De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 22 juli pagina 5

22 juli 1900 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1204 DE AMSTERDAMMER W EEKBLAD VOOR NEDERLAND. Goudeket & Co., Rokin 50, Amsterdam, exposeeren deze week: Anth. Beek, «Rockende Boeren", schilderij. NIEUWE UITGAVEN. Catalogus van de Geschiedkundige Tentoon stelling van het Ned. Zeewegen te 's Gravenhage Juli-Sept. 1900. Volksliederen-album, bevattende de meest bekende internationale Volksliederen voor harmonium, piano of orgel, bewerkt door M. H. VAN 'T KHUIJS, 2e druk. Rotterdam, Wenk & Brikhoff. VAN WALSEM'S Compleet Adresboek. Gids voor den Nederlandschen Tuinbouw en aanverwante vakken, 's Hertogenbosch, W. C. van Heusden. JONAS LIE, Faste Forland, uit het Noorsch. Amsterdam, C. L. C. Veldt. BBBTHA VON SUTTNEB, Den Haag en de Vredesconferentie, door J. C. VAN RIEMSDIJK, met een voorwoord van Mevr. B. WASZKLEWICZVAN SCHILFGAARDE. Amsterdam, Cohen & Zonen. De Droomers, door MAUBITS WAGEVOOBT, 2 deelen. Amsterdam, H. J. W. Becht. Taal en Zetteren.lOe jaarg. afl. 7. Den Haag, «Haagsche Boekh. en Uitgevers-Maatschahpij." Boef Banner, oorspronkelijke roman door MABA BODI, Ie en 2e deel. Amsterdam, N. J. Boon. iiiiiiiiiiiiiHiiiliiilllliiimmii IIHI iiiiinii i Eene die toezag, van F. F. MONTBÉSOR, door R. S. VAN GOUDOEVER. Utrecht, W. de Haan. Kit Kennedy, van S. R. CBOCKEIT, door JOANNA P. WESSELINK VAN ROSSEM. Utrecht, W. de Haan. Uitvoerbaar, plichtmatig en noodzakelijk Ethisch Humanisme als Evangelie der Toe komst. Sociaal economische »Stndie" tot ge deeltelijke oplossing van het Maatschappelijke Vraagstuk, door J. J. CBEWEB. Amsterdam, J. J. Crewer. Geïllustreerd Weekblad voor l otografie. No. 28. Apeldoorn, Laurens Hansma. Rapport over de Ziekenfondsen te Amster dam. Uitgebracht door de Ziekenfonds-Commisse, ingesteld by' besluit van 25 October 1897 door de afdeeling Amsterdam van de »Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst". Gedrukt door de Boek-, Kunst en Handelsdrukkerij voorh. Gebroeders Binger te Amsterdam. Geen Patroonswet. Vlugschrift, uitgegeven door het Landely'k Komitee voor de ongevallen wet. Secretariaat: F. L. Ossendorp, Nassaukade 361, Amsterdam. H. Louis ISBAELS. Etude sur Ie régime des mines dans la Bépublique Sud-Africaine. Paris Imprimerie Générale Lahure. Inhoud van Tijdschriften. Eigen Haard, No. 29: Het lot der kinderen, door Virginie Loveling, IV. In het land van Fritz Reuter, door' Geertruida Carelsen, met afbeeldingen. (Slot.) Petjoet, door J. v. H. Als de geïllustreerde tijdschriften komen..,, naar de schilderij van Calderon, op de Tentoonstelling te Parus, met bijschrift door E. D. P. Engelschen en Hollanders, Earakterstudie, door M. W. Maclaine Pont, met portret. Jaco, een berucht Amster dammer, door Eduard van Biema, met portret en afbeelding. Verscheidenheid. Feuil leton. iiiiiiiiiimiiiiimiiiiii IIMIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIII Een nieuw gezichtspunt op militair geMecL Aan mijn ouderen Collega. Waarde Collega. Wil, om te beginnen, mij deze familiare be titeling ten goede houden; uw anonymiteit heeft voor mij veel van het imposante weggenomen dat aan uw ouderdom verbonden is. Wil daarna de verzekering aannemen, dat mijn stoot in Oremus'-richting volstrekt niet ten doel had den inhoud der Soldatenschool te verdedigen, doch louter en alleen aan te toonen, dat de redactie van punt 19 zoo bitter slecht niet is als Oremus wel meent. Dat overigens de inhoud van punt 19 zaligmakend is, de inhoud n de redactie der andere artikelen onberispelijk zijn zoo iets werd niet door mij verdedigd: ik geloof zelfs, dat Oremus wel punten had kunnen ontdekken, waaraan zijn critiek meer houvast zou hebben gehad. Vergun mij vervolgens op te merken, dat ik de beantwoording van uw blauwpotloodvraag: Ernst of korstwijl?" aan uw eigen scherp zinnigheid overlaat; in uw langen diensttijd hebt ge ongetwijfeld gelegenheid gehad na te gaan, of uw collega's inderdaad elk nieuw reglement, alleen reeds om de nieuwigheid, met gejuich begroeten. Gesteld, dat ik u ten slotte, ondanks uw hoogeren leeftijd, een raad mocht aanbieden, dan zou deze aldus luiden: wanneer ge protest wilt aanteekenen tegen de beweringen van iemand, die naar uw inzien het niet-militair publiek onjuist inlicht, en die zijn beweringen (zooals ge zegt) met zy'n naam en qualiteit bezegelt, bezegel dan ook uw protest op gelijke wijze. Het misleide publiek zal daarin dan met te meet vertrouwen zyn geschokte overtuigingen terugwinnen". Meer plaatsruimte durf ik van dit gastvrij Weekblad niet vragen. Want waar zou 't heen moeten, als nu eens een nog ouder luitenant, die 't natuurlijk nog veel beter weet dan wij beiden, het woord vroeg ? Met collegiale groeten: Gouda, 10 Juli 1900. J. TBBSTEEG, Luitenant der Infanterie. Financiële en ranluk IroÉl. Een goed middel. Ik zou haast willen zeggen : een beter is er niet. Proefondervindelijk toch is het reeds vele malen gebleken. Vraag het aan de practische familie van broeder Jonathan. Hare leden zullen u wonderen van de on weerstaanbare macht der samenwerking verhalen. De schier almachtige trusts hebben reeds zoo veel succes gehad dat de Amerikaan van zy'n wieg tot aan zyn graf gebruik maakt van arti kelen door de trusts geleverd. De oude ge schiedenis van het 'Eendracht maakt macht" blijft immer waar; ze verkrijgt toenemende waarde voor de praktijk. Tevergeefs hebben optimistische politici, die zich voordeden als wetenschappelijke oeconoiiiiiiiiiiimiiiiilillliiliiiiiiiiiiiiiinmiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii MMHII MIIMIIIIHIIMUIIIIMIIIMIIIIIIIIMltlllllll IIIIIIIIUI1IIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIII YOOB DAMEJÖ. Van yraagstnlta" in net onwenleven. Nu de redactrice van Belang en Becht op de haar eigen heldere, verstandige manier het dienstbodenvraagstuk onder handen heeft ge nomen in de nommers van l en van 15 Juli met toezegging van nog een volgend artikel, zal het steeds aan de orde blijvende onderwerp n in dat blad n hier ter plaatse stellig weer veel pennen in beweging brengen. De dames roken over die quaestie nooit uitgepraat en het laat zich aanzien, dat in de eerstvolgende t\jden, bij het ontwakend zelfbewustzijn in de arbeiderskringen, de huiselijke moeilijkheden met meidenquaesties" stellig nog zullen toe nemen. Nu bestaat er echter een eenvoudig middel, om aan die dreigende toekomst te ontkomen, afdoend en goed, als veel wat eenvoudig is, namelijk het middel van geen dienstboden te houden. Het ligt zoo voor de hand, dat men zich erover moet verbazen, hoe het niet veel meer algemeen wordt aanbevolen en 't schijnt, of de behoefte aan quaesties" in dezen even goed den vrouwen parten speelt, als bij zooveel andere dingen, waar quaesties van worden gemaakt. Zulke gezochte vraagstukken moeten dan worden opgelost door vereenigingen en bonden, wat natuurlijk nooit gelukt, en de arme indi viduen, die hun bezwaren en moeilijkheden geëndosseerd hebben aan haar vereeniging, blijven ongeholpen als re voren. Dingen zelfs van zoo industrieelen aard als de kleeding wil men door een kleedingverbeteringsbond oplossen, die moet dan voor de arme kuddediertjes werken, het pad voor hen effenen, datzelfde pad, dat ze maar behoeven in te slaan, om alle zegeningen te verkrijgen, die ze meenen, dat een Vereeniging voor hen zal veroveren. Steen en been klaagt men over lastige kapsels en akelige sleepen en knellende corsetten. 't Hoezee! klinkt voor de vereeni ging, die deze nare dingen wil afschaffen, maar intusschen sukkelen alle enkelingen ermee door. Het is altijd weer het oude liedje van praten en van doen. Wie 't luidst roepen in dezen, doen vaak het minste, een treurige wanver houding inderdaad. Veel sympathieker dan de klaagsters, die handelen, zijn de consequente vrouwen van de wereld die 's morgens met verlangen naarden kapper uitzien; zich onder een vroolijk praatje door de kamenier laten rijgen en met dank baar welbehagen de pas thuis gekomen japon beschouwen, waarvan de sleep zich in een sier lijke lyn achter haar uitspreidt. En precies zoo is het met het dienstbodenvraagstuk. Klachten en klachten hier en ginds, van de dienstboden over de mevrouwen en van de mevrouwen over de dienstboden, maar van radicale maatregelen merkt men och zoo weinig. Toch is het zeker waar, dat wie inderdaad ernstig doordrongen is van de waarheid, dat het vraagstuk bestaat, het voor zich zelf zou kunnen oplossen. Gy behoeft geen moeilijkheden met uwe vrouwelijke dienstboden te hebben, als ge geen meiden houdt. Houdt g\j ze, klaag dan nieten bederf het schoone aanzien van onze heerlijke aarde niet met een bedroefd of spijtig of boos gezicht, als alles niet van een leien dakje gaat. Maar ge zegt: Wie kan het nu doen zonder meid?I Die oplossing is er geen; bij een rede neering uit het absurde valt geen conclusie te trekken!" Zoo is het. In een zeker stadium van hun ontwikkeling hebben gezinnen zoowel als indi viduen dagelijks steun en hulp noodig voor de eenvoudige prozaïsche bezigheden, die zij aan minder met aardsche goederen, vaak ook min der met geestelijke goederen bedeelden over laten. Ja, maar sluit dit nu in, dat men daar om op het heele leven van die laatsten beslag moet leggen, op al de uren van hun dag, misschien op een gedeelte van de nachten tevens? Het eene is toch geen noodzakelijk gevolg van het andere. Ik weet wel, daar zijn honderden gezinnen waar alles goed is, waar men de dienstbode precies de plaats geeft, die past by' haar toe stand van geest en gemoed en ontwikkeling, waar men bij instinct gevoelt, hoeveel en welke vrijheid zy wenscht en noodig heeft, zooals men die voor zyn eigen kinderen kiest en goed acht en waar de dienstbode met aanhankelijk heid en ijver de belangen van 't gezin mee behartigt, maar uit zulke families rijzen dan ook geen klachten op. Wij geven toe, er is veel voor noodig, veel gelukkig samenwerkende omstandigheden moeten er zijn, om dien toe stand van wederzydsche waardeering te doen ontstaan. Er hapert vaak of het een of het ander; dan komen de klachten of, wat mis schien nog erger is, dan doet het stille leed zijn intrede in een woning. Welnu, in die gevallen is vaak een enkele maatregel van grondig doortasten voldoende, om aan alle leed een eind te maken. Zie af van het houden eener dienstbode, die u haar heele leven moet wijden en laat u voor den in uw huis te verrichten arbeid bijstaan door iemand, die u een deel van haren tijd afstaat en een ander gedeelte vrijhoudt voor zich zelve. Een meer dan tienjarige ervaring leerde mij, dat bij een dagelijkschen morgenarbeid van vier a vijf uren een woning met vier a vijf vertrekken door een flinke dienst bode in uitstekenden staat is te houden, waarbij aan de strengste eischen van hygiëne en goeden smaak wordt voldaan. Waarom de zorg voor uw middagmaal niet toevertrouwd aan wie het een genoegen is, het u kant en klaar en smakelijk toebereid te brengen, zooals er zijn in elke stad van eenige beteekenis, of u zelve aan die taak gewijd, zoo ge op dit punt zeer bescheiden zijt in uw eischen? Voldoening en kalmte van ge moed zullen by u intreden, wanneer ge voor u zelve het dienstbodenvraagstak oplost; ook al is het in de groote maatschappij nog een leelijke zwarte stip, die moet verdwijnen. 't Is maar een der vele", zegt ge, onze maatschappij heeft er meer, veel ergere, veel donkerder, veel leelijker vlekken". Zeker, zeker, maar de maatschappij bestaat uit individuen, en die leelijke donkere plekken, die allen zoo geducht ergeren, die zooveel apostelen en pro feten en profetessen voor allerlei aan te brengen verbeteringen onder de wapens roepen, die zouden allicht een klein beetje lichter worden van tint, wanneer de individuen elk voor zich den moed hadden hunner overtuiging en op het woord steeds de daad lieten volgen, de daad ook in zulke betrekkelijk eenvoudige dingen als 't kleedingvraagstuk en de dienstbodenquaestie. 18 Juli 1900. F. J. VAN UlLDBIKS. Onderlinge onwenliescnerffliB!". «Ontsluit uw harten, opent uw '-beurzen." Aldus Caprice in 't nummer van l Juli, waar zij de lezeressen van De Groene opwekt, het Kinderhuis te Zetten te gedenken. «Ontsluit uw harten, opent uw beurzen" wil ik haar nazeggen. Maar 'k heb er nog iets aan toe te voegen. Harten ontsluiten, beurzen openen, och, dat is vrij gemakkelijk. Maar 't is niet genoeg, 't Is niet voldoende, zooals ds. Talma zoo terecht opmerkte in de avond vergadering van den Nationalen Vrouwenraad op 20 April j.l., of wij ons al solidair voelen; wij hebben te geven een leven van solidariteit. En daarom roepe ik u toe: «Niet slechts uw hart ontsloten, niet slechts in de beurs getast; maar... de handen uit de mouwen; maar gewerkt, gewerkt in 't belang van al wat zwak is, van al wat lijdt, van al wat onderdrukt wordt. Niet slechts hart en beurs geopend. Niet slechts gevoeld voor de ongehuwde moeder en het vaderlooze kind; niet slechts geld gegeven ten behoeve van deze zwakken onder de zwakken. Maar uitgestrekt uwe handen, om ze op te heffen uit hare ellende en vernedering; maar geopend uwe armen, om ze te bescher men tegen zooveel, dat haar dreigt. Overal ontmoeten deze ^gevallenen", bü't smeeken om hulpe, om steun voor haar en haar kindje, overal ontmoeten zy handen, slap neerhangend; andere, gereed haar af te wijzen, haar weg te stooten; voeten zelfs, bereid haar nog verder neer te trappen. Het zijn maar weinig vrouwen, die opheffend, steunend werkzaam zijn. Den weinigen, die zich aan! dit werk der barmhartigheid, der gerechtigheid geven, drukt het vél te zwaar. *** Voor ons ligt het derde jaarverslag der vereeniging «Onderlinge Vrouwenbescherming." Men herinnert zich, dat deze vereeniging, op de leest der Fransche »MutualitéMaternelle" geschoeid, zich ten doel stelt, vooral de onge huwde kraamvrouw stoffelijk en zedelijk te steunen. Ze werd door Frans Netscher in de Ilollandsche Revue van September '99 genoemd »eene vereeniging, die wat doet". Ja, ze doet wat, ze doet veel; maar... ze doet lang, lang niet genoeg; ze moest en kon oneindig mér doen. Ze helpt er velen ; oneindig mér moet zij er ongeholpen laten. Waardoor ? Uit gebrek aan geopende beurzen, aan ontsloten harten ? Niet in de eerste plaats. Uit gebrek aan handen vooral, aan hoofden en handen, aan werkkrachten. Het ledental der vereeniging groeide flink aan in 't afgeloopen jaar; het wies van 310 tot 516. 't Zou veel starker toegenomen zijn nog, ware het bestuur in de gelegenheid geweest, om door openbare vergaderingen en door de pers uitbreiding aan de denkbeelden der ver eeniging te geven. Maar dit zoo noodige propagandawerk moest achterwege blijven, uit gebrek aan werkkrachten. De bestuurderessen, die behalve met hare bestuursfuncties met het werk der correspondenten belast waren, konden voor de propaganda niets doen. En 't is toch zoo dringend noodig, het werken der Onderlinge Vrouwenbescherming en dus ook de propaganda er voor. Er is geene enkele vereeniging, die werkt als zij. «Armenzorg", de verschillende vereenigingen voor behoeftige kraamvrouwen, ze trekken zich geen van alle het lot der onge huwde kraamvrouw aan. De enkele vereeni gingen, buiten de O. V., die dit wel doen, staan op beslist christelijk standpunt; de O. V. is kleurloos. Het vele, dat zij deed, dat door enkele toe wijdende, energieke vrouwen gedaan werd, het moest natuurlijk veel te zwaar op de schouders dier enkelen drukken. De secretaressepenningmeesteresse moest in den loop van het vereenigingsjaar bedanken om gezondheids redenen ; ze was overwerkt! De presidente gaat gebukt onder den drukkenden arbeidslast. En aan den plotselingen dood van eene der andere bestuurderessen zal haar hard werken voor de O. V. wel niet heelemaal onschuldig geweest zijn. Zy ook had al lang gevoeld, dat ze overwerkt was, dat ze «eens goed ziek" zou moeten worden. Maar 't kon nog niet, nu nog niet; eerst moest haar eenige dochter getrouwd zijn. En toen de eenige dochter getrouwd was,... toen werd zy ziek, goed ziek; de dood kwam heel spoedig een einde maken aan haar werkzaam leven vol toewijding. Wy- roepen u op, u vrouwen, die over wat ty'd en wat werkkracht hebt te beschikken. Wij hebben u noodig: uwe harten, uwe beurzen, maar voorül uwe handen. Uwe handen, om mede op te heffen wie in de groeve viel; uwe schouders, om ze mede te zetten onder den last van werk, die te zwaar op enkelen drukt, onder den last van lijden, waaronder zoo menige uwer zusters dreigt te bezwijken. * * * Laat ik u een volgenden keer iets mogen meedeelen van enkele der vijftig «gevallen", in 't afgeloopen jaar door de Onderlinge Vrouwenbescherming «behandeld". BEBTHA VAN 't STICHT. fiiliiMMliiiiMMiiMiMiiiiiiiiimuimiMMliiilliiiiimiiiiiliiiiimiiiiiiiiiiiiii liiiflimiliiiHiiiiiiiiiiiiiitiiiimtitiiiiiM Een kern-gezond oordeel. Mejuffrouw de Giers op audiëntie bij de keizerinweduwe van China. Nadeelen van kunstlicht in slaapkamers. Heeft u gelezen, wat in de Telegraaf staat in de ochtend-editie van 14 Juli 1.1.? Zoo niet, doe mij het genoegen naar dit nummer te zoeken of te vragen. Gaarne luis teren wij naar gezonde taal. Die doet weldadig aan, als het geluid van neerplassend water op een schroeiheeten dag. Hetgeen ik onder uw aandacht zou willen brengen, staat te lezen in genoemde courant, onder «Haagsch allerlei". Luide stem ik in, met de woorden, van die gezond-denkende en kloek-handelende inzendster. Die vrouw denkt en handelt. Zij heeft naar de pen gegrepen. Op zich zelf geen vreemd verschijnsel, in onze dagen. Er wordt wat afgepraat! en neerge schreven! Toch zou het zyn nut hebben, indien kalme, bezadigde, zuiver en logisch denkende vrouwen (by voorkeur geen vak-dames, schrijf sters van beroep) het waagden, nu en dan een pittig woordje in 't midden te brengen. Daardoor zouden zy nog geen gevaar loopen voor geëmancipeerde vrouwen, voor krijgs haftige amazonen te worden gehouden. Vol strekt niet. Als de vele, zich thans lustig roerende en duchtig werende Hüda's niet te gelegener ty'd door het gezond verstand op haar nummer worden gezet, zullen zy in den noodlottigen waan gaan verkeeren, dat haar gepraat, haar gejammer, haar geschryf, haar kordaat opkomen voor de in 't stof getreden en door de modder gesleurde rechten harer zwakke zusteren het eeniff noodige is! Het lijkt er niet naar. «Onderzoekt alle dingen en behoudt het goede." Mannen, die niet ongeneigd zyn in aan merking te komen voor de Tweede Kamer, zijn soms belachelijk in hun aanstellerig gesol met den werkman, in hun weerzinwekkend mooi-doen tegenover den «kleinen man", maar wilt beoogen tegenwoordig sommige dames met haar ziekelijk zeuren over vermeende onrech ten der dienstboden? Waarom zyn al die oolyke Mietje's en Keetje's en Aaltje's haar troetelkindertjes? Waarom zyn die op eens zoo diep en diep te beklagen?? Een ferme, hollandsche dienstmeid is een zegen in een gezin; zy wordt op de handen gedragen, wanneer zy vriendely'k en vroolyk haar dagtaak verricht. Waarom moeten onze dienstboden door dat ongezonde, energielooze geteem stelselmatig onder den indruk worden gebracht, dat het voor haar hoog tyd wordt eindelijk haar ly'densbeker weg te slingeren ? !! Ik begry'p er niets van. Bleeke naaistertjes met klamme uitgeteerde handen, ingevallen borst en krommen rug; win keljuffrouwen met zwak lichaam en gesloopt zenuw-gestel, hoestende ingezakte, fabriekarbeidsters, ja ! die allen beklaag ik. Verbe tering en verzachting brengen in haar naar geestig bestaan is plicht van elke vrouw, die door het lot in gunstiger omstandigheden werd Onze dienstboden ? Wel! die hebben het uitstekend. Waar zy het niet goed hebben, blvjven zy niet. Werken is voor haar geen marteling, zooals de geabonneerde dame op het Maandblad van den Bond ter hervorming van vrouwenkleeding zér terecht schrijft. Zy heeft gely'k de redactie te verzoeken beschouwingen over kleeding te geven, zonder meer. Volgens mijn begrip, glijden onze dienst boden blymoedig en onbezorgd door het leven. Ik heb gelegenheid gehad dezelfde personen gedurende langen ty'd te observeeren, want zij blijven jaar-en-dag by mij en dienen met benijdenswaardige opgeruimdheid. Als zij my' verlaten, is het in den regel om plaats te nemeu in het vurig begeerde, nimmer geheel te vertrouwen, tot kantelen en omslaan geneigde vaartuig Hebben de dames, die zoo ergerlijk coquetteeren met niet bestaande ellende der dienstboden, haar dienstmeisjes wel eens op gezocht na haar huwelijk ? Na enkele maanden, na een jaar, na een paar jaar dobberens in de huwely'ksboot ? Meestal ik sta toch niet allén in mijn py'nly'ke ervaring? vindt gy uw knappe meid terug, een beetje verslonsd, bekommerd en armelijk Om haar lach-mond een stroeve plooi, in haar pret-oogen weemoedige beza digdheid. Bij zoo'n bezoek, bekruipt u iets dofs, iets looms, iets beklemmends. Gij moet u inspannen een vrooly'ken toon aan te slaan; gy' moet u geweld aandoen haar woninbje te prijzen, naar haar man en zyn werk te vragen, te lachen tegen het bleeke wicht met ouwelyk gezichtje, dat in de wieg ligt, een hand te geven aan het schuwe vle zige twee-jarige kleintje, dat tegen moeders knieën kroelt Onder het huiswaarts keeren, denkt gij: wat had zij het goed, toen zy onder ons dak at, uit het korfje zonder zorg! Kort vóór de diep-tragische gebeurtenissen in China, had de dochter van den Russischen gezant, mejuffrouw de Giers, een audiëntie verzocht bij de Chineesche keizerin-moeder. De dochter van den diplomaat werd door de vorstin zeer minzaam ontvangen. Het gesprek liep voornamelijk over den maatschappelijken toestand der vrouw in China. De keizerin-weduwe stelt veel belang in de feministische strooming. De vorstin zei: «In China, is de vrouw het slacht-offer van alle mogely'ke vooroordeelen; haar plaats in de maatschappij is beklagenswaardig. Op achtjarigen leeftijd leert het Chineesche meisje spinnen, weven, naaien en borduren. Als zy tien jaar is, moet zij in haar eigen onderhoud voorzien. Zy' trouwt op zeer jeugdigen leef ty'd en wordt dan de sloof van't gezin. Allekleeren moet zij eigenhandig maken, zelfs het schoeisel van haar man. Zij bestiert de huishouding, werkt den geheelen dag, kookt, voedt de kin deren op, in n woord, het arme schepsel heeft rust noch duur, slooft en zwoegt van den ochtend tot den avond. «In betere kringen duldt men de vrouw als mededingster van den man, in den hachelyken strijd om 't bestaan, maar alle voorrechten en voordeelen zijn den man toegewezen. Het wordt tijd, dat men hierin verandering brengt". De vorstin van het hemelsche ryk vervolgde: «Ik wanhoop niet. Er zullen veranderingen komen, al worden zij niet zóó tot in 't uiterste doorgedreven als in Europa". Bij het afscheid, schonk de keizerin een paarlen snoer aan mejuffrouw de Giers. «Neem dit geschenk van mij aan, draag het, en denk aan mij, als aan een vriendin, als aan een zuster. Wy' vrouwen, moeten n en 't zelfde doel voor oogen hebben, wy' moeten naar onze beste krachten meewerken, de menschen beter en gelukkiger te maken." Zy ver ontschuldigde zich, niet te kunnen opstaan. «Ik ben oud zei zy, maar nog is mijn taak niet afgeloopen, ik hoop nog zoolang te leven, tot ik enkele plichten heb kunnen vervullen. Ieder heeft zyn plichten; ik heb de mijne ; de vorstin van dit ryk, heeft zwaarder taak, dan de minste harer vrouwelijke onderdanen". * * * Er zijn zenuwachtige lieden, die niet slapen kunnen zonder licht in hun kamer, en anderen die geen slaap vinden voordat de kamer ge heel donker is. Niets moeily'ker echter dan een kamer zóó te verlichten, dat de lucht daarin niet slecht wordt. Een slaapkamer op deze manier te verlichten, vereischt voorname lijk een voldoende ventilatie, d. w. z. een rykelijken toevoer van frissche lucht, en wel moet deze toevoer des te grooter zyn, naar mate de lucht in de kamer door de ver lichting is verontreinigd. De mensch heeft, om door de in te ademen lucht niet te worden gehinderd, alle uren 30 kubieke meter frissche lucht noodig. Een persoon ademt in het uur 20 a 23 liter koolzuur uit; als men bedenkt dat een petroleumlamp 95 liter koolzuur voort brengt, een gasvlam 88 liter, een olielamp GO liter, een stearinekaars 105 liter en een was kaars zelfs 233 liter in een uur, dan er nog byvoegt het schadelijke kooloxydegas en ander schadely'k gas, dat zich in deze lampen ont wikkelt, dan is het duidelijk dat het luchten van een slaapkamer dubbel noodig is, wanneer er nog bovendien een lamp in brandt. Het electrische licht is het eenige dat de lucht niet verontreinigt en is daarom ook het ge zondste. Gas en petroleum daarentegen is in slaapkamers hoogst schadelijk. (Maandblad van Dr. van Hamel Roos en Harmens). CA.PRICE. 5233 doordachte handteeUigen. Het adres aan de Synode der Nederd. Herv. Kerk, betreffende het stemrecht voor de vrouw, heeft 5233 handteekeningen verkregen. Mag dit getal al niet overweldigend groot zyn, het is toch zeker meer dan voldoende om aan de Synode het bewijs te leveren, dat er vele vrouwen in Nederland zyn, die stem wenschen te hebben in kerkelijke zaken en dus om het eenige argument te weerleggen op grond waarvan het desbetreffende besluit der Synode in het vorige jaar niet tot wet werd verheven. Men meende toen eerst de Classikale verga deringen te moeten hooren, omdat de vrouw zelf den wensch niet had te kennen gegeven. Nu heeft de vrouw gesproken. Deze adresbeweging heeft op zeer bescheiden schaal plaats gehad omdat de geldmiddelen zeer bescheiden waren, of liever gezegd niet be stonden. Boyendien was de tijd zeer kort, en trof het buitengewoon ongelukkig, dat juist de Amsterdamsche bladen wegens de werk staking niet verschenen, toen de eerste berichten werden verspreid. Deze bladen hebben het bericht voor het meerendeel niet opgenomen, waardoor velen onbekend bleven met de beweging. Toch had het aantal handteekeningen veel grooter kunnen zyn, indien medewerkers en medewerksters niet zorgvuldig hadden gewaakt dat er noch onder pressie, noch ondoordacht werd geteekend. Het kleiner getal verkrijgt daardoor een veel hoogere waarde. Donaire KLEBCK-V. HOGENDOEP. A. W. L. VKRSLUYS-POELMAN. Amsterdam, Juli 1900. """'t Den Herrn Collegen Julius Bauer, von der Neue Freie Presse, gewidmet. Cara Sylya1). Es giebt so ein hochfeinea Liedchen, Das will mir gar nicht aas dein Sinn, Es spricht van Einer von Wiedchen, Ein Poet und dazu Königiu. Es spricht auch von Christen-Verbrechen, Von Leiden in Israël, Voa falsehem Gefi'ihl das sich rachen -Da aoll an eiu' Küustler Seel. Am einer Dichten a Herzen Von Peleseh und vom Rhein, Die nur mit getraumten Schnierzea Hochselig konnte sein. Indessen viele Rumanen Verfolget und gehetzt, Vergiesst auf Papier sie Thranen TJnd dies' hat eiu Bauer verletzt. Das ist", will der Bauer sagen, Kin furcbtbarer Contrast, K U lid dergleiches iibles Beti-agen ;,lst mir iu der Seele verhaast." Sie haben Recht, iiiein Dichter, lluch lebc des Menschen Werth, An Dichters statt komm' eiu Richter, Und statt der Leier das Schwert. Und statt Verfolgung und Raohe Von Christen wider Jud', Steh uur der Frieden Wache lm Weltreich' der Liebesgluth. Allein was vermag auf deiu Throne Eine Frau wider Judenhass? Obgleich ihr Haupt tragt die Krone Promulgirt ihre Hand kein Hrlass; Trotzdem iui Humiinischen Lande Deu weltlichen Zenter sie schmückt Hii.lt sie keine Geister iin Bande Vou frecher Bosheit verrückt. Sie kaun bei solcher Trauer Der Judeu nur traurig sein, Und zur Joiirnnlisleutrauer Nur fügen ihr' stumme Pein. Denn ilire Seele verbaunte Den blödeu Sectenhass Und wie eiue Gottgesandte A'iel Elend sie genas. Und nicht ihre Nachtigalltöne Ersteigen bei Israël's Weh, Sie sendet für Israël'» Sühne Gebete zur Himinels Höh! Deun es hat sie viel Leiden belehret Dass keiu' Menschenhand Menschenloos lenkt, Und ein Bauer, was sich verkehret, Nie weiss was eiu' Küni"in denkt. Door u (Utrecht) 15 Juli 1900. F. SMIT KLEINE. 1) Zie het Weekblad No. 1203 dd. 15 Juli 1900. "F* O S OX>, £t£txi.grezx?i?t xiri. ver ±"r issolioiicio c3L r a, n Is..

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl