeden ? Die hun eigen lot beteren zonder hulp van buiten ? Utopie! Assimileeren met het vuil van Oost-Europa? Ja: Rumeniëverbiedt joodschen onderwijzers meisjes les te geven verhindert 't onderwijs aan joodsche kinderen, 't Ras wordt gedepri meerd. Maar assimilatie ? Utopie l Naar buiten? te meenen dat Europa en Amerika steeds bereid zullen wezen die arme schooiers op te nemen, te kleeden en te huis vesten? Utopie l Dus blijven? Dus kalm afwachten, als de Britsch- Indiërs, tot de dood hun uitgeteerde lijf opvreet ? .... Niets dan Utopie l Waaruit we dus mogen concludeeren dat de arme joden in Oost-Europa zichzelf zullen moeten en kunnen helpen. Maar nog meer: niet alleen dat 't Zionisme mogelijk is, 't is ook een wichtige factor in de internationale politiek. Rusland, Rumenië, Bulgarije, Oostenrijk (Gallicië) zullen wel begrijpen dat het in hun be lang is eene onrustige bevolking kwijt te raken, uiteraard steeds ontevreden en woelziek. Engeland zal z'n belang erkennen, dat het kanaal van Suez vr\j en neutraal blijft, Frankrijk heeft daarbij dezelfde belangen. De eenige mogendheid in Europa, die daarbij geen wol spint, is Duitschland, dat immers eigene kolo nies daar heeft. En nu mag men wel beweren dat die liefhebberij-kolonisatie niets meer kan blijven dan 'n kaaplanrje, terecht antwoordde White verleden jaar B. v. Suttner als zijn oordeel over 't Zionisme: //vraag den Duitschen keizer!" En die keizer heeft blijken gegeven den Zionisten niet ongenegen te zijn. Turkije kan 't niet willen ? We willen geen Staat maken en geen koninkje spelen. Staten worden trouwens zoo n, twee, drie niet gemaakt. Maar we willen hebben 'n hoekje grond, waar de joden eindelijk na lange eeuwen van l\jden, rust en vrede zullen hebben. En dat met waarborg van de Europeesche regeeringen, opdat de Joden niet afhankelijk zullen wezen van eiken nieuwen sultan of grootvizier. Turkije de zieke man. Maar die zieke man (in wiens ziekte wij niet hard gelooven) zal niet dood gaan, als daar een verdord, verlaten land opnieuw bevolkt zal worden, door 'n rustigen nijyeren stam, als 't in Palestina zal kunnen vinden een herboorte van 'tloome lijf. Turkije zal de dagen van Spanje niet vergeten! Maar al ging Turkije later wel dood, dan nog zou Palaestina nimmer kunnen vallen onder 't lot van Transvaal, omdat het is een land, waar geene enkele mogendheid recht op heeft en zij allen 't elkander misgunnen. De moraal der twee honden die om een been vechten is in de diplomatie niet onbekend. En nog iets boude men wél in 't oog. Poli tiek is geen wiskunde. Geen van ons kan voor zien wat over korten tyd gebeuren kan. Daarom is 't verkeerd het Zionisme te bestrijden omdat voor 't oogenblik geen kans is op zijn slagen. Wie dan leeft, dan zorgt. Thans hebben we leiders die diplomatie kunnen voeren. Als zij heen zijn zullen er anderen komen. En, zooals 'k onlangs schreef: Duitschland wil dit niet, Frankrijk dat niet, Oostenrijk en Rusland weer iets anders niet. Maar tien millioenen joden willen leven, willen niet dood gaan! Dat is ook politiek. Dat alles goed en wel, maar waarom Palaestina ? 't Antwoord is eenvoudig. Overal elders heb ben alle koloniën schipbreuk geleden. Palaestina is 't land van Isrels hoop en lijden. Honderd duizenden vrome joden, die bereid zij i alles te verlaten, huis en hof en geld, om te wonen in 't Heilige Land, en daar de spa te zetten in den bodem. Als 't maar mocht l En de bodem is geschikt voor cultuur en biedt ruimte voor alle joden en nog meer. Reeds nu wordt in de joodsche kolonie daar wijn geteeld die edel is en min kostbaar (vooral Rischon Ie Zion) en cognac en brengt de bodem overmaat van druiven en sinaasappelen en welriekende bloemen. Nog meer en beter zou die kolonisatie doel kunnen treffen als nieuwe machines konden worden gebezigd, nieuwe methoden toegepast op den landbouw, en 'n nieuw systeem van koloniseeren ingevoerd. Want thans zijn 't liefdegiften die worden gereikt, doet men moeite den kolonisten Fransene beschaving bij te brengen, maar die willen dat niet. Die willen jood zijn, geen Palaestijnsche Franken, 't Is dan ook opmer kelijk, dat de alleenstaande kolonist, die aan gewezen is op de opbrengst van eigen werk en vlijt, veel beter overal gedijt dan de bephilanthropiseerde, en dat nagenoeg alle kolonisten vurig Zionist zijn. Dat laatste spreekt. Da bodem is geschikt: steenkolen zyn er niet maar wel zwavel en pek en naphta en water vallen, die electrische drijfkracht bieden aan de industrie, 't Land heeft 'n historische lig ging voor den handel uitnemend geschikt. En n zaak kan dat al bevruchten: 't Is de liefde voor den aiouden bodem. Zie, men kweekt liefde bij ons voor Geuzen en Hollandsche graven. Men geeft ons 'n opvoeding dat we ons gaan verbeelden den tachtigjarigen oorlog mee te hebben gevoerd. En toch bij al dat komt het besef dat we hebben een eigen geschiedenis die mag gelezen worden, en 'n eigen land waar onze helden hebben geleefd en zijn ge sneuveld. En een grootsch monument van Salomo's tempel, 'n munr,... de muur der jam merklachten. Dat met een tooverslag Palestina zou ont waken, hoef ik 't nog te zeggen ? als de Kolo niale Bank kan landbouw, handel en nijver heid daar steunen! Genoeg: Palestina kan maar n volk huis vesten: de Joden. De Joden kunnen slechts in n land een thuis hebben: in'Palestina. Twee zeer belangrijke bezwaren dienen nu te worden opgelost. Men meent, dat 'n rechtgeaard Nederlander geen Zionist kan zijn. Dat 't Zionisme inbreuk maakt op onze vaderlandsliefde. Helaas! 't waren Joden, Reform-rabbijnen, die gluipend dit argument ons 't eerst hebben voor de voeten gegooid. Wel begrepen ligt hier 'n verwarring tusschen territoir en ras. 'n Volk kan men heeten: de eenheid die een afgebakend land bewoont; een volk heet ook de groep die n afkomst, n beschaving, n ideaal heeft: de stam. Niet steeds is de territoriale eenheid tevens de ras-eenheid. In Zwitserland leven Duitschen, Franschen, Italianen. In Amerika: Duitschen en Yankee's. In Nederland: Hollanders, Friezen en Braban. ders. Ja, Oostenrijk en de Balkan-Staten leveren 't duidelijk bewijs dat men 'n nationaliteit kan hebben die geen verband houdt met bewoond territoir. En zoo is onlangs nog een manifest verspreid (o.a. door prof. Mommsen en Felix Dahn) waarin de Duitschen die Amerikaansche staatsburgers waren werden aangemaand, hun Deutschtnm hoog te houden. 'n Hollandsch minister kan Pair van Enge land worden. Gebrek aan vaderlandsliefde? En dan: de vrome Joden, die opgingen in ge bed voor Zion en zijn Herbouw: k slechte vaderlanders ? Maar neen. Die z'n ouders niet mint, hoe kan die z'n vaderland nog liefhebben? Wiens moraliteit zoo is gedeprimeerd, dat hij zich losrukt van z'n volk dat hij zich afwendt van de groote familie waarvan hij lid is als hu trapt op den gekromden rug van z'n onge lukkige broeders: hoe kan die spreken van 'n vaderland dat hij liefheeft? Men verwijt den Zionisten wel, dat zy 't anti semitisme in de hand werken. Dit is 'n argu ment dat dubbel snijdt. Want zegt dit een Jood, dan ligt daarin het erkennen: met onze vrijheid hier is 't lak en larie. Begin maar te werken voor iets dat zuiver Joodsch is, en ge zult zien dat we nog maar getolereerd worden, en steeds met schelen blik worden aangezien. De Christen, die zoo spreekt, vertelt ons: Vry ben jullie om te doen en te laten wat je verkiest.... als je maar geen Jood bent. Want, kom je op voor de belangen van je lijdende broeders, dan sta ik voor de gevolgen niet in. Dan, met andere woorden, laten wij den hond weer op je los en jagen je het Ghetto in. Beiden doen verkeerd. Want, heuschely'k, het antisemitisme heeft niet op ons gewacht. 't Was er lang voor van 'n Zionistische orga nisatie sprake was. Zelfs heeft men wel be weerd dat antisemitisme een ziekteverschijnsel was. Zóó dr. H. Foscalance uit Bukarest: Was ich nun beobachtet habe, ist, dass al!e(leidenschaftlichen) Antisemiten... die Syphilis gehabt haben, ihr Gehirn hat sicher dabei etwas abbekommen. Ich habe ber diese Verhaltnisse eine genaue Statistik geführt und gefunden, dass alle unsre neuerdings verstorbenen Anti semiten an Paralyse oder Geistesstörung infolge von Syphilis gestorben sind". Doet afgezien daarvan: wie bevordert het antisemitisme ? Allereerst die arme, ellendige Russische, Rumeensche en Galliciscbe Joden, die in Europa en Amerika de markt bederven, omdat 't hongerloon van 't sweating-systeem een rykdom is bij wat ze hadden in 't eigen land. Maar dan wilt ge hooren? Zóó zegt dr. Gunning: was het bij velen alsof zij zich schaamden voor hun afkomst van Abraham, zoodat zy byv. door het oprichten van kerstboomen en der gelijke onwaardige naaperij van christelijke traditiën de verachting van Jood en Christen op zich laadden" ... enz. En verder: Waar de streng -orthodoxe Jood door de Christenen gewoonlijk met eerbied.... wordt aangezien ..., daar heeft de moderne, de reformIsraëliet met zyn opdringerig kosmopolitisme gepaard aan zyn grenzeloos superioriteitsgevoel meer dan drie-vierde van het antisemitisme voor zyne rekening". Duidelijker kan 't al niet. En ten slotte: wat ons verweten wordt, overal, is lafheid. Laten weer geen doekjes om winden. Door Christenen werden we steeds beschouwd als 'n volk, de Natie". En velen onzer zijn laf genoeg dat niet te willen erkennen. Zelfs niet te zien, dat de Christen ir zijn hart hen om die lafheid veracht. Dit moet uit zijn! Ruiterlijk voor den dag met 't Jodendom dat ge niet verloochenen hoeft, niet loochenen moogt, niet loochenen kunt. Erkent uw behooren tot 'n stam, gij Joden, die trots moogt wezen op zijn eeuwenoude geschiedenis. Gedaan uw plicht, erkend dat gij, als Jood, te zorgen hebt voor de Joden ginds, wien gy alleen ooit helpen kunt. En weet dit wél: Wil een Jood geheel en al opgaan in het volk dat hem herbergt, goed. het staat hem vry, maar dan moet hij ook afstand doen van zijn godsdienst of gelijk hy het dan liever noemt van zijne Joodsche confessie".... want zoolang hij zyne confessie" getrouw blijft, is hij voor het nationaal bewustzijn geen volkomen Duitscher, Franschman of Nederlander .. . Het Jood-zya geeft hem een character indelebilis". En nu stempelt juist dit de Zionistische be weging in mijn oog tot zulk een belangrijk en hoopgevend verschijnsel voor het Jodendom, dat het eindelijk met den valschen waan der eman cipatie breekt en nuchter de werkelijkheid onder de oogen ziet: wij zijn en wij blyven vreemdelingen onder de volken, en wij zullen eerst weder vrij en gelukkig zy'n als wij onze zelfstandige natio naliteit herwonnen hebben".... Wanneer zi/jzelven dat gaan zeggen, zoodra zijzelven het beseffen: wij zijn een ander volk dan de natie, waarin wij vertoeven; wy hebben iets anders, iets eigenaardigs, iets geheel-énigs, dat ons blij vend van de andere volkeren onderscheidt", o dan klopt mijn hart van vreugde, omdat ik dat besef als het eerste levensteeken in Israëls dorre doodsbeenderen mag begroeten". (Gunning). Nu leg ik neer de schrijfpen. Wat zal 't geven, waar zóó weinigen lezen kunnen ? En niet de ooren zyn het, tot wie ik spreek. Laat mij afwachten en stil hopen, dat 'n enkle Christen komt getuigen geven van adhaesie met ons Program. 1) Dat 'n enkle Jood z'n plicht voelt en z'n roeping. Joodsche meisjes, joodsche vrouwen, jonge lingen, mannen: wij hebben Recht op u. Doet uw plicht! 1) Het secretariaat van den Nederlandschen Zionistenbond is gevestigd te Amsterdam, Reguliersgracht 43. Sedert wij in den Haag in het bezit zijn gekomen van couranten-kiosken, heb ik de goede gewoonte aangenomen om mij eiken Zondag-morgen de »Groene" aan te schaffen en mij te verlustigen in haren zoo veelzijdigen inhoud. Dat mijn oog daarbij onwillekeurig het eerst valt op datgene wat over de edele vechtkunst wordt ten beste gegeven, zal geene verwondering baren en met belang stelling, zij het dan ook geenszins met volle instemming nam ik o.a, kennis van de wijze waarop »Oremus" meent het nietmilitaire publiek omtrent militaire zaken te moeten voorlichten. Zijn vernietigend oordeel over de krijgswetenschap in het algemeen zal ik niet bespreken; ik zou alleen de vraag willen stellen of hij zich aan de ernstige beoefening daarvan wel eens heeft gewaagd. Waar hij echter een afkeurend oordeel uitspreekt over onze nieuwe Soldateuschool, daar vaar ik een heel eind in zijn schuitje mede, al plast hij mij ook wel wat al te woest rond. Mijn bezwaar tegen het nieuwe reglement betreft in hoofdzaak de urgentie der invoering zelve; waarom moesten wij verandering krijgen, wat was er tegen de bestaande reglementen zóó ernstig in te brengen, dat zij ten doode moesten worden opgeschreven ? Zij waren door eene com missie van alleszins bevoegde mannen uit den troep samengesteld en dateerden van 1896, zoodat zij zelfs te nauwernood hun vierden verjaardag mochten vieren. Een nog jeugdig luitenant der infanterie uit Gouda, zal ons op deze vraag het antwoord geven; een antwoord, dat mij met groote verbazing .vervulde, dat mij zoo merkwaardig toeschijnt, dat ik be schouw als een zoo nieuw, zoo ultra-voor uitstrevend gezichtspunt in deze materie, dat ik er met dik blauw potlood naast heb geschreven ernst of kortswijl ? Uit de laatste zinsnede toch van zijn artikel in dit blad van Zondag 3 Juni j.l. lees ik, dat reglementen zoo nu en dan moeten worden veranderd omdat «afwisseling van spijs doet eten ;" dat reglementen zoo nu en dan moeten worden veranderd omdat «verandering en vernieuwing een voorbe hoedmiddel zijn tegen insuflen." Hij snakt naar nieuwe reglementen en hoopt het zoo spoedig mogelijk tot zijn 25e recruten (soldaten)-school te brengen! Zeker, de ware toestand zou dus zijn, dat we elk jaar op l Maart met nieuwe soldaten ook een nieuw reglement kregen!! Waar ik zie dat een officier dergelijke dingen beweert en met naam en qualiteit bezegelt, acht ik een woord van ernstig protest plicht tegen eene dusdanige voor lichting van niet-militairen ten opzichte van de details onzer militaire huishouding. Weet deze officier dan niet, dat ons leger voor het grootste deel is samengesteld uit dienstplichtigen, die slechts korten tijd onder de wapenen blijven, maar gedurende langen tijd het geleerde moeten weten toe te passen ? Is het hem onbekend, dat bij mobilisatie dat leger zal bestaan uit 7 lich tingen, die in 7 verschillende jaren zijn geoefend ? Is het aan zijne aandacht ontsnapt, dat er wetten zijn ingediend op legerorganisatie en landweer, die ons bij aanneming hetgeen ik van harte hoop eene strijdmacht zullen geven, bestaande uit 15 lichtingen? Weet hij niet dat dit leger alsdan voor een groot deel in de lagere rangen en graden geencadreerd zal zijn met militie- en reservekader, dat ge durende velen jaren moet teren op hetgeen hun in weinige maanden van de militaire wetenschap in casu de reglementen werd geleerd ? Neen, dat weet hij blijkbaar niet, want dan zou hij niet zoo lichtvaardig denken over reglementswijziging. Reeds na 4 jaren verveelt het reglement hem zoodanig, dat hij om wakker te blijven een nieuw moet hebben. Inderdaad, fraaier argument voor reglementswijziging is bezwaarlijk denkbaar en zelfs zij, die den stoot hebben gegeven tot de thans tot stand gekomen verande ringen, hebben ongetwijfeld niet aan zoo iets gedacht. Zeker kan ik mij omstandigheden denken, waaronder verandering noodig is ; de be wapening kan worden gewijzigd, de orga nisatie kan op andere leest worden geschoeid; andere tactische denkbeelden kunnen zich baan breken enz. Vraagt men zich echter af of dit thans het geval was. Ik geloof het niet. Met de in 1895 ingevoerde nieuwe geweren, hield het oude reglement vol doende rekening; de organisatie bleef gelijk en groot verschil in tactische denkbeelden, invloed hebbende op de recrutenschool bleek mij tot nu toe niet anders (sedert 189G) dan in de aanwending der verschil lende vuursoorten, met name het op den achtergrond dringen van het salvo-vuur. Om evenwel verandering te brengen in de aanwending der verschillende vuur soorten, was het nog niet noodig het geheele reglement over en door elkander te gooien en b. v. het commando »mimmert u" te vervangen door «nummeren"; »richt u" door «richten" enz. Het zou met het oog op den lezerskring van dit blad niet gewenscht zijn in details na te gaan of alle veranderingen niet slechts ver beteringen zijn, maar ook of die verbete ringen zoo noodzakelijk waren, dat zij zich als het ware onweerstaanbaar aan ons opdrongen. Alleen in dat geval toch mag men overgaan tot reglementswijziging, waar deze zoo diep ingrijpt in ons leger, dat jaren noodig zijn voordat alle miliciens, waaruit dat leger in oorlogstijd zal bestaan, weder volgens het nieuwe reglement zijn geoefend. Slechts enkele staaltjes uit velen »van reglementen veranderen om wakker te blijven". Gegeven eene klasse recruten op twee gelederen in front marcheerende, men wil deze lieden laten marcheeren vier aan vier in eene richting, loodrecht op de oorspronkelijke. Omstreeks 15 jaren ge leden, commandeerden wij daartoe: lo. Met verdubbelde rotten rechts uit de flank; iets later, 2o. Rechts uit de flank verdubbelt rotten; vervolgens, 3o. Rechts uit de flank met vieren; en thans, 4o. Met vieren rechts uit de flank. ilW|r trerhaalde , toch wel geen kele tactische grond kunnen worden aangegeven, want de zaak zelve is trek. eender gebleven. l ? -Nog een punt; sedert jaar en dag namen wij de knielende houding aan door den rechtervoet schuins achterwaarts af te zetten en dan door te zakken; thans zetten wij den linkervoet schuins voorwaarts af en komen doorgezakt precies in dezelfde houding.*! Waarolh gewijzigd ? Om wakker te blijven ? Een paradepas is ingevoerd, die niemand begrijpt, evenmin kan uitvoeren zooals in het boekje staat. Voorts is de redaktie van het nieuwe boekje zoodanig in elkander gezet, ik zou haast zeggen geschroefd, dat de meeste volzinnen eerst na derde lezing te begrijpen zijn, waarbij de verwarring nog wordt vermeerderd, door in het oneindige door gevoerde verwijzingen naar vorige, en som tijds ook naar latere punten. Voor een eenvoudig korporaal of sergeant is het dan ook een ware heksentoer om uit de nieuwe soldatenschool wijs te worden. Als staaltje van samengestelden zinsbouw noem ik b. v. de uitvoering van punt 131. Waar de verwijzingen toe leiden toont ons punt 120 waarin wordt gezegd, dat de onderwijzer (bij het richten) zich bij het uitspreken der commando's 2o en 3o van punt 53 moet plaatsen als in punt 55! Die gedrongen stijl en die verwijzingen hebben geen ander doel, dan het boekje dun te houden en dus goedkoop en hier raken wij een ander bezwaar tegen regle mentswijziging. Officieren, onderofficieren en korporaals worden telkens gedwongen de nieuw ingevoerde proza aan te schaffen en vooral voor zoover het kader be treft is dit eene zware belasting op hun armzalig traktementje. Dit bezwaar wordt niet opgeheven door hun een goed koop, maar onduidelijk boekje te geven, omdat een duidelijk allicht een dubbeltje meer zou kosten aan correctieloon. Moge het bovenstaande voldoende zijn om te doen zien, dat reglementswijziging bij gebleken noodzakelijkheid toch nog moet worden beschouwd als een nadeel, zij het ook niet te voorkomen, maar dat verandering zooals nu, zonder noodzake lijkheid als een ramp is te beschouwen. »Le mieux est l'ennemi du bien" is een zeer juist spreekwoord, maar hoeveel te meer moet dan niet het minder goede worden veroordeeld, waar wij iets hadden, dat toch in elk geval goed kon worden genoemd. Zonder eenig bezwaar had men zeer enkele hoognoodig geachte wijzigingen kunnen aan brengen, b. v. die in de boven reeds ge noemde vuursoorten en overigens het be ginsel toepassen van zoo weinig mogelijk veranderen, maar blijkbaar heeft het streven voorgezeten om zooveel mogelijk ie ver anderen en dat kan niet anders dan worden afgekeurd, streng afgekeurd zelfs. Het is te hopen dat de overgroote meerder heid onzer officieren andere middelen zullen weten om bij hunne ondergeschikten en bij zichzelven »insuffen" te voorkomen, dan. . . . reglementswijziging ! Een ouder Luitenant. Keizer Wilhelm's oorlogs-rede. Ofschoon de tijdingen uit China elkander nog steeds in vele opzichten tegenspreken, schijnt toch het bericht van den moord, te Peking op den Duitschen gezant Von Ketteler gepleegd, officieel als voldoende bevestigd te worden aangenomen. Niemand minder dan keizer Wilhelm heeft ver klaard, dat door deze misdaad »de brandfakkel van den oorlog" midden in den diepsten vrede is geworpen, dat de Duitsche vlag beleedigd, het Duitscti Rijk geboond is, en dat dit eene voorbeeldige bestraffing en wraakneming eischt. Zulk eene uitlating, in tegenwoordigheid der ministers Von Bülow en Tirpitz ge daan, en onmiddellijk gevolgd door de af zending eener sterke divisie naar het verre Oosten, staat voor een gewoon menschenverstand gelijk met eene oorlogsverklaring. Maar de Chineesche gezant te Berlijn heeft zijn pas nog niet gekregen.... Wil men met dien maatregel misschien wachten, tot het Duitsche eskader met zijn landings-divisie in China is aagekomen ? Of wel totdat de Rijksdag aan de woorden des Keizers zijne sanctie zal hebben ver leend door de noodige credieten toe te staan ? Houdt men de eigenlijke, formesle oorlogsverklaring achterwege, omdat men niet weet tot wien men haar moet richten-, daar het volkomen onzeker is, wie thans in Peking het gezag in handen heeft ? Of talmt men nog, omdat men het besluit van de andere mogendheden wil afwachten ? Keizer Wilhelm legt grooten nadruk op de solidariteit van het optreden der mogendheden. »Ik zend u uit om het onrecht te wreken," zoo roept hij zijn soldaten toe »en ik zal niet rusten, voordat de Duitsche vlaggen, vereenigd met die der andere mogendheden, over winnend wapperen boven de Chineesche, en, op de muren van Peking geplant, den Chineezen den vrede voorschrijven. Gij behoort goede kameraadschap te onder houden met alle troepen, met welke gij daar zult samenkomen. Russen, Engelschen, Franschen, wie het ook zijn mogen, zij vechten allen voor ne zaak, voor de beschaving. Wij denken ook nog aan iets hoogers: aan onzen godsdienst en de ver dediging en bescherming onzer broeders daarginds, die ten deele hun leven voor hunnen Heiland hebben overgehad." Eenige jaren geleden schreef de keizer onder de welbekende, door hem ontworpen teekening: «Volken van Europa, bewaart uwe heiligste goederen!" Met het oog hierop kon hij naar waarheid verklaren, dat de tegenwoordige crisis, in het alge meen beschouwd,' door hem niet onvoor zien was. Welke die «heiligste goederen" zijn, vernemen wij nu nader: de (Euro peesche) beschaving en de (Christelijke) godsdienst. Het is werkelijk jammer, dat de volken van Europa die beschaving, in n vorm althans, niet voor zich zei ven hebben be houden, maar haar tegen goede betaling, aan de Chineezen hebben opgedrongen. De keizerlijke redenaar erkent dit zelf, en waarschuwt zijn troepen, dat zij hunne tegenstanders in het verre Oosten niet gering moeten schatten, want «door Euro peesche (Duitsche!) officieren opgeleid, nebben de Chineezen de Europeesche wa penen (de Krupp-kanonnen!) leeren ge bruiken." En wat het »boogere" betreft, daarmee roert keizer Wilhelm een zeer teer punt aan. Een Duitsch blad, de Frankfurter Zeitung, doet dit op onpar tijdige wijze uitkomen. De Chineezen, zoo merkt het op, zijn er zeer onaangenaam door getroffen, dat het voorwendsel voor de bezetting (door Duitschland) van KiauTchoe is gevonden in den moord, op twee zendelingen gepleegd, want de zendelingen zijn nu eenmaal in China, wat men er ook tegen beweren moge, eene soort van on ruststokers, daar zij door het stichten van nieuwe sekten tweespalt onder de bevol king brengen. Natuurlijk kan men den zendelingen niet het recht ontzeggen, hunne leer te prediken, waar en zoo als zij wil len, maar het is een groote missstand, dat die zendelingen, wanneer hun, bij hunne den Chineezen aanstoot gevende propaganda, iets overkomt, niet als zen delingen, maar als onderdanen van dezen of genen Staat op bescherming aanspraak maken. Wanneer in Europa een onderdaan van den eenen Staat in een anderen oproer predikt, krijgt hij te doen met den straf rechter, en de regeering van zijn eigen Staat denkt er niet aan, hem eene bij zondere bescherming te verleenen. Waarom zou dit in China anders moeten zijn ? Daarbij komt nog, dat de zendelingen (zcoals de voormalige Duitsche gezant te Peking, de heer Von Brandt, in een door de Londensch* Financial Chronicle gepu bliceerd artikel doet opmerken), eene po litieke rol trachten te spelen, door in Chineesche bladen en periodieke geschriften dikwijls vijandig op te treden tegen de regeering en de autoriteiten. Ook dat is hun goed recht, maar tegelijkertijd is het hun plicht, de gevolgen van zulk een op treden voor hun eigen rekening te nemen. Het Duitsche blad hoopt, dat door het uitblijven der oorlogsverklaring de onderkoningen in het zuidelijk deel van China in de mogelijkheid zullen worden gesteld, tegenover de vreemdelingen en de vreemde troepen eene min of meer welwillende neutraliteit in acht te blijven nemen, en dat hierdoor de vijandelijke beweging tot de provincie Petschili beperkt zal blijven. Het komt ons voor, dat die hoop niet zeer gegrond is. De Europeesche troepen macht tusschen Takoe, Tien-Tsin en Pe king is op het oogenblik onrustbarend klein, nauwelijks 16,000 man. Zeker kunnen n Rusland, n Japan binnen zeer korten tijd een belangrijke krijgsmacht op Chineesch gebied overbrengen, maar wat zou er dan worden van die ho^geroemde solidariteit, die als dekmantel moet dienen om den ouderlingen naijver der mogend heden te verbergen? De eerste Duitsche transportschepen kunnen eerst omstreeks half Augustus in Takoe zijn, de pantserschepen veertien dagenof drie weken later. De overige mogendheden Rusland en Ja pan natuurlijk uitgezonderd kunnen de zoo dringend gevraagde versterkingen niet veel vroeger ter plaatse hebben. En zullen de Chineezen in dien tijd stil zitten ? Daar is, naar het schijnt, weinig kans op. Keizer Wilhelm is niet de eenige, die van oorlog spreekt. De te Canton ver schijnende Chineesche couranten publiceeren twee rondgaande besluiten van de keizerin-weduwe over de beweging der Boksers, den strijd der vreemdelingen tegen China en de positie der Chineesche autori teiten, die voor eenige dagen door Li-HungTchang ontvangen zijn. Daarin wordt ge zegd dat de verzoening met de Christenen, tegen wie zich het geheele volk, met in begrip van de troepen, de geleerden, den adel en de prinsen had vereenigd, met het doel ze uit te roeien, volkomen on mogelijk is. De vreemdelingen zijn den strijd tegen China begonnen met den aan val op de forten van Takoe; ten gevolge hiervan is de heerscbende verbittering tegen alle vreemdelingen nog toegenomen. De onderdrukking hiervan bij het volk is gevaarlijk en daarom schijnt het voorloopig raadzaam van deze vijandige bewe ging tegen de vreemden gebruik te maken. De bedreigde gezantschappen te Peking wil de keizerin beschermen (!). Het blijft af te wachten wie sterker blijken zal: de vreemdelingen of China. In ieder geval moeten alle gouverneurs onverwijld troepen aanwerven voor de verdediging van hun

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl