De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 29 juli pagina 4

29 juli 1900 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DEAMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1205 door ons eigen lam gedrag ia de beide laatste eeuwen het niet kunnen ontkennen. Maar, zegt hg, we behoeven geen na'ion ?éteinte te blgven, als we niet willen. Ons verleden ia ons daarvoor ten waarborg. Doch, dan moet er een wedergeboorte van ons ka rakter plaats hebben, opdat we voorbereid zgn, indien de oorlog eens naar Europa over sloeg om schouder aan schouder te staan, even als de Zuid Afrikaansche Republieken, tegen over ons beider erfvijand Engeland. Dan is er nog in de afl een journalistieke ervaring over een liet'nebbery-tooneel door Jan v. Eyck en een gemoedely'k-gedichte le vende Roland's Eek" door Else van Brabant. Tot s'ot de boekkroniek door mr. M. O. L. van Lochem. G. VAN HULZEN. Mercnre de France. Dit tgdschrift blgft nog steeds zg'ne repu tatie handhaven als een der meest complete fransche revues. Men vindt er geregeld een degelgk stuk litteraire critiek, een vrg goed ?overzicht van schilderkunst, dichterlijk proza en meestal een interessante roman. Maar wat zeker het meest precieus is, is het geregelde overzicht over de wetenschap en kunst die in Frankrijk wordt voortgebracht. Ramy deGoumont schrift er zjjne in scherpe bewoordingen gestelde beschouwingen over de questies van den dag. Daarin is h\j altijd aangenaam te lezen, omdat hg er een eigen meening op na houdt of de meening reeds door anderen ge uit zoodanig weet voor te stellen, als die anderen het niet konden. Zoo zegt bg onder anderen: >0m iets in de plaats van het dogma te stellen hebben enkelen aan de wetenschap gedacht. Maar het doguia is onveranderlijk en de wetenschap beweeglgk, zg gaat voort, zg leeft. Het is de wetenschap die den alcool verspreid heeft, diezelfde alcool die in vroegere jaren als een voedzaam voedsel werd aange prezen". Verhaeren geeft nu eene geregelde kroniek van de expositie en Rachilde mankeert nooit met haar overzicht van de laatstverschenen romans. Een werkely k tour de force dat over zicht 1 Zg beklaagt zich dan ook wel eens «ver het i ijzen der stapels boeken, over het onrustbarend stggen van den gedrukten papiervloed waarin slechts hier en daar en scbaarsch de gepantserde schepen der sterke ideeën aan komen stuomen. In dezelfde aflevering (Juli) is er van haar eene gelukkig geklaagde novelle 2Js Tin-.ur de grenouilles die een lange schaduw van symbool afwerpt in de tooverachtig fantastiscae maannacht, waarin ze speelt. In snel tempo verdringen zich ideeën en voorstellingen elkander, hier en daar gezegeld met het stempel «ener penetrante realiteit. Het komt mg voor dat zg op het oogenblik de meest talentvolle vruuwelyke auteur in Frankrgk is. Niettemin zgn hare kortere novellen volmaakter dan hare groote romans, Zg weet uittermate handig van hare buitengewoon gevoelige natuur pang te trekken en haar fijne opmerkingen als vonken over hare bladzgden te zaaien met kwistige hand. Het overzicht der nederlandsche letterkunde wordt in dit tijdschrift gedaan door den be kenden anarchist en verdienste!g'ken Multatuli-vertaler Alexander Cohen. De fransche tijdschriften (zg zgn in de laatste jaren vertiendubbeld) wyden nu geregeld hunne aandacht aan wat er van litteratuur in den vreemde uitkomt. In het algemeen moet men voorzichtig zgn in het afgaan op het oordeel der kroniekschrijvers, daar zg geregeld werk moeten leveren en dikwyls aan sommige producties eene lange aandacht schenken, welke deze eigenlijk niet verdienen. F. E. Van 't Viooltje, dat weten wilde, door MABIB MA.BX-KONIKÖ. Sprookjes ? Men verhaalde ze van Andeisen en hoopte op nieuwe belangstelling van dat oude genre. En De kleine Johannes", toch ook een sprookje, het standaard-sprookje, zooals men het om zgn strekking en de uitgebreid heid daarvan noemen mag, wordt het nog altijd niet gelezen, en verwondert men er zich niet over, dat de tgd nog niet gekomen is. dat dit boek vol levenswijsheid en poësie, aan de kinderen op de scholen tot lectuur wordt verschaft, waardig plaatsvervanger dan van vader Van Alfen's ry'melaryen, die zoo menig jong, ideaal-gezind hart hebben bedrogen ten aanzien van het leven, dat het later anders leerde kennen? De belangstelling in sprook jes is groot in deze dagen; en 't is heel ver klaarbaar. Wat in tg den van meer gewelddadige revolutie de politieke satyre, het schotschrift is, dat ontkiemt in meer kalme tgden, in dan meer liefelyken vorm van het wonderverhaal, waarin prinsen en prinsessen hun mooie rollen spelen en bloem en dier, als bewuste en be gaafde wezens het menschelijk leven aan schouwen en van hun standpunt, dat der idylli sche rust en der gevoelswgsheid, het hunne er over zeggen. Het sprookje is 's levens microscopie, waar alle levens-functiën hun verkleinde rollen spelen, maar eerder toch de groote, omvangrgke waar heden, die het leven beheerschen worden bevroed. Het sprookje zoekt niet de sympathiën der menschen te verwonden, tracht niet de menschen zelf te brutaliseeren zooals in andere omstandig heden het schotschrift zou doen; het sprookje is het orgaan der liefde, die aan de wereld nog hecht, en haar bevrijden wil van de banden der conventie en geestelgke bekrompenheid, die haar omknellen. En het sprookje verglgdt aan ons oor als een zachte klagende stem, waarin bittere spot soms ons geweten by ten kan; maar na zoo'n beet glimlacht het weer zoo vriendely'k, onschuldig als een klein kind, waarop men geen hoon wreken wil. En het dringt door, het schalksche sluipstertje, het beschrgft, in welwil lende klankjes, de fouten, de misstanden in het leven rondom ons, en we moeten wel luisteren. De bundel sprookjes, waarvan de titel hier boven staat, vangt voor dat we beginnen met zgn lectuur al met de sprookjes-tactiek aan. De band is als de liefelyke bloem, die de adder verbergt". Hg is mooi, die band, stemmig en toch vriendelyk, door den schilder Moulyn ontworpen. Ook het binnenste van het boek werd door diezelfde hand verlucht. Zg teekende voor elk der vier sprookjes een hoofdje; voor het derde Elze, een sprookje van de liefde", in romantischen, voor de overige meer innatuurstyl. Het eerste sprookje Van het viooltje, dat weten wilde", dat ook den titel leverde voor den geheelen bundel, is de geschiedenis van een klein bloemetje, dat aan den rand van het bosch staat. Van daaruit tracht het, pas in het leven gekomen, de wereld voor zoover ze haar aanschouwen kan, te verklaren. Maar veel, dat iet waarneemt vat het verkeerd op, 't vreest den wind, en het suizen der denneboomen; alleen naar de plekjss blauw, die door de krui nen heenschenen ziet ze gaar n, want daar is het licht, en het licht te zoeken, het licht lief te hebben, dat is haar roeping. Maar behalve veel andets, begreep ze toen ook dit nog niet. Een kikker, die toevallig voorby' kwam, lichte haar omtrent het leven in, en venelde haar vooral ook veel van de dwaze menschen, die zich opsloten in hokjes, 't zich altijd vreeselijk druk maakten en nooit wilden vragen .waarom", omdat in waarom" de duivel zat. Het viooltje dat alles wat de kikker haar omtrent die groote dieren, de menschen verhaalde, erg, erg treu rig" vond, komt na een kortstondig leven in goede handen. Eene vrouw, op wier hoofd en in wier oogen en in wier stem zij het licht heeft gezien, dat ze zoo zeer beminde, plukt haar at en bewaart het bloemenlijkje: en heel stil zoodat niemand het zag, ging ze soms raar het doode bloempje... om het te zien. Dan was 't of uit den dooden violengeur zacht trillend de droeve klacht omhoog eteeg: Waarom?" ach, waarom?'1 En die zachte klacht bteeg op in de lucht, hoog boven de aarde, en ging naar het licht, dat zy'n stralen neerzendt in de zielen der metschen en hun tranen doet schitteren, hoewel het weet, dat het schoone schy'nsel niet leven kin en dat tranen zwart worden waar ze vallen". Er is eene wgsheid in dit schoone verhaal, die ontleei d moet zgn aan ervaringen, die het leven zooals het r u, door de menschen is inge richt, wel als gebrekkig, als zeer veel schoons doodend, moeten hebben doen kennen. De lotgevallen van het viooltje, dat weten wilde, ia geen vertelsel'je, al is de vorm, die van de fantasie. Het doet voor wie het aandachtig leest, weten, hoeveel schooner het menachelgk leven zou kunnen wezen, ii.dien iider maar terugkeerde tot den natuurlijken staat, waarin het kind en in veronderstelling ook het tot bewuatzy'n gebrachte viooltje verkeert; en van daaruit niet me r zou willen begeeren, dan het licht, dat in der meuschen harten straalt". Het is een poging, die waarheid te doen weten: de eenign waarde, die het leven biedt, is het in vryheid genoten geluk; en tot genezing van onze zieke samenleving, rot het verkrijgen van den huogsteri staat, dien de mensch volgens de legende, in het Eden genoot, geeft het dus het recept. Het recept, dat nu wel niet zoo gemakkelyk is op te volgen, en dat nu wel geen universeel heil-m ddel zal zijn, maar waarvan dan t ch de kritische waarde althans moga worden gewaardeerd! Een tweede waarde vai het boekje is, zooals gezegd, dat het niet als eene utopie boven de werkelijkheid ha gt, maar langs den weg der kennis en der ervaringen, dojrdringt tot het leven. Dat tranen zwart worden waar ze vallen" ht et het in het verhaal! Het is waar de tranen van de vrouw, die het viooltje ziet voorbggaan, worden zwarte plekken van vocutigh id op het droge mos. Maar, waarlgk, het viool'je heeft in haar kort leven niet kunnen na-p >uren het eind van andere tranen, die in een wonderbaar zielsproce?, worden tot mooie stukken hte-atuur, tranen waarvan het viooltje zelve er eene van is; en we zouten wreed miischien ea baatzuchtig willen hopen, dat nog veel zulke tranen werden geschreid, waaruit in nieuwen groei, weer andere sprook SA mocbten voort komen, geteekeod met den naam van Marie Marx-Koning. Van het viool'j?, dat weten wilde" worit gevolgd door nog drie andere sprookjes Het eerste intusschen is het grootste, en bet omvat, in zgn strekking, heel een levenswgsheid, waarvan de onderdeelen in De tulp en de madeliefjes", Elze" en de Watermolen" worden behandeld. En dit alles schoon werk, geschreven in een taal, die den eenvoud als hoogste deugd vertoont, en de allegorie, steeds volgehouden, draagt tot een harmonisch einde. TH. P. Kitcta-Dntcli of Enplscï? Het zal voor Engeland, hoe de oorlog ook moge uitvallen, zeer lastig zijn om te geraken tot 'n sound Settlement of South-Arican affairs." Wat 'n Eagelschman verstaat onder sound is voor niemand onduidelijk, 'n Jingo kent maar n gezonde manier, waarop het Zaid-Afrikavraagstuk kan opgelost worden n.l. onderdrukking van het Hollaudsche element. Totnogtoe zijn ze daarin niet al te best geslaagd. Sedert de iiibezitname van de Kaap in 1810 is de kolonie gebleven, wat ze altijd was: 'n Hollandsche nederzetting. Zelfs zijn er twee onafhankelijke Hollandsche republieken bij gekomen. Mr Cbamberlaiu is op 't oogenblik bezig deze onafhanke lijke republieken te vernietigen. Waarschijnlijk gelukt hem dit door de non-interventiale bouding der mogendheden. Doch al hielden deze repu blieken op zelfstandige Staten te zijn, dan is Zuid-Afrika nog niet Engelsch en ook nog maar niet zoo in eens verengelscht. 'n Kaap-Koloniale boer te verengelsclien duurt langer dan honderd jaar en 'n boer uit den O. V. of de Z. A. R. heeft er waarschijnlijk nog meer tijd voor noodig. De Jingo's hebben echter allang begrepen, dat de wortel van 't kwaad in de taal der boeren zit. Te verwachten dat ongeletterde boeren, die voor 't grootste deel enkel maar gebruik maken van 'n niet Engelseh dialect, zullen apprecieeren de levende (ik had bijna geschreven de alleen zaligmakende) idee van het Engelsche imperia lisme, is zelfs voor 'n Jingo 'u dwaasheid. Er gaan dan ook in de Eagelsche pers stemmen op om 'n eind te maken aan de boerentaal. Onderdrukken zou de eenvoudigste weg zijn, de imperialistische tevens, maar 't heeft 'n klein bezwaar: de Stubborn Boers" zijn er niet van gediend. En 'n weinig voorzichtigheid komt zelfs in 'n imperialistische kraam te pas. De Engelsche regeering kon echter wel 'n eenigszins minder vriendelijke houding aannemen tegen over hel gebruik maken van de »taal". Dat willen de Jingo's. 'n Kaap-Koloniale Engelschman Mr. A. H. James-Cradock South-Africa schreef in The Outlook van 28 April. » Waarom moet ,de taal" gebruikt worden aan de gerechtshoven op vergaderingen en in den handel ? Waarom heeft het 'n zekeren voorrang in onze gouvernementsscholen? Waarom moeten onze jongens en meisjes hun kostbaren tijd verspillen met het aanleeren van 'n dialect., dat onschoon is en geen littera tuur heeft? Het uit te spreken maakt de stem heesch en wanluidend, terwijl het bovendien 'n feit is, dat zulke Hollandsche (Afrikaansche) jongens en meisjes, als ze later behoefte krijgen aan lectuur, moeten zoeken in 't Engelsch, wat hun eigen taal niet bij machte is te ereven." De Nederlanders moeten het dezen Kaapschen imperialist, die van Afrikaansch-Hollandsche kinderen sprekend, zegt ,our boys and girls, als of het allemaal Engelsche Jingotjes waren, maar vergeven, dat hij onkundig is van het beslaan onzer mooie Nederlandsche litteratuur, waarin de leesgrage jonge Kapenaars kunnen vinden, wat ze zoozeer blijken te verlangen. Of zouden ze makkelijker Engelsch lezen!1 Mr. James, 't is waar, is overtuigd, dat zijn taal bestemd is te worden de taal der beschaving, no doubt en dat het Zuid-Afrikaansche Nederlandsch is »an unrefiaed dialect dirived from two or three unimportant langnages, the outcome being the taal'1 or Kitchen-Dutch." Jaramer voor Mr. James-Cradock South-Africa dat hij niet bekend geweest is met de uitspraak van z'n landsman Barrow, 'n linguïst, die reeds voor 'n jaar of twintig beweerde, dat sommige boeren in de Kaap-Kolonie bij 't uitspreken van Hollandsche woorden het eigenaardige klokken (clicks) met tong en lippen karakteristiek aaa het Khoikhoi of Hottentotscl1, hadden overge nomen. Nu voelt ieder imperialist, dat het van zou'n vtrhottentotscht keukei -Hollandsch 'n ombeschaamheid is te willen voortbestaan naast imperiaal Eugelsch. Dommeeren mag natuurlijk heelemaal niet, omdat het den groei van het imperium in den weg s'ait. Mr. James is dan ook persoonlijk voor suppressie van de ,taal." Hij stelt zich daar veel van voor, wijzend op de onderdrukking van het, Fransch d^r hugenootsche réfugiés na 168S--90 vat tengevolge had, dat de Hollaudt>cue en Fransche rassen zich zoodanig vermengd hebben, dat tegenwoordig hugenootsche namen gevoerd worden door voormannen der Bo'reiizaak en dat de dragers dezer namen zijn?Dutch of the Dutch." Bstwijfeld mag worden of er ooits vau suppressie van het Fransch der hugenoten sprake is geweest. Deze calvinisten kwanvn m 'n Hollandsche nederzetting, vonden daar gastvrij heid en adopteerden de taal, die daar werd gesproken. Niemand heeft ooit gehoord van dwangmaatregelen tegen die Frautcbsprekende minderheid. De Eugelschen willen gaarne de taaie levens kracht voor het Kitchen-Dutch ignoreeren, dit door heel de kaapkolonie heen word gesproken. Ze vergeten bijvoorbeeld dat na het getieel ver dwenen Fransch ook het khoikhoi, de taal dtr Hottentolten, de plaats aan 't ruimen is voor het, Boeren-Hollaudscb. In IS57 schreef de zendeling Wuras aan Sir G. Grey, de toen malige gouverneur der Kaapkolonie, dat hij het gemakkelijker vond, den joagen Hottentotten Hoüandscti te leeren lezen dan Kora hun eigen taal (gesproken in de Kaapk. en di O- V. langs de Oranjerivier) De zeudelinaen van het Rijnsch genootschap, werkende in Groot-Namaqueland (in 't. Oosten der K. K.) schreven in 1882 aan het Britsch en Buitenlandsch Bijbelgenootschap niet voort te gaan met het drukken van de boeken des O. T. m Narna, wijl de«e taal toch overvleugeld werd door het Hollandsch. De Nama's zijn onafhankelijke Hottentottsn, die zich zeer goed tegenover hunne naburen weten te doen gelden. Robert Needham Gust, ook 'n kenner der Afrikaansche talen schreef in 1883 (Modern languages of Africai: yHet Zuid-Afrikaansche Dialect der Nederlandsche taal belooft in the Struggle for life de Hottentotsche taal te ver nietigen. Dat deze taal na verloop van tijd geheel zal verloren gaan en worden vervangen door 't Nederlandseh kan niet worden be twijfeld." 't Is natuurlijk j immer, dat deze Hottentotten taal gesproken door 350,000 menseden, het moet aflegden tegen zoo'n tweede-bands-europeesch ' je. Als 't nu nog Eogelsch was ! Uit dit alles blijkt hoe diepgewirteld het Zuid-Afrikaansche Hollandsch in dit groote land nog is. En lang zal het duren eer het zoover verdwenen is, dat nog slechts de naam van sommige geslachten er aan herinnert. Doch 't is mogelijk. In Noord-Amerika zijn Engelsen sprekeude Vandi rbilts, Vanwijks en zoo meer. Daar zijn de Holiandsche kolonisten als zoo danig verloren gegaan in de Engelschsprekeüds massa. Dat kan ook geschieden in Zuid-Afrika. Er wordt gepoogd de Engelsche reservisten in de kolonie te houden. Waari-cïiijnlijk gelukt dat want 't is 'n plannetje van Rhodes. Generaal Gatacre zeide er van in 'a interview, «Dat plan is zeer goed. Het land is mooi en vruchtbaar en onze mannen zouden prachtige kolonisten worden. Vooral onze koloniale troepsn zijn daarvoor geschikt." Versterking van hel Engelsche element dus, waartegenover staat het totale gemis van iets, wat op emigratie uit Nederland lijkt. Wel zijn in de laatste jaren 'n aaptal Nederlanders naar de Zuid Afrikaansche R publiek getrokken, spoorweg ambtenaren enz., doch het is de "raag of deze meuschen ooit echte Afrikaaiiders wor den zullen. Wat ook de toekomst ia haar gesloten hand moge houden, htt Zuid-Afrikaansch-Nederlandsche dialict bedreigt ze met donkere dagen. Zelfs als de Republieken hunne onafhankelijk heid behouden, wat zeer onwaarschijnlijk is, zal het »Kitchen Dutcb" fa veel slechter conditie komen dan ooit te vorenVleuten. VALKENSTEIN. Euucation Integrale, i. Kennis theoretisch n praktisch is macht. Ik houd het er voor, dat men over het alge meen wel tamelijk eenstemmig is in het oordeel, dat de opleiding van de jeugd, nog veel te wenschen overlaat. Bij de lagere klassen der maatschappij, bestaat de verstandelijke opleiding in een mondjes-maat bijbrengen van de aller noodzakelijkste elementaire kennis; bij de hoogere klassen, in een exclusief theoretisch onderricht, dat feitelijk een pas-klaar maken voor allerlei bevoorrechte betrekkingen is. En het dunkt mij een der groote onrechtvaardigheden in ons tegen woordig samenleven, dat de scherpe afbakening van den graad der ontwikkeling, nog altijd voornamelijk door de stoffelijke middelen wordt bepaald. Heeft iemand het ongeluk in een hut te zijn geboren, hij mag dan nog zulke goede gaven en een hoogeren aanleg voor superieure ontwikkeling bezitten, honderd tegen een, dat die omstandigheden hem niet reeds bij zijne geboorte en levenslang doemen tot een of ander handwerk. Terwijl de geboorte in rijkere omstandigheden, iemand onwaardig maakt voor een handwerk en, geschikt of ongeschikt, bestemde tot een geeste lijken loopbaan. Ik weet wel, dat dit alles nauw samenhangt met de economische toestanden der maatschappij, doch het laatste ook voor een goed deel met het vooroordeel, dat nog altijd het handwerk aankleeft. Een ding is zeker, dat de maatschappij, in haar geheel genomen, daarbij veel nadeel ondervindt. Zoo menig jonge man die zich thans aftobt met Grieksch en Latijn, met mathesis, astronomie, rechtsgeleerdheid of iets dergelijks en vau al die lessen in de hoogere wetenschappen weinig in zijn hoofd behoudt of daarvan later weinig nut heeft, zou beter op zijn plaats zijn achter de schaafbank, draaibank, of de letterkast; terwijl zoo' menig jongeling, nu tegen wil en dank uit sluitend op een handwerk aangewezen, met meer vrucht de wetenschappen zou bestudeeren en later beoefenen. Doch het gelijkt nog een utopie, als men ervan spreekt, dat geen stoffelijken dwang of vooroordeel, maar vrije keus en ge schiktheid de loopbanen van een jorg geslacht dienden te bepalen. Dat wij in die richting ga-m, geloof ik zeker, doch voorhands zou het wél zijn, als de wegen wat ruimer konden ge maakt worden voor de jongelieden uit het volk, die bij hun handwerk, gelegenheid, lust en wil hebber, om zich verstandelijk te ontwikkelen en wetenschappelijk te vormen; en als jonge mannen uit hoogere kringen geleerd werd eenig gereedschap te hanteeren. Mijn eigen jeugd is een schreiend protest ge weest tegen de gebrekkige verstandelijke ontwikkeliog der onbemiddelde jeugd. Ea iemand die zonder moeite met gouden sleutels de poorten van Minerva's tempels heeft kunnen ontsluiten, kan er zich bij benadering geer e voorstelling van maken, hoeveel strijd en wils kracht er noodig is, om, geplaatst in omstandig heden waarin men, na slechts een paar jaren sober lager oiderwijs, van zijn 12en jaar af 12 of meer uren in werkplaatsen moet, arbeiden, bij zucht naar kennis, met opoffering van nooiige nachtrust, te hooi en te gras eenigs kruimelen van hoogere wetenschappen kan verzamelen. En dan nog vaak door den druk der levensom-tandigheden, in regelmatige studiën belemmerd te worden. O, er zwoegen zoovelen in werkplaatsen en fabrieken die, in andere omstandigheden, als sterren aan den hemel der wetenschappen zouden kunnen schitteren ! Met het f. i1; voor oosren, dat er noz een wet noodig was oui de kinderen des volks behoorlijk layer onderwijs te verzekeren; en een nagalm in de ooren van stemmen uit de Tweede Kamer, die volks iiit.wikkeling niet zoo v»n noode achtten, mag het wel als een satyre klinken, wanneer men een wetenschappelijke opleiding voor alle klassen der maatschappij, dus óók voor ambachts lieden, bi pleit. En ik durf niet beweren, dat de idee zooveel aaubangers heeft, dat ook ambachtslieden, eene dergelijke opleiding be hoorden te kunnen ontvangen. Dat het hand werk daardoor zeer verhoogd zou worden en technische uitvindingen een reuzenvlucht zouden nemen, dat kan toch, dunkt mij, nauwelijks betwijfeld worden. Ik beweer niet, dat men de lagere klassen de wegen naar een hoogere wetenschappelijke behoorde open te stellen, opdat zij in de beter gesalarieerde geestelijke betrek kingen een plaats konden vinden, om dan wel licht even minachtend op het handwerk neer te gaan zien. Liever zou ik zien, dat men de zaken kon combinecren. Een droevig beletsel in dezen is het feit, dat handwerk zoo slecht slecht betaald wordt en dus jonge mannen, die kans zien daaraan te ontkomen, het allicht niet zouden nalaten. Doch ik ben overtuigd, dat zelfs met deu toestand waarin thans het handwerk verkeert en de positie van den hand werker, er nog genoeg personen rijn, die des niettemin lust hebben in een of ander handwerk eu toch oak gaarne, zoo ver mogelijk, verstan delijk en wetenschappelijk ontwikkeld wenschen te zijn. Alle werk, nuttig en soed voor de maatschappij, vrijelijk gekozen en m H liefde beoefend, is een genot, in zich zelf. En om van het zedelijk onrecht niet te spreken, de maatschappij heeft onnoemlijk veel nadeel bij den toestand waarin thans het handwerk verkeert. Doch het wil mij voorkomeüdat, ook naarmate de arbeiders er in slagen zich verstandelijk te ontwikkelen, zij er in slagen zullen die maatschappelijke her vormingen te bevorderen, welke het handwerk zullen verheffen. En als een maatschappelijk be lang, dienen allen, die het wel meenen met de voaruitgarg van het maatschappelijk leven, de wegen voor de handwerkers allengs ruimer en gemakkelijker Ie maken, om meer en meer ver standelijk ontwikkeld te worden. Ik meen te weten, dat enkele hoogleeraren in Holland, in winteravonden college houden voor werklieden. Ook doen de Toyubee-inrichtingen iets. Doch mij dunkt, dat wel het meeste op dit gebied in Engeland, speciaal in Londen, wordt gedaan. Daar zijn tegenwoordig inrich tingen voor Hooger Onderwijs, waar men tegen zeer geringe jaarlijksche vergoeding, een weten schappelijke opleiding kan ontvangen. En de coüege's wordec meestal 's avonds gegeven, zoodat zij, die dagelijks met hand- of ander werk hun levensonderhoud moeten verdienen, daarvan gebruik kunnen maken. Vooral in Engeland is de toestand daarvoor gunstig, daar er in het algemeen niet meer dau 9 uren per dag wordt gewerkt. En daar men er op aan kan. dat er voortdurend in de richting van verkorten van den arbeidsdag zal gewerkt worden, zullen zulke inrichtingen een hoogst nuttige aanvulling zijn in het leven van de werklieden, om daaraan meer fleur en geur te geven. Ook nergens, ineen ik te weten, heeft men zoovele openbare bibliotheken, met een ruime keuze van boeken, tijdschriften en couranten, als in Londen. In niet minder dan 38 distric ten zijn ze daar te vinden en velen behooren aan de gemeenten, die bij de /^Public libraries Acts" van 1892 en '93 gemachtigd zijn, voor dat doel en onderhoud, een zekere belasting te heffen iets zeer redelijks, dunkt mij. De Staat of Gemeente diende overal zich te be lasten met zulke inrichtingen voor algemeene ontwikkeling. Maar hoogst gewichtig schijnt mij toe, de gelegenheid op ruime schaal open te stellen om, tegen geene of geringe vergoe ding, in de hoogere wetenschappen ingewijd te worden. Aanvankelijk zou het bezoek wel niet zoo groot zijn, want, behoudens den druk van een langen arbeidsdag, bestaat er ook nog bij een goed deel der handwerkslieden een even sterk vooroordeel tegen verstandelijke ontwikkeling, of indien geen vooroordeel, dan toch eene on verschilligheid, als bij de verstandelijk hooger ontwikkelden tegen het handwerk, al wordt het van lieverlede beter. Doch zou het op zijn minst genomen niet zeer wenschelijk zijn, indien, bijv. een timmerman [en schrijnwerker met de hoogere meetkunde, een machienewerker met de wetenschappen van warmte en uitzettingsvermogen, een letterzetter met letterkunde, een bakker met scheikunde en een veldarbeider met aard- en sterrenkunde beter bekend warsn? Mij komt het voor, dat algemeene kennis en verstandelijke ontwikkeling voor elk mensch even noodig is als brood voor het lichaam. En ook op dezen grond ben ik van oordeel, dat eenigr kennis van het handwerk voor de verstandelijk ontwikkelden zeer gewenscht was. Wij hebben leeraren in wiskunde, scheikunde, aardkunde, etc., en professoren in phylosophie, psychonomie en physionomie, maar waarom niet in het broodbakken, timmerwerk, schrijnwerken, machinebouw en den tuinbouw? Dit mag be lachelijk klinken, maar is het feitelijk niet be lachelijker, dat een groot aantal lieden, die heel geleerd over abstracte en exacte wetenschappen kunnen spreken, ternauwernood weten, hoe het deeg gekneed wordt voor het dagelijksch brood, het huis geconstrueerd, of het boek vervaar digd, en die geen stuk gereedschap zouden kunnen hanteeren? Ik weet wel, men kan niet alles weten en verstaan, doch tusscheu onwe tendheid en alles weten ligt een groote ruimte. Ea velen zouden met wat meer respekt op het handwerk neerzien en wat grooter belangstelling koesteren voor de bakkers als zij nachtarbeid wenschen af te schaffen, voor de timmerlieden, als zij zich verzekerd wenschen te zien tegen ongelukken en voor de letterzetters als zij iets meer dan een zetmachiue wenschen te zijn, wanneer zij meer uabij bekend waren met die vakken. (Slot volgt). J. K. VAN DER VEER. De. invloed der vrouw op de gezondheid inhuis, door mevrouw Dr. ADAM LEHHANS, arts te Müochen. Da zorg voor de gezondheid in huis ligt in de eerste plaats in de handen der vrouw. De gezondheid is geen plant, die in enkele weken hoog opschiet, maar een boom, die langzaam groeit. Sedert jaren hangt zij af van de dagelyksche levenswyze, en deze wordt meer of minder door de vrouw voor de geheele familie geregeld. Het eten, dat de vrouw op tafel brei gt, de uren van opstaan en naar bed gaan, die zjj aangeeft, het verwarmen en luchfen der woning, de kleeding, de lichaams beweging, de lichamelyke verzorging der jeugdige familieleden enz. De orde en riut in huis, de vriendelgke. stemming, de opgewektheid, die in hooge mate van haar karakter, temperament en gezondheid afhangen, dat zy'n de factoren, om kinderen een gezonde opvoeding te geven en volwassenen gezond te houden. En wanneer de gezondheid in huis beden ten dage een hoe langer, hoe zeldzamer gast wordt, dan ligt de schuld in de eerste plaats aan de onwetendheid der vrouw. Dit woord een zeldzame gast" klinkt op het eerste oogenblik als overdrgvi g: dat is het toch niet. Men moet maar eens in zgn eigen kring van bekenden rondkyken om over tuigd te zy'n, dat het helaas! maar al te waar is. Waar wg geen ziekte vinden, vinden wg den aanleg voor ziekte, gebrek aan weerstandsver mogen, dat reeds dikwyls tot ziekte leidde en nog leiden zal. Wij kunnen de kennissen en zelfs de kinderen op de vingfrs tellen, van wie wg zeggen kunnen: zg zgn een beeld van blakende gezondheid." Het geheim der gezondheid ligt in deze drie woorden opge sloten : Voeding, beweging en rust. Ieder mensch heeft een bepaalde hoeveelheid van deze dingen noodig, al naar gelang van zgn leeitgd, zgn grootte, zgn werkkracht, en in den regel krg'gt hg die niet. Bg de meesten ligt het wel is waar in de uiterlyke omstandig heden. De meeste menschen Ig'den honger en maken geen gezonde lichaamsbeweging; zg werken zonder voldoende tusschenpoozen, omdat zg geen middelen hebben zich voldoende te voeden, omdat de arbeid hen kluistert aan kamer: werkplaats, fabriek en omdat de werk dag 10?12 ja zelfs 16 uur duurt, en die lange arbeidsdagen hoogstens door de zondagen en enkele feestdagen 's jaars worden onderbroken. Dat is een deel der gezondheidskwestie, die w\j hier niet behandelen kurnen, maar waarvan. ieder onzer zich op de hoogte moet stellen, want ze is, ik zou haa-,t zeggen het gewichtigste van alle dingen, die men in onzen tgd dient te weten. Maar ook daar waar de uiterlijke omstandigheden geen hinderpaal zijn voor een leven overeenkomstig de natuur, krijgt toch slechts het kleinste gedeelte de noodige hoe veelheid voeding, beweging en rust, omdat zg in de eerste plaats de vrouwen, die er een grooten invloed op uitoefenen over het hoe, het wat en het waarom in Egyptische duisternis verkeeren. MMiniiiMiiiiiMtiMlilillll 40 cents per regel. IMMMMIMItlllMMMIIMIIIIIMMlIIIIIIIIIIIIIIIIIMlmlIIIIIIIIMMIIIIIIHIIII Hoofd-Depót Dr. JAEGER'S ORIG, Il Boriflaal-ffolartMei K. F. DEDSCHXE-BEHaKB, T,,;y Amsterdam, Kalverstr. 187. ^ 4*ë^%ïEenig specialiteit in deze M-f'-if'"^ > artikelen in geheel Nederl. Piano-, (tel- en MiiekMel MEYROOS & K ALS H O VEN, Arnhem, Koningsplei VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Huur. Repareeren Stemmen Ruilen. ECHT VICTORIAWATER. NAAR Nieuwendam. Schellingwoude Oranje Sluizen. Eiland Marken. Zorgvliet. 't Kalfje, Ouderkerk, Uithoorn, PLEIZIERTOCHTJES. Voor het maken hiervan is een prachtig ingericht STOOMJACHT dagelijks (be halve Zondags) te li u u r. Te bevragen Kantoor Haven-Stoombootdienst, 127 O. Z. Voorburgwal, Amsterdam. B9* Interc. Telefoon 684.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl