Historisch Archief 1877-1940
8
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Na. 1203
Onder de spoorwegen is opgevallen de ver
dere keldering der aand. Ned. Zuid Af r ik.
Spoorweg maatschappij die van 196 tot 176
terugvielen. Vóór 14 dagen was de prjjs nog
214M pot. De 4J4 pet. aand. zakten tot 135;
de vorige we«k was de pry"? 141 en vóór 14
dagen nog 170 pet. De obligatiën konden
sedert de vorige week wat avanceeren.
Amerikaansche sporen iets beter voor Atchison,
Baltimore Ohio, Denver Rio, Louisville,
Southern P*e. Buitengewoon avanceerden de
Union Pacifics. De aand. klommen van 50 tot
55; de pref. van 70 tot 73^.
Voor de bezitters van aandeelen Louisville
& Nashville kwam d» blijde tyding van de
uitkeeririg van een halfjaarty'ksch dividend van
2 pet. betaalbaar den lOlen Augustus. Dit
wekt de verwachting op van een eenigszins
du«rzftam jaardividend van 4 pet. Hierop
had men nog niet durven hopen; wel op een
extra-uitkeering van K pet. boven \Vïpet.
De resultaten over het dienstjaar dat 30 Juni
eindigde, door de directie voorloopig opgegeven,
wy'nn op bedaidewlen vooruitgang.
En wat zal de Baltimore & Ohio doen.?
Vier, vp of zes percent uitkeeren? Al wordt
gemeld dat enkele directeuren een
dividenduitkeering VSB 5 of aelfa 6 pet. voorstaan,
toch v«wachten veten dat slechts een
uitdeeliag, ia evenredigheid van een 4 pc t, jaar
dividenden te verwachten is.
Aandeelen Union Pacifiüvragen in de laatste
dagen weer byzonder de aandacht. Ook voor
deze gunstig gereorganiseerde m pij wordt
verhoeging van dividend gehoopt, verwacht. De
goede resultaten van de Oregon Railway &
Navigation Cy en die van de Oregon Saort
Line wekkw bjj koopers de verwachting op
dat da 3 pCt. jaardividend tot 4 pCt. kon
worden verhoogd. Versterking van het geloof
in dit opzicht geven de berichten aangaande
het ntóevallen van den oogst in de door de
Union Pacifis doorsneden staten.
De houders van eert. 5 pC's 2 Ie hyp.
Chicago Grand Trank kunnen coupon no. 2
van de «tukken van D 1000 inwisselen voor
? 37.14; die van de halve stukkan voor ? 18 57.
Hierbij doe ik opwerken dit per coupon van
D 25, tien dollars voor kosten is afgetrokken.
ld vorige kronieken zyrt eenige mededeelingen
betreffende deze 2Je hyp. Grand Trnnk gedaan.
Den velen belanghebbenden bij da Kansas
City Southern S. M. kan nu medegedeeld
?worden dat een gedeelte d«r nieuwe stukken
in de Y en Amstelstad is aangekomen. Ook
ter betaling van de nog onvoldaan gebleven
coupon per l April 1. 1. is een gedeeltelijke
remise ontvangen alsmede voor den
ad-interiminterest tegen 11/2 pCt. per jaar.
Door het Administratiekantoor van Amerik.
spoorwegwaarden, opgericht door Wertheim &
Gompertz enz. is een aldeeling geopei-d voor
eert. v. a»ndeslen Northern Pacifle Railway
Cy. Raeda de vorige week werd in de kroniek
op dezen spoorweg de aandacht gevestigd. Cbk
deze M.py" behoort tot die, welke door de
^luHiiiiiiiHiiitiiiitiiiiiiiiiiiiitiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiHmiiMtuifr
Jnliiis Priiüelman Bromnieijer.
Daar kwam
Willem bij me, merk
baar van ge
daante veranderd.
Zoo lang ik de
Beaufort gekend
heb, onderscheid
de hij zich door
een veerkrachtige
pootigheid, niet
groot en grof,
maar gezond ste
vig, een die er
tegen kon ; en in
den lateren tijd
was het alsof een
paar witte
vlokken in zijn volle
pruik daar alleen
maar waren aan
gebracht om te
Jaten zien hoe zijn
donkere haardos
zijn glans had
behouden, terwijl
die van de meeste zijner tijdgenooten maar
liever niet meer werden opgemerkt. Beau
fort, je doet je naam geen oneer aa.n, zei
ik dan wel eens, maar nu .... l Hij ge
voelde het zelf, dat hy er niet mér als de
oude uitzag, want nog vóór ik mijn ver
bazing en teleurstelling in woorden had
lucht gegeven, begon hij: ja, mijnheer Brom
meijer, ik weet wat daar in u omgaat; al
mijn vrienden, en vooral mijn vijanden
onder nujn vrienden, zeggen me telkens dat,
als ze in mijn plaats waren, ze eens vacantie
zouden nemen, aangezien het van niemand
is te vorderen, zoo lang achtereen zijn ge
zondheid in de waagschaal te stellen om
alle andere menschen het leven aangenaam
en gemakkelijk te maken. Pierson, die altijd
beeldrijk is en stijl heeft, zei van de week
nog: Beaufort, je bent als een brandende
kaars, die in de tocht staat; je licht ons
allemaal bij en voor, maar je smelt weg
in druipstralen, je slinkt te snel door het
wilde fladderen van de vlam, en laat zoo
veel van je pit zien, dat ik waarachtig on
gerust over je begin te worden. Je houdt
dat niet uit. Zoo ook kwam Gleichrnan bij
me; hij wou me mee hebben naar Zwitser
land; in zijn hoedanigheid van voorzitter
der Kamer is hij gewoon aan een hoog
standpunt. Och, zei hij, als ik op den
MuntBlanc sta, kost het me niets geen mosite me
die honderd beweeglijke raminelaars, die me
een jaar lang zoo vermoeien, gepetrifieerd
te denken, roerloos versteend onder myn
opzienersblik. En jij, als ja J3 daar naast
me bevond, en je zag dan ia al die toppen
de groote en de kleine mogendheden, die
je het af en toe lastig maken, die eenvoudig
weg door geen enkele grootheid te regeeren
zyn, maar nu in stil ontzag tot je opkijken,
wat zou j a dat weer een gevoel geven van
meerderheid en rust. En wat me werkelijk
nog het meest getroffen heeft, ook Kuyper
gaf teekenen van belangstelling; niet on
duidelijk liet hij doorschemeren, dat hij
bereid zou zijn Carlsbad onbezocht te laten,
indien hij mij kon bewegen een poo?je te
gaan uitrusten; hij zou wel voor de porte
feuille van buitenlandsche zaken zorgen,
en ik geloof, dat hij zelfs al de an dei e por
tefeuilles desnoods onder zijn arm had
willen nemen, indien ik het maar gewenscht
had, als de voorwaarde, waarop ik mij een
poosje verwijderen zou; maar u begrijpt ik
kan niet.
Ik schudde hem hartelijk de hand, en gaf
hem te verstaan, dat ook ik me bij het
reorganisatie »uitgsziekt" zyn. De niteering
zal zoo spoedig mogelijk worden aangevraagd
A'dam, 12 Juli 1900. D. STIGTEB.
Kantoor: Singel 221.
Amteriamsclie 114e eeawsclie Buurten on
AMtemawlie Dichters.
IV. (Slot).
»Wat is er dat t'Amsterdam niet en beurt?"
roept Pieter Cornelisz. Hooft uit, in de voor
reden van zijn »Warenar", en onmiddelijk laat
hij er op volgen:
l)us nemen wij best bekende plaetscn en straeljens;
Niemant trek hem iet aen, 't zijn maer hoofdeloze
[praetjens.
Pieter Carnelisz. Hooft bleef in 't blijspel
in de buurt, en nog meer, en bovenal Ger.
Adr. Brederoo. De beste blijapelschryvers, die
op hem volgden, zyn vee'.al gebonden gebleven
aan de buurt, waar zij woonden. De buurt by
de meesten wordt doorgaans begrensd door de
oude en nieuwe zyde der stad, (er tusschen
zyn Warmoesstraat, het Water, Nieuwendyk,
enz.) de Dam met een uitloop in Pyl- en
Halsteeg (thsns Damstraat) en de Nas, oudtydg
«Gansoirde" genoemd Veel grooter is het terrein,
waarop het Amsterdamsch blyspel speelt, niet.
Maar het bevat dan ook het hart der stad.
Daar speelde het Amsterdamsche leven zich
af. In die buurten schreef Amsterdam zyn
geschiedenis. Wat de blijspeldichters in de
beste jaren van hun leven, in hun j^ugd, in
die buurt waar zij toen woonden, met vreugde
hadden waargenomen, beeldden zy vaak nog
in latere jaren af, wonende in een gantsch
andere baart, eene buurt die zy geen aan
dacht schonken. Aan die oude buurt waar alles
voorviel, bleven zy steeds hangen, of juister,
die buurt trok hen aan, omdat daar het Amster
damsche leven was. Zjo is het tot op den
huidigen dag gebleven. Als Justus v. Maurik
eenmaal zyn eigen leven zal vertellen, dan
zat blijken, dat, voornamelijk zyn Amsterdamsche
verhalen, hun oorsprong te danken hebben aan
wat hy als Amsterdamsche j ongen waargenomen
en medtgeleefd in de oude buurt van het
Amsterdamsche blijspel, de buurt tusschen de
oude en nieuwe zijde, met rechts: de Dam en
de Nes, en links: de V kant, de Nieuwe
brug, de Kampersteiger, de Texelsche kade,
de Haarlemmersluis, Haarlemmerdyk, tot
aan de Heerenmarkt. By de Heerenmarkt houdt
het gebied van het blyspel op. Thomas
Asselyn, de 17e eeuwer, zette er nog even den
voet ,en geeft een kijkje hoe er in het
chocoladehuis aldaar door de jonge jeugd gesmuld werd
en gelegenheid geboden om vrij en ongehinderd
te vrijen. Het was er deftiger dan in de olie
advies der anderen aansloot; het is nobel
zoo veel te wrochten als je maar kunt, zei
ik, maar aan alles is eea grens, het onmo
gelijke te willen is onredelijk, en in dit
geval zou ik het ook onzedelijk noemen,
want je brengt niet alleen je zelf in 't gevaar,
maar daarbij het vaderland, om niet te s pre
ken van de andere rijken dezer wereld. Eerst
heb je nu in de drie jaren van je gouver
nement een oorlog tusschen ons en Frankrijk
weten af te wenden, en dat geschil met
HanoUux zegevierend btëindigd, door hem
ta dwingen heel gedwee met onze koningin
aan tai'el te zitten en hem de klauw van de
Hollandsche leeuw op de L o 'st te zetten.
De Beaufort maakte met zijn hand een
beweging, alsof hij zeggen wou, weid nu niet
uit over zoo'n kleinigheid, want zijn be
scheidenheid duldt geen lof. Maar ik wou
rutjn rechtmatigea trots ah Hollander niet
het zwijgen opleggen. Jawel, hernam ik,
al zou jij dai willen vergeten, wij,
jelandgenooten, zullen je daar eeuwig dankbaar
voor blijven; wie weet, welke stroomen
bloeds je, door je diplomatiek optreden, ons
hebt bespaard. En na dien vrede gesticht
te hebben, wasj'y de man, die met den Czaar
als fi ere compagnon al die bijterige mogend
heden en mognndheiflj-^s uitnoodigde om
met mekaar in het Ik okéHaagsche Bosch
te komen, en gemoedelijk over den vrede te
redeneeren, tot wonderbaarlijke beschaming
van Aesopus en Lafoataine, die zich in hun
pedante fabelverhaaltjes zoo deerlijk inde,
naar zij meenden, onuitroeibare eigenaardig
heden van het beestendom hebben vergist.
Dan begrijp ik datje al je takt hebt noodig ge
had, om die wilde Af rikaansche woudleeuwen
er buiten te houden, ten eindeden engelschen
luipaard het mogelijk te maken, mee op het
appel te verschijnen, en nog meer dan je
takt, je gewikstheid om den Paus voor
een mogendheid te doen doorgaan, die met
voeg kon worden uitgenoodigd om den
gemeenschappelijken arbeid van al die getemde
haaien, panters, tijgers en gieren zijn zegen
te verleenen... Ja, vulde de Bjaufortaan,
en dit zonder de vaderlandsche pausjes
jaloersch te maken, of het vermoeden te
wekken, dat ik als protestantsch
Nederlandsch minister niets anders beoogde dan
het doen van een fijne, of, zoo je wilt,
grove politieke zet. Het is waar dit alles
is me gelukt. ...En, zei ik weer, dat geeft
je alle recht om eens een poosje te pauseeren.
Maar daar wilde hij niet van houren. On
mogelijk, riep hij uit, op een moment, als
't tegenwoordige - - nu de Ctiineesche
quaestie daar opeens zoo acuut verschijnt,
dat alle mogendheden er van in de war zijn.
Pas hebban zij hun overleggingen geheel
en al in de richting van den vrede geleid,
en daar moeten zij zich gedragen als hadden
zij een oorlogïconf'erentie in plaats van een
vredescouferentie gehouden,om gezamenlijk
den Caineeschen draak te doorsteken;
maar hoe zal hun dit gelukken, wanneer
ik niet als St. Joris optreed? Wie zou mij
vervangen op dit oogenblikV Al had ik nu
honderdmaal vacantie noodig, ik gevoel
me nogmaals tot de hoogste krachtsin
spanning geroepen ; het Westen moet op mij
kunnen rekenen, en het zal op mij rekenen;
al zou ik onder de vervulling bezwijken,
in het belang van Europa, van Amerika
van Australiëen van A«ie zelf, maar
vooral in 't belang van mijn landgenooten,
speciaal ojk in het belang van u, mijn
waarde heer Bronmeijer, ik blijf.
Ik liet het niet aan woorden van harte
lijke sympathie ontbreken bij een zoo vurig
plichtsbesef, maar zelfs op zulk een uiting
van waardeering en erkentelijkheid was
hij niet gesteld. De tijd is er niet naar
om complimentjes te maken, daar valt iets
koekonhuizen in de Swvetsteeg waar het soms
ongebonden kon toegaan, en menigeen, zyn
goed met vroobjke vrouwtj^ns er verbrast heb
bende, een nieuw leven in Oost-Indiëmoest
zoeken.
Tflans is de Haerenmarkt e«n rustige buurt,
evenals de Servetsteeg, waar Wy'naal Fockink
en Krasnapolsky al de huif j «s van vreugd en van
karnemetksetenj hebben do«n verdwenen. M Mr
merkwaardig, dat op dezelfde plaats, waar, in
de Sarvetsteeg, het voornaamste oliekoekenhuis
stond, door baron Martin Ginsneb Tengnagel
vereeuwigd, in de keuken van het etablissement
Krascapol.-ky, da vermaarde Krasnapolsky-iche
pannekoekeii gebakken worden, bekend door
heel de wereld
Aan buurten zich bindend, bidden de
Arasterdamsche blijspeldichters ook steeds in hunne
werken de personen op 't oog die daar woonden,
en de voorvallen, die daar voorvielen. D.»arom
verontschuldigden zy zich steeda en zeiden:
»Niemant trek hem iet aen, 't zyn maar
houfdeloze praetjwis"; «Niemant enoemt, niemant
eblameert, ick zeg niet wie ze bennen"; »E)n
knuppel onder de hoenderen," enz. Thomas
Asselyn vermorste heel wat inkt, om te willen
bewyxen, dat hy in zyn geschiedenis van
Saertje Jan s en Jan Klaasaen geen bepaalde
personen ten tooneele bracht, om den storm te
doen bedaren, die tegen hem op stak. Ojk
in de treurspelen bracht mea bekende personen
ten tooneela, door tooneelisten zelfs »in grime''
nagebootst. Zou men zich dat in 't blyspel
ontgeven hebban ! Da correcte P. C. Hooft ving aan,
Jan ter GJUW, de historischryirer van Am
sterdam, kon dit niet ontgaan lieden van
naam in zy'n »Warenar" ten tooneele te voeren.
Het gold hi«r don deftigen, ryken en
hoogzuinigen Willem Birendsz, die slechts weinig
j «en voor de vertooning in 1617 overleden
was.
Willem Barendsz en zijn wederhelft Grietje
Ktaas- Cjrsdochter waren aan de voornaamste
familiën te Amsterdam vermaagschapt, en al
de eigenaardigheden van hun karakter en be
drijf, bun kleeding en huishouden, zoowel als
de anekdoten uit hun dagelyksch leven, waren,
toen Hooft en Brederoo hun kluchtspelen schre
ven, nog in levendig aandenken; en daarom
dan ook had elk tooneel, ja bijna ieder vers
van den Warenar toen eene beteekenis, die
't nu lang verloren geeft. Tiynnicht, bij wie
Hooft Warenar te gast laat gaan, leefle zelfs
nog toen de klucht op het tooneel kwam. Zy
was een deftige matrone, T rijn
Klaes-Graef-idochter, wier moeder eene zuster was van
Willem Barendsz. Zij was tweemaal gehuwd
geweest; eerst met den stads-secretaris
Lambert Opsy, en na diens dood met den ver
maarden Joost Jansz Beeldsnijier, , en, als
in latere jaren de beroemde burgemeester
Nicolaas Wilgen soms een vertooning van den
Warenar heeft bijgewoond, dan heeft hij in die
Trynnicht zijne overgrootmoeder kunnen her
kennen.
Brederoo heeft denzelfden Barendsz in zyn
beters te doen, meende hij, en op mijn
vraag, of hij aJ een plan van handelen
had ontworpen, vertelde hij mij. dat hij hu r
gekomen was om met August Hendrichs te
raadplegen, dien niet thuis had getroffen,
maar alle reden had te verwachten hem
aanstonds bij mij te zullen zien.
Na dat diner, in 't. Amstelhotel, Juli
180G zoo vernam ik nu, was er tusschen
Hendrichs en Li Hung Chang een vriend
schap ontstaan, die tot een steeds drukkere
correspondentie had gevoerd. Door d^n
eerbiedigen onderdanigen toon van zijn
spreken, door het uitstekende Fransch, en
het zoo mogtily'k nog uitstekender menu,
in het bijzonder door te gewagen van de
heilzame, regeering van den grooien keizer
en zyn machtigen kanselier,had hij Li Hung's
hart gestolen, althans daarin een plaats
verworven, zoodat die geheel Nederland
ten goede kwam. Hendrichs was van dien
tijd af eeu studie gaan maken van de
Heilige B_>eken der Chineezen, en had
zich in hun leer te huis gewerkt, en dat
met ten voortdurend aangroeiend welbe
hagen in hun staatkundige en zedelijke
leerstellingen, en Li gevotl Ie zich dien
tengevolge steeds meer tot August aange
trokken, waarom het dan ook nitt te ver
wonderen was, dat hij hem eindeliik geheel
met zijn vertrouwen vereerde. Zoo werd
Hendrichs, en ik door Hendrichs, d*n ook
iets vroeger er van ingelicht, dat er wat
broeide in het Hemelsche liijk. Verleden
jaar had LvHung-Cnang, diplomatiesch als
hij was en bleef, reeds in vertrouwelijke cor
respondentie in bijzondere mate de aan
dacht van zijn westerschen vriend gevraagd
voor deze plaats uit de Ta hio: »l)e gele
vogel, met het klaaglied mien man, vestigt
zijne woning in de dicht bewassen holen
van het gebergte. Dd wijsgeer heeft ge
zegd: Het vestigen zijner woning te dier
plaatse bewijst, dat hij de plaats zijner
bestemming kent; en zou de meiisch er
zooveel niet van kunnen weten als de
vogel?" Wat L'Hung-Chang daarmede
bedoelde bleek duidelijk genoeg uit de
vraag, die bij hier op liet volgen : Zijn uw
Europeanen wel zoo verstandig als de gele
vogel en wat moet het lot zijn van een
mensch, die zich nestelt waar hij niet
tehuis behoort? Hendrichs begreep dade
lijk, dat onder den naam van den gelen
vogel de Ciiineezen waren te verstaan,
maar dat hiermee tevens een tijd van geva
ren voor de vreemdelingen werd aange
kondigd, bleef hem nog verborgen. Telkens
kwam Li Hung op dezen tekst terug, zijn
brieven werden hoe langer hoe somberder,
en in Februari al schreef' hij over velerlei
voorteekens, die hij ha.d waargenomen, ook
ten opzichte van de thans heerschemle
dynastie; noodlottige voorteekens, die zich
kenbaar maakten in het lang^ gras en op
den rug van de .schildpad. Maar, zcn als
u weet, Hendrichs is niet lujgeloovig, hij
stak een weinig den draak met al die
zwartgalligheden en voorgevoelens.
Infusschen bleek het, dat Li in zijn thee
paleis voortdurend over het oosten en
het westen tobde, want allerlei diepzin
nige woorden van de oude wijsgeeren
over de verhouding, waarin die beide
tot elkander stonden, werden door hetn
overgebriefd, menigmaal met een toe
lichting, die Hendrichs ten zeerste trof.
Zoo schreef LI in 't begin van April nog, ?
Willem haalde een papiertje te voorschijn
om het mij voor te lezen «Welwillende
en zachte manieren te bezitten, om de
menschen te onderwijzen, medelijden te hebben
met de onzinnigen, die weerspannig zijn
tegen de rede; dat is de mannelijke kracht
welke de oostelijke, streken eigen is; aan
»Gt«righe Geeraert1' uitgebeeld. L^zen we
by Montanus hat zeer groote testament van
zyn Margriete Clses-Corsdochler na, en
vergelyken wy er de alleenspraak van »Gierighe
Gaeraert" in Bredflroo's Miortje made, dan
vinden we een treffunde overeenkomst. Mon
tanus teeksnt aan: «Hut is cluchtich. maer
verhalen» werdich, hoe groote ende gheduerighe
vlytichheyt in dese beyie ghewaest zy, om
haar goedt te vermeerderen, opdat blycke dat
in alle soorte van leven ende ondar alle
volcken, coiditiën, van verschwy len menschen
zyn, ende datte genen tyle E iclionessen ont
breken. Als zy ter merckt soude gaan, q'iam
zy dickwyls ledich naer huy-i, dagende dat
alles te diere was: er.de als zy eenighe
toasjiy-ie ofte visch geoocht ha.-lde, ende dat
de buerinnen etteliche pennirghen tot winst
beloofden, ontfanghende met het geldt dat zy
verschoten badde, die twee oft dry penninghen
winste, liet haere gebuerinne al dat zy gecocbt
hadde, over. Hiren man oock rekende wat by
voor houwelicxïoet inghsbraeht hadde endu
hoeveel dat zyne wa«, ende alzoo hy wel
wiste dat de ryckdommen van zyne vrouw
veel meerder waren, niet min op zyie zaken
lettende, heeft voorghenomen niat voor niet
l voor zijne huisvrouwe te doen: want so daer
een q'iitantie te maecken was, zoo schreef hij
die voor haer, maer met deze conditie, dat
zij insghelycx voor het schrijven twee
penriinghen, voor een hantschrift vier hem betalen
zoude.
Als hy ooc zyner huisvrouwen rekeninghe
ten boecke stellen soude, zoo besprack hy
eenen zekeren loon ende salaris, achtende dat
dese cleyne dinghen j lerlicks een groote sooame
uytbrachten. S>o daer yat mildelieker op
eenen feest-dach te besteden was, een
ygelick saf zyn ghelagh, maer de vrouwe meerder
als haeren man, als welckers go?dt dat de
man wiste meerder te zijn; so daer vlaeykens
te maken waeren, de man gaf het meel; de
vrouwe de milck met de reste.
Heeft Brederoo niet kennelijk op deze beiden
het oog, als hy »Gieiighe Gaeraert" laat keu
velen:
Paar helt i(,-k onze Geert eea obligatie \ ijl' of /es
^iri-sel] reven,
Dan tromve-n. se liet me van elck ieu may ooi',jen
gegeven.
Al is se me "\vyf- wat leyt ctaeran ? arrebeyt is
[lojn ivaei't.
Men d'-et nou Biet voor niet; of zij uat reincnt
[en bnert,
Daar geef ick niet om, dat is myu verval, en dat
i hou ik siiyver.
Ie en rekent liaar niet na; won se lestent fjeen
[reyne halve stnyver
Aan dat sojtje vis, dat ie om (laai zien) seveu
[oortjes tuuys bfocht,
Dat zy an ons b umvyf Aal Mouweris om een
[oyeryzer verko -hl!"
Van Hooft af tot geslachten na hem, heeft
het echte Amsterdamache blijspel zich steeds
aan bepaalde buurten en aan bepaalde en
liniuutiimiiiMMtiiiiiilHlMHiiiuiiitiiiiiiimiimiiMltiiiiiMiiimi
haar hechten zich de wijzen. Zijn slaap
plaats van ijaeren staven te maken, zich
als wild.} dieren uit te ru-ten, zonder ijzen
den dood te zien naderen, dat is de manne
lijke kracht aan de westelijke streken eigen,
en aan haar hechten zich de duperen.
Maar hoeveel sterker en gro >ter is de
zielskracht van den wij «e, die steeds met de
menschen in vrele leeft, en zich niet door
de hartstochten laat verderven!"
Goed, zeg ik, dat is heel aardig, maar
wat, geeft je nu al die wijsheid.
Z >o heb ik dan toc'i dan (ijl gehad,
antwoordde Willem, mij voor te bereiden
op de dingen die komen zouden, en een
plannetje te mak^n dat wij aan uwe goed
keuring willen oadirwerpjn.
En dat is?
Juist verscheen Hendrichs. Hij had een
hooge kleur, zag er opgewonden uit, meer
nog geloof ik dan toen hij zijn speech
tegen ly-Hung-Caang op 't ditier in 't
Amstelhö'.el hield... en zoo op eens maar,
met de deur in 't huis vallend, riep hij uit:
Wat denk je _daarvan Brommeijer, de
B 'aufurt heeft je toch zeker alles ver
teld ? Willem schudde van neen, en
Hendrichs vervolgde: riu is het mijn beurt
om te spreken. Wat heb je me niet uit
gemaakt, toen ik in '90 over de Caineezen
als een superieur volk heb gesproken
de honden zou len er geen brjod van lusten ;
dat heele Hemelsche Rjk had voor ons,
meende je. geene andere beteekenis, dan
voor zoo ver je er zaken mee kon doen in
gember of thee. En wat zieje nu? Al
de Westersche volkeren ni' eten zich inspan
nen om het meester te worden, en die gelen
zijn al zóó beschaafd, dat zij raak schieten;
honderden bij honderden van de
Europeesche indringers hielpen z';j met de
riieuwenvetsche E jgelsche en Duitsche kanon
nen en geweren naar ds maan En dat
is nog pas een begin. Maar wat zul je
verder zien gebeuren? Wanneer...
Ja wel, viel ik hem in de rede, je denkt
aan het gele gevaar. Het gele gevaar!
Het gele gevaar!! herhaalde hij met den
hartstocht der ergernis, hoe kan iemand
als u zoo vastgeroest zijn in zijn
vooroordeelen! Het gele gevaar V! (V>k jij, Brom
nieijer, een bekrompen naprater van de
idioten, die niet weten wat zij zeggen ...
het gele geyaar, dat zou dan zijn het
gevaar, waarasin jij en ik blootstaan als
de hoogste beschaving, de reinste zede
lijkheid, de zachtmoedigste staatkunde,
het deel van den gelen vogel, die het
klaaglied mien man zingt, ook ons werd
geschonken, en he_-l dat nest van roofvogels,
dat het westen tegenwoordig herbergt, dooi
de leeringen en zeden van het hemelsche rijk
gemetamorfoseerd werd in een paradijs vol
tamme zangers, die elkander zostjes
toe k win keieeren, nimmer moe!
Het gele gevaar! hij schudde droevig
het hoofd?spreek dan toch liever met mij
van den gelen zet/en... en Hendrichs
ontknoopte zijn gekleede zwarte jas, zoodat
een groot geel satijnen vest zichtbaar werd,
waarop hij wees ais op een afdoend bewijs
voor alle's wat hij tot dm ver gezegd
had. In hel roode letters las ik daarop,
rechts, ue woorden : Ta hio, Tchoeng-Yoeng;
en links, Lun-yu, Mengtseu... maar na
enkele seconden deed hij zorgvuldig zijn
jas weer dicht en z-*ïopgeheimzinnigen toon:
nog is het geen tijd... doch de dag nadert,
hij zal komen !. .. En door ons, of eigen
lijk door Hendrichs, zei de Beaufort: ik
zal in dit geval niet meer zijn dan de man,
die door de positie, waarin ik geplaatst ben,
het voorrecht heb, het plan te kunnen
volvoeren.
Hendrichs haalde een stuk beschieven
bekende personen gebonden. Da buurt bracht
mede, dat blyspel of klucht niet in salet- of
collegetaal werd geschreven, maar in
echtAmsterdamschataal, de-taal dar spraakmakende
gemaenta, soms ruw, meerendeels krachtig,.
teeken- en schilderachtig. D» Aomterdamscha
taal stelden de buurt-dichters hoog. Brederoc
beroemt er zich op, dat het de eenige taal is
die hy kent, en zijn tijdgenoot Dr. SamueJ
Coster, spreekt in 1617 de [hoop uit, dat de
«bruine Mooren" zich zouden aangorden, c-m
Haar han'ewuerts te sp ien, om d'Amst 'rdamsche Iswl
Te le.'.rea, deeze tuch verbluüet allemael
D.e nu ghebruyck lyck zya.
Bij de opening der A"a lemie in 1617 beloofde
Thalia dat zy «teughen morghen een proef
van «haar duchten toonen zouw" (HooiVs
Warenar).
Om met dezelve (hoewel 't bocrlii-h is) joinv te leren
I>e reyne, pityre, loutere, onvervalste AnstjrJamscke
O-V.
Thalia zelf spreekt Amsterdamsch »om daer
ffiea te bewyzen hat zy haere duchten fn
boarteryen in de oude Hollantsche spraeck
(die daerin zeer bevallyck is) op onz' toneel
altyt sal voortbrengen". F. K. H. schreef vaa
Coster's «Teeuwis de Boer.
Wie diit my leest, of immer lesen sal,
Reeht op zyn Anist rda, ns, die aal my moeten
prvsen.
Het gebruik dier taal verscha^e »ien
heughelij",k teken vermits de soete mallichheylt vaa
uytspraeck".
De oude Amsterdamsche dichters hebben
j aist geoordeeld. Wrant by de zeer treflijk»
vertooning van Brederoo's Moortje meer dan 270
j lar later, in den stadsschouwburg te Amsterdam
door tooneelisten der Kon. Ver. »Hat
Nederlandsch tooneel", heeft de A-nsterdamsche taai
weder wonderen gedaan en als weleer »eea
heughelijck taeken" gewekt «overmits de soete
mallichheydt van uytepraeck. Geheel de ver
tooning was een triomf. Men herinnert zich
nog het achterdoek, het oude Amsterdamsche
stadsgezicht, en het stoepje, waar Morsebelletje
komt afitappen!
Ojk in de pry menswaardige vertooningen
der oude Amsterdamsche kluchten, door de
Nederlandsche Tooneelvereeniging, heeft de
reine, pure, loutere, onvervalschte Amster
damsche taal niet weinig het succes verhoogt
en het hart der oprechte Amsterdammeia
gestreeld.
J. H. R.
('t Lmtite deel van 't slot volgt).
?Hi»wiiHnmmimuinHiiiiiiiiiMiniMui»tiHinniiiiiiimiiiiiiii»mHinfr
papier te voorschijn waar boven stond, Het
Gnineesch Geloof, nog een papiertje met
(jtiineeeche leners, en emd;lijk een lijstje
van deugden, waardoor de vorsten zich ie
onderscheiden hadden : deze drie, zoo sprak
hij, behelzen de godsdienstige, de zedelijke
en staatkundige regelen, geldig in 't
Hemel.-che R'jk. Iets edelers heb ik nooit
gehoord of gelezen! En nu is ons voor
nemen daarvan een vertaling te geven in,
al de Eurojleesche talen en al de Regee
ringen daarvan een aidiuk toe te zeilden
en hen uit te noodigeüte 's Hage eea
nieuwe, vredesconferenlie te houden, onder
voorzitterschap van den Cz*ar, met dit uit
treksel van het gele geloof tot grondslag,,
in de hoop dat het roode, het blauwe, het
groene en het zwarte geloof der keizers, der
koningen en presidenten zich daar naar
zal richten want, zoo zei hij, Brommeijer,
er gaat niets boven dezen regel der
(jnineezen, door Confucius aan Yao en Chun,
de keizers die 23 eeuwen vóór hem leefden
ontleend, »Joe een ai,d r alleen wat ge
wenscht, dat men ook u zal doen eea
heel eenvoudig, mter dan veertig eeuwen
ouï, principe, nog noo't in de Nedetlandsche
of' eenige westersche buitenlandsche politiek
begrepen of toegepast. Ja.knikte deBeaufort,
en dan schrijf ik weer een brie! aan den.
Paus, maar DU om hem te vragen of hij. aange
zien het met het Christendom in het Westen.
niet gaat, zijn zedelijk gezag wil aanwenden
om de gele moraal de zege te versahaffen,..
en ik ban er zeker van, dat Z. H. zich niet
op een afstand zal houden, want nu tot
heden het niet gelukt is de mogendheden,
Christelijk te maken, zal hij er graag de
proef eens van nemen, om met Confucius
die moordenaars- en rooyersbende te refor
meeren, waarvan hij zelf ook wel te lijden
heeft, gehad.
Daar ging me werkelijk een nieuw licht
op, en al kon ik alles nog niet behoorlijk
doorzien, ik gevoelde alevel dat Hendrichs
en Willem deu goeden kant uitgingen. Maar,
zoo zei ik tot da B jaufort^ vergeet nu ook
de andere kerkhoofden niet; laat het een
algemeene ommekeer naar de wijsheid dei
staartdragers wezen. Sohrijf' ook aan Perk
van de Synode, aan Kuyper van de
doleerenden, aan Bjoth van het heilsleger, en
vooral aan Böjringer, die het meest
beteekent in ons Lutherdom. Want dat kan ik
je wel zeggen, al vóór vier jaar was hij
er niet toe ie bewegan, de Chineezen te gaan
bekeeren, »omdat het nog altijd krioelde,
van heidenen, dieven en struikroovers in
onze eigen kerk," dat waren zijn woorden,.
L'iter heefc hij mij dit nog eens ampel toe
gelicht, en ik herinner me uu heel best, dat
hij tegen me zei: Wat hebben die gele vogels
toch misdreven, dat je er Christenen
van zoudt willen maken; waarvoor ver
dienen ze zoo'n wreede stral ? DO lui zijn
gelukkiger dan wij ooit zullen worden ;
ze werden nu al duizenden jaren opgevoed
in het ware geloof' want wat ze ook van
dat heidendom mogen zeggen, de leer van
Confucius is de moderne theologie van den
vóórchristelijken tijd, zoo goed als zonder
theologie.... en in alle theologie zit een
kern van menschelijke eigenwaan, haat en
zelfzucht, die het capabel maakt ook het
gemeenste te verdedigen ...
Het scheen wel of Hendrichs zijn vest
toch nog iets te geel vond; zoo stevig knoopte
hij zijn jas dicht; maar de Beaufort
reikte mij de hand toe, en fluisterde glim
lachend: Brom i'eijer, ga nu niet verder met
je raadgevingen; laat het overige aan mij
over. U weet wel, als ik iets onderneem.
komt het altijd terecht.