De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 22 juli pagina 8

22 juli 1900 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DÉAMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Na. 1204 __ ingang der steeg in de Warmoesstraat, en voor den uitgang aan de Oudezydsvoorburgwal agenten hebben gesteld om burgers en boer, matroos ea vreemdeling te waarschuwen er geld, noch gezondheid noch leven op spel te zetten. De Nieuwezydsarmsteeg zal in Asselyn's ty'd noch kuffen noch kotten noch hoerhuizen hebben bevat, evenmin als terzelfder tqd de Hasselaarsteeg aan de Nieuwendijk. Oe gezwo,jen makelaars, de graanbandelaars vindt men Saartje Jans, De Echtscheiding van Saartje Jans, Se uitvaart van Jan Jtuperten, het juiste licht opgaan. Omdat'deze blijspelen zoo geheel den terug slag geven van het geestelijk leven te Amster dam aan het einde der 17e eeuw, van het streven van den predikant Galen us Abrahams, van de oneerlijkheid in handel van verkoopen van linnen en ander goed door het «oogenaamde »Jan Klaassen's Vplk", van oneerlijke praktijken Huwelijksaanzoek bij de ouders van Saartje Jansz. in de 17de eeuw daar vaak in bet Schippershuis aan, om zaken te doen. Thans is dit steegje van der minne al sedert lang berucht als de Ondezydsarmsteeg en wordt er in stede koophandel minwaardigen minnehandel gedre ven. Asselyn heeft de blyspelbuurten goed waar genomen, zoowel toen hij er woonde als later. Het leven en drijven langs den IJkant, het komen der vreemden, voornamentlyk van Hannekemaaiers aan den Kampersteiger; het bedrijf der handelaren in linnen, enz. in de bocht van den Nieuwendy'k, veelal >de Oldenburgsche en Embder broeders, die, door den kryg verdrongen tot ons kwamen." Bovenal heen Asselyn acht gegeven op het geestelijk leven, op het doen van Doopsgezinden, Kwakers, Socinianen, de Poolsche Broeders enz. De Doops gezinden verwart hij soms met Herdoopers, of juister, zy'ne personen doen het. Aan de scha duwzijde van het geestelijk leven, aan het misbruik tegenover het goede gebruik heeft h\j 'n groote plaats gegeven. Met de al- of niet-oprechtheid van het by het uitbetalen van arbeiders en het opkoopen van schuldbrieven, van den teruggang in oude trouw en eerbaar leven, mhet by-een-houden van het gespaarde, in toeneming van overdadige weelde, van uitspattingen b\j kandeel- en brui loftsmalen, hebben de blijspelen van Jan Klaas sen en de vervolgen zulk een grooten opgang gemaakt en de geheele stad in beroering gebracht als er aan de beurs, op markten, in straten, in winkels, vóór en in den schouwburg boekjens over verkocht werden. De boekjens van Jan Klaassen en de vervolgen ontdekten al het leelyke wat in de stad omging, gesteld tégenover het betere van vroeger; de verkwisting tegenover de oude zui nigheid, de overdaad in kleeding: de meid gaande gekleed als juffrouw met een »cornetmutse", een Engelsche dame dragende als in En geland 'n hoed, een dracht hier toen onbekend; de lichtvaardigheid, de lichtzinnigheid, de losheid van zeden van jonge jeugd en groenen ouderdom, het te-klein-worden van Buiksloot, ja van geheel Waterland om natuurlijke kin deren te besteden, zoodat Purmer en d reeds moest helpen; verder het indringen en het Vryagie van Reinier Adriaensz. bij Saartje Jansz. 'ff' geestelijk leven heeft hy in zy'ne blijspelen saamgeweven het karakter der handelende personen. Zy. die hun godsdienst misbruiken gaat het aan 't einde slecht, terwy'1 zij groote droefheid brengen over de oprechten in den ^geloove. ' ,-? De meest bekende werken van Asselyn, in dit opzicht, zy'n, ondanks loffelijke pogingen, nog niet voldoende toegelicht en verklaard. Als men dat eenmaal ten volle zal weten, zal er over Asselyn's blijspelen, die tot titel hebben': Jan Klaassen, Het Kandeelmaal van brutaal optreden van den vreemdeling, het onderkruipen en bedelen door Moffen, Knoeten en Walen, en het regiment stellen door Mof finnen en anderen die op een stroowiach naar Holland waren komen dry ven. Asselyn teekent dit alles naar het leven en noemt waarschijnlijk de echte of weinig ver anderde namen. Niemand en niets spaart hy. Zoo goed als hy van een aartskoppelaarster en bedriegster, van een vrouw die op haar manier deed wat nu het Malthusianisme beoogt, Trijntje of Martyntje, de besteedster achter de Luthersche kerk boven >De vergulde hamer", noemt, spaart hy dokter Gardenier op den Cingel by Roonpoortstoren, die er zyn werk af maakte onnoozele meisjes tot zyn wil te krijgen, niet. De kwade zeden, de overdaad en de onkuischheid, in Asselyn's blijspelen geschilderd, zyn een weerslag op de vaststelling van twaalf artikelen op den landdag van alle Friesche Doopsgezinde gemeenten omstreeks de helft der 17e eeuw op den landdag genomen, strek kende tot welstand der gemeenten en tot be vordering der goede zeden. Deze artikelen hebben betrekking op het huwelijk, zoodat de verkeering van jonge lieden, buiten weten der ouders, (zooals Jan Klaassen en Saartje Jans) afgekeurd wordt. Voorts waarschuwen zy tegen het loopen in herbergen, tegen het zich te diep begeven in koopmanschap, en het niet betalen op zyn ty'd, tegen het koopen van geroofde goederen, tegen het onnut »tobaek drinken" en tegen te groote versiering in schepen, huizen, kleederen, enz. Telken jaren was het noodig deze artikelen te hernieuwen en de gemeente in herinnering te brengen. Ook de Doopsgezinde gemeente »De Waterlanders" zocht in de kerkelijke handeling, omtrent het midden der 17de eeuw te Amsterdam gehouden, de zedenverbastering tegen te gaan, daar het, volgens artikel 9 ten hoogste noodig was »om met vermanen, waar schuwen en straffen zorg te dragen, dat de werken des vleesches, als: dronkenschap, ijdelheid, dansen, lichtvaardigheid, hoovaardy, kijven, vechten enz., uit de gemeente wegaeroeid worden." Jacob Cornelisz. van Dalen klaagt in een werkje, door hem in 1652 uit gegeven: »dat de Doopsgezinden in 't gemeen in 't stuk van de pronkeryen, zoo in huizen, huisraad, bruiloften, maaltijden en kleederen, zoo zeer toenemen, dat zij diegenen, die de wereld dienen, zeer op de hielen volgen en den zwier van hunne manieren zeer gelijk zyn." De weerslag van dat al vindt men in het «Kandeelmaal van Saartje Jans", (blz. 278. 279, enz. van Asselyn's werken, uitgegeven door dr. A. de Jager, by' J. B. Wplters te Groningen.) Groote sommen gaf men uit, blijkens Asselyn's kluchten aan thee 9 gulden het pond , aan porcelein, aan theepotjes met goud beslagen, aan 't fijnste kraakwerk en cabinetgoedje, aan tafellakens, servetten, aan theetjes, enz. uit. Tegenover de lui, die in overdaad leven en het geloof misbruiken, staan in Asselyn's blij spelen de oude eenvoudigen, slecht en recht van leven, die wat over hebben gespaard. Zy worden Kwakers genoemd, maar zyn al te kennelyk Doopsgezinden, waartoe een rijke jonkman, Jan Klaassen, na zyn huwely'k gaat behooren. Jan Klaassen is in het blsp. "Jan Rtaassen en Saartje Jans" de >bon-vivant" en gaat als het Jan Klaassen's volk kostelijk ge kleed ; in het blsp.: Het Randeelmaal van Saartje Jans, dat speelt na zy'n huwelijk, is hy Tartuff'e, de schijnheilige. Uit de teekening zy'ner kleeding blijkt hy' dan te zyn een der Doopsgezinde broederen, een der DantzigerOude Vlamingen, die vermaning hielden in de kerk aan de Nieuwezyds Voorburgwal in de «Zes stienen Kruiken". Men hoore de beschrijving. Tennis Pietersz, een der buurvrouwen van het Kandeelmaal, vraagt aan de schoonmoeder, aan Dieuwertje: »Wel wat segje, vrouw l is Jan Klaassen nou sulken fijnen man ?". Dan ant woordt Dieuwertjei Dat zeg ik, Teunis Pietersen, van te voren ging hij [dus ver gepruikt! dingen op den arm! en haut a la mode zen kleeren. Die leggen nou altemaal aan een kant, en het hayr [van zijn hooft het hij tot de kam toe laaten afscheeren. Geen koortje of boortje mag hij zien I ja hij is, hij [is ik weet niet hoe! En in plaat? vanjknoopen, draagt hij nou niet als [haaken en oogen, en hij rijgt zijn [zelven met een leeren rijgveeter toe, Ja wel, 't is niet om uyt te spreken! zulken veran[dering als we aan hein beleven! Hij mag ook niet zien dat er een oortje of een duvt [tot stijfsel wordt uitgegeven. Al het linnen tot zijn lijf mag wel extra ordiuary [curieus wesen en fijn, Maar daar mag geen strykyser overgaan, en 't moet [ook allemaal ongestevcn zijn. Hoor moeder, seyd hij, wat behoeft dat, 't word [immers alles deur de tijd versleten, En soo doende raake we al dieper, en dieper in de [wereld eer dat w' et weten. Ja, hij is als vader thuis. Hoewel Asselyn hier Jan Klaassen als Kwaker wil laten doorgaan, is hy in kleeding Doopsgezind. Men denke aan de haken en oogen en vooral aan. . .: het niet willen uitgeven van een oortje aan stijfsel. In den 39en jaargang der «Doopsgezinde by'dragen, verzameld en uitgegeven door Dr. S. Cramer", komt eene aanhaling voor uit Syvart Pieters, 1) Corte AenwysingJie, Hoorn, 1624, betreffende stijfsel, waaruit bly'kt dat de Doopsgezinden het gebruik er van als zeer goddeloos be schouwden : »Ten vierden bevindt men noch een zeer quade en schadely'cke vruchte uyt desen wortel der hoveerdicheydt voortcomende. Waermede de menschen betoonen noch niet te vreden te zy'n, dat zy haer (volgende den Ry'cke-man) met kostelycke linnenwaede kle den. Maar men siet se noch dit heerlijcke linnenwaet met blauw en ander ghekleurde stijfsel (den Satan, Vleysch en de Weerelt ter eere) opproncken, opdat zij des te beter (volghende de hooveerdighe Dochteren Syons) met opgherechten halsen, daer pronckende moghen henen gaen. Hiertoe misbruyckende (om desen Sty'fsel te maken) een der aldervoornaemste en Edelste kreaturen Gods, genaemt: Terrnwenbloem of Meel. Die Godt almachtich alleen tot des Menschen spyse en onderhoudinghe gheschapen heeft. Om door gebeden en danckzeggingen gheheylicht en ghenuttet te worden. Hier teghen gaet men nu deese Edele en by' den Heere hooch geachten spy'se der menschen in hoveerdicheyt, en pronck, den satan en onse verdurven vleysch ter eeren, dus schandelyc misbruycken. Hoe sal men dus doende den toorn en den onghenadighen straffende hand Gods ontgaen ? Welcken misbruyc van 't gemelde bloem van meel by sommighen voor sond'lycker en straffelyker geoordeelt werdt: dan of men hun ginck met gout, syde en fluweel vercieren. Door dien sulcks geen misbruyck der spyse mach ghenoemt werden. Daerom staet te bedencken: of sulcks niet gheraden en ware: om het gantsche gebruyck van den ghemelder styfsel, dat van Terruwen bloem ghemoeckt werdt, ganschelyck onderde gemeynte Gods af te stemmen. Opdat hun ghene vroome voor Godt, in dese sake besmet ten, en de alle aenstoot, en ergernisse onder malcanderen (die door dezen daet niet weynick en geschiedt) eenmael mochte ophouden." Zelfs uit deze kleinigheden bly'kt hoe slechts 1) Tim. 4, 3. Ezech. 16, 13. Num. 15, 9, 22. eene volledige kennis van het geestelijk en maatschappelijk leven in de 17de eeuw te Amsterdam in staat zal zy'n Asselyn's blyspelen van Jan Klaassen en Saartje Jans, en hare verwanten te begrijpen en te verklaren. Velen, afbeeldingen, genomen naar kostbare, in" haar bezit zijnde prenten, hier eene plaats vinden. De eerste stelt voor het huwelijksaanzoek] aan de ouders van Saartje Jans; het tweede: vryage van Reinier Adriaansz; het derde: de De blaauwe Scheen. als Dr. Worp en de bezorgers der Zwolsche herdrukken, hebben reeds bouwsteenen aan gedragen. De Geschiedenis der Doopsgezinden door Blaupot ten Cate is een niet te ver smaden bron. Een nieuwe bron zal zeker zy'n het kompleete werk over: Reformateurs («Stu diën over de godsdienstige bewegingen uit de nadagen onzer gouden eeuw. C. B. Hylkema".), waarvan het onlangs verschenen hoogstbelangrijke en lezenswaardige eerste deel verlangend doet uitzien naar het tweede. Het gry'pen van Asselyn met zijne blijspelen Jan Klaassen en Saartje Jans en de vervolgen in het volle Amsterdamsche leven heeft een opgang gewaarborgd van eeuwen. Zelfs de Amsterdammer van heden herkent bij het lezen er van alle buurten, en nog enkele over gebleven gevelsteenen. Asselyn werd geboren toen Brederoo stierf. Uit Brederoo's blijspelen bouwt men Amster dam en het Amsterdamsche leven op uit de eerste helft der 17de eeuw; uit die van Asselyn Amsterdam en het Amsterdamsche leven uit de tweede helft dier eeuw. Het is niet te blauwe scheen, Saartje Jans laat Reinier Adri aensz een blauwtje loopen. Saartje Jans staat voor haar deur in 't Kattegat, en zegt terwijl Reinier Adriaensz ongetroost haar verlaat: »Daer gaet hy heen, die regte Jan gat!" De vierde prent geeft de ontdekking van het bedrog door Saartje Jans en Jan Klaassen te aanschouwen. Saartje Jans heeft van den kwaker Reinier Adriaensz. niets willen weten. Zy' was verliefd op den bedrieger Jan Klaassen. Door de besteedster Martyntje is Jan Klaassen j als dienstmaagd verkleed in het huis van Jan Jaspersen en Dieuwertie opgenomen en heeft er zoodoende in alle vryigheid verkeerd met Saartje. Aan de onhandigheid van Jan Klaassen en door het zeggen der buren wordt het be drog ontdekt. Saartje veinst flauw te vallen, maar komt spoedig by als Jan Jaspersen en Dieuwertje tot het huwelijk toestemming geven. In dat huwelyk bedriegt Jan Klaassen zy'ne vrouw. Er komt echtscheiding. Jan Klaassen geraakt in de gijzeling, voor min eerbare daden, gesnapt zijnde op het Ouwe-Fransenpad. Het laatst, dat men van hem hoort, is dat hij in Ontdekking van Jan Klaassen's en Saartje Jans' bedrog. zeggen wie van beiden de grootste buurtdichter en schilder van zeden is. Vooral Asselyn's Jan Klaassen en Saartje Jans heeft grooten opgang gemaakt. Tot in deze eeuw, is het zelfs door kinderprenten blyven voortleven. De teekeningen van Troost, en de gravures er van door Punt, acteur en kastelein van den Amsterdamschen Schouw burg worden nog heden door kenners bewonderd en begeerd. 2) Aan de firma Frederik Muller & Co. is het te danken, dat bijgaande 2) Men zie het werk van Verhuell over Troost. Oost-Indie is gestorven. Saartje Jans maakt het na de scheiding niet beter. Zy' gaat met dokter Gardenier op den loop, en valt al die per en dieper, tot ze zich aan Jan en alleman geeft. De naaste verwanten sterven van hart zeer. Deze Jan-Klaassen-kluchten, de kluchten van bedrog, hangende aan het leven in de buurten van Amsterdam, zy'n zoo populair gebleven, dat de Amsterdammers thans nog van iemand die hen foppen of bedriegen wil, zeggen: »0ch maak nou geen Jan Klaassen!" J. H. R.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl