Historisch Archief 1877-1940
DÉAMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Na. 1204 __
ingang der steeg in de Warmoesstraat, en voor
den uitgang aan de Oudezydsvoorburgwal agenten
hebben gesteld om burgers en boer, matroos
ea vreemdeling te waarschuwen er geld, noch
gezondheid noch leven op spel te zetten.
De Nieuwezydsarmsteeg zal in Asselyn's
ty'd noch kuffen noch kotten noch hoerhuizen
hebben bevat, evenmin als terzelfder tqd de
Hasselaarsteeg aan de Nieuwendijk. Oe
gezwo,jen makelaars, de graanbandelaars vindt men
Saartje Jans, De Echtscheiding van Saartje Jans,
Se uitvaart van Jan Jtuperten, het juiste licht
opgaan.
Omdat'deze blijspelen zoo geheel den terug
slag geven van het geestelijk leven te Amster
dam aan het einde der 17e eeuw, van het
streven van den predikant Galen us Abrahams,
van de oneerlijkheid in handel van verkoopen
van linnen en ander goed door het «oogenaamde
»Jan Klaassen's Vplk", van oneerlijke praktijken
Huwelijksaanzoek bij de ouders van Saartje Jansz.
in de 17de eeuw daar vaak in bet
Schippershuis aan, om zaken te doen. Thans is dit
steegje van der minne al sedert lang berucht
als de Ondezydsarmsteeg en wordt er in stede
koophandel minwaardigen minnehandel gedre
ven.
Asselyn heeft de blyspelbuurten goed waar
genomen, zoowel toen hij er woonde als later.
Het leven en drijven langs den IJkant,
het komen der vreemden, voornamentlyk van
Hannekemaaiers aan den Kampersteiger; het
bedrijf der handelaren in linnen, enz. in de
bocht van den Nieuwendy'k, veelal >de
Oldenburgsche en Embder broeders, die, door den
kryg verdrongen tot ons kwamen." Bovenal
heen Asselyn acht gegeven op het geestelijk
leven, op het doen van Doopsgezinden, Kwakers,
Socinianen, de Poolsche Broeders enz. De Doops
gezinden verwart hij soms met Herdoopers, of
juister, zy'ne personen doen het. Aan de scha
duwzijde van het geestelijk leven, aan het
misbruik tegenover het goede gebruik heeft h\j
'n groote plaats gegeven.
Met de al- of niet-oprechtheid van het
by het uitbetalen van arbeiders en het opkoopen
van schuldbrieven, van den teruggang in oude
trouw en eerbaar leven, mhet by-een-houden
van het gespaarde, in toeneming van overdadige
weelde, van uitspattingen b\j kandeel- en brui
loftsmalen, hebben de blijspelen van Jan Klaas
sen en de vervolgen zulk een grooten opgang
gemaakt en de geheele stad in beroering gebracht
als er aan de beurs, op markten, in straten, in
winkels, vóór en in den schouwburg boekjens over
verkocht werden. De boekjens van Jan Klaassen
en de vervolgen ontdekten al het leelyke wat in
de stad omging, gesteld tégenover het betere van
vroeger; de verkwisting tegenover de oude zui
nigheid, de overdaad in kleeding: de meid
gaande gekleed als juffrouw met een
»cornetmutse", een Engelsche dame dragende als in En
geland 'n hoed, een dracht hier toen onbekend;
de lichtvaardigheid, de lichtzinnigheid, de
losheid van zeden van jonge jeugd en groenen
ouderdom, het te-klein-worden van Buiksloot,
ja van geheel Waterland om natuurlijke kin
deren te besteden, zoodat Purmer en d reeds
moest helpen; verder het indringen en het
Vryagie van Reinier Adriaensz. bij Saartje Jansz.
'ff'
geestelijk leven heeft hy in zy'ne blijspelen
saamgeweven het karakter der handelende
personen. Zy. die hun godsdienst misbruiken
gaat het aan 't einde slecht, terwy'1 zij groote
droefheid brengen over de oprechten in den
^geloove. ' ,-?
De meest bekende werken van Asselyn, in
dit opzicht, zy'n, ondanks loffelijke pogingen,
nog niet voldoende toegelicht en verklaard.
Als men dat eenmaal ten volle zal weten, zal
er over Asselyn's blijspelen, die tot titel
hebben': Jan Klaassen, Het Kandeelmaal van
brutaal optreden van den vreemdeling, het
onderkruipen en bedelen door Moffen, Knoeten
en Walen, en het regiment stellen door Mof
finnen en anderen die op een stroowiach naar
Holland waren komen dry ven.
Asselyn teekent dit alles naar het leven en
noemt waarschijnlijk de echte of weinig ver
anderde namen. Niemand en niets spaart hy.
Zoo goed als hy van een aartskoppelaarster
en bedriegster, van een vrouw die op haar
manier deed wat nu het Malthusianisme beoogt,
Trijntje of Martyntje, de besteedster achter de
Luthersche kerk boven >De vergulde hamer",
noemt, spaart hy dokter Gardenier op den
Cingel by Roonpoortstoren, die er zyn werk
af maakte onnoozele meisjes tot zyn wil te
krijgen, niet.
De kwade zeden, de overdaad en de
onkuischheid, in Asselyn's blijspelen geschilderd, zyn
een weerslag op de vaststelling van twaalf
artikelen op den landdag van alle Friesche
Doopsgezinde gemeenten omstreeks de helft
der 17e eeuw op den landdag genomen, strek
kende tot welstand der gemeenten en tot be
vordering der goede zeden. Deze artikelen
hebben betrekking op het huwelijk, zoodat de
verkeering van jonge lieden, buiten weten der
ouders, (zooals Jan Klaassen en Saartje Jans)
afgekeurd wordt. Voorts waarschuwen zy tegen
het loopen in herbergen, tegen het zich te
diep begeven in koopmanschap, en het niet
betalen op zyn ty'd, tegen het koopen van
geroofde goederen, tegen het onnut »tobaek
drinken" en tegen te groote versiering in
schepen, huizen, kleederen, enz.
Telken jaren was het noodig deze artikelen
te hernieuwen en de gemeente in herinnering
te brengen. Ook de Doopsgezinde gemeente
»De Waterlanders" zocht in de kerkelijke
handeling, omtrent het midden der 17de eeuw
te Amsterdam gehouden, de zedenverbastering
tegen te gaan, daar het, volgens artikel 9 ten
hoogste noodig was »om met vermanen, waar
schuwen en straffen zorg te dragen, dat de
werken des vleesches, als: dronkenschap,
ijdelheid, dansen, lichtvaardigheid, hoovaardy,
kijven, vechten enz., uit de gemeente
wegaeroeid worden." Jacob Cornelisz. van Dalen
klaagt in een werkje, door hem in 1652 uit
gegeven: »dat de Doopsgezinden in 't gemeen
in 't stuk van de pronkeryen, zoo in huizen,
huisraad, bruiloften, maaltijden en kleederen,
zoo zeer toenemen, dat zij diegenen, die de
wereld dienen, zeer op de hielen volgen en
den zwier van hunne manieren zeer gelijk zyn."
De weerslag van dat al vindt men in het
«Kandeelmaal van Saartje Jans", (blz. 278. 279,
enz. van Asselyn's werken, uitgegeven door
dr. A. de Jager, by' J. B. Wplters te Groningen.)
Groote sommen gaf men uit, blijkens Asselyn's
kluchten aan thee 9 gulden het pond ,
aan porcelein, aan theepotjes met goud beslagen,
aan 't fijnste kraakwerk en cabinetgoedje, aan
tafellakens, servetten, aan theetjes, enz. uit.
Tegenover de lui, die in overdaad leven en
het geloof misbruiken, staan in Asselyn's blij
spelen de oude eenvoudigen, slecht en recht
van leven, die wat over hebben gespaard. Zy
worden Kwakers genoemd, maar zyn al te
kennelyk Doopsgezinden, waartoe een rijke
jonkman, Jan Klaassen, na zyn huwely'k gaat
behooren. Jan Klaassen is in het blsp. "Jan
Rtaassen en Saartje Jans" de >bon-vivant" en
gaat als het Jan Klaassen's volk kostelijk ge
kleed ; in het blsp.: Het Randeelmaal van
Saartje Jans, dat speelt na zy'n huwelijk, is hy
Tartuff'e, de schijnheilige. Uit de teekening
zy'ner kleeding blijkt hy' dan te zyn een der
Doopsgezinde broederen, een der
DantzigerOude Vlamingen, die vermaning hielden in de
kerk aan de Nieuwezyds Voorburgwal in de «Zes
stienen Kruiken". Men hoore de beschrijving.
Tennis Pietersz, een der buurvrouwen van het
Kandeelmaal, vraagt aan de schoonmoeder, aan
Dieuwertje: »Wel wat segje, vrouw l is Jan
Klaassen nou sulken fijnen man ?". Dan ant
woordt Dieuwertjei
Dat zeg ik, Teunis Pietersen, van te voren ging hij
[dus ver gepruikt!
dingen op den arm! en haut a la mode zen kleeren.
Die leggen nou altemaal aan een kant, en het hayr
[van zijn hooft
het hij tot de kam toe laaten afscheeren.
Geen koortje of boortje mag hij zien I ja hij is, hij
[is ik weet niet hoe!
En in plaat? vanjknoopen, draagt hij nou niet als
[haaken en oogen,
en hij rijgt zijn [zelven met een leeren rijgveeter toe,
Ja wel, 't is niet om uyt te spreken! zulken
veran[dering als we
aan hein beleven!
Hij mag ook niet zien dat er een oortje of een duvt
[tot stijfsel wordt uitgegeven.
Al het linnen tot zijn lijf mag wel extra ordiuary
[curieus wesen en fijn,
Maar daar mag geen strykyser overgaan, en 't moet
[ook allemaal ongestevcn zijn.
Hoor moeder, seyd hij, wat behoeft dat, 't word
[immers alles deur de tijd versleten,
En soo doende raake we al dieper, en dieper in de
[wereld eer dat w' et weten.
Ja, hij is als vader thuis.
Hoewel Asselyn hier Jan Klaassen als
Kwaker wil laten doorgaan, is hy in kleeding
Doopsgezind. Men denke aan de haken en
oogen en vooral aan. . .: het niet willen
uitgeven van een oortje aan stijfsel. In den
39en jaargang der «Doopsgezinde by'dragen,
verzameld en uitgegeven door Dr. S. Cramer",
komt eene aanhaling voor uit Syvart Pieters, 1)
Corte AenwysingJie, Hoorn, 1624, betreffende
stijfsel, waaruit bly'kt dat de Doopsgezinden
het gebruik er van als zeer goddeloos be
schouwden : »Ten vierden bevindt men noch
een zeer quade en schadely'cke vruchte uyt
desen wortel der hoveerdicheydt voortcomende.
Waermede de menschen betoonen noch niet
te vreden te zy'n, dat zy haer (volgende den
Ry'cke-man) met kostelycke linnenwaede kle
den. Maar men siet se noch dit heerlijcke
linnenwaet met blauw en ander ghekleurde
stijfsel (den Satan, Vleysch en de Weerelt ter
eere) opproncken, opdat zij des te beter
(volghende de hooveerdighe Dochteren Syons)
met opgherechten halsen, daer pronckende
moghen henen gaen. Hiertoe misbruyckende
(om desen Sty'fsel te maken) een der
aldervoornaemste en Edelste kreaturen Gods,
genaemt: Terrnwenbloem of Meel. Die Godt
almachtich alleen tot des Menschen spyse en
onderhoudinghe gheschapen heeft. Om door
gebeden en danckzeggingen gheheylicht en
ghenuttet te worden.
Hier teghen gaet men nu deese Edele en by'
den Heere hooch geachten spy'se der menschen
in hoveerdicheyt, en pronck, den satan en
onse verdurven vleysch ter eeren, dus
schandelyc misbruycken. Hoe sal men dus doende den
toorn en den onghenadighen straffende hand
Gods ontgaen ? Welcken misbruyc van 't
gemelde bloem van meel by sommighen voor
sond'lycker en straffelyker geoordeelt werdt:
dan of men hun ginck met gout, syde en
fluweel vercieren. Door dien sulcks geen
misbruyck der spyse mach ghenoemt werden.
Daerom staet te bedencken: of sulcks niet
gheraden en ware: om het gantsche gebruyck
van den ghemelder styfsel, dat van Terruwen
bloem ghemoeckt werdt, ganschelyck onderde
gemeynte Gods af te stemmen. Opdat hun
ghene vroome voor Godt, in dese sake besmet
ten, en de alle aenstoot, en ergernisse onder
malcanderen (die door dezen daet niet
weynick en geschiedt) eenmael mochte ophouden."
Zelfs uit deze kleinigheden bly'kt hoe slechts
1) Tim. 4, 3. Ezech. 16, 13. Num.
15, 9, 22.
eene volledige kennis van het geestelijk en
maatschappelijk leven in de 17de eeuw te
Amsterdam in staat zal zy'n Asselyn's
blyspelen van Jan Klaassen en Saartje Jans, en hare
verwanten te begrijpen en te verklaren. Velen,
afbeeldingen, genomen naar kostbare, in" haar
bezit zijnde prenten, hier eene plaats vinden.
De eerste stelt voor het huwelijksaanzoek] aan
de ouders van Saartje Jans; het tweede:
vryage van Reinier Adriaansz; het derde: de
De blaauwe Scheen.
als Dr. Worp en de bezorgers der Zwolsche
herdrukken, hebben reeds bouwsteenen aan
gedragen. De Geschiedenis der Doopsgezinden
door Blaupot ten Cate is een niet te ver
smaden bron. Een nieuwe bron zal zeker zy'n
het kompleete werk over: Reformateurs («Stu
diën over de godsdienstige bewegingen uit de
nadagen onzer gouden eeuw. C. B. Hylkema".),
waarvan het onlangs verschenen
hoogstbelangrijke en lezenswaardige eerste deel verlangend
doet uitzien naar het tweede.
Het gry'pen van Asselyn met zijne blijspelen
Jan Klaassen en Saartje Jans en de vervolgen
in het volle Amsterdamsche leven heeft een
opgang gewaarborgd van eeuwen. Zelfs de
Amsterdammer van heden herkent bij het
lezen er van alle buurten, en nog enkele over
gebleven gevelsteenen.
Asselyn werd geboren toen Brederoo stierf.
Uit Brederoo's blijspelen bouwt men Amster
dam en het Amsterdamsche leven op uit de
eerste helft der 17de eeuw; uit die van Asselyn
Amsterdam en het Amsterdamsche leven uit
de tweede helft dier eeuw. Het is niet te
blauwe scheen, Saartje Jans laat Reinier Adri
aensz een blauwtje loopen. Saartje Jans staat
voor haar deur in 't Kattegat, en zegt terwijl
Reinier Adriaensz ongetroost haar verlaat:
»Daer gaet hy heen, die regte Jan gat!"
De vierde prent geeft de ontdekking van
het bedrog door Saartje Jans en Jan Klaassen
te aanschouwen. Saartje Jans heeft van den
kwaker Reinier Adriaensz. niets willen weten.
Zy' was verliefd op den bedrieger Jan Klaassen.
Door de besteedster Martyntje is Jan Klaassen
j als dienstmaagd verkleed in het huis van Jan
Jaspersen en Dieuwertie opgenomen en heeft
er zoodoende in alle vryigheid verkeerd met
Saartje. Aan de onhandigheid van Jan Klaassen
en door het zeggen der buren wordt het be
drog ontdekt. Saartje veinst flauw te vallen,
maar komt spoedig by als Jan Jaspersen en
Dieuwertje tot het huwelijk toestemming geven.
In dat huwelyk bedriegt Jan Klaassen zy'ne
vrouw. Er komt echtscheiding. Jan Klaassen
geraakt in de gijzeling, voor min eerbare daden,
gesnapt zijnde op het Ouwe-Fransenpad. Het
laatst, dat men van hem hoort, is dat hij in
Ontdekking van Jan Klaassen's en Saartje Jans' bedrog.
zeggen wie van beiden de grootste buurtdichter
en schilder van zeden is.
Vooral Asselyn's Jan Klaassen en Saartje
Jans heeft grooten opgang gemaakt. Tot in
deze eeuw, is het zelfs door kinderprenten
blyven voortleven. De teekeningen van Troost,
en de gravures er van door Punt, acteur en
kastelein van den Amsterdamschen Schouw
burg worden nog heden door kenners bewonderd
en begeerd. 2) Aan de firma Frederik Muller
& Co. is het te danken, dat bijgaande
2) Men zie het werk van Verhuell over Troost.
Oost-Indie is gestorven. Saartje Jans maakt
het na de scheiding niet beter. Zy' gaat met
dokter Gardenier op den loop, en valt al die
per en dieper, tot ze zich aan Jan en alleman
geeft. De naaste verwanten sterven van hart
zeer.
Deze Jan-Klaassen-kluchten, de kluchten
van bedrog, hangende aan het leven in de
buurten van Amsterdam, zy'n zoo populair
gebleven, dat de Amsterdammers thans nog
van iemand die hen foppen of bedriegen wil,
zeggen: »0ch maak nou geen Jan Klaassen!"
J. H. R.