De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 22 juli pagina 2

22 juli 1900 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 204 in elk dorp een schietbaan z\jn, eerst moet ieder gehard en bestand zjjn tegen ver moeienissen, enz. enz. enz. «Ieder die den k t, begrjjpt, dat wanneer dit alles aan de in voering van een volksleger moet vooraf gaan, er nooit iets van komen kan. En dat is ook juist de bedoeling van de bezwaren-opwerpers. Het is niet duidelijk waarom elke man zoo'n onbepaald vertrouwen in zich zelf en zijn geweer moet hebben; bij onze tegen woordige miliciens hebben wij daarvan nooit iets kunnen merken; moeten dan de sol daten van een volksleger aan hoogere eischen voldoen dan die van het tegen woordige kader-leger? Neen, geen uitstellen, dan wordt het af stellen, dat is de manier van Jan Salie, die met zijn lamlendigen geest nog in ons land rondwaart, vooral ia de toongevende kringen. Thans, heden is het tijd om tot de in voering van een volksleger over te gaan. Men 'kan b.v. beginnen, met bij de wet te bepalen, dat alle jongelingen van 16-20 jaar eenige uren 's weeks onderricht moeten ontvangen in exerceeren, theorieën, en zoo mogelijk in het schieten. Voor het schieten zouden de gemeentebesturen hunnen bijstand kunnen verleenen tot het inrichten van schietbanen. Hebben de a.s. dienstplichtigen dit voorbereidend militair onderwijs min stens gedurende twee jaren gevolgd, dan worden zij voor vier maanden ingedeeld bij eene recrutenschool. Deze school doorloopen hebbende, keeren zij huiswaarts en worden locaal samengevoegd tot com pagnieën, bataljons, enz. Zoo handelende, kunnen wjj binnen enkele jaren een volks leger hebben. Waarom nog met de invoering gewacht ? Ons volk wordt van zelf, door wachten en nietsdoen, niet_ weerbaar. Of denkt men soms, dat vrijwillige oefeningen ons wel tot volksweerbaarheid zullen brangen ? Wie daarop mocht vertrouwen, zal bedrogen uitkomen. Heden is het tijd om tot de invoering van een volksleger over te gaan. Indeeling. Wij stellen ons voor een leger van 10 divisiën infanterie, 2 divisiën vesting-artil lerie elke divisie verdeeld in 3 regi menten van 4 bataljons 8 regimenten cavalerie van 3 escadrons, 8 regimenten veldartillerie van 6 batterijen, elke batterij van 8 stukken en 12 compagnieën genie, voorts de noodige hulpdiensten. Deze strijd krachten worden zóó ingedeeld, dat ge vormd worden: a. Als veldleger: 4 legercorpsen, elk bestaande uit 2 divisiën infanterie, 2 regi menten cavalerie, 2 regimenten veldartillerie, 2 compagnieën genie en de noodige hulp diensten, en b. Als vestingtroepen: 2 legerkorpsen, elk bestaande uit l ^divisie infanterie, l divisie vesting-artillerie en 2 compagnieën genie. Het land wordt verdeeld in 12 mili taire ongeveer even groote afdeelingen, zoodat elke afdeeling pi. m. 410 a 420 duizend inwoners telt. Elke afdeeling levert een divisie op; elke divisie houdt garnizoen in haar af deeling. Voor de 4 afdeelingen, waaruit de ves tingtroepen getrokken worden, is het mis schien wenschelijk, dat uit elk dezer af deelingen 6 bataljons infanterie en 6 batal jons vesting-artillerie gerecruteerd worden. De legercommandant of inspecteur heeft den rang van generaal; de chef van den generalen staf, de commandanten der 4 legercorpsen van het veldleger en die van de Nieuwe Hollandsche Waterlinie en van de stelling Amsterdam, hebben den rang van luit-generaal. De beide laatsten voe ren bovendien ieder het bevel over een leger corps van de vestingtroepen. De diensttijd wordt gesteld op 6 jaren in het leger en 3 jaren bij de landweer. Er kunnen dan 6 landweerdivisiën ge formeerd worden; (5 infanterie en l ves ting-artillerie). De eerste oefeningstyd bedraagt 4 maan den bij de on bereden en 6 maanden bij de bereden wapens. Om de twee jaren worden herhalings oefeningen gehouden van ongeveer 14 dagen. Infanterie en vesting-artillerie. Elke militaire afdeeling wordt verdeeld in 12 districten, zoodat elk district onge veer 35 duizend inwoners telt. Uit elk di strict wordt een bataljon gerecruteerd. De commandant van het bataljon woont in de hoofdplaats van het district en ver vult tevens de functie van militie-commis saris. Hij wordt in zijn werkzaamheden bijgestaan door den kapitein bataljonsadjudant. Deze beide officieren zijn de eenige vrij willig dienenden van het bataljon, het overige personeel officieren en minde ren bestaat geheel uit dienstplichtigen, of uit gewezen dienstplichtigen, die vrij willig zijn blijven doordienen, na recht op ontslag te hebben verkregen. De officieren en het kader genieten evenals thans het reservekader een vaste bezoldiging; onder de wapenen zijnde hebben zij bovendien een soldij gelijk aan hun vrijwillig dienende collega's. Voor de bataljons-adjudanten zijn kapi tein genomen, opdat de vrijwillig dienende officieren op betrekkelijk jongen leef tijd kapitein kunnen wórden, daar zij anders langer luitenant zouden blijven, dan hun collega's van de militie, wat uit een krijgstuchtelijk oogpunt niet aanbe velenswaardig is. Om de twee jaren komt elk bataljon geheel op oorlogssterkte een 14-tal dagen onder de wapenen_ om geoefend te worden. Het verzamelt zich daartoe op de in elk district aanwezige verzamelplaats, welke in het midden van het district gelegen is. Daarna marcheert of spoort de troep naar het oefeningsterrein, een kamp in een gezonde heide of duinstreek gelegen. Na het eindigen der oefening wordt de troep op de verzamelplaats weder afgedankt. Bovendien worden jaarlijks een of meer schietoefeningen gehouden, op een baan in het district gelegen. Als voorbeeld van de indeeling, samen stelling enz. van een militie-bataljon, diene het volgende: De gemeenten A., B., C., D. en E. tellen samen 35-duizend inwoners, zij kunnen dus een militie-district vormen, welk di strict een bataljon oplevert, laten wij aan nemen het 112de bataljon infanterie. Alle in die gemeenten wonende miliciens van het wapen der infanterie, zijn dan ingedeeld bij het 112de bataljon; het 112de bataljon bestaat uitsluitend uit miliciens wonende in die gemeenten. Op dezen regel is voor officieren en kader uitzondering toegestaan. Officieren en kader uitgezonderd de bataljonscommandant en diens adjudant zijn in vredestijd niet onder de wapenen, doch komen slechts om de twee jaar een 14-tal dagen bijeen, tot het houden van 'herhalingsoefeningen en jaarlijks een dag voor de inspectie; dit geschiedt bataljonsge wijze. Voorts wordt door ieder man jaarlijks aan een of meer schietoefeningen deel genomen. Deze schietoefeningen kunnen met compagnieën of gedeelten van com pagnieën gehouden worden. Officieren en kader houden bovendien vooral in de wintermaanden gedurende eenige uren 's weeks, theoretische en practische oefe ningen, zoodat zij geheel op de hoogte van hun taak kunnen blijven. In het midden van het district is _de verzamelplaats en zijn een of meer schiet banen gelegen, waarop bovenvermelde schiet oefeningen plaats hebben. Wordt het bataljon gemobiliseerd, dan gaan allen die daartoe behooren naar de verzamelplaats om zich daar op te stellen. Dit geschiedt om de twee jaren voor de herhalingsoefeningen en jaarlijks voor de inspectie. De mobilisatie is dus voor nie mand iets nieuws. Zij geschiedt sneller dan bij eenig staand leger of zoogenaamd staand leger mogelijk is. Dit is een onschatbaar voordeel. De miliciens worden eerst bij hun batal jon ingedeeld, nadat zij geoefend zijn; die oefening heeft plaats bij een recruten school, waarvan er bij elke divisie n te vinden is. Zoo'n recrutenschool staat onder bevel van een der drie regiments-commandanten. De officieren en het kader dezer school zijn allen vrijwilligers. Zij wordt verdeeld in 7 compagnieën; elke compagnie bestaat uit: l kapitein, 2 luitenants, l adjudant onderofficier, l sergeant-majoor, l burier, 12 sergeanten, 12 korporaals, 3 tamboers, eenige werklieden voor de corveëen en de te oefenen recruten. Bij den staf van de school worden l kapitein en 2 luitenants ingedeeld voor de kaderopleiding. Om een divisie van 12 duizend man te vormen, moeten jaarlijks per divisie 2100 geoefend worden. Drie maal 's j aars om de vier maan den heeft er indeeling plaats, zoodat nooit meer dan 700 man gelijktijdig bij een recrutenschool geoefend worden. De divisie- en regiments-commandanten, benevens hun adjudanten, zijn mede vrij willig dienende officieren. Cavalerie. Aan elke divisie veld-infanterie wordt evenals in Zwitserland, een regiment van 3 escadrons cavalerie toegevoegd. De gezamentlijke cavalerie telt dus 24 escadrons. Zij bestaat uit vrijwilligers en uit dienstplichtigen welke rijden kunnen en thuis een of meer paarden houden. Elk milicien krijgt na afloop van den pefeningstijd zijn paard mee naar huis en moet het thuis onderhouden, waarvoor het rijk hem eene billijke vergoeding geeft. Elk jaar komt de cavalerie een 10-tal dagen bijeen om zich te oefenen. Daar het nog blijken moet of er een genoegzaam aantal van bovengenoemde miliciens te vinden is, zoo is het raad zaam, voorloopig een regiment te doen bestaan uit 2 escadrons vrijwilligers en l escadron miliciens. Geleidelijk kunnen dan de escadrons vrijwilligers vervangen worden door mili ciens. Elk cavalerie-regiment heeft garnizoen in en trekt zijn dienstplichtigen uit de militaire afdeeling die de divisie op levert, waarbij het regiment behoort. Bereden Artillerie. Aan elke divisie yeld-infanterie wordt een regiment veld-artillerie toegevoegd van 6 batterijen, elke batterij van 8 stukken, dus 48 stukken per divisie of 4 per 1000 man, hetgeen volgens de hedendaagsche tactische begrippen het minimum is. Elk regiment wordt gecommandeerd door een kolonel en wordt verdeeld in twee afdeelingen, elke afdeeling onder bevel van een overste. Elke afdeeling bestaat uit 3 batterijen. Van deze 3 batterijen is er in tijd van vrede n onder de wapenen. Bij deze batterij wordt het kader opgeleid en de soldaten geoefend van de twee overige batterijen. Evenals de cavalerie heeft elk veld-ar tillerie-regiment garnizoen in en trekt zijne dienstplichtigen uit de militaire afdeeling, die de divisie oplevert, waarbij het regiment behoort. Mobilisatie. Ingeval van mobilisatie moet ieder man zorgen op de verzamelplaats van zijn ba taljon aanwezig te zijn op een vastgesteld uur. Bij de verzamelplaats bevindt zich een bataljonsmagazijn, waarin alles te vinden is ??maar ook niets meer benoodigd voor de mobilisatie van het bataljon. In dit magazijn worden de geweren en het ledergoed bewaard, voorts de compagnieskarren of -wagens, de patronen-caisson, de ziekenwagen, de brancards en de mu nitie, alsook eenige bovenkleeding, schoei sel en ondergoed, ter vervanging vau het geen versleten is. Wanneer dus het bataljon gemobiliseerd is, is het magazijn leeg. De bataljons-adjudant is magazijnmeester van dit magazijn en heeft tot zijne beschik king een paar werklieden voor het onder houden der wapens, enz. Is het bataljon gemobiliseerd, dan wordt met veiligheidsmaatregelen gemarcheerd naar de verzamelplaats van het regiment, waar het bataljon met de drie overigen zich vereenigt; vandaar gaat het naar de verzamelplaats der divisie, enz. tot de corp sen de plaats hunner bestemming hebben bereikt. Het zal evenwel vaak noodig zijn met het oog op de snelle samentrekking der corpsen, de troepen per spoor te vervoeren, waardoor de veiligheidsmaat regelen vervallen, doch dit mag alleen plaats hebben, wanneer men voor geen overvallen beducht is. (Slot volgt). A. J. YAN DEB FLIEE. MManflelinr foor een Burgemeester. Men schrijft ons uit Dinxperloo: Hiernevens zend ik u een eenigszins uitvoerig verslag van het gesprokene in de zitting der Arnhemsche Rechtbank, waar de heer H. Hattink, onze burgemeester terecht stond, wyl hij den 3den Juni 'savonds een zeventienjarig meisje met een stok had geslagen. Het is overgenomen uit het Handelsblad, die het aan de N. Arrih. Ct. ontleend heeft. De burgemeester was in het huis van den veldwachter gekomen die in het huis woonde dat hy gehuurd had. Bekl. was er reeda eerder geweest, maar de veldwachter had zich steeds niet thuis gehouden. Toen bekl. nu weer kwam zeide de dienst bode: wat moet jy' hier; je moet weer weg langs denzelfden weg waarlangs je gekomen bent. De burgemeester had toen gezegd: jy bru tale meid, en haar een klap gegeven met een stok. Bekl. zegt dat hij verachrikkelyken spy't heeft van het gebeurde. HU was echter driftig. De president zegt dat de slag hard is aan gekomen, zoodat de dokter is geroepen. Het 17-jarig dienstmeisje Hendrika Koning, verhaalt het gebeurde. Des avonds van 8 % uur was zij alleen thuis en had het kind naar bed gebracht. Plotseling hoorde getuige be neden hard stappen en toen wist zy niet wie er was, omdat alles gesloten was. Daar nu fatsoenlijke menschen altijd bellen, was zy naar beneden gegaan en had in de gang den bur gemeester gezien, waarop zy geschrikt was. Ze had niet gedacht dat de burgemeester dit zou doen, omdat hij haar voor 14 dagen ook al aangesproken had en gevraagd, dat zy by hem op de secretarie zou komen. Get. vroeg hem: waar komt u vandaan, waarop de burgemeester antwoordde: dat gaat jou niet aan, leely'ke brutale meid; ruk jij maar op. De burgemeester had toen den stok opge heven om te slaan, waarop get. was weggeloopen naar de tuinkamer. De burgemeester was haar echter gevolgd en in de veranda was zy met een dikken stok op den rechterarm geslagen. Get. was zenuwachtig van schrik en zy weet dus niet of zy meer geslagen is. Zij had echter twee dagen py'n gehad, die heel erg was. Pres. Je behoeft toch niet zoo te schrikken als de burgemeester in de woning van den veldwachter komt. Get. Ik schrikte omdat de burgemeester achterin kwam. Pres. Het was toch brutaal van je, al mocht de burgemeester je daarom ook niet slaan, om tegen hem te zeggen: waar je in bent gekomen, ga daar ook weer uit. Get. O, dat heb ik niet gezegd. Ik vroeg alleen, waar de burgemeester vandaan kwam en toen antwoordde hij direct: brutale meid, enz. Pres. De burgemeester zegt het anders, maar is jou geen geld geboden om de klacht ongedaan te maken? Get. Ja, de burgemeester heeft me ? 5 ge boden, wanneer ik de klacht introk. Pres. Maar hebben anderen je geen geld geboden om de klacht niet in te trekken ? Get. Neen, wel heeft men het mij gezegd. Officier. Is jou geen ? 150 geboden, wanneer je de klacht niet introk? Getuige. Neen. Officier. Meisje, je sjtaat onder eede, heeft niemand je geld gebodejl? Getuige. Alleen de burgemeester. De beklaagde. Getuige heeft zelf aan me neer Verbeek gezegd, dat haar ? 150 gebo den was. Getuige. Neen, alleen heb ik gezegd, dat ik het misschien wel zou kunnen krijgen. Pres. Wie heeft je gevraagd de klacht niet in te trekken? Get. Meneer Jager. Pres. En meneer Prins dan ? Get. Die heeft me niets gezegd. Rechter mr. 't Hooft. Aan je moeder dan? Get. Ook niet. De volgende getuige de fabrieksarbeider F. K. Phaff heeft van af den grintweg gezien, dat de meid gevolgd door den burgemeester, naar buiten kwam en geslagen werd Hierna is het woord aan den substituut officier van justitie mr. Modderman tot het nemen van zijn requisitoir. Hij zegt, dat de rechtbank in het dossier verschillende brieven uit Dinksperloo zal vinden, waarin eensdeels verzocht wordt deze zaak te vervolgen, ander deels om de zaak blauw-blauw te laten, omdat de mishandeling niet veel beteekende en de beklaagde overigens zoo gunstig bekend was. De eersten kunnen thans tevreden zijn. De burgemeester staat terecht; maar spr. stelt er prijs op te verzekeren, dat dit alleen geschiedt omdat spr. het zijn plicht heeft geacht in deze te vervolgen en niet op het verzoek van wie ook. Er is geconstateerd, dat de burgemeester in drift een mishandeling gepleegd heeft op een kind, wel niet in den mond een kind, maar toch in postuur. De feiten nagaande, zegt spr. geen gevan genisstraf te zullen vragen, omdat de gevolgen van zeer lichten aard waren. Eisch ?25 boete, subs. 10 dagen hechtenis." De uitspraak lei een boete van f 10 op. Dat over deze zaak hier druk gesproken wordt, behoef ik wel niet te zeggen; ik zou er dan ook geheel over zwijgen, ware het niet, dat de behandeling van de zaak voor de recht bank, nog al werd gekritiseerd, en door menig een werd opgevat als een nieuw bewy's voor den strijd tusschen recht en rechtsgevoel waar over u onlangs heeft geschreven. Zoo begrijpt men niet hoe de rechters als hoofdzaak van het verhoor beschouwden, de vraag of het meisje geld geboden was, om de vervolging te doen plaats hebben, of ook om haar te voorkomen; terwyl de mededeeling van de getuige, dat de burgemeester haar geld had geboden, indien zij de klacht wilde intrekken, zoo maar passeerde, als was die van geen beteekenis. Vervolgens wordt de opmerking gemaakt: waarom werd aan den burgemeester niet evenzoo gevraagd, of hij ook anderen had trachten over te halen pressie op den ambtenaar v. 't O. M. uit te oefenen, ten einde vervolging te voorkomen ? Als deze quaestie van zoo veel belang was, dat de off. v. justitie het noodig oordeelde zy'n eigen plichtsvervulling te constateeren! kon men toch niet volstaan met alleen de onschul dige aanklaagster in scherp verhoor te nemen en den aangeklaagden Burgemeester met rust te laten. Maar wat men hier nog minder begrijpt, is, dat menschkundige lieden, gelijk de rechters dan toch behooren te zyn, het geslagen meisje door de wijze van haar te verhooren, onwillekeurig inti mideerden, terwijl ik zou zeggen dat zij juist haar vertrouwen hadden behooren te wekken en haar aan te moedigen, zoodat ze geheel openhartig had kunnen antwoorden op de vraag van 't meeste gewicht: wat haar zoo wantrouwend jegens en zoo boos op den burgemeester had gemaakt, die haar veertien dagen te voren ook al had aan gesproken en gevraagd dat zy bij hem op de Secretarie zou komen. Je behoeft toch zoo niet te schrikken, als de burgemeester in de woning van den veldwachter komt", zei de pres. en het meisje antwoordde: ik schrikte omdat de burgemeester achterin kwam". Nu had dan toch de vraag moeten volgen: En was dat omdat ge den burgemeester gevaarlijk achtte als hy door de achterdeur bij u binnenkwam, of eenvoudg maar, omdat hy' iemand was wiens komst door de achterdeur ge niet verwachtte ? Maar die vraag is niet eens gesteld, en zelfs ook niet aan de a Burgemeester de vraag: waarom had u het zeventienjarig meisje kort te voren al eens op de Secretarie willen zien; wat had u nu te doen op dien avond in het huis van den veldwachter; wat maakt u dan toch zoo driftig; zy't ge zoo opvliegend van aard, dat gij bij 't geringste ook maar slaat, en als gij driftig zy't holt ge dan wel meer jongens of meisjes, die voor u vluchten achterna ? Al deze en soortgelijke vragen, die men zou doen om met kennis van zaken over het geval te kunnen oordeelen, bleven achterwege. Over de zwaarte van het uitgesproken vonnis bestaat ook al verschil van gevoelen, maar er zyn niet velen die ? 10 boete een hoogen prys zouden achten voor het verlof om als burge meester f 5.?te bieden teneinde een aanklacht te doen intrekken, na een weerloos meisje zoo met een stok geslagen te hebben, dat de dokter er by' is te pas gekomen. In deze dagen vergelijkt men dergelijk soort van vonnissen allicht met dat over mr. Troelstra geveld, die een maand celstraf ondergaat, omdat hy, in een officier van Justitie te beleedigen, het eenige middel zag, om een herziening van het vonnis der Hogerhuizen mogelyk te maken. Ook vergelijkt men hier het vonnis van den Burgemeester met dat van den veldwachter Hettenscheid te Beek, gem. Bergh, voor de rechtbank geroepen wegens mishandeling van iemand met den sabel, waarby een eisch van zes weken gevangenisstraf werd gedaan, gevolgd natuurly'k door ontslag uit den dienst en ook deze ambtenaar stond gunstig aangeschre ven. In elk geval zullen we nu nog moeten afwachten, hoe gunstig de heer Battink by' zijn chef staat aangeschreven, en dit zou ons weldra duidelijk blijken, als we moesten vernemen, dat de man, die zyn stok op een zeventienjarig meisje liet neerkomen, toch nog bevestigd wordt in zyn ambt als burgemeester van de gemeente Dinxperloo. Briefnit utrecht door GlESE VAN BEN DOM. Wat onze stad zich uitbreidt! En niet alleen in den onmiddellijken omtrek is zy' van aanzicht veranderd door het verdwy'nen van de wei- en hovenierslanden, die haar vroeger omringden en nu vol gebouwd zyn met hon derden, ja, duizenden nieuwe woningen, maar ook het binnengedeelte, de zoogenaamde oude stad, begrensd door de buitensingels, heefteen geheel ander aanzien gekregen. Menigeen, die thans op rijperen leeftyd ge komen, de stad nog eens bezoekt, waar hy vroeger student was, kan nauwelijks de straat terugvinden, laat staan het huis, waarin hij kamers had om van de vermoeienissen, die de studie medebrengt, uit te rusten. Naar buiten, in alle richtingen, waar voor heen eenzame, rustige wandelingen waren, zyn in de laatste kwart eeuw geheel nieuwe wyken verrezen waar evenveel bewoners huisvesting vinden als in de oude stad. Alleen aan den zuidkant der stad langs den Vaartschen Ry'n is men in dit opzicht nog eenigszins misdeeld. Maar overigens, naar alle windstreken, is de bouwlust inderdaad ontaard in een bouwwoede, die in weinige weken geheele straten doet ont staan, boven welke groote paddestoelen haar beschuttend dak uitspreiden. Die paddestoelen zijn de bouwmaatschappijen, die als hare naamgenooten uit het plantenryk, meer en meer voortwoekeren, zich van den besten grond meester maken en het dan aan kleine onder nemers, o, zoo gemakkelyk maken om zich ryk te bouwen, rijk of arm, armer nog dan ze voorheen waren. In de richting van het oosten, de Biltstraat, Maliebaan, Hoogelandspark, Wilhelminapark, enz. drijft de meer aristocratische stroom onzer stad en zonder twy'fel zou spoedig de straat weg tot aan de Bilt met den Velperstraatweg bij Arnhem kunnen wedijveren, indien de uit breiding der stad daar niet werd tegengehou den door ... oorlog. Maar even buiten de kom der gemeente ligt het Fort de Bilt en over schrijden we de Utrechtsche linie met de ver dekte wegen (hoog opgeworpen dijken) die al de daartoe behoorende forten vereenigen en eenmaal daarbinnen, stuiten we nu eens op een kleinen, dan weer op een middelbaren en eindelyk op een grooten kring. En wie daar wil bouwen valt in handen van het Departe ment van oorlog en moet al zy'ne plannen in overeenstemming brengen met de eischen, die in het belang eener eventueele icundatie waarvoor de hemel ons behoede gesteld worden. Boven den grond mag, om maar een voorbeeld te noemen, geen muur van steen verrijzen. Alleen de fundamenten in den grond mogen dit wordt genadiglijk toegestaan van steen zijn, maar de rest van hout opdat zij als met een tooverslag" in tijd van nood met den grond kunnen worden gely'k gemaakt. Nu heeft in den gemeenteraad een der leden al eens de hoop uitgesproken dat het fort de Bilt dat den wandelaar noodzaakt tot een vervelenden omweg van een kwartier toch verdwy'nen mocht; maar de burgemeester gaf deze hoop dadelijk een knauw door zyn scham pere opmerking, dat wie eenige ervaring had van Oorlog" daar in het eerste menschenleven nog wel niet op rekenen zou. Zoo zyn we dus genoodzaakt ons vooralsnog te gedragen naar de militaire eischen en het is wel vermakelijk om op te merken op welke wijze de ondernemers trachten aan de eischen te ontkomen door vermyding zooveel moge lyk van de groote, middelbare en kleine krin gen en hoe moeily'k het blijkbaar aan het, Departement valt om die patiënten aan hun dieet te laten ontsnappen. Er wordt steeds enorm veel tijd besteed aan het onderzoek van elk plan dat staat gewichtig, is althans be stemd om den leek eenig denkbeeld te geven van den grooten ernst en den weinigen tyd, die de heeren beschikbaar hebben. Dat zulk oponthoud niet alleen belemmerend werkt op de uitbreiding der stad, maar ook belangrijk nadeel berokkent aan particulieren zien we dezer dagen weer aan het oponthoud, dat groote bouwplannen Achter Abstede onder vinden. Daar is een eenvoudig landbouwer, een jong en energiek man, de heer A. Roodvoets Jr., door zyn beleidvol handelen en zyn voorzichtigen ondernemingsgeest en goed doorzicht in eenige jaren eigenaar geworden van een zestig hectaren grond, waarvan hy' het grootste gedeelte van wei- in moesgrond herschapen heeft om te voldoen aan de groote behoefte, die aan dit laatste om onze stad bestaat. Maar voor circa 5 H. A. heeft hy een stratenplan ontworpen dat reeds door den gemeenteraad is goedgekeurd. (De heer Boodvoets, het zy hier even aangestipt woont op het landgoed de Minstroom dus gehee en naar den tak van den Krommen Ry'n, die er langs stroomt en denzelf den naam draagt, door het volk verbasterd in Meisjeswater". Dat stroompje wordt in officieele documenten steeds genoemd de Meentstroom, doch op eene kaart van 1539 wordt zy' degelyk de Minstroim en op eene van een honderd jaar later Min-nu geheeten. Deskun digen beweren dan ook dat die stroom niets met een Meent- of met de Min- of de Meisjes te maken heeft, maar haar naam eenvoudig dankt aan den weinigen'' stroom die er in dien riviertak is). Aan de goedkeuring v»n het stratenplan, dat door een breeden weg gemeen schap zou krijgen met het vlak daarvoor ge legen Wilhelminapark, is door de gemeente de voorwaarde verbonden, dat de eigenaar een terrein kosteloos zou afstaan voldoende voor den aanleg van een in die buurt hoognoodige open bare zweminrichting. Dat is toegestaan, maar nu ligt dat doodonschuldige zwemschoolplannetje al een half jaar in Den Haag, waar het van alle kanten wordt bekeken. En zoodoende wordt nu de geheele uitvoering van de daarmede verband houdende plannen tegengehouden, ook van een geprojecteerden weg over zy'n terrein naar De Bilt, waardoor het vervelende fort niet alleen kan worden ver meden maar die nog aanzienlyk veel korter is. Van nog een audere kleingeestigheid van denzelfden aard, doch van de zijde van parti culieren is de eigenaar van dit terrein de dupe. Hy' heeft aan de grens van zyn terrein naast eene sloot, die hem van de Oostbroekschel aan scheidt, een villa gebouwd, in de meening dat hij door overbrugging van de sloot op die laan uitgang zou hebben. Maar die laan, een publieke weg overigens, voert naar het huis Oostbroek en de eigenaar daarvan schy'nt ook recht te hebben op die laan en weigert hem uitgang, zoodat de bewoners der daar te bouwen huizen een omweg van een half uur moeten maken om van of naar hunne woning te komen. Zoo dwarsboomen ook onza goede ingezetenen elkaar ten nadeele van henzelven en van de gemeenschap, die stellig zeer zoude gebaat zyn als aan de vér strekkende plannen van den heer Roodvoets uitvoering kon worden ge geven, waardoor zeker ook de onlangs gewei gerde concessie voor een stoomtram door die streek niet langer zou kunnen tegengehouden worden. flIIIIIIIIMIIlmlIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIMIUMIIIIIIIIIIIItllllllllllllllllllIlm*! Socialu aana&Jca&nfieb&n. De Coöperatie en fle Arbeitelieieging *), II. (Slot). De coöperatie in haar beiderlei vorm is dus een middel tot vergrooting der bestaans mogelijkheid, en de arbeiders, wier streven toch in de eerste plaats ook op de directe verbetering hunner levensomstandigheden is_ gericht, kunnen een dergelijk middel niet zóómaar versmaden. Een hunner theoretici heeft het duidelijk gezegd: »De emancipatie der arbeidersklasse kan niet het resultaat zijn van de uitvinding van een universeel geneesmiddel, maar slechts het product van den strijd om betere levensvoorwaarde op elk gebied, waarop hun deze strijd wordt aangeboden en waarop hij mogelijk is, en met alle doelmatige middelen. Niet op n gebied, niet op n middel mag zich het strijdende proletariaat beperken, het moet trachten zich zooveel mogelijk hulpmiddelen te verschaffen en zooveel mogelijk gebieden den strijd opnemen Daarbij mag het zich niet Jaten leiden door doctrinairisme, maar door het inzicht in de feitelijk steeds wisselende verhoudingen. Niet ieder hulp middel is overal en altijd in den klassen strijd bruikbaar, en het proletariaat is niet reeds van te voren steeds krachtig en rijp genoeg om zich op elk gebied met succes te doen gelden. Het moet zijn wapens, zijn strijdmethoden, zijn strijdveld onophoudelijk onderzoeken en herzien, bovendien overgaan tot iets nieuws, dat onder audere omstandig heden schadelijk of tenminste niet doel matig geweest zou zijn en het oude op zijn beurt laten vallen"...2) Zoo moet de coöperatie beschouwd worden als n middel uit de vele, die de arbeiders ten gebruike staan; en de toepassing ervan kan dan ook niet anders zijn dan gezamelijk met de andere. Dïiar is het verschil met voorheen, en het verschil met wat burgerhervormers doen; en een verschil, dat kenmerkend is, óók voor den dieperen grondslag die door de arbeidersbeweging in sociaal werk wordt gelegd l En wie het zoodoende zich ver anderende karakter der coöperatie, begrijpen wil, dient dit wél in het oog te houden. Want inderdaad wordt de coöperatie in handen der arbeiders iets met een geheel ander karakter, immers van middel tot lots verbetering wordt ze stryd-middel. Van den zoeten vrede belanden wij in den socialen strijd. Er is heel wat misverstand ontstaan doordat men dit vergat. Men is eenerzijds den arbeiders gaan verwijten dat zij aan de coöperatie een verkeerde wending gaven, en anderzijds hebben de arbeiders wan trouwen gevoed tegen de coöperatieve her vormers. Beiden ten onrechte. Het eerste omdat men zich niet bewust was, dat een arbeider de dingen altijd anders ziet en anders maakt dan een kleinburger of een grootbezitter. Het andere omdat de arbeiders zelve al evenmin, die, men zou het wel kunnen noemen revolutioneerende eigen schap van hun optreden en handelen be vroedden. Men praat dus over twee ver schillende dingen en waar dat het geval is behoeft men niet aan begrijpen, laat staan aan overtuigen, te denken. Anders wordt dat wanneer wij van deze zienswijze uitgaan, en als vanzelf lossen zich dan de bezwaren op die men tegen de coöperatie van arbeiderszijde meermalen heeft aangevoerd. Zoo bijvoorbeeld het meest bekende, dat de koopmansgeest, die zich i. ontwikkelt, nadeel doen zou aan de gezindheid van de arbeiders, een zekere besmetting met den lust naar winst zou

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl