De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 15 juli pagina 5

15 juli 1900 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

'No. 1203 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. YOOEl DAMEjS. Naaisterstoestaaden te Groningen. Onder de tallooze quaesties die tegenwoordig druk besproken en «beschreven" worden, wordt een eigenaardige plaats ingenomen door de naaisters- quaestie, troosteloozer wellicht dan menige andere wat den huidigen stand van za ken betreft, doch troostry'ker tevens, omdat zy' ons voorkomt gedeeltelijk althans voor op lossing vatbaar te zijn. Geen poging tot verbetering evenwel kan kans op slagen hebben, vóórdat de bestaande toestand met zy'n goed en zy'n kwaad, zoo mo gelijk met de oorzaken van het kwaad, is blootgelegd. De eerste schrede in dezen deed de Commissie van enquête naar de kleedingiudnstrie te Amsterdam, die in haar rapport de verzamelde gegevens omtrent de naaisters toestanden aldaar openbaar maakte. Te dezer plaatse wenschen thans wy meerdere bekend heid te geven aan de resultaten van ons onderzoek, December 1899?Maart 1900 in de gemeente Groningen gehouden. 1) De Groningsche commissie, in tegenstelling met de Amsterdamsche, is niet van stadswege benoemd. Zij heeft zich gevormd op initiatief van den Vrouwenbond, hoewel geheel onaf hankelijk van dezen en vrij in hare bewegingen en bestaat uit 4 dames, waarvan ne zelve naaister-patrones is. Vooral met de hulp van dit lid, en tevens in overleg met het bestuur van de onlangs te Groningen opgerichte afdeeling van deu Naaisterébond naaisters-werksters uit den aard der zaak werden onze vragenlijsten samen gesteld. Ons onderzoek omvat: Ie de atelier-costuumnaaisters; 2e het leerlingstelsel; 3e de atelieren fabriek -confectie werksters; 4e den huis arbeid (confbctiewerk). Het heeft zich dus uitgestrekt over allen die naaien voor een werk gever, over het naaistersvak in zooverre het industrie is. I. De atelier-eostuumnaaisters. Ofschoon ons onderzoek, naar wy meenen, in dit onder deel bijna volledig geweest ia, geven onze lijsten toch slechts 98 betaalde werksters op, verdeeld over 36 ateliers. De oorzaak hiervan ligt in het reuzenleger van leermeisjes, die zelfs op de grootste ateliers gevonden worden, terwy'l tal van kleinere 4 of 5 leermeisjes tellen naast l of 2 betaalde naaisters. Van deze allen rok- of taille-werksters verdient er slechts ne ? 6.50 per week. 6 verdienen ?4 a ?5, 11 ?3 a ?4, 21 ?2 a ? 3, 26 ? l a ? 2, 28 minder dan ? l per week. Het volgende voorbeeld moge aantoonen, hoe onze lijst der costuumnaaisters is ingericht. Mej. A. is 19 jaar; heeft de lagere school afgeloopen; is werkzaam by werkgever B. ge durende Il/g jaar; voorheen bij werkgever C. gedurende 2 jaar; hare werktijden zijn 8-1 en 2-8 (dus 11 uur per dag), haar loon ?2; over werk (dat is werk na 8 uur 's avonds) komt niet voor; bij ziekte of verzuim wordt afge trokken; zy' heeft het vak geleerd by mej. D. l jaar a ? 10, l jaar kosteloos. Boete komt slechts zelden voor, de werksters klagen meestal niet over de patroons en patro nessen, wél een enkele maal over de coupeuse, en over het algemeen zy'n de meisjes zelven, zoolang zij bij haar ouders thuis zijn, niet ontevreden over haar lot. Des te meer klagen echter de ouders dat hun 20 jarige dochter in het geheel niets inbrengt, dikwijls nog kost, terwyl de meisjes, wanneer de ouders eens komen te sterven, van haar loon by vreemden onmogelyk kostgeld kunnen betalen. Zij die geen ouderlyk huis meer hebben, moeten in betrekking gaan als winkeljuffrouw, huishoudster of dienstbode, willen zij dit niet, dan staat alleen de breede weg voor haar open. Het naaistersvak, een vak toch even goed als een ander, en dat tamelijk hooge eischen stelt van handigheid en intelligentie, is in Groningen geen middel van bestaan! De werkgevers meest werkgeefaters klagen allen over het gebrek aan bekwame werksters, over de onbruikbaarheid der naai sters die by een ander zy'n opgeleid, en zouden nagenoeg zonder uitzondering het oprichten van een goede vakschool ten zeerste toejuichen. II. Het Leerlingstelsel. Het overgroote aan tal meisjes dat van de lagere school komt, gaat, somtyds na nog wat herhalingsonderwy's, het naaien leeren, hetzij dan bij een patrones die enkel leermeisjes heeft, hetzy op een ge woon atelier. De leerprys verschilt tusschen ?4 en ? 30 's jaars, per kwartaal, per week, zelden per jaar voldaan. Soms ook wordt het vak kosteloos geleerd, meestal tegen het be wijzen van diensten als boodschaploopster. De gewone leertijd is 3 jaar, waarvan meestal het laatste jaar niet meer betaald wordt. De bezwaren welke dit stelsel met zich brengt, zy'n gemakkelijk na te gaan. Metho disch wordt er slechts op een enkel atelier onderwezen. In de meeste gevallen wordt het leermeisje beschouwd als goedkoope werk kracht; een bepaald onderdeel wordt haar geleerd, en als zy daarin een zekere handig heid verkregen heeft, is het voor de werkgeefster zeer aanlokkelijk, haar geruimen tijd by dat eene onderdeel te laten blijven. Daarbij komt nog de onverschilligheid der meisjes zelven. Velen leeren het vak alleen voor eigen gebruik; anderen geven zich soms na een jaar reeds als volleerd by een ander atelier aan, in de hoop, om zij het dan ook een kleinigheid, te verdienen. Doch het treurigste is dat zelfs bij de grootst mogelijke goedwilligheid van beide zy'den, de onderwijzeres, die indertijd het vak op een even ondegelyke wijze heeft geleerd, in de meeste gevallen niet in staat is, om bekwame leerlingen te vormen. Dit alles heeft tengevolge dat een zich steeds uitbreidende stroom van knoeinaaisters de plaatsen bederft voor de enkelen die inderdaad lust en aanleg hebben voor het vak, en dat zelfs de geringste aanwijzing ontbreekt om de goeden van de slechten te onderscheiden. Aan al deze en nog meerdere bezwaren kan slechts op ne wijze een einde worden ge maakt: door het verstrekken van goed vakonderwys. III. De atelier- en fabriek-confectiewerksters. Geen speciale opleiding is er noodig voor het linnennaaien, dat geleerd wordt op de lagere school en soms daarna op een naaischool, terw\jl de oefening op het atelier de noodige vlugheid bijbrengt. De loonstandaard is hier nog iets lager dan by' het costuumnaaien, gewoonlijk ? l a ? 3 per week, en vooral het per stuk betaalde werk geett aanleiding tot misstanden die wy' hier wegens de beperkte ruimte niet nader kunnen uiteenzetten. Nog minder bekwaamheid wordt vereischt voor het werken op de z.g. tricotage-fabrieken, waar naast de breisters eenige naaisters werk zaam zijn voor het vervaardigen van broeken en boezeroenen of het bestikken en afwerken van het gebreide en gehaakte goed. Het eerste wordt per stuk betaald, en wel 2/4 et. of 5 et. per broek, en 3 et. of 3>i et. per boezeroen, hetgeen een dagverdienste geeft tusschen 37 K et. en 90 et. voor 10 *A uur arbeid. Het tweede brengt een weekloon op van minder dan ? 2 voor 10 a 10% uur arbeid per dag ! Bovendien wordt op deze fabriek boete opgelegd door een opzichter. IV. Huisarbeid (confectiewerk). Naast de magazynen die het confectiewerk uit de fabriek betrekken, vindt men in Groningen nog zeer vele winkels die het door thuiswerksters, meest getrouwde vrouwen of weduwen, laten vervaardigen. De loonstandaard is hier ont zettend laag, volgens de werkgevers tengevolge van de overgroote concurrentie, voornamelijk veroorzaakt door de massa's goedkoop, doch ondeugdelijk fabrieksgoed. Behalve over het geringe loon, klagen de werksters dikwijls over de onheusche behan deling van den patroon en het uren wachten in den winkel vóórdat er een nieuwe bezending werk wordt meegegeven. Slechts hier en daar een greep doende in de verschillende soorten confectieartikelen, vermelden wy hier dat er voor hemden ge woonlijk betaald wordt 7 a 10 et. Voor broeken 10 a 15 et. Sporthemden 11 et. Kinderjurken 17M a 40 et. Kindermanteltjes 22M et. Jon gensblouses 10 a 30 et. Jongenspakjes, broek. vest en jasje 40 et. Sloopen 2 a 5 et. Meestal moet het goed door de werkster worden geknipt, en deze draagt ook de kosten van het garen, ongeveer 10 et voor 12 hemden. De volledige gegevens omtrent deze soort van werksters, gelijk onze lijst ze vermeldt, zy'n by'v. : Gezusters A. naaien voor werkgever B. hemden voor 4 h 10 et., boezeroens voor 10 a 12)4 et., kinderboezelaars voor 7X et. en lakens voor 5 et. Zij verdienen pi. m. ? 2 per dag samen, voor 16 uren arbeid. Mej. A. naait voor werkgever B. hemden voor 7X, 9 en 10 et., lakens voor 4 et., sloopen voor 5 et., blousepakjes voor 25 et., met een broek er bij voor 35 et, broeken voor 10 n 12 V* et, schorten voor 5 ;i l'A et. Zij ver dient pi. m. 40 et. per dag. voor 14 uren arbeid. Conclusie. Nauwkeurig de verkregen gegevens beschouwende en wegende, zy'n wy tot de slot som gekomen dat in het rampzalig lot der confectiewerksters alleen verbetering te brengen is door het samenwerken van alle naaisters, het toetreden van allen tot den Naaisterbbond. Dit ideaal van aaneensluiting zien wij echter in Groningen, waar de naaisters by zonder afkeerig van den Bond zijn, zelfs in de verre toekomst niet naderen, en de toestand der confectiewerksters lijkt ons hopeloos treurig. Niet aldus het lot der costuumnaaisters. Indien tenminste dit onderzoek een steentje by moge dragen tot het oprichten eener goede vakschool, hetzy' dan een industrieschool, hetzij alleen een opleidingscursus voor naaisters. Indien er een school mocht verryzen met niet al te hoog schoolgeld, zoodat ook arme talentvolle meisjes er gebruik van kunnen maken, en met een methodische degelijke op leiding, een school waar alleen zy worden opge nomen die duidely'ke bly'ken geven van aanleg tot naaien, en die men met een niet gemakkely'k te verwerven einddiploma verlaat, dan zou er aan heel wat bezwaren een einde worden gemaakt. Misschien verdienen voor wie slechts een gedeelte van den 3 of 4 jarigen cursus hebben gevolgd, partieele diploma's aanbe veling. Ook de opleiding op de kleinere ateliers zal moeten bly'ven bestaan voor wie alleen leeren voor eigen gebruik of om later voor de burger klasse te werken. Maar voor de talentvolle jonge naaister die hoogere aspiraties heeft, zal dan de weg tot een goede opleiding open staan, het vak zal sty'gen in waarde, en de bekwame naaister, door het diploma als zoodanig aan gewezen, zal recht hebben op een behoorlijke salarieering. Dat zy' die ook inderdaad krijgen zal, meenen wy voor zeker te mogen aannenemen uit de herhaalde eenstemmige verkla ringen dienaangaande van de groote werkgevers. Nog een ander voordeel zal het oprichten eener vakschool met zich brengen. Wanneer de toestand en de salarieering op de groote ateliers verbeterd zal zy'n, dan zal er een aanmerkelijke vermindering plaats hebben van de tallooze werksters die nu uit wanhoop over het karige loon en het afbeulende werk voor een patrones, voor zichzelven beginnen, zonder voor de verantwoording berekend en tegen de concurrentie opgewassen te zy'n. Ben onder zoek hiernaar in te stellen zou en vanwege de gecompliceerdheid n vooral vanwege de onkieschheid en onbescheidenheid volstrekt on mogelyk wezen. Maar indien het mogelyk ware wy hebben op onze tochten genoeg gezien en gehoord, om te kunnen verzekeren dat in die kleine woningen waar een »modiste" huist, heel wat zorg en armoede wordt geleden, en dat by verbetering van den toestand op de ateliers zér velen harer zulk een zekerder, onverantwoordelijk bestaan zullen verkiezen boven een onafhankelijkheid die zulke zware lasten met zich brengt. Mogen dan in onzen welwillenden tijd die zooveel gevoelt voor al wat recht is, de vak scholen voor naaisters, een dringende, onaf wijsbare, onloochenbare behoefte, niet al te lang op zich laten wachten. Namens de Groningsche commissie tot onderzoek der naaisterstoestanden, ANNA POLAK, Secretares. 1) De Juli-aflevering van de Vragen des Tijds bevat een uitgebreid artikel over dit onder werp, met gedetailleerde loonsopgave. Nogmaals Vronwenlooneii". Over bovenstaand onderwerp werd in den laatsten ty'd veel gesproken en geschreven; en ik hoop hartelijk dat de stemmen, opgegaan naar aanleiding van de bekend gemaakte droe vige feiten, niet zullen zy'n die »eens roependen in de woesty'n!" Slechts wanneer de vrouwen die het betreft, zelve voelen, van hoeveel belang het is, zich vast aaneen te sluiten, zal er iets goeds en duurzaam verbeterends kunnen worden tot stand gebracht! Tot zoolang echter zal al het geschrijf niets baten!... De weg is geopend! Het ligt nu maar aan de in die zaak betrokkenen, dien weg verder te banen! Een vak dat nog niet ter bespreking is ge komen, en dat dan ook bij mijn weten, hier te lande weinig door vrouwen wordt beoefend, is dat van kapster. In Duitschland en Oostenrijk echter vinden de meeste dames het aangenaam, door een vrouw haar haardos te zien behandelen. Eigenlijk is het kappen dan ook veel meer een werk voor vrouwen, dan voor mannen. Maar hier te lande schijnen de dames het voornamer te vinden, gekapt te worden door monsieur Henry of monsieur Guillaume, dan door juffrouw die of die! Zooals ik heb gezegd is het anders in Duitsch land en Oostenry'k! Maar dat de gegeven voorkeur ten opzichte van vrouwelijke hulp bij het kappen gunstig zou werken op de verdiensten van degenen die zich aan het vak wijden, is helaas tot nu toe nog niet gebleken. Onze tegenwoordige haardracht is, op het eerste gezicht, zeer eenvoudig van samenstelling. Al bet voorhaar naar boven gekamd, het voorhoofd vrij. en het achterhaar saamgedraaid en met een paar flinke haarpennen vastgestoken. Maar men vergeet, dat Eva's dochteren van de vroegste tijden een zekere voorliefde hebben gehad voor golvende lokken! En nu willen degenen, die moeder natuur in dit op zicht niet gunstig heeft bedeeld, daaraan te gemoetkomen, door hulp van de kunst. En zoo worden tal van heete yzertjes en pennetjes gebruikt, om het haar het aanzicht te geven, alsof het van nature krult. Het schynbaar eenvoudige kapsel wordt op die wijze zeer gecompliceerd, en vandaar dat vele dames die het betalen kunnen, de dagelyksche hulp inroepen van bekwame handen op het gebied van het kappen. In Weenen zy'n in de laatste jaren een aantal inrichtingen gekomen, waar de meisjes worden ingewijd in de geheimen der friaeerkunst. Slechts veertien dagen duurt het onderricht, voor degenen die de eerste studiën reeds hebben toegepast, op haar eigen haardos of die harer zusters. Zelfstandig treden zy daar veelal op, ten minste, als zy finantieel het zoolang kunnen uithouden, totdat haar reputatie als kapster is gevestigd. Maar is dit niet het geval, dan vallen ze in de handen van den een of anderen tartistecoijl'eur" die meestal niet zal nalaten, van de kapstertjes te halen wat hij kan. Ik heb eens een dame hooren zeggen: «Van my'n kapper hoor ik altyd de meeste nieuwtjes" ! .... Juist! Op de hoogte te zy'n van de jongste voorvallen, ook, of voornamelijk op het gebied der croniqite scandaleuse, dat schy'nt den weg tot fortuin te zyu voor den artiste-coitfeitr! Het leven van een kapster met een groote clientèle is uiterst vermoeiend. Alle dames willen gaarne voor den lunch geholpen zy'n maar bij velen kan het meisje niet voor half elf' terecht. De slaapkamers liggen meestal niet op de eerste of tweede tage, dus het is voor haar gedurig: «trap op, trap af!" Van zitten, ook maar voor een oogenblik, is geen sprake, gedurende den tyd dat zij in functie moet zijn. De booze of goede luim van degene die wordt gekapt, maakt haar werk meer of minder aangenaam. Want by' een stuursch gelaat past geen enkel kapsel; en gewoonlijk wordt de mislukking van de gewrochte tooi aan de kapster geweten. Menigmaal gebeurt het, dat de kapster te vergeefs komt, omdat mevrouw des avonds naar diner of theater willend gaan liever later op den dag wil worden gekapt. En nu de belooning voor het verduren van al de nukken en grillen der dames! De meesten betalen niet veel; vy'f gulden in de maand is al het hoogste, waarvoor zij iederen dag moeten worden gefriseerd en gekapt! Somtyds krygen de meisjes niet meer dan twee gulden; vooral nu ook weer zooals het op velerlei gebied gaat het aanbod de vraag overtreft! Was de betaling prompt, dan konden de kapsters tenminste er op rekenen, aan het einde der maand het door haar verdiende te ontvangen. Maar ook dit is gebleken, niet zoo te zijn. Van den eenen dag op den anderen wordt het betalen uitgesteld en vaak verneemt het meisje op den betaaldag der tweede verloopen maand, dat mevrouw zich van een ander heeft voorzien. Zij moeten geheel op de hoogte zy'n van de verandering der haar dracht, al is het slechts een kleine wy'ziging, want de poppen in de kapperswinkels ver klappen het toch ; en beter is het, de dames voor te wezen, dan dat zy'zelve van onwetend heid op het gebied der mode worden be schuldigd, om al spoedig daarna verdrongen te worden door een harer concurrenten ! Van een gezamenlijk optreden om, door solidariteit, kracht uit te oefenen, is ook hier geen sprake. Elkaar een vlieg afvangen is het streven. Verbetering in haar toestand is dus niet te wachten en de mondaines protiteeren daar van, om voor een minimum onkosten, een artistiek bewerkte coiffure te kunnen vertoonen ! Droevige toestand ! Zelf zooveel mogelijk voordeel te trekken uit eens anders afhan kelijkheid ! Wanneer zal toch eens de tijd komen, waarop men op de vraag: «Ben ik myns broe ders hoeder T' ook in flnantieelen zin volmondig zal zeggen : »Ja !" VHBA. drukkingen als »een huwelijk met de linker hand" en »met den handschoen trouwen" half griezelig, toch buitengewoon aantrekkelijk door het romantische, het geheimzinnige dat over zulke huwelyken ligt gespreid. De hoffelyke Franschen die overal wat op weten, noemen de linkerband, la main du cuuur. By het sluiten van een morganatisch huwelijk of een huwely'k met de linkerhand spreekt zér zeker het hart. Wanneer de bakvischty'd voor ons in grauwe, grauwe nevelen ligt, weten wy' dat de stem van het hart niet by alle echt-verbintenissen wordt gevolgd! By vorstelijke huwelyken, bij echt-vereenigingen in oud-adellijke geslachten wordt aan het ge moed dikwyls geweld gepleegd om politieke beweegredenen f om 't kleinzielig vastklampen aan overoude familie-tradities. Aartshertog Frans Ferdinand, de Oostenryksche-Hongaarsche troonsopvolger, heeft met al het ceremonieel aan die plechtigheid verbonden voor zy'ne nakomelingschap afstand gedaan van zijn rechten op den troon. De schoone, twee-endertig-jarige gravin Chotek »hat es ihm angethan". Driejaar geleden, ontmoette hy' haar voor het eerst en toen reeds stond zijn besluit onwrik baar vast, dat zy en geen andere zy'n vrouw zou worden. Frans Ferdinand vindt gravin Chotek een vrouw, om wier bezit men gaarne en bly'moedig afstand doet van kroon en vorste lijke praal en pronk. Het is altyd gevaarlyk harts-aangelegenheden te dwarsboomen; allen die zich bewegen om den Oostenrijkschen troon zou men een dubbele mate verdraagzaamheid en omzichtigheid toewensehen. Het rampzalig uiteinde van den sympathieken, schitterend begaafden kroonprins Rudolf ligt ons nog versch in 't geheugen. Moge het thans graaf Lonyay gelukken, de sombere her inneringen van zy'n vrouw, de ex-kroonprinses Stefanie geheel uit te wisschen; vreugde en geluk in haar leven te brengen. Haar hof leven is niet veel meer dan een lijdensweg geweest. Prinses Stefanie heeft zeker met een verruimd hart al haar rechten en titels aan den man harer keuze, aan graaf Lonyay geofferd. Frans Ferdinand heeft niet geaarzeld voor zy'n aangebeden vrouw, gravin Chotek en voor de kinderen die mogelyk uit hun echt geboren worden, afstand te doen van alle rechten op den troon. * * * immuun iiiimimiiiiu niiMiiiiiiMiiiiiuimmimmiiiiiiimMi Morganutisch huwelijk. Een vluchtig kykje bij \Vorfli. Jlnwkoetsiers in Pari/js. Nog bestaan zij de morganatische huwelyken. Op den zaligen bakvisck-leeftyd klinken uitOpgetogen kreten, bewonderende blikken, gezellig frou-frou van ruischende, zy'den rokken, vroolijk gezoem van damesstemmen dit alles kunt u dagelijks hooren en zien op de ten toonstelling te Pary's, in de afdeeling »Palais des fils (vooral de s niet laten doorklinken) tissus et vêtements". Een onafgebroken komen-en-gaan in de groote, electrisch verlichte zaal, waar de eerste mode-kunstenaars van Pary's, op lokkende, zwierige wyze hun avond-toiletten hebben ten toon gesteld. Zoodra u de groote zaal binnentreedt, kunt u links onmiddelyk uw opwachting maken aan de wassen beelden, gekleed door Worth. Geldeed door Worth'. C'est tout dit. Geen toilet verlaat zijn ateliers of Worth in hoogst eigen persoon moet het van alle kanten bekeken hebben op de wassen pop, of op het lijf der dame, die de bestelling deed. Men komt by hem op inspectie; men moet vóór- en achteruit-loopen, gaan zitten, links en rechts wenden en eerst wanneer Worth u »irréprochable" vindt wordt de japon u afgeleverd. Een mijner vriendinnen dacht tijdens een verbly'f te Pary's: »Ik bestel iets by Worth; iets hél eenvoudigs, dan heb ik eens voor al een »coupe" van Wovth in mijn bezit". Zoo gedacht, zoo gedaan. Zy bestelde een japon van violet-kleurig laken, hél eenvoudig gegarneerd met zwart tresband. De japon was, dank zy de coupe, prachtig, letterlyk gemouleerd op het lichaam; »wie angegossen", maar dat simpele japonnetje kostte 400 francs! Dit als waarschuwing vóór u in de elec trisch verlichte zaal uw bestellingen doet. De ruimte waarover Worth in de zaal be schikt, werd door hem verdeeld in kleedkamer en salon. In de kleedkamer ziet u allereerst twee wassen juffers met toiletten bestemd voor den »drawing-room" van Engdland's koningin. Het eene toilet is van wit satijn; de glimglans van 't satijn is lichtelijk verdoft door de blanke tulle die als een wazige sluier over het heele toilet is gegarneerd. Op de voorbaan van den rok een volant van kostbare kant; de volant is gevat in goud borduursel. Om het déeolletéeen draperie van zacht rose gaas; rose ceintuur waarvan de lange uiteinde ter zyde van den rok vallen. Op de lange sleep volants van rose gaas, kant en goud-borduursel. In het kapsel, de traditioneele panache van witte struis-veeren, met achterwaarts afüangenden sluier van witte tulle. De andere was-dame is «Dame Blanche". Zeer fijn geplisseerde tulle vormt het geheele front. De »mdéplissables" zy'n ter weerszy'de in schitterend witte borduursels gevat; net corsage is gegarneerd met wit iluweal en een berthe van witte tulle; hier-en-daar kleine touft'es van smal, wit fluweel; witte bloemen langs het déeolleté; de lange sleep is van wit fluweel versierd met volants van wit gaas en witte bloemguirlanden. »Dame Blanehe" draagt natuurlijk ook in haar kapsel de witte struisveeren met witten sluier. Aan den anderen kant in den salon zit een dame die bezoek ontvangt. De gastvrouw is gekleed in lichtblauwe gebrocheerde zyde. Geen andere versiering dan een beeldige kraag van echte kant. Een jong meisje, gekleed in wit batist met a jour borduursel waar blauwe zijde door schemert, presenteert thee uit... notez bien! uit gouden kopjes. Ook de bezoeksters zy'n allen smaakvol gekleed. Ik hoop nog wel eens terug te komen op eenige andere tentoongestelde kostuums. Paquin en Doucet kan men ook niet zonder spreken voorbijgaan. In ons nummer van 8 Juli 11. geeft »een Hollandsche juffrouw" eenige wenken aan dames, die wellicht voornemens zy'n, de ten toonstelling in de «ville lumière" te bezoeken. Die adviezen zy'n uitmuntend; goed gemeend, solide en practisch. Zij dragen een nationaal stempel; de raad gevingen zy'n als Geldersche klei: vruchtbaar, zwaar en vet. Ik denk aan het schoeisel en aan den Soep-Hein. De «Hollandsche juffrouw" heeft volkomen gely'k, wat de huur-koetsier aangaat. Met hen kan men niet voorzichtig genoeg zy'n. Over 't algemeen zy'n de hunr-koetsiers te Pary's een kwaadaardig slag menschen. Als ik niet zoo schromelijk het land aan de Engelschen had, zou ik den houders van huurry'tuigen willen raden, hun koetsiers eenigen tyd naar Londen te zenden, om daar hun vak te leeren, en al wat er aan verbonden is. In Londen rijden de koetsiers meesterlijk; daar kan geen Fransche »blague" tegen op; maar, zy zy'n ook beleefd, zindelyk, goed gekleed en gehandschoend. Als u in Pary's een huur-koetsier wenkt, zeg dan luid en duidelyk : »a l' h e u r e" ! »u n e c o u r s e" ! liever niet par heure; par course! als u zoo volkomen uw Hol landsche afkomst verraadt, heeft de leepert u meer dan ooit in den zak. Of er wereld-tentoonstellingen te Pary's ge houden worden of niet, ten allen tijde is de huurkoetsier aldaar, een stugge, koppige geniepert. Eens aan de gare du Nord aaankomend, namen wy een rijtuigje. My'n reis- en tevens levens-gezel beschikt over een heldere, krach tige, zeer duidelijke stem. Hy zei: »Rue Kichelieu, hotel d'Orléans" ! Wy stapten in. Na eenigen tyd, wy verbaasd tot elkaar : »Waar ry'dt die vent ons heen ? wat een vreemde buurten ! waar zy'n we toch ?" My'n kameraad met het hoofd uit het por tier-raampje: «Cocher arrêtez"! Ik, met den knop van my'n parapluie een prestissimo rof fel Ij e tegen het glas. Sjok-sjok-sjok! sjok-sjok-BJok! sjok-sjoksjok! De automedors reed kalm door. Het geroep uit het portier houdt aan, zich steeds scherper accentueerend. My'n roffel houd ik fortissimo aan. Gelukkig! wy' gaven aan stoot. De voorbijgangers bleven staan en keken verbluit naar ons vehikel. Eindelyk stond het stil. Cocher l vous vous trompez ! Impossible! Parfaitement! oünous conduisez-vous? Gare d'Orléans, m'sieu! Rue Richelieu, Hotel d'Orléans, comme je vous ai dit. Fallait Ie dire, m'sieu! fallaitle dire! Hé! la-bas"! Nu vraïig ik u: »fallait Ie dire"! Dit is een gewone truc. De koetsier sjokt gewoonlyk met zy'n vrachtje de verkeerde richting uit en rekent dan met un front d'airain" deux courses! Nog een ander maal zy'n wy in levens-gevaarlyke zig-zag-slingeringen van het hotel d'Orléans naar den anderen Seine-oever ge sukkeld, om den beminnely'ken, helaas over leden Alphonse Daudet te bezoeken, in zy'n prachtige woning Rue Bellecbasse. Die koetsier was toen door my l'heurt" genomen. Aan de roode, glimmende tronies der huur-koetsiers is niet zoo gauw te onder kennen of zy' in meerdere of mindere mate absinth-offers aan zich zelf hebben gewijd. Voor het huist van Daudet haalde my'n mak ker zy'n beurs te voorschijn en betaalde den tollenden koetsier une course. Une course?! oh Li M C'est-y vot' dame qui m'a engagéa Vheure! Voici une course! Et décampez au plus vite"! Onder grommend dronkemans-geleuter krab belde hij weer op den bok en keerde terug. Un homme arerti en vaut deux. Et une femme avertie .... ? CAPBICK. Carmen Sylva, de !)Sprooldes!'-uiclitem. Naar aanleiding van den droeyigen toe stand der Joden in Roemenië, die daar tot een soort van Exodus aanleiding gaf, publi ceert Julius Bauer in de Neue Freie Presse het volgende gedicht. Umgeben von ppigen Prüchten, Die K n i g i n Reime fiicht; Sie seufzt in einsamen Nachten, Die Seufzer werden Gedicht. Sie schrei bt in ihrem Palaste Dem Volke aus der Seel'; Sie ruft die Musen zu Gaste, Sie kommen auf hohen Befehl. Doch draussen vor den T horen Ein Schrei des Schmerzes geilt. Da wandern heimathyerloren Viel arme Leut' in die Welt. Sie sind zu Grunde gerichtet, Zerjuiirbt von Noth und Leid Und Carmen Sylva dichtet Von Lieb und Barmherzigkeit! Es lallen zitternde Greise, Gebrochen an Leib und Seel', Die al te hebraische Weise, Das »Höre, o Israël!" Mitunter kommt so ein Jüdchen Durch Kqlbenstösse zu Fall Die Königin dichtet ein Liedehen Vom Schlag der Nachtigall. Der Stern der Hoffnung schimmert Den Hungernden nimmermehr; Das Kind an der Mutterbrust wimmert, Sie ist yerdorrt und leer. Der Priester die Andacht verrichtet, Indess manch Auge bricht Und Carmen Sylva dichtet Von Menschenrecht und Prticht! Die Wachter sich erbosen, Sind ungeduldig schon, Sie bringen die Heimathlosen Zur nachsten Leidensstation. Die Anker werden gelichtet, Die Fahrt ins Elend geht Und Carmen Sylva dichtet Ein Lied an die H u m a n i t t! O Königin, dichte, dichte Nur weiter in diesem Sinn, Du kommst in die Weltgeschichte Als M a r c h e n d i c h t e r i n. a. a n e n. a £i XM. verfris sollend © d r

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl