Historisch Archief 1877-1940
'No. 1203
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
YOOEl DAMEjS.
Naaisterstoestaaden te Groningen.
Onder de tallooze quaesties die tegenwoordig
druk besproken en «beschreven" worden, wordt
een eigenaardige plaats ingenomen door de
naaisters- quaestie, troosteloozer wellicht dan
menige andere wat den huidigen stand van za
ken betreft, doch troostry'ker tevens, omdat
zy' ons voorkomt gedeeltelijk althans voor op
lossing vatbaar te zijn.
Geen poging tot verbetering evenwel kan
kans op slagen hebben, vóórdat de bestaande
toestand met zy'n goed en zy'n kwaad, zoo mo
gelijk met de oorzaken van het kwaad, is
blootgelegd. De eerste schrede in dezen deed
de Commissie van enquête naar de
kleedingiudnstrie te Amsterdam, die in haar rapport
de verzamelde gegevens omtrent de naaisters
toestanden aldaar openbaar maakte. Te dezer
plaatse wenschen thans wy meerdere bekend
heid te geven aan de resultaten van ons
onderzoek, December 1899?Maart 1900 in de
gemeente Groningen gehouden. 1)
De Groningsche commissie, in tegenstelling
met de Amsterdamsche, is niet van stadswege
benoemd. Zij heeft zich gevormd op initiatief
van den Vrouwenbond, hoewel geheel onaf
hankelijk van dezen en vrij in hare bewegingen
en bestaat uit 4 dames, waarvan ne zelve
naaister-patrones is.
Vooral met de hulp van dit lid, en tevens
in overleg met het bestuur van de onlangs te
Groningen opgerichte afdeeling van deu
Naaisterébond naaisters-werksters uit den aard
der zaak werden onze vragenlijsten samen
gesteld.
Ons onderzoek omvat: Ie de
atelier-costuumnaaisters; 2e het leerlingstelsel; 3e de
atelieren fabriek -confectie werksters; 4e den huis
arbeid (confbctiewerk). Het heeft zich dus
uitgestrekt over allen die naaien voor een werk
gever, over het naaistersvak in zooverre het
industrie is.
I. De atelier-eostuumnaaisters. Ofschoon
ons onderzoek, naar wy meenen, in dit onder
deel bijna volledig geweest ia, geven onze lijsten
toch slechts 98 betaalde werksters op, verdeeld
over 36 ateliers. De oorzaak hiervan ligt in
het reuzenleger van leermeisjes, die zelfs op
de grootste ateliers gevonden worden, terwy'l
tal van kleinere 4 of 5 leermeisjes tellen naast
l of 2 betaalde naaisters.
Van deze allen rok- of taille-werksters
verdient er slechts ne ? 6.50 per week.
6 verdienen ?4 a ?5, 11 ?3 a ?4, 21 ?2 a
? 3, 26 ? l a ? 2, 28 minder dan ? l per week.
Het volgende voorbeeld moge aantoonen, hoe
onze lijst der costuumnaaisters is ingericht.
Mej. A. is 19 jaar; heeft de lagere school
afgeloopen; is werkzaam by werkgever B. ge
durende Il/g jaar; voorheen bij werkgever C.
gedurende 2 jaar; hare werktijden zijn 8-1 en
2-8 (dus 11 uur per dag), haar loon ?2; over
werk (dat is werk na 8 uur 's avonds) komt
niet voor; bij ziekte of verzuim wordt afge
trokken; zy' heeft het vak geleerd by mej. D.
l jaar a ? 10, l jaar kosteloos.
Boete komt slechts zelden voor, de werksters
klagen meestal niet over de patroons en patro
nessen, wél een enkele maal over de coupeuse,
en over het algemeen zy'n de meisjes zelven,
zoolang zij bij haar ouders thuis zijn, niet
ontevreden over haar lot. Des te meer klagen
echter de ouders dat hun 20 jarige dochter
in het geheel niets inbrengt, dikwijls nog kost,
terwyl de meisjes, wanneer de ouders eens
komen te sterven, van haar loon by vreemden
onmogelyk kostgeld kunnen betalen.
Zij die geen ouderlyk huis meer hebben,
moeten in betrekking gaan als winkeljuffrouw,
huishoudster of dienstbode, willen zij dit
niet, dan staat alleen de breede weg voor
haar open.
Het naaistersvak, een vak toch even goed
als een ander, en dat tamelijk hooge eischen
stelt van handigheid en intelligentie, is in
Groningen geen middel van bestaan!
De werkgevers meest werkgeefaters
klagen allen over het gebrek aan bekwame
werksters, over de onbruikbaarheid der naai
sters die by een ander zy'n opgeleid, en zouden
nagenoeg zonder uitzondering het oprichten
van een goede vakschool ten zeerste toejuichen.
II. Het Leerlingstelsel. Het overgroote aan
tal meisjes dat van de lagere school komt,
gaat, somtyds na nog wat herhalingsonderwy's,
het naaien leeren, hetzij dan bij een patrones
die enkel leermeisjes heeft, hetzy op een ge
woon atelier. De leerprys verschilt tusschen
?4 en ? 30 's jaars, per kwartaal, per week,
zelden per jaar voldaan. Soms ook wordt het
vak kosteloos geleerd, meestal tegen het be
wijzen van diensten als boodschaploopster. De
gewone leertijd is 3 jaar, waarvan meestal het
laatste jaar niet meer betaald wordt.
De bezwaren welke dit stelsel met zich
brengt, zy'n gemakkelijk na te gaan. Metho
disch wordt er slechts op een enkel atelier
onderwezen. In de meeste gevallen wordt het
leermeisje beschouwd als goedkoope werk
kracht; een bepaald onderdeel wordt haar
geleerd, en als zy daarin een zekere handig
heid verkregen heeft, is het voor de
werkgeefster zeer aanlokkelijk, haar geruimen tijd
by dat eene onderdeel te laten blijven.
Daarbij komt nog de onverschilligheid der
meisjes zelven. Velen leeren het vak alleen
voor eigen gebruik; anderen geven zich soms
na een jaar reeds als volleerd by een ander
atelier aan, in de hoop, om zij het dan ook een
kleinigheid, te verdienen.
Doch het treurigste is dat zelfs bij de grootst
mogelijke goedwilligheid van beide zy'den, de
onderwijzeres, die indertijd het vak op een
even ondegelyke wijze heeft geleerd, in de
meeste gevallen niet in staat is, om bekwame
leerlingen te vormen.
Dit alles heeft tengevolge dat een zich steeds
uitbreidende stroom van knoeinaaisters de
plaatsen bederft voor de enkelen die inderdaad
lust en aanleg hebben voor het vak, en dat
zelfs de geringste aanwijzing ontbreekt om de
goeden van de slechten te onderscheiden.
Aan al deze en nog meerdere bezwaren kan
slechts op ne wijze een einde worden ge
maakt: door het verstrekken van goed
vakonderwys.
III. De atelier- en fabriek-confectiewerksters.
Geen speciale opleiding is er noodig voor het
linnennaaien, dat geleerd wordt op de lagere
school en soms daarna op een naaischool,
terw\jl de oefening op het atelier de noodige
vlugheid bijbrengt.
De loonstandaard is hier nog iets lager dan
by' het costuumnaaien, gewoonlijk ? l a ? 3
per week, en vooral het per stuk betaalde
werk geett aanleiding tot misstanden die wy'
hier wegens de beperkte ruimte niet nader
kunnen uiteenzetten.
Nog minder bekwaamheid wordt vereischt
voor het werken op de z.g. tricotage-fabrieken,
waar naast de breisters eenige naaisters werk
zaam zijn voor het vervaardigen van broeken
en boezeroenen of het bestikken en afwerken
van het gebreide en gehaakte goed. Het eerste
wordt per stuk betaald, en wel 2/4 et. of 5 et.
per broek, en 3 et. of 3>i et. per boezeroen,
hetgeen een dagverdienste geeft tusschen 37 K et.
en 90 et. voor 10 *A uur arbeid. Het tweede
brengt een weekloon op van minder dan ? 2
voor 10 a 10% uur arbeid per dag ! Bovendien
wordt op deze fabriek boete opgelegd door
een opzichter.
IV. Huisarbeid (confectiewerk). Naast de
magazynen die het confectiewerk uit de fabriek
betrekken, vindt men in Groningen nog
zeer vele winkels die het door thuiswerksters,
meest getrouwde vrouwen of weduwen, laten
vervaardigen. De loonstandaard is hier ont
zettend laag, volgens de werkgevers tengevolge
van de overgroote concurrentie, voornamelijk
veroorzaakt door de massa's goedkoop, doch
ondeugdelijk fabrieksgoed.
Behalve over het geringe loon, klagen de
werksters dikwijls over de onheusche behan
deling van den patroon en het uren wachten
in den winkel vóórdat er een nieuwe bezending
werk wordt meegegeven.
Slechts hier en daar een greep doende in
de verschillende soorten confectieartikelen,
vermelden wy hier dat er voor hemden ge
woonlijk betaald wordt 7 a 10 et. Voor broeken
10 a 15 et. Sporthemden 11 et. Kinderjurken
17M a 40 et. Kindermanteltjes 22M et. Jon
gensblouses 10 a 30 et. Jongenspakjes, broek.
vest en jasje 40 et. Sloopen 2 a 5 et.
Meestal moet het goed door de werkster
worden geknipt, en deze draagt ook de kosten
van het garen, ongeveer 10 et voor 12 hemden.
De volledige gegevens omtrent deze soort
van werksters, gelijk onze lijst ze vermeldt,
zy'n by'v. :
Gezusters A. naaien voor werkgever B.
hemden voor 4 h 10 et., boezeroens voor 10
a 12)4 et., kinderboezelaars voor 7X et. en
lakens voor 5 et.
Zij verdienen pi. m. ? 2 per dag samen,
voor 16 uren arbeid.
Mej. A. naait voor werkgever B. hemden
voor 7X, 9 en 10 et., lakens voor 4 et., sloopen
voor 5 et., blousepakjes voor 25 et., met een
broek er bij voor 35 et, broeken voor 10 n
12 V* et, schorten voor 5 ;i l'A et. Zij ver
dient pi. m. 40 et. per dag. voor 14 uren
arbeid.
Conclusie. Nauwkeurig de verkregen gegevens
beschouwende en wegende, zy'n wy tot de slot
som gekomen dat in het rampzalig lot der
confectiewerksters alleen verbetering te brengen
is door het samenwerken van alle naaisters,
het toetreden van allen tot den Naaisterbbond.
Dit ideaal van aaneensluiting zien wij echter
in Groningen, waar de naaisters by zonder
afkeerig van den Bond zijn, zelfs in de verre
toekomst niet naderen, en de toestand der
confectiewerksters lijkt ons hopeloos treurig.
Niet aldus het lot der costuumnaaisters.
Indien tenminste dit onderzoek een steentje
by moge dragen tot het oprichten eener goede
vakschool, hetzy' dan een industrieschool, hetzij
alleen een opleidingscursus voor naaisters.
Indien er een school mocht verryzen met
niet al te hoog schoolgeld, zoodat ook arme
talentvolle meisjes er gebruik van kunnen
maken, en met een methodische degelijke op
leiding, een school waar alleen zy worden opge
nomen die duidely'ke bly'ken geven van aanleg
tot naaien, en die men met een niet
gemakkely'k te verwerven einddiploma verlaat, dan
zou er aan heel wat bezwaren een einde worden
gemaakt. Misschien verdienen voor wie slechts
een gedeelte van den 3 of 4 jarigen cursus
hebben gevolgd, partieele diploma's aanbe
veling.
Ook de opleiding op de kleinere ateliers zal
moeten bly'ven bestaan voor wie alleen leeren
voor eigen gebruik of om later voor de burger
klasse te werken. Maar voor de talentvolle
jonge naaister die hoogere aspiraties heeft, zal
dan de weg tot een goede opleiding open staan,
het vak zal sty'gen in waarde, en de bekwame
naaister, door het diploma als zoodanig aan
gewezen, zal recht hebben op een behoorlijke
salarieering. Dat zy' die ook inderdaad krijgen
zal, meenen wy voor zeker te mogen
aannenemen uit de herhaalde eenstemmige verkla
ringen dienaangaande van de groote werkgevers.
Nog een ander voordeel zal het oprichten
eener vakschool met zich brengen. Wanneer
de toestand en de salarieering op de groote
ateliers verbeterd zal zy'n, dan zal er een
aanmerkelijke vermindering plaats hebben van
de tallooze werksters die nu uit wanhoop over
het karige loon en het afbeulende werk voor
een patrones, voor zichzelven beginnen, zonder
voor de verantwoording berekend en tegen de
concurrentie opgewassen te zy'n. Ben onder
zoek hiernaar in te stellen zou en vanwege de
gecompliceerdheid n vooral vanwege de
onkieschheid en onbescheidenheid volstrekt on
mogelyk wezen. Maar indien het mogelyk
ware wy hebben op onze tochten genoeg
gezien en gehoord, om te kunnen verzekeren
dat in die kleine woningen waar een »modiste"
huist, heel wat zorg en armoede wordt geleden,
en dat by verbetering van den toestand op de
ateliers zér velen harer zulk een zekerder,
onverantwoordelijk bestaan zullen verkiezen
boven een onafhankelijkheid die zulke zware
lasten met zich brengt.
Mogen dan in onzen welwillenden tijd die
zooveel gevoelt voor al wat recht is, de vak
scholen voor naaisters, een dringende, onaf
wijsbare, onloochenbare behoefte, niet al te lang
op zich laten wachten.
Namens de Groningsche commissie tot
onderzoek der naaisterstoestanden,
ANNA POLAK, Secretares.
1) De Juli-aflevering van de Vragen des Tijds
bevat een uitgebreid artikel over dit onder
werp, met gedetailleerde loonsopgave.
Nogmaals Vronwenlooneii".
Over bovenstaand onderwerp werd in den
laatsten ty'd veel gesproken en geschreven;
en ik hoop hartelijk dat de stemmen, opgegaan
naar aanleiding van de bekend gemaakte droe
vige feiten, niet zullen zy'n die »eens
roependen in de woesty'n!"
Slechts wanneer de vrouwen die het betreft,
zelve voelen, van hoeveel belang het is, zich
vast aaneen te sluiten, zal er iets goeds en
duurzaam verbeterends kunnen worden tot
stand gebracht!
Tot zoolang echter zal al het geschrijf niets
baten!...
De weg is geopend! Het ligt nu maar aan
de in die zaak betrokkenen, dien weg verder
te banen!
Een vak dat nog niet ter bespreking is ge
komen, en dat dan ook bij mijn weten, hier
te lande weinig door vrouwen wordt beoefend,
is dat van kapster.
In Duitschland en Oostenrijk echter vinden
de meeste dames het aangenaam, door een vrouw
haar haardos te zien behandelen. Eigenlijk is
het kappen dan ook veel meer een werk voor
vrouwen, dan voor mannen.
Maar hier te lande schijnen de dames het
voornamer te vinden, gekapt te worden door
monsieur Henry of monsieur Guillaume, dan
door juffrouw die of die!
Zooals ik heb gezegd is het anders in Duitsch
land en Oostenry'k!
Maar dat de gegeven voorkeur ten opzichte
van vrouwelijke hulp bij het kappen gunstig
zou werken op de verdiensten van degenen
die zich aan het vak wijden, is helaas tot nu
toe nog niet gebleken.
Onze tegenwoordige haardracht is, op het
eerste gezicht, zeer eenvoudig van samenstelling.
Al bet voorhaar naar boven gekamd, het
voorhoofd vrij. en het achterhaar saamgedraaid
en met een paar flinke haarpennen
vastgestoken.
Maar men vergeet, dat Eva's dochteren
van de vroegste tijden een zekere voorliefde
hebben gehad voor golvende lokken! En nu
willen degenen, die moeder natuur in dit op
zicht niet gunstig heeft bedeeld, daaraan te
gemoetkomen, door hulp van de kunst.
En zoo worden tal van heete yzertjes en
pennetjes gebruikt, om het haar het aanzicht
te geven, alsof het van nature krult.
Het schynbaar eenvoudige kapsel wordt op
die wijze zeer gecompliceerd, en vandaar dat
vele dames die het betalen kunnen, de
dagelyksche hulp inroepen van bekwame handen
op het gebied van het kappen.
In Weenen zy'n in de laatste jaren een
aantal inrichtingen gekomen, waar de meisjes
worden ingewijd in de geheimen der
friaeerkunst.
Slechts veertien dagen duurt het onderricht,
voor degenen die de eerste studiën reeds
hebben toegepast, op haar eigen haardos of
die harer zusters.
Zelfstandig treden zy daar veelal op, ten
minste, als zy finantieel het zoolang kunnen
uithouden, totdat haar reputatie als kapster
is gevestigd.
Maar is dit niet het geval, dan vallen ze
in de handen van den een of anderen
tartistecoijl'eur" die meestal niet zal nalaten, van de
kapstertjes te halen wat hij kan.
Ik heb eens een dame hooren zeggen:
«Van my'n kapper hoor ik altyd de meeste
nieuwtjes" ! ....
Juist! Op de hoogte te zy'n van de jongste
voorvallen, ook, of voornamelijk op het gebied
der croniqite scandaleuse, dat schy'nt den weg
tot fortuin te zyu voor den artiste-coitfeitr!
Het leven van een kapster met een groote
clientèle is uiterst vermoeiend.
Alle dames willen gaarne voor den lunch
geholpen zy'n maar bij velen kan het meisje
niet voor half elf' terecht.
De slaapkamers liggen meestal niet op de
eerste of tweede tage, dus het is voor haar
gedurig: «trap op, trap af!"
Van zitten, ook maar voor een oogenblik,
is geen sprake, gedurende den tyd dat zij in
functie moet zijn.
De booze of goede luim van degene die
wordt gekapt, maakt haar werk meer of minder
aangenaam. Want by' een stuursch gelaat past
geen enkel kapsel; en gewoonlijk wordt de
mislukking van de gewrochte tooi aan de
kapster geweten.
Menigmaal gebeurt het, dat de kapster te
vergeefs komt, omdat mevrouw des avonds naar
diner of theater willend gaan liever later op
den dag wil worden gekapt.
En nu de belooning voor het verduren van
al de nukken en grillen der dames!
De meesten betalen niet veel; vy'f gulden
in de maand is al het hoogste, waarvoor zij
iederen dag moeten worden gefriseerd en
gekapt!
Somtyds krygen de meisjes niet meer dan
twee gulden; vooral nu ook weer zooals
het op velerlei gebied gaat het aanbod de
vraag overtreft!
Was de betaling prompt, dan konden de
kapsters tenminste er op rekenen, aan het
einde der maand het door haar verdiende te
ontvangen. Maar ook dit is gebleken, niet
zoo te zijn.
Van den eenen dag op den anderen wordt
het betalen uitgesteld en vaak verneemt
het meisje op den betaaldag der tweede
verloopen maand, dat mevrouw zich van een
ander heeft voorzien. Zij moeten geheel op
de hoogte zy'n van de verandering der haar
dracht, al is het slechts een kleine wy'ziging,
want de poppen in de kapperswinkels ver
klappen het toch ; en beter is het, de dames
voor te wezen, dan dat zy'zelve van onwetend
heid op het gebied der mode worden be
schuldigd, om al spoedig daarna verdrongen
te worden door een harer concurrenten !
Van een gezamenlijk optreden om, door
solidariteit, kracht uit te oefenen, is ook hier
geen sprake. Elkaar een vlieg afvangen is
het streven.
Verbetering in haar toestand is dus niet
te wachten en de mondaines protiteeren daar
van, om voor een minimum onkosten, een
artistiek bewerkte coiffure te kunnen vertoonen !
Droevige toestand ! Zelf zooveel mogelijk
voordeel te trekken uit eens anders afhan
kelijkheid !
Wanneer zal toch eens de tijd komen,
waarop men op de vraag: «Ben ik myns broe
ders hoeder T' ook in flnantieelen zin
volmondig zal zeggen : »Ja !"
VHBA.
drukkingen als »een huwelijk met de linker
hand" en »met den handschoen trouwen" half
griezelig, toch buitengewoon aantrekkelijk door
het romantische, het geheimzinnige dat over
zulke huwelyken ligt gespreid.
De hoffelyke Franschen die overal wat op
weten, noemen de linkerband, la main du cuuur.
By het sluiten van een morganatisch huwelijk
of een huwely'k met de linkerhand spreekt
zér zeker het hart. Wanneer de
bakvischty'd voor ons in grauwe, grauwe nevelen ligt,
weten wy' dat de stem van het hart niet by
alle echt-verbintenissen wordt gevolgd! By
vorstelijke huwelyken, bij echt-vereenigingen
in oud-adellijke geslachten wordt aan het ge
moed dikwyls geweld gepleegd om politieke
beweegredenen f om 't kleinzielig vastklampen
aan overoude familie-tradities.
Aartshertog Frans Ferdinand, de
Oostenryksche-Hongaarsche troonsopvolger, heeft met al
het ceremonieel aan die plechtigheid verbonden
voor zy'ne nakomelingschap afstand gedaan van
zijn rechten op den troon. De schoone,
twee-endertig-jarige gravin Chotek »hat es ihm
angethan". Driejaar geleden, ontmoette hy' haar voor
het eerst en toen reeds stond zijn besluit onwrik
baar vast, dat zy en geen andere zy'n vrouw
zou worden. Frans Ferdinand vindt gravin
Chotek een vrouw, om wier bezit men gaarne
en bly'moedig afstand doet van kroon en vorste
lijke praal en pronk.
Het is altyd gevaarlyk harts-aangelegenheden
te dwarsboomen; allen die zich bewegen om
den Oostenrijkschen troon zou men een dubbele
mate verdraagzaamheid en omzichtigheid
toewensehen.
Het rampzalig uiteinde van den sympathieken,
schitterend begaafden kroonprins Rudolf ligt
ons nog versch in 't geheugen. Moge het
thans graaf Lonyay gelukken, de sombere her
inneringen van zy'n vrouw, de ex-kroonprinses
Stefanie geheel uit te wisschen; vreugde en
geluk in haar leven te brengen. Haar hof
leven is niet veel meer dan een lijdensweg
geweest. Prinses Stefanie heeft zeker met
een verruimd hart al haar rechten en titels
aan den man harer keuze, aan graaf Lonyay
geofferd. Frans Ferdinand heeft niet geaarzeld
voor zy'n aangebeden vrouw, gravin Chotek en
voor de kinderen die mogelyk uit hun echt
geboren worden, afstand te doen van alle rechten
op den troon.
* *
*
immuun iiiimimiiiiu niiMiiiiiiMiiiiiuimmimmiiiiiiimMi
Morganutisch huwelijk. Een vluchtig
kykje bij \Vorfli. Jlnwkoetsiers in
Pari/js.
Nog bestaan zij de morganatische huwelyken.
Op den zaligen bakvisck-leeftyd klinken
uitOpgetogen kreten, bewonderende blikken,
gezellig frou-frou van ruischende, zy'den rokken,
vroolijk gezoem van damesstemmen dit alles
kunt u dagelijks hooren en zien op de ten
toonstelling te Pary's, in de afdeeling »Palais
des fils (vooral de s niet laten doorklinken)
tissus et vêtements".
Een onafgebroken komen-en-gaan in de
groote, electrisch verlichte zaal, waar de eerste
mode-kunstenaars van Pary's, op lokkende,
zwierige wyze hun avond-toiletten hebben ten
toon gesteld.
Zoodra u de groote zaal binnentreedt, kunt
u links onmiddelyk uw opwachting maken aan
de wassen beelden, gekleed door Worth.
Geldeed door Worth'. C'est tout dit.
Geen toilet verlaat zijn ateliers of Worth
in hoogst eigen persoon moet het van alle
kanten bekeken hebben op de wassen pop,
of op het lijf der dame, die de bestelling deed.
Men komt by hem op inspectie; men moet
vóór- en achteruit-loopen, gaan zitten, links
en rechts wenden en eerst wanneer Worth u
»irréprochable" vindt wordt de japon u
afgeleverd.
Een mijner vriendinnen dacht tijdens een
verbly'f te Pary's: »Ik bestel iets by Worth;
iets hél eenvoudigs, dan heb ik eens voor al
een »coupe" van Wovth in mijn bezit".
Zoo gedacht, zoo gedaan.
Zy bestelde een japon van violet-kleurig
laken, hél eenvoudig gegarneerd met zwart
tresband. De japon was, dank zy de coupe,
prachtig, letterlyk gemouleerd op het lichaam;
»wie angegossen", maar dat simpele japonnetje
kostte 400 francs!
Dit als waarschuwing vóór u in de elec
trisch verlichte zaal uw bestellingen doet.
De ruimte waarover Worth in de zaal be
schikt, werd door hem verdeeld in kleedkamer
en salon.
In de kleedkamer ziet u allereerst twee
wassen juffers met toiletten bestemd voor den
»drawing-room" van Engdland's koningin.
Het eene toilet is van wit satijn; de
glimglans van 't satijn is lichtelijk verdoft door
de blanke tulle die als een wazige sluier over
het heele toilet is gegarneerd.
Op de voorbaan van den rok een volant van
kostbare kant; de volant is gevat in goud
borduursel. Om het déeolletéeen draperie van
zacht rose gaas; rose ceintuur waarvan de
lange uiteinde ter zyde van den rok vallen.
Op de lange sleep volants van rose gaas,
kant en goud-borduursel. In het kapsel, de
traditioneele panache van witte struis-veeren,
met achterwaarts afüangenden sluier van witte
tulle.
De andere was-dame is «Dame Blanche".
Zeer fijn geplisseerde tulle vormt het geheele
front. De »mdéplissables" zy'n ter weerszy'de
in schitterend witte borduursels gevat; net
corsage is gegarneerd met wit iluweal en een
berthe van witte tulle; hier-en-daar kleine
touft'es van smal, wit fluweel; witte bloemen
langs het déeolleté; de lange sleep is van wit
fluweel versierd met volants van wit gaas en
witte bloemguirlanden. »Dame Blanehe" draagt
natuurlijk ook in haar kapsel de witte
struisveeren met witten sluier.
Aan den anderen kant in den salon zit een
dame die bezoek ontvangt. De gastvrouw is
gekleed in lichtblauwe gebrocheerde zyde.
Geen andere versiering dan een beeldige kraag
van echte kant.
Een jong meisje, gekleed in wit batist met
a jour borduursel waar blauwe zijde door
schemert, presenteert thee uit... notez bien!
uit gouden kopjes.
Ook de bezoeksters zy'n allen smaakvol
gekleed.
Ik hoop nog wel eens terug te komen op
eenige andere tentoongestelde kostuums. Paquin
en Doucet kan men ook niet zonder spreken
voorbijgaan.
In ons nummer van 8 Juli 11. geeft »een
Hollandsche juffrouw" eenige wenken aan
dames, die wellicht voornemens zy'n, de ten
toonstelling in de «ville lumière" te bezoeken.
Die adviezen zy'n uitmuntend; goed gemeend,
solide en practisch.
Zij dragen een nationaal stempel; de raad
gevingen zy'n als Geldersche klei: vruchtbaar,
zwaar en vet. Ik denk aan het schoeisel en aan
den Soep-Hein.
De «Hollandsche juffrouw" heeft volkomen
gely'k, wat de huur-koetsier aangaat. Met
hen kan men niet voorzichtig genoeg zy'n.
Over 't algemeen zy'n de hunr-koetsiers te
Pary's een kwaadaardig slag menschen. Als
ik niet zoo schromelijk het land aan de
Engelschen had, zou ik den houders van
huurry'tuigen willen raden, hun koetsiers eenigen
tyd naar Londen te zenden, om daar hun vak
te leeren, en al wat er aan verbonden is. In
Londen rijden de koetsiers meesterlijk; daar
kan geen Fransche »blague" tegen op; maar,
zy zy'n ook beleefd, zindelyk, goed gekleed
en gehandschoend.
Als u in Pary's een huur-koetsier wenkt,
zeg dan luid en duidelyk : »a l' h e u r e" !
»u n e c o u r s e" ! liever niet par heure;
par course! als u zoo volkomen uw Hol
landsche afkomst verraadt, heeft de leepert u
meer dan ooit in den zak.
Of er wereld-tentoonstellingen te Pary's ge
houden worden of niet, ten allen tijde is de
huurkoetsier aldaar, een stugge, koppige geniepert.
Eens aan de gare du Nord aaankomend,
namen wy een rijtuigje. My'n reis- en tevens
levens-gezel beschikt over een heldere, krach
tige, zeer duidelijke stem. Hy zei: »Rue
Kichelieu, hotel d'Orléans" ! Wy stapten in.
Na eenigen tyd, wy verbaasd tot elkaar : »Waar
ry'dt die vent ons heen ? wat een vreemde
buurten ! waar zy'n we toch ?"
My'n kameraad met het hoofd uit het por
tier-raampje: «Cocher arrêtez"! Ik, met den
knop van my'n parapluie een prestissimo rof
fel Ij e tegen het glas.
Sjok-sjok-sjok! sjok-sjok-BJok!
sjok-sjoksjok! De automedors reed kalm door.
Het geroep uit het portier houdt aan, zich
steeds scherper accentueerend. My'n roffel houd
ik fortissimo aan. Gelukkig! wy' gaven aan
stoot.
De voorbijgangers bleven staan en keken
verbluit naar ons vehikel.
Eindelyk stond het stil.
Cocher l vous vous trompez !
Impossible!
Parfaitement! oünous conduisez-vous?
Gare d'Orléans, m'sieu!
Rue Richelieu, Hotel d'Orléans, comme je
vous ai dit.
Fallait Ie dire, m'sieu! fallaitle dire! Hé!
la-bas"!
Nu vraïig ik u: »fallait Ie dire"!
Dit is een gewone truc. De koetsier sjokt
gewoonlyk met zy'n vrachtje de verkeerde
richting uit en rekent dan met un front
d'airain" deux courses!
Nog een ander maal zy'n wy in
levens-gevaarlyke zig-zag-slingeringen van het hotel
d'Orléans naar den anderen Seine-oever ge
sukkeld, om den beminnely'ken, helaas over
leden Alphonse Daudet te bezoeken, in zy'n
prachtige woning Rue Bellecbasse.
Die koetsier was toen door my l'heurt"
genomen. Aan de roode, glimmende tronies
der huur-koetsiers is niet zoo gauw te onder
kennen of zy' in meerdere of mindere mate
absinth-offers aan zich zelf hebben gewijd.
Voor het huist van Daudet haalde my'n mak
ker zy'n beurs te voorschijn en betaalde den
tollenden koetsier une course.
Une course?! oh Li M C'est-y vot' dame
qui m'a engagéa Vheure!
Voici une course! Et décampez au plus
vite"!
Onder grommend dronkemans-geleuter krab
belde hij weer op den bok en keerde terug.
Un homme arerti en vaut deux. Et une
femme avertie .... ?
CAPBICK.
Carmen Sylva, de !)Sprooldes!'-uiclitem.
Naar aanleiding van den droeyigen toe
stand der Joden in Roemenië, die daar tot
een soort van Exodus aanleiding gaf, publi
ceert Julius Bauer in de Neue Freie Presse
het volgende gedicht.
Umgeben von ppigen Prüchten,
Die K n i g i n Reime fiicht;
Sie seufzt in einsamen Nachten,
Die Seufzer werden Gedicht.
Sie schrei bt in ihrem Palaste
Dem Volke aus der Seel';
Sie ruft die Musen zu Gaste,
Sie kommen auf hohen Befehl.
Doch draussen vor den T horen
Ein Schrei des Schmerzes geilt.
Da wandern heimathyerloren
Viel arme Leut' in die Welt.
Sie sind zu Grunde gerichtet,
Zerjuiirbt von Noth und Leid
Und Carmen Sylva dichtet
Von Lieb und Barmherzigkeit!
Es lallen zitternde Greise,
Gebrochen an Leib und Seel',
Die al te hebraische Weise,
Das »Höre, o Israël!"
Mitunter kommt so ein Jüdchen
Durch Kqlbenstösse zu Fall
Die Königin dichtet ein Liedehen
Vom Schlag der Nachtigall.
Der Stern der Hoffnung schimmert
Den Hungernden nimmermehr;
Das Kind an der Mutterbrust wimmert,
Sie ist yerdorrt und leer.
Der Priester die Andacht verrichtet,
Indess manch Auge bricht
Und Carmen Sylva dichtet
Von Menschenrecht und Prticht!
Die Wachter sich erbosen,
Sind ungeduldig schon,
Sie bringen die Heimathlosen
Zur nachsten Leidensstation.
Die Anker werden gelichtet,
Die Fahrt ins Elend geht
Und Carmen Sylva dichtet
Ein Lied an die H u m a n i t t!
O Königin, dichte, dichte
Nur weiter in diesem Sinn,
Du kommst in die Weltgeschichte
Als M a r c h e n d i c h t e r i n.
a. a n
e n. a £i XM. verfris sollend © d r