Historisch Archief 1877-1940
No. 1205
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
- Zonder nu haar beteekenis in de hollandsche
kunst te overschatten, hebben -we toch bij het
bepalen d«r waarde van haar arbeid in te zien,
dat een woord van faalde by' haar overlijden
niet ongepast is. We behoeven haar naast
sooveel grooteren uit onzen ty'd niet in
ver(etyjk te stellen, maar te conetateeren valt
thans, dat zy' jaren lang op de tentoonstellingen
?en verecby'ning was, die zich deed opmerken.
Een kracht dus.
Van haar kan gezegd worden, dat zij de
waardige echtgenoote was van haar man, waarmee
ik hier niet bedoel zooals het verstaan wordt
bij de gewone opvatting van een gelukkig
echteIflk leven, maar in 't bijzonder in haar collegiale
verhouding tot den echtgenoot, die in de kunst
haar leidsman waf», wien zij getrouw bleef,
ook diiar, in ziens en gevoelsrichting. Ook
voor dat leven was een. huwelijk aangegaan, en
dreigden er geen coi flicten, want de verbintenis
had zy' gesloten in overtuigde volgzaamheid
van den natuurlek sterkere, haar man.
In onzen tjjd is-de bewondering voor Bilders
niet meer zonder voorbehoud; en met reden.
Maar we dienen te houden wat we hebben, en
erkend moet bly'ven, dat in zijn kunst het
krachtig temperament van een persoonlijkheid
ach geopenbaard heeft. Is zijn voordracht ook
tiet vrij van oratorische wendingen, vertoont
4e compositie wtl eens zwemen van to
neelntatigen opzet, zyn werken dragen toch
onmiskenbaar cachet; ze geven een indruk
van te zijn gebouwd op stoute soms grootsche
conceptie, en doen wel denken aan een
episch-aangelegd kunstenaar. Er'is houding
in de boomen en een bieed begrip van con
structie in de ligging der terreinen, de vaart
in de luchten, de ruin,te in de atmosfeer. Maar
de kleuren zyn te onwezenly'k. Da uiting is
eerder dan bezield, wel eens te declamatorisch,
als strophen die wel in meesleependen zeggings
kracht voortrollen, maar waar de waarde van
elk woord niet voldoende gewogen werd.
't Zal toch wel niet om de gelykluidenden
naam alleen zijn, dat Bilders soms even aan
Bilderdy'k doet denken?
Het talent van mevrouw Bilders van Bosse
was natuurlek ontgroeid aan dien stam. Haar
moest wel verlokken die bijna vermetele
schildertract en breed opgezette schildere-bouw.
Z\j is inferieur gebleven aan haar man, al was
in haar schilderyen iets verder tot ontwikkeling
geraakt, waarvan by' rog verwy'derd was.
Wat haar werken bovenal aantrekkelijk deed
zijn, was de eigenschap van geeatdriftvolle
uiting, die wel eens al te voortvarend en over
moedig werd, maar toch zelden zóó, dat het
kant noch wal raakte.' Kenmerkend in haar
schilderyen is, dat ze eerder dan door een
streelende vrouwenhand door een pootige
mannenknuist schynen geborsteld. De toets
was beslist, de opzet breed en forsch. Haar
schilderyen zijn eigei ly'k zooveel studie's,
wakker geschilderd en dapper aangedurfd, uit
de streken, die zy' in de dagelyksche wande
lingen met haar man had leeren kennen, met
de motiever, die ze uit zy'n arbeid groot had
leeren aanzien.
En bij voorkeur bepaalde haar keus uit die
boschgronden zich tot het motief van een zwaren
beuk, in 't volle zonlicht sterk uitblinkend
tegen de schaduwgroenen van een donkeren
boschachtergrond. Maar het aantrekkelijkst deel
in haar arbeid wordt misschien gevormd door
de schetsen, veelal in houtskool, die vlot
opgeteekend, een waardige plaats kunnen innemen
tnsschen dat kleurige krabbelwerk, bij de
hollandsche landschapschilders zoo belang
wekkend.
Geen kunst van een lange verhenging voor
volgende geslachten, maar ontplooiing van
onbetwistbare gaven by' een energieke vrouw,
die met kracht en warme welgemeendheid haar
gekozen roeping heeft gevolgd en gediend met
waardeerbaren ijver.
W. S.
Aelbrecht, Hertog in Bei/jeren, Graaf van
Holland, enz. binnen Knkhuizen in 139(t.
Acht lithografieën, door ETIENNE Bosc u
By gelegenheid der Maskerade te Leiden
verscheen bovengenoemd plaatwerk dat behalve
het gemeenschappelijk onderwerp, toch weinig
met de studenten-optocht gemeen heeft. Deze
lithografieën z^jn geen weereevingen van wat
het Leidsche corps op den 19en Juni te
aanechouwen gaf en evenmin was de stoet der
,WEE WILLIE WINKIE.
Naar het Engelsch
DOOR
?XRUDYARD KIPLING.
Alles was doodstil in 'huis. Elk oogenblik
dacht Wee Willie Winkie aan deii vreest) ij ken
tooru van zijn vader, toen verbrak bij zijn
arrest! Het was een ontzaglijke misdaad. De
zon stond laag en wierp een breede, zwarte
schaduw op de tuinpaden, toen hij naar den
stal ging om zijn poiy te balen. In de flauwe
ochtendschemering scheen het hem toe dat de
geheele wereld wist dat Wee Willie Winkie
schuldig was aan hoogverraad. De slaperige
sts.1jongen gaf hem de teugels; en, daar die eene
groote zonde alle andere on be, leekenen d deed
schijnen, vertelde Winkie hem dat bij naar Kopie
Sahib toeging; hij reed langzaam weg en liet
zijn paard stappen in de zachte aarde langs de
bloemperken.
Hij sloeg een weg in, boog zich voorover en
reed in vliegenden galop in de lichting van de
rivier.
Maar de vlugste pony kan een groot
racepaard toch niet inhalen. Hij zag Bettie Allar
dyce in de verte; zij was de boscbjes door
?voorbij de politie-pott, waar alle wachten in
slaap waren gevallen, en juist was ze de bedding
van de rivier genaderd, toen Wee Willie Winkie
de grens van de provincie overschreed,
BritschIndiëachter zich latend. Nog voorover geleund
tchoot Wee Willie Wiskie het Afghamstansch
grondgeb:ed binten en kon niets van Bettie
Allardyce zien dan een zwart stipje op de
steer.vlakte. De reden vin haar tocht was eenvoudig
genoeg. Kopie had haar op meesterachtigen
toon verboden den kant van Je rivier op te
gaan. Ze had daarom haar eigen zin willen
volgen en zoodoende Kopie een lesje willen
geven.
Wee Willie Winkie zag dat de racer, toen
hij de kale heuvels genaderd was, struikelde en
viel. Bettie Allardyce probeerde op te staar,
doch ze had haar enkel verzwikt, zoodat dit
studenten in elkaar gezet naar aanleiding van
Etienne Bosch's teekeningen. Zoowel de heer
Bosch als de feestcommissie gaven ons Hertog
Aelbrecht van Beyeren en zijne ridders en
krijgsknechten binnen Enkhuizen. om zich van
daar in te schepen tegen de Friezen; doch
ieder op zy'ne eigene wy'ze, volgens zyne eigene
opvatting.
Als zoodanig staan deze lithografieën dan
ook geheel op zichzelf en afgescheiden van hare
historische waarde, hare kennis van kleeder
drachten en wapenrustingen, kunnen wy ze
beschouwen zooals ze daar zy'n, als losse
steenteekeningen die ons verplaatsen in een tijd,
die door de schoonheid der kostuums mede
zy'n aantrekkelijkheid verhoogt.
In een grijsachtige toon, met zeer weinig
relief, tiekt de stoet ons als een gobelin voorbij.
We zien eerst, als inleiding, Hertog Albrecht,
graaf van Holland, Zeeland en Henegouwen,
Pdlzgraaf op den Rijn en heer van Friesland,
als portret geteekend raar een oude gravure
uit de verzameling van het
Zeeuwschagenoutschap. Hierna opent zich de stoet met
klaroenblazers van Holland, Zeeland, Henegouwen en
Beyeren benevens Engelsehe hulptroepen door
Sir Corneval en Sir Colvil aangevoerd, waarna
Willem van B^yeren, graaf van Oostervant,
met zyn banierdrager en Henegouwsche edelen
ons voorbytrekt, gevolgd door voetvolk uit de
steden Delft, Zierikzee, Gent, Mons en St. Omer.
Dan zien we Hertog Albrecht te midden van
zyn schildknapen, heraut en banierdrager en
achter hem de Hollandsche Baanderheeren,
Pailips van Wassenaer, Johan van Arckel,
Gheryt van Egmont ea Jan van Brederode,
die der poorte uitrijden, terwyl Albert II. heer
van Straubing met 'de graven van Kleef, Mark,
Westfalen en Silm-Heiiishucb, van Sayn en
eenige Duitsche edelen als Ludwig von Eonpell,
Hermann von der Recke e. a. den stoet be
sluiten.
Ea zoo zijn de teekeningen van Etienne
Bosch ons voorbij gegaan, we zagen ze, en ze
trokken voort om slechts een vagen indruk bij
ons achter te laten. Mogelijk ligt het eenigs
zins aan den aard van een plaatwerk, waarbij
meer het geheel, de totaal indruk, overwegend
is, dan de impressie die de losse prenten, op
zichzelf beschouwd, op ons maken; en als
zoodanig vertoonen de lithografisën van Etienne
Bosch zich als een schildering in zeer zwakke
kleurengamma's, waaraan de eigenlyke kern
ontbreekt. Bij nadere beschouwing echter
hebben enkele wel een zekere bekoring, iets
als uit een sprookje, en al zijn zij niet over
weldigend noc-h door opvatting, noch door
uitvoering; toch gaat er een charme van uit
die ons aangenaam aandoet, en ook hierin zit
verdienste, die, zoo wij voor den uitgever hopen,
ook door menigeen gewaardeerd zal worden.
R. W. P. Jr.
Jan Aöriaan Eoopians.
1825-1800.
Op 2 Augustus a.s. zal de Nestor van onzs
Heraldici, de 75 jarige beer J. A. Koopmans
te Lent (by Nijmegen) een zeldzaam huiselijk
feest vieren, zijn gouden bruiloft. 2 Aug.
1850 huwde hy te Ny'megen met Johanna
Robertina Angelica Stadnitsbi.
Gedurende een halve eeuw heeft de nog zoo
krasse, werkzame en hulpvaardige grijsaard
zich bewogen op het gebied der Wapei kunst,
zoowel theoretisch als praktisch. Aan hem is
het voornamelijk te danken, dat ook hier te
lande, in navolging van Duitschland, »de edele
conste van blasoene" herleeit, en wij lang
zamerhand verlost worden van de
wanstaltigheden op wapei kunstig gebied. Wat de heer
J. B. Rietstap voor de Nederlandsche
Wapenkunde is geweest, is Koopmans voor onze
Heraldieke kunst geworden.
Terecht schreef dan ook eerstgenoemde in
zijn tydechrift »de Heraldieke Bibliotheek'
naar aanleiding van de tentoonstelling te
Arnhem:
»Eere den heer Koopmans, die, in weerwil
van teleurstellingen, welke hem niet hadden
moeten wedervaren, en van eene onverschillig
heid die geschikt was om moedeloos te maken,
eene zaak ter hand heeft genomen, die, zonder
zyn belangstellend initiatief, nog lang op den
eersten stoot had kunnen wachten. Zyn de
oogen thans nog gesloten, eenmaal zullen zy
ontiiiiillliiinilHiiiiiiiniiiiiiiiHMiiiiiiiiiiiiniiiiiimnHiiiiiiiitiMiiiMm
haar onmogelijk was. Ze begon bitter te schreien,
en was zeer verwonderd toen ze een kind zag
kom*-n aanrennen op een dood vermoeid n POLV.
Heb je je fjg hezeejd?" riep Winkie, tot-u
hij naderde. »Je moesi niet gaan naaj deze
plaats."
//Misschien niet," antwoordde Bettie Allardyce
bedroefd, die het verwijt niet begreep. //Maar,
lieve help, kkd, wat voer je hier uil?"
Je zei dat je de jeviej wou ovejesteken,"
bracht Wiukie hijgend uit, van zijn paLy
afspriigend. En Lieuiand zelfs Kopie nier
moet dat doen, en ik jeed je acht-jua maaj je
hieldt niet op, en uu heb je je bezeejd, en Kopie
zal zoo boos op me zijn, en ik heb mijn
ajjest verbjoken ! Ik heb mijn ajj'st. verbjokeu !"
De toekomstige kolonel van het 105 tebatadlon
ging snikkend op deu gioud zitten. Niettegen
staande de pijn in haar enkel had het meisje
erg medelijden met hem.
Wat ben je een eind komen rijder, beste
jongen, en waarom V"
Jij hoojt aan Kopie toe. Kopie heeft me dat
vejteld!" riep hij wanhopig. //Ik zag dat hij
jou kuste eii hij zei dat Lij meej vau jou hield
dan van Bello, van zijn paajdif van mij. Daajom
kwam ik. Je moet opsta; 11 en tejugkei-jeu. Je
moest hiej niet zijn. Dit is een slechte plaats
en ik heb mijn ajjest vejbjokea."
Ik kan me niet bewegen, Wiukie," sprak B< tty
Allardyce kreunend, ik heb mijn voet bezeerd.
Wat zal ik beginnen f"
Ze scheen opi ieuw te willen gaan schreien,
waardoor Winkie zijn kalmte herkreeg Hij was
opgebracht in htt geloof dat, traeen storten het
toppunt is van onmannelijke zwakheid. Maar
wanneer iemand gezondigd heeft als Wee Willie
Winkie, dan zou men zelfs van een man kunnen
begrijpen, dat hij bet een oogenblik te kwaad
kreeg.
»Winkie," zei Betly Allardyce, wanneer je
een beetje uitgerust bent, rij dan terug en Vraag
of iemand een rijtuig wil sturen. Het doet zoo
zeer."
Htt kind zat een tijdje stil en Betly Allardyce
sloot de oogen; ze viel bijna llauw van de pijn.
Ze kwam weer bij toen »v ee Willie Winkie de
teugels om den nek van den pocy bond en hem
zulk een harden zweepslag gaf dat het beest
opsprong en weg rende.
O Winkie! Wat heb je nu gedaan?"
»Sst!" Daaj komt iemand aan. Zekej een
vau de slechte meischen. Ik blijf bij je. Vadej
zegt dat een man altijd vooj meisjes zojgen
wellicht open gaan, en, mochten er volgende
tentoonstellingen komen, die van meer leven
getuigen, die de bewy'zen geven, dat de heral
dieke kunst dan ook ten onzent op de hoogte
is gekomen waarop zij nu reeds behoorde te
staan, dan zal men zijn naam herdenken als
dien van den eerste, die by ons den moed
heeft gehad een pad door de wildernis te
banen, en de richting aan te wijzen waarin
anderen hem hebben te vofgen."
Die voorspelli g van dan heer Rietstap is
waarheid geworden , en op 2 Augustus a.s.
zal den heer Koopmans her, bewijs worden
geleverd, dat zy'n werkzaamheid niet vruchte
loos is geweest.
Vele uitmurt<im!-gench»vcfirde blazoenen
verlieten in den loop der jaren zijn atelier.
Talrijk zy'n ook df geH'-hrifien va zijn hand.
In het tijdschrift De Heraldieke Bibliotheek
(1875) schreef hy een uitvoerige verhandeling
over »IIet teekenen en kleuren van Wapens",
die, later in boekvorm uitgegeven, met recht
op den naam van Standiianlwtrh aanspraak
mag maken. Voorts een hroohur« indatj-iar:
»De Ilpraldisk op de Tentoonstel lir g te Arnhem".
In J)c Amsterdammer, Wnekblad voor Neder
land o. a. (lo en 20 Dec. 1885): »De Heraldiek
in het décoiatief van het Ryksmuseum te
Amsterdam".
In het Algemeen Xeilol. Familieblad: »De
Zegelkunde in verband met een stuk oude
geschiedenis". «Het Wapen van Beverwyk" en
diverse losse opstellen; enkele stukken in het
Mnandblad vat liet Genootschap de Naletl.
Leeuw, waaronder een kritiek op «Het Wapen
van Zutphen", door M. G. Wildeman; in De
Wapenheraul: Kritieken over den
Oranjekalender en den Kleederdrachten-kalender
door van der Laar», alsmede een bespreking
van het wapen van Amsterdam, naar aanleiding
der brochures- K'öune en Veder.
Op tentoonstellingen van nyverheid en kunst
zond de heer Koopmans voor de eerste maal
in te Parijs in 18G7, vervolgens te Amsterdam
in 1877 (aldaar bekroond met de zilveren
medaille); te Arnhem in 187!), te Amsterdam
in 1883 en ten slotte te Dordrecht (aldaar
bekroond met de zilveren medaille), waarmede
voor goed afscheid genomen werd van het
publiek.
Aan de Heraldi«che A'isstellungen in 1878
te Weenen en 1882 te Berlijn werd ook deel
genomen en daar respectivelijk behaald:
Ebrediplom, de hoogste onderscheiding, en Diplom
für 2en Pieis.
De heer Koopmans is de eerste geweest, die
hier te lande eene heraldieke Tentoonstelling
heeft gegeven tot leering van het publiek;
deze werd gehouden te Arnhprn in het Loge
gebouw aldaar, begin Juli 187'J.
Sadert 1891 is hy Eerelid van het Genoot
schap »De Nederlandsche Leeuw'', terwyl hy
gewoon lid is van de Vereeniging »IIerold"
te Berlijn.
WWIIIIMMIIIIHIiailtlMIIIIIIIIHII
iiMiiimiiinmiiiiiiMiiMiii)
moet. Jack zal naaj huis g-au en dan zullen
ze ons wel gain zoeken. Daajuin liet ik hem los>."
Nii t eer, maar twee of drie mannen kwamen
vau achter de rotsen te voorschijn en Winkie's
moed begaf hem geheel, want jui-t np die manier
gingen de kabouters ook op roof uit. Hij had
op een plaat gezien hoe ze de kiudermeid van
de Prinses verschrikten. Hij hoorde -/s samen
praten eu tot zijn vreugde herkende dij het
dialect dat hij juist vau een van zijn vaders
bedienden bad geleerd. Manneu die die taal
spraken konden Liet tot de slechte menschen
behooren. Het, waren «Heen maar inboorlingen.
Ze waren den s'een aenadi rd waar Betty Al
ardyce's paard struikelde.
Toen reis Wee Willie Winkie overeind, kind
vau het blaiike ras, zes jaar, uegen maanden oud
eu sprak koit eu laid : (ia weg!" De pOLV
was de rivier ovi r.
De mannen laclitcn, RU het, lachen van inboor
lingen was iets dat, Wee Willie Winkie niet
kon uitstaan. Hij vroeg hun wat ze wensehten
en waaiorn ze hier sekomen waren. Acdere
mannen met duivelachtige gezichten en kromme
geweren kwamen uit, de schaduw te voorschijn
totdat Wee Willie Winkie er meer dan twintig
tegenover zich had. Bet'y Allardyce schreeuwde
moord en brand.
//Wie ben je? vroeg een van hen.
//Ik ben de zoon vau den kolonel, en ik beveel
jullie terstond te vertrekken. Jullie zwarte
mannen hebt haar doen schrikken. Een moet
naar liet dorp gaan om te zeggen dat een dame
zich bezeerd heeft en dat de zoon van den
kolonel bij haar is."
We zouden dus in den val lonpen?" was
bet lachende antwoord. Hoor die jongen eens
praten!"
Zeg dat ik je gezonden heb ik, de zoon
vau den kolonel. Dan zullen ze je geld geven."
//Wsartoe nog langer dat gepraat? Neem het
kind eu het meisje mee, dan kunnen we ten
minste een losgeld vragen. Ons dorp ligt diep
in de bergen," kwam eeii stem van deu achter
grond.
Het -varen dus de «.slechte menschen" vrij
wat gevaarlijker dan kabouters; het kostte
Wee Willie Winkie ook bcvenmenschelijke
krachtsinspanning om niet iu tranen uit te
barsten. Maar in het bijzijn vau een inbooiling
te huilen, zijn Ayah natuurlijk uitgezonderd,
zou de grootst denkbare lafheid wezen. Ook
moest hij, als toekomstig kolonel van het
195ste bataljon, zich depper gedragen.
By ondervindirg wetend, dat vele
vakgenooten aan den heer Koopmans groote ver
plichtingen hebben, breng ik hem uit naam
van die allen een betuiging van hulde, een
woord van warmen dank, voor zy'n
onvermoeiden y'ver, stalen werkkracht en belangelooze
hulpvaardigheid.
C. W. H. VEKSTER.
Am s t., 24 Juli 1900.
Goudeket & Co., Rokin 50, exposeeren deze
week: A. Hijter, »Aan de Vorsterschelde",
schilderij.
IIIUHIIIIMIIflIllllllHIlHIHIIIII
Boek en T
Tweemaandelijksch Tijdschrift.
De oude. biinde dichter W. L. Penning Jr.
opent de aft.
Het zijn meercndeels weemoedszangen, een
afscheid, een beslui', die diep tuften dcor de
eenvoud en klaarheid van toon. Slechts het
herini>eringsvers aan den vriend die hem het
eersie boek (een Oltmans) in handen gaf en
daarvoor et-n pak slaag opliep, staat nog in
den opgewekten gang van vroeger.
Dan volgt een schets van Johan de Mees'er
over de aandoeningen van een liefdeiuster,
bijzonder teer en moei van gevoel en aanslag.
Hier is J de Meester wel iu zyn volle kracht
van zachte aaiidoenlijkheid, bijna
viouwelijkgevoelig.
Van N. van Suchtelen (een nieuweling naar
't schijnt) een sonnet op Spinoza.
Albeit Vtrwey bespreekt de Uostersche schet
sen en vertellingen van G. van Vloten, en zegt
er an dat deze schrijver indien hij in de periode
van 'ëO was verschenen tot de jongeren zou
zijn gerekend! Hij komt la'er, maar zijn lang
zamer werkei.de geleerdheid heeft hem een
dracht doen vinden die voor ons verborgen was.
Van P. C. Büutens zijn er ook eenige verzen
ea sonnetten en van Verwey een enkele
tydzaug over de oegela. Van mezelf een
s:ui«je impressionistische stadsbeschrijving:
Nieuwmarkt.
Een scbet?, pracht Ig-raaV van prcciese ob
servatie, een observatie zoo volledig, dat het
werk bijna riet te verbeteren valt, maar
ondat, ks dat, niet geheel zuiver door het verdoe
zelen der lijnen, zoodat de verschillende aspekten
iu elkaar loopen en het lezen ervan eenigszins
vermoeiend wtrkt,is Rondom hetlnboeltje" door
Henri Hartog, waarin nauwkeurig beschreven
wordt, de op-.traatzetting van een verarmd
inboeltje, met alle soesa erom heen.
Als slot van de i tl die als geheel kan
mecteilen, een opstel van prof. G. J. P. J. Bolland
over de Kerk van Utrecht.
Dit opstel wordt n< g vervolgd.
* *
*
De Nieuwe Gids.
De. Nieuwe Gids" is dit keer al bijzonder
gelukkig. Aangenaam te constateeren dat in de
laatste nummers eeii geheel vernieuwd leven
schijnt gevaren.
Eerst een prachtstuk pr/za van den jon
gen Vlaming tc yn Streuvels, dat nog op een
vervolg wacht.
Dan vele verzen: van Willem Kloof, van G.
O. van 't Hoo^, van P. C. Boutens en van
Jeanne Reyneke van Stuwe. Hier krijgen we
| dus maar even vier dichters onder de oogen.
Dan een besprekii g van eer Kindereu's
jong te muurscbikieiirg in het gebouw van de
algeni. Levensverzekerii g doi r P. H. van
Moerkerken Jr. en ean kritiek van dr. tl. J. Boeken
op A. J. Der mouw's Xsnopboii's Anabasis bovenal
belangrijk voor hen, die voor- of tegenstanders
zijn van tiet Grieksch op de tchool.
Willem Kloos bespreekt in zijn litteraire
kroniek het pas ve^ ebenen boekwerk van
den overleden b. G. v. d. Vijgh :
Jacques Perk en Roosdorp, zegt hij, zijn de
blijvenae vol- bloed artiesten. Zij zagen het
leven, levende in dat zien zooa s het lag
in zijn schoonheid voor hen, en hadden geen
enkele andere gedachte, dan die aan de heer
lijke, wondere visie's harer schoonheida- dron
kene zitl.
Maar naast deze apostelen der zuivere
schoonheid, staat een andere orde van werkers,
die het persoonlijke, het individueele, het in
ruimere-zin lyrische versmadende, trachten naar
een epische verbreeding van visie, naar een zoo
IIIIIIIIIIIHIHIIII1I1I
IIIIIIIMIIHIIIIlll*
»Gaau jullie ons wegvoeren T' vrceg Winkie,
bleek en bevend.
Ja, kleine aldb Eahaijuf" sprak de grootste
van beu, »en daarna zullen we je opeten."
Dat is Idfl'.-; praat," hernam Wuikie. Mannen
eten geen mannen."
Gillend van bet lachen werd hij in de rede
gevallen, maar kalm ging bij door met ;preken:
//Wai.ueer jullie oi,s wegvoert, dan kuu je er
zeker van zijn dat het lieele n giinent, zal komeu
om jullie te dooden, aller, zonder uitz mdering.
Wie wil mijn boodschap aan den kolunel over
brengen r"
Wee Willie Winkie sprak vloeiend drie
inlandsche dialecten, hoewel bij zijn moedertaal
nog niet machtig was.
Een andere man ritp: O jullie dwazen ! Wat
die zuigeling zegt is waar. Hij is het troete'kind
van die blanke trceptn. Laat ze los ter wille
van den vrede, want als hij gevangen werd ge
nomen zou het, leger oen inval in de birgeu
doen. 0,ize dorpen liggen in de vallei; omko
men zou dus onmogelijk zijp. Die blanken zijn
duivels. Ze doodden K'iodtiyar toen die de wapens
wilde opnemen; wanneer we aan dit kind raken,
zullen ze ons beschieten en plunderen, totdat
er niets van ons overblijft. Het is veel beter
dat iemand de boodsciiap gaat brengen, dan
krijgen we nog een belooning. Dit kind is hun
God; en ze zullen nceh ons, nocli onze vrouwen
sparen, wanneer sve hem kwaad doen."
Een hevig en opgewonden gesprek volgde op
deze opmerkingen die waren gemaakt door
Din Mahommed, den knecht, dien de kolonel
ontslagen bad. Wee Willie Winkie stond nog
voor Bettie Allardyce den uitslag af te wachten.
Zijn ,jegimeiit," zyn eigen »jegimenl" zou hem
wel te hulp komen.
De poEy die zijn berijder verloren had, bracht
het nieuwtje aan het garnizoen, ofschoon het
huis van den kolonel al sinds een uur in rep
en roer was. Het paardje reilde binnen door
het paradeveld voor de kazerne, waar de sol
daten zich wat verpoosden. Sergeant Devlin zag
het leege zadel en, de zalen doorvliegend,
schreeuwde bij iederen korporaal toe: Allo,
luiaards, er is iets met den zoon van den kolo
nel gebeurd."
//Hij L-an, er niet afgevallen zijn," riep een
kleine trommelslager. ^Laten we hem over de
rivier zoeken. Het is mogelijk dat hij daar is,
als die duivels hem tenminste al niet gepakt
mogelyk objectieve kunst. En tot deze behoort
naast v. Groningen nu ook v.-d. Vijgh, helaas
ook overleden. Met weemced is slechts te
zeghen: hoe jammer dat hij stierf, deze jonge
schrijver ...!
* *
*
Taal en Letteren.
Taal en Letteren" heeft opgenomen twee
lezingen: een van N. A. Cramer over Vondel
als historie dichter; de andere van J. H. v. d.
Bosch over het onderscheid tusschen taal als
gevoelsuiting en de spelling der taal, wat door
de meesten nog wel eens verward wordt.
Dan een uittreksel van dr. J. A. der Mouw
over de weinig opvoedende kracht der oude
talen. Bij dr. der Mouw staat het vast, dat
de leerling een helderder voorstelling der oud
heid krijgt door er veel over te lezen of
liever nog te hooren spreken dan door Grieksch
of Latijnsch te lezen. Daarom raadt hij aan
deze talen als ondi rwijsvakken te schrappen.
Ook nog zijn in de afl. verschillende kleine
mededeelingen, excepten over taal en kunst enz.
* *
#
Boon's magazijn.
Munkacsz de groote Hongaarsche schilder,
wordt door Dr. W. Haverkamp in de rijen der
religieuse schilders behandeld.
Henri Borel geeft een natuurbeschrijving over
Tosari, of liever: hy praat r.og een na, wat
hij in zijn boek Een Droom" reeds over Tosari
geschreven heeft. Borel denkt waarschynlijk
dat men goede dingen nooit te vaak vertellen
kan. Evenwel, er zy'n zeer mooie foto's bij.
Dan is er van Thérèse Hoven een novelle
de reddende hano", terwijl nog een grootere
EngeU che roman van Guy Büotby begonnen
wordt.
Verder De wereldtentoonstelling" door B.
ver Wyk; een beschrijving van den
harddraversstal des hceren H. van Wickevoo t
Crommelin door den heer A. S. G. van
Merkesteyn en nog vele varia't.
Van jorikvr. Sop'^ie Wichers is er een niet
onaardig niemendalletje, een klein blijspelletje
voor het liefhebberij tooneel bewerkt. Een en
ander te zamen genomen, ia deze afl. als popu
lair ty'd chrift wel geslaagd.
* *
*
Nederland.
Nederland publiceert nu het slotgedeelte
van den socialen roman .'n Leeuw van Vlaan
deren", door Cyriel Buysse.
Dit laatste gedeelte is wel het sterkste.
Er is een krachtige aanzwelling in zonder te
groote gezwolleiiheid, waaraan Buysse wel eens
lijdt. Als het later als boek verschy'nt, kan
het nader besproken worden.
Een man van karakter" door E. J. Had
is een poging om een karakterstudie te geven
van een egoïstisch, voor zijn eigen-ik levend
man, als geheel gedacht en neergepend zonder
eenig sentiment of by'zonder psychologische
kennis, een van de goedkoope helde&typen zoo
als we die uit de vele dorpsiomans wel ken
nen, al woonde deze man van karakter ook
in een stad.
Dr. D. O. Kyhoff besluit in deze afl zijn
zeer interessant opstel over Nederland en
Engeland". Was de auteur in den aanhef'
van 't opstel nog geneigd Albion mild te
beoordeelen, nu aan 't eind is deze stemming
geheel verdwenen.
Alles zfgt hij, wat ons ten nadeele kwam,
is het werk van Engeland. Onze vereenigtng
eu onze scheiding met Belgiëdeed eigenlijk dit
rijk. In 1815 stor.d e£ht<r Wilieoi I lord
Castleagh en in 1831 lord Palmerston. Zond Frank
rijk een leger onder maarschalk Gerard, Enge
land legde embargo op onze schepen, (wat nog
wel zoo gevoelig was) In 1821 nam Engeland
ons Malakka at, in 1871 de iust van Guinea.
Welk een veranderlijke rol, het in den aan
vang van onzen Atjeh Oorlog gespeeld heef;
zal,eerst later geheel onthuld kunnen worden.
Nu is Borneo het terrein voor Engeland ter
bewerking. Het allerdroevigste bewijs >an afhan
kelijkheid is wel de Vrede conferentie waarbij
onze stamgenooten werden uitgesloten.
Door ors gemis aan fierheid heeft Engeland
ons op den duur gaan beschouwen als zijne
beschermelingen, zooals onlangs nog de Times
verklaarde, toen er in de pers sprake was van
een verbond tusschen ons en Duiischland. Is
dit niet om ons bloed aan het koken te
brengen, vraagt dr. Nijhcff', temeer omdat we
MMIMMmlHIMMIIUIIIMIIIHIIIIIIlIlm
iiHiiuiiiiiiiiHmmiiiin
hebben. Groote God, laten we er dadelijk heen
gaan."
//Je beht gelijk," sprak Devlin. Vijfde com
pagnie, raar de rivier terstond !"
Zoo trokken ze uit, de meesten nog in
hemdsmouwer, om bet kostbare leven te vinden; de
sergeant liep er naast, badend in '\ zweet en
toc'i zijn mannen aansporend nog harder te
loopen. Oeral werd naar Wee Willie Winkie
gezocht en de 5de compagnie ontmoette einde
lijk den kolonel, die zoo vermoeid was dat hij
zelfs geen vloek uitte.
Op den berg, waaronder de slechte menschen
bespraken of ze het kind zouden meenemen of
niet, vuurde een verkenner twee schoten af.
Heb ik het niet gezegd?' schreeuwde Din
Mahommed. ,/Daar heb je htt al. Het regiment
is uitgetrokken eii steekt de vlakte over."
We moeten vluchter, want niemand mag
ons met den jongen zien!"
De mannen wachtten een oogenblik; nadat er
weer eeu schot werd gehoord, trokken ze in de
bergen terug, even stil als ze gekomen waren.
Het jegiment komt," zei Wee Willie Wmkie
tegeu Bettie Allardyce, //nu is alles iu ojde,
niet scbjeien !"
uit laatste kon ook tegen hem gezegd worden,
want toen zijn vader tien minuten later ver
scheen, lag hij bitter weenend met zijn hoofd
in Bettie's schoot verborgen.
De soldaten van het 195ste bataljon droegen
hem juichend naar huis; Kopie, wiens paard
met scbuun was bedekt, kwam hem tegemo t
en, tot WTmkie's groote verontwaardiging, kuste
hij hem teu aanzien van de troepen.
Maar zijn. boosheid verdween toen zijn vader
hem zei, dat hij hem het verbreken van zijn
arrest vergaf, en dat hij zelfs een belooning
voor goed gedrag zou krijgen. Na hetgeen Bettie
Allardyce den kolonel had verteld, was hij
trotsch op zijn zoon geworden.
Ze hoojde immejs van jou, Kopie," zei
Wiukie, met zijn kleinen wijsvinger naar Bettie
wijzend. //Ik wist dat ze niet ovej de jiviej
moest gaan en dat het jegiment zou komen
wannefj ik Jack naaj huis stuujde."
//Je bent een held, Winkie," zei Kopie
een held van de beste soort!"
Ik weet niet wat dat beteekent," antwoordde
Wee Willie Winkie, //maar voojtaan moet je
me niet weej Winkie noemen. Ik heet Peicival
Will'am Will'ams."
Zoo werd Wee Willie Winkie een man.