De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 29 juli pagina 5

29 juli 1900 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEEBLAD VOOR NEDERLAND. Meestal, vat het treurigste van de zaak is, wreekt zich dat op de kinderen. Nergens treedt het noodlot onverbiddelijker en gruwlijjker in vervulling als in het teedere, voor goede en kwade indrukken vatbare lichaam van het groeiende kind. In den volsten zin van het woord worden de zonden der moeder aan het kind bezocht, en juist die kleine onopgemerkte zonden, zonden waarvan de moeder in de omgeving zich niet bewust zijn, zonden die dag in dag uit bedreven worden en na verloop van jaren zachtjes zich tot een berg opstapelen, waaronder de kracht, het weerstandsvermogen, het gestel, de gezondheid en daarmee ook het levensgeluk van het kind begraven liggen. En deze langzame voorbereiding tot dezen ongelukkigen toestand geschiedt zoo rustig en geleidely'k, voor leekenoogen zoo schijnbaar zonder symptomen, dat de ouders als voor een raadsel staan wanneer zich langzamerhand verschy'nselen voordoen, van lichamelijke zwakte en als gevolg daarvan geestelijke zwakte, wanneer het kind scrofuleus wordt en op school achterlijk is of in een chronische ziekte vervalt. Ze weten niet dat het hun schuld is. Z\j geven zich geen rekenschap daarvan, dat het kind sedert jaren by iederen maaltijd, telkens te weinig voedsel gebruikt heeft; dat het eiken nacht, sedert jaren, een of twee uur te kort heeft geslapen, dat het eiken dag sedert jaren te weinig be weging in de frissche lucht gemaakt heeft. Zy' berekenen niet wat dit te weinig" na verloop van jaren uitmaakt, en begrijpen bijgevolg niet dat de som van lichamelijke en geestelijke tekortkomingen, waarvoor zij eenmaal verschrikt zullen komen te staan, het product is van een jarenlang tekort en gelijk is aan de som der ontberingen. Zij hebben dat dagelijksche te weinig" aan voeding, beweging en rust niet bemerkt; zy hebben de dagely'ksche verminde ring aan kracht, die het noodzakelijke gevolg daarvan is, ook niet bemerkt. Die dagelijksche vermindering was zoo heel onbeduidend. Maar na een reeks van jaren was de som groot; toen dit evenwel door de ouders werd opge merkt en zij aanvingen de oorzaken daarvan op te sporen, was het te laat: de ramp is geschied. Dat is juist het saillante punt in de geheele gezondheidsverpleging. Zoodra men ziet, dat er noodzakelijk hulp moet komen, dan is het dikwijls te laat. Men diene liever te weten wat noodig is tot behoud der gezondheid, eer men door ziekte daaraan herinnerd wordt. En wat aan het kind gezondigd is, wordt den aankomen den jongeling en nog meer aan het aankomende jonge meisje verder gezondigd en de gevolgen blijven evenmin uit en zy'n niet minder noodlottig. De gevoeligheid in de eerste kindsheid kan overwonnen zy'n, maar de groei stelt hooge eisenen aan het gestel, en de omgeving en wat het leven met zich brengt nog hoogere. En alweer worden van de drie noodzake lijkste dingen voor de gezondheid te weinig gegeven, alweer bemerkt men de dagelijksche vermindering aan kracht niet en alweer breekt de dag des ontwakens en der vergelding aan. Op zyn best is het bleekzucht en bloed armoede, zeer dikwijls evenwel als gevolg van het bovenstaande tering, hysterie of een andere ernstige ziekte. En zooals het in de jeugd gaat, zoo gaat het ook in het latere leven. Overal te weinig van het noodzakelijke, veronachtzaming der voeding, verwaarloozing van gezonde lichaams beweging, verwaarloozing van rust, en daarvoor de straf die op het niet nakomen der natuur wetten volgt. En dat alles zeer dikwijls zonder eenige noodzakelijkheid, doch alleen uit on wetendheid. Daartegen behoed zelfs rijkdom niet. Hermann Brehmer von Görbersdorf, vertelt dat hij by een ziek kind van eene adellijke familie geroepen werd en vond dat het de kleine aan niets anders ontbrak dan aan vol doende voeding. Denk eens aan, zei hij een barones, gefortuneerd en dan verhongerd !" Zoo zy'n er velen van die hongerlijders van eiken leeftijd in families met overvloed aan alles, be halve aan begrippen van de grondregelen der gezondheidsleer. Dat wy' er zoo weinig verstand van hebben is een erfstuk van vroegere tijden, welker onwetendheid, onkunde en bygeloof ons nog op de hielen zitten en ons gedurende de geheele opvoeding en het geheele leven door zullen vervolgen. Wij leeren onze kinderen nog hetzelfde, wat onze voorouders aan het einde der middeleeuwen leerden, en bekommeren ons al bitter weinig om de positieve kennis om trent mensen en natuur, die latere eeuwen of zelfs het laatste tiental jaren gebracht hebben. Op de hoogere scholen worden oude talen, op lagere scholen het noodzakelijkste wat het volks leven eischt, onderwezen. Tot dit noodzakelijkste onderwijs behoort noch op hoogere, noch op de lagere scholen de kennis van het eigen lichaam en van de wetten, die het beheerscben. De tijd is nog niet gekomen, waarin de on wetende op dit gebied voor onbeschaafd wordt gehouden. Overal ontmoeten wy menscben, met degelijke vakkennis en uitgebreide algemeene belezenheid, die de grootste onwetendheid om trent zaken betreffende de gezondheid niet als een verwijt ondervinden. Een blik op de leerplannen maakt dit duide lijk. Het lichaam behoort niet tot die dingen, waarvan men op school wat hoort, evenmin als de gezondheid tot die dingen behoort, waarop men op school leert acht te slaan. Wil men oordeelen welke plaats deze vakken door den toonaangevende pedagoog wordt toe gewezen, dan moet-men maar de volgende ge tallen met elkaar vergeleken. Op 't gynasium 6?8 uren 's weeks laty'n, 6 uren 's weeks Grieksch, (In Holland gemiddeld 15 uur in de hoogere klassen) 2 uren tezamen de volgende YOOEl DAMEjS. imillllMlIIIIMIIIIIJIMII Onderlinge mnwenDescheiiiiig" 't Gebeurde 19 eeuwen na Christus' geboorte, dat ten huize van een prediker van Zijne Liefde leer een e ongehuwde vrouw moeder werd en onmiddellijk na hare bevalling op aanraden van den geneesheer des huizes onder grove verwijten de deur werd uitgezet! Naar men ons van betrouwbare zijde mededeelde 't jaarverslag der O. V. meldt deze bijzonderheid niet werd der rampzalige een kop koffie, waarom zij smeekte, geweigerd! Zusters, trilt ge niet van smart en veront waardiging, terwijl ge dit leest F En wat dunkt u, waar nog in onzen tijd de dubbele moraal zoo'n heerschappij voert, dat ten huize van een offlcieelen prediker van de christelijke liefdeleer zoo iets gruwelijks Icon voorvallen, is het daar niet dringend noodig, dat allen die deze moraal voelen als een schreeuwend onrecht, van die gezindheid getuigenis afleggen door woord en door daad? Is het daar niet ons aller vrouwenplieht, om die zieke, die gruwbare moraal den oorlog aan te doen, opdat zij hoe eer hoe liever plaats make voor eene gezonde, eene menschelijke, en ondertusscben de slachtoffers, die ze maakt, te sterken en te steunen, voor opnieuw struikelen te behoeden P Is dat niet vrouwenplicht vooral, omdat wjj vrouwen mér dan de mannen (gevangenen zij, haast allen, in den ban der noodzakelijk-kwaad-suggestie) het onrecht kunnen en moeten voelen als onrecht? Het mocht der Arnhemsche correspondente van de O. V. gelukkea, deze zwaarbeproefde dienstbode uit dit dominé's gezin aan eene andere betrekking te helpen, al ging dat dan ook heel moeilijk l Een meisje zal trouwen met een behanger. Hij huurt? een huisje, zij brengt er al haar heb ben en houden heen. Als 't er is, haalt hij er heimelijk verschillende dingen van daau en be leent ze. Bovendien weet hij successievelijk met allerlei mooie verdichtsels / 80 van haar los te krijgen. Dan... verlaat de jongen zijn meisje, laat haar zitten met hun ongeboren kind en zijne huurschuld. Zij kan die na tuurlijk niet betalen en nu weigert de huisheer de afgifte van haar laatste in het perceel ach tergebleven goed, voornamelijk kleeren. Wat nu doet de O. V., d. w. z. wat doen de ijverige correspondenten der O. V. voor deze bedrogene F Zij richten zich tot' den regiments-, commandant van den gewetenloOzen vader (intusschen in militairen dienst gegaan), die dezen dwingt eene schuldbekentenis van ? 80 te tee kenen. Tegen den ouwilligen huisheer vraagt Mr. van Drooge (de secretaris-penningmeester der O. V., te Voorschote'n!!) gratis procedure aan en verkrijgt ze. Verder weten de corres pondenten van de familie van den Jongen ge daan te krijgen, dat ze de beleende goederen grootendeels inlost en teruggeeft. De jonge vrouw, die inmiddels moeder is geworden, wordt gelukkig door een broer opgenomen. Een andere verlaten moeder was ten einde raad. Ze had reeds al hare bezittingen: naai- l machine, horloge, lijfgoed, enz. verpand ten be hoeve van haar kindje en bezat nu ten slotte niets meer. Eene der Botterdamsche corres pondenten, tevens bestuurslid, 'nam haar liefde rijk op in eigen huis (deze liefdedaad bewezen trouwens alle bestuursleden op hare beurt aan eene ongelukkige verlatene; twee van haar namen het kindje met de moeder op). Dezen tijd maakte het meisje zich ten nutte om de nieuwe kleeren in orde te maken, haar door de O. V. verstrekt, zoodat zij knap in de goedbezoldigde dienstbode-betrekking kon treden, waaraan de correspondenten haar hadden weten te helpen. Haar flink loon stelt haar in staat, al is het dan natuurlijk nog met veel moeite, het kostgeld voor haar kleintje te betalen. Een meisje te Berkumerbrug had haar doode kindje verborgen en stond nu terecht, beschul digd van lijkheling. Vreèselijke angst van 't schepseltje, dat den ernst van haar misdrijf niet had beseft: 't kindje was immers toch dood geweest. De getuigschriften uit vroegere en tegenwoordige betrekkingen opgevraagd door Mr. van Drooge, die voor haar optrad, luidden alle zér gunstig. Toch... ze was schuldig en 't mocht den verdediger dan ook niet gelukken, haar vrijgesproken te krijgen. Ook 't verzoek om gratie werd afgewezen. De jonge vrouw moest haar misdrijf boeten met eene maand gevangenisstraf. Maar als iets in staat kan zijn haar te behoeden voor verderen val (zoo 'n natuurlijk, verklaarbaar verschijnsel bij deze verschoppelingen), dan moet het zijn de krach tige zedelijke steun, haar geboden door de Zwolsche correspondente en door haar verdediger (die haar aanbood, bij hem yin dienst" te komen). * * * Van n geval van kindermoord spreekt d't jaarverslag; het voiige maakte melding van eenige. «?Een merkwaardig en vreemd verschijnsel is het, dat hij de meeste der tot nog toe be handelde gevallen de correspondenten een zachten en gunstigen indruk kregen van de daderes in questie," zoo zegt het tweede jaarverslag. En het laat er even verder op volgen: Waar de rechter volgens de wet moet straffen, daar zij het onze taak door het opsporen van gunstige getuigen uit het verleden der ongelukkige, de straf tot een minimum terug te brengen." Dit nu mocht de O. V. in de meeste gevallen gelukken. Verschillende vonnissen waren niet zwaar. Ze luidden: Voor een Maastrichtsch meisje twee jaar ge vangenisstraf (tot op de helft verminderd ter gelegenheid van de kroning, na een door hare moeder, haar' advocaat en het bestuur der O. V. ingediend verzoek om gratie). Voor eene Noord-Brabantsche ongehuwde moeder, die, bij de bevalling alleen zijnde, door baar onoordeelkundig handelen, den dood van haar kindje veroorzaakte, 8 maanden gevange nisstraf. Eene Groningsche ongehuwde, van kindermoord verdachte moeder werd van rechtsvervol ging ontslagen. Ter wille van de beklagenswaardigen, die als slachtoffers van onze wanmoraal ^gevallen," daarna door ons harteloos oordeel gekweld, door angst voor onze fatsoenlijke verachting tot gek wordens toe gepijnigd, door onze christelijke liefde aan gebrek en ellende prijsgegeven, tot deze vreeselijke daad overgegaan, verbeterd! moe ten worden in onze gevangenissen, verzocht de O. V. voor hare correspondenten toegang tot verschillende gevangenissen. Op dat verzoek werd afwijzend beschikt! Dat is eene harde be schikking. ,De vrouw, die voor een kind te vondeling leggen, met 't gevolg dat 't stierf, tot 10 jaren veroordeeld werd, zal wel wat op beuring en steun behoeven," schreef de secretares in haar tweede jaarverslag. Helaas, dat wie zoo warm voor deze misdadigen voelen en dus het best den weg tot haar hart zouden vinden en dus tot verbeteren hier het meest bevoegd zijn, haar in hare eenzaamheid niet bereiken kunnen. * * * 'k Wil, na deze allertreurigste gevallen, u nog even vertellen van een geval, dat men haast ,aardig" zou kunnen noemen. Door bemiddeling van de correspondente te Leeuwarden werd al daar een meisje met haar kind in huis genomen door een' timmerman, die zijn vrouw had ve,rloren en met nog jonge kinderen bleef zitten. 't Gaat uitstekend daar. Zij springt aardig om met zijne halve weesjes; hij toont zich hartelijk gezind jegens haar vaderloos wichtje. # * * ' Mooi werk, vindt ge niet, dat werk der cor respondenten van de Onderlinge Vrouwenbe scherming ? * * Het derde jaarverslag eindigt met een' wensch ; met den wensch, dat moge worden ingewilligd het verzoek der O. V. aan het Comitéder Tentoonstelling van Vrouwenarbeid om een ge deelte der f 20,000 batig saldo te bestemmen voor eene subsidie aan een door de O. V. op te richten Te Huis, waar de ongehuwde jongemoeder mét haar kind voorloopig kan worden opgenomen; een Te Huis, natuurlijk op de be ginselen, der O. V. en dus niet op godsdienstigen grondslag gebaseerd. Zoo'n Te Huis kost vél geld. Eene der correspondenten heeft op eigen kosten, trouwens op zér bescheiden schaal, een dergelijk Te Huis opgericht in den Haag. De noodzakelijkheid? van bet bestaan van dergelijke inrichtingen was haar gebleken uit het geval van een meisje, door haar op de Haagsche kraamzaal aangetroffen, dat reeds terstond na 't verlaten der inrichting in handen zou zijn gevallen van eene vrouweuverkoopster, die de stumperd reeds te voren alles had ontnomen, wat ze bezat. * * * Opent uw harten, ontsluit uw beurzen, vrouwen, strekt uit de handen, ten behoeve van de ongehuwde moeder en haar kind! Treedt toe als lid van de «Onderlinge Vrou wenbescherming," betaalt een flinke contributie en geeft u op als correspondente, 't Adres van den Secretaris-Penningmeester kent ge. BERTHA VAN 'T STICHT. Geen Dienstboden? Toevallig kreeg ik dezer dagen »de Groene" in handen en toen ik aan de rubriek «Voor Dames" kwam werd my'n oog geboeid door het eerste artikel: Van vraagstukken in het Vrou wenleven. Er wordt zooveel gepraat en geschreven over de beruchte meiden-questies, dat het bijna overbodig is er nog iets by te voegen, maar by'na aan het einde van 't stukje werd een raad aan de hand gedaan, die, geloof ik nog erger is dan de kwaal. »Zie af van het houden eener dienstbode", dat wil zeggen: dames ziet af van uw huiselijk geluk." Dat klinkt inderdaad vreemd waar men in den tegenwoordigen tyd steeds hoort klagen: »die meiden zy'n het ongeluk in myn huis." Maar stelt u voor dat men geen meid houdt. Ik wil mijn eigen huishouden, dat dan toch wel n uit velen zal zy'n, als voorbeeld nemen. Ik heb twee kinderen, waarvan n zeer lastig is. Ik bewoon een vrij groot huis en heb bovendien nog iemand »en pension" wonen. Nu heb ik geen meid. Ik moet zelf de kamer aan kant maken, voor de kinderen zorgen, de schel naloopen, voor het eten zorgen, en dat alles kan best door my' alleen gedaan worden, maar nu moeten eerstens myn kinderen van de buiten lucht genieten; dat kan niet gebeuren, daar ik geen dienstbode heb, dan komt's middags myn man thuis om te eten; ik ben moe en afgemat, prikkelbaar van humeur door de lastigheid van de kinderen. Na het eten zit my'n man graag rustig de krant te lezen onder het genot van een kop thee, daarna gaat hy graag met my' een wandeling maken of legt een bezoek met mij af. Maar ik heb geen meid die op de kinderen past en op de schel let, dus, kan ik niet mee. Wat zeggen de heeren dan: »Nu vrouw, ik ga nog even uit." Moeder de vrouw zit nu alleen en bly'ft gewoonlijk den heelen avond allén. Ze wordt ontevreden met haar lot, daar zy' voor alle zorgen alleen staat en de heer des huizes by' zy'n vrienden of ken nissen afleiding zoekt. Ze is te vermoeid om zich met eenig handwerk onledig of haar lectuur by te houden. Waar blyft nu haar huiselijk geluk? Weg is het. Ik weet wel dat er massa's vrouwen zyn die zoo moeten leven wegens een groot huishouden en een klein inkomen, maar welke ontwikkelde beschaafde vrouw, die gaarne haar talen of alleen haar Fransch, haar muziek, haar lectuur wil bijhouden, kan het zonder dienstbode stellen ? Neen, ik voor my geloof niet dat er een afdoend middel is om de meidenquestie op te lossen. Het eenige dat het kwaad wat kan verzachten, is: laat iedere huismoeder die waarlyk een beschaafde vrouw is, een dame, laat ieder die prijs stelt op dien naam, zich waardig gedragen tegenover het dienstpersoneel. Laten wy vriendelijk zy'n, behulpzaam zoo zy onze hulp inroepen, laten wy' onze kinderen op 't hart drukken steeds beleefd zich tegenover de boden te gedragen, laten wy' dames hen in alles ten voorbeeld zyn en onze beschaving vooral daarin toonen dat wy zooals ik dikwijls hier en daar hoor, de meid geen scheldwoorden toevoegen. Zulke dienstboden als voor 40, 50 jaar geleden krij gen wy nooit meer, maar willen wij ons eigen leven en dat onzer diensteden dragelijk ma ken, laten wy hen dan behandelen op de manier die ik daareven aangaf, dat is geloof ik, het eenige middel. De schrijfster of schrijver geeft in het Week blad den raad iemand voor de morgenuren te nemen, en iemand anders die weer voor onze etery1 zorgt. Maar zouden we dan 's avonds weer iemand anders moeten nemen die op de kinderen past? Ten eerste wat een geld zou dat kosten en wie wil eiken dag twee of drie verschillende gezichten ViOpr zich zien die alle drie met onze huishouding op de hoogte zy'n. Dat zou een serie verwikkelingen geven waar van het einde niet te zien was. Als er iets gebroken, bedorven of weg was, zou ieder aan haar voorgangster d6 schuld geven en hoe daaruit te komen ? Hopende dat een andere vrouw een betere oplossing van de questie aan de hand weet te doen en u dankzeggende vuor de verleende plaatsruimte, noem ik my gaarne, Hoogachtend , Een Huismoeder. Mijnheer de Redacteur, Het koboldje van de drukfouten heeft my de vorige week leely'k beetgehad. Wilt u my even helpen, zyn werk, voor zoo ver dat mogelyk is, ongedaan te maken ? Hij laat mij zeg gen, dat men dingen van zoo »industrieëlen" aard als de kleeding door een kleedingverbeteringsbond wil laten veranderen. Ik schreef »van zoo individueelen" aard en moet daarbij blyven, hoe handig 't koboldje ook de kleeding hier met de industrie combineerde. En dan wat valt my'n vergelijking van con sequente vrouwen van de wereld met klaag sters die niet handelen, gek in het water, nu de zetter my heeft laten schry'ven, «klaagsters, die handelen"! Of die laatste eigenlijk wel bestaan, betwijfel ik, want wie in dezen han delt, dat is, haar eigen kleeding inricht naar de eisenen der hygiëne, die klaagt gewoonlijk niet; zelfs beklaagt zy de slachtoffers niet van kapsel, corset en sleep, gedachtig aan dat oude, haast versleten maar steeds nog toe passelijke woordje »die mooi wil wezen, moet py'n lyden". 23 Juli 1900. F. J. VAN UILDRIKS. Uit Parus. Vera schry'ft ons uit Pary's: lederen Dinsdagmiddag te vier uren is er een samenkomst in het Amerikaansche Pavil joen, waar dan, onder een gezellig kopje thee, de verschillende nationaliteiten met elkander in aanraking komen. De conférences aldaar gehouden, zijn zeer interessant, o.a. heeft William Stead er het woord gevoerd over den Boerenoorlog. Hy sprak mooi en vol vuur. Als eenige Hollandsche in de zaal, dankte ik hem voor de gesproken woorden. Hy schudde mij hartelyk de hand en zeide veel vleiends aan het adres van het Hollandsche dappere volk ! Telkens ondervind ik ty'dens mijn verblijf alhier, hoe alleen het feit van Hollandsche van geboorte te zy'n, reeds een introductie is. In het Cosmopolitisch Pension, waar ik met Portugeezen, Italianen, Amerikanen, Russen, Polen, enz. samen ben, toonen alle aanwezigen hun sympathie openlijk voor het dappere volk, waartoe ik het my een eer reken te behooren. Ovqr veertien dagen is my de taak opgelegd op een der conférences van Mrs. Sewell, het een en ander mede te deelen over de Hol landsche vrouw. Ik doe dit met genoegen, omdat er in den laatsten tijd door zoovelen bly'k is gegeven van een ontwaken uit den slaap, waarin het vrouwendom eeuwenlang is ver zonken geweest! Grete Baldauf. Mary Kingley. In het schoone en gezellige Baden-Baden is Grete Baldauf het onderwerp van roezigdrukke en kalm-bezadigde gesprekken. Wie zy' is? Geen gespierde, pootige, waaghalzige juffer, die in een tarlatan vlieg-japonnetje onder het uitstooten van een snerpend en nasaal »hop! hop!" door den beplakten hoepel springt. Zy is evenmin een alle schoonheidsgevoel wegwerpend trapèze-artiste, die aan een paar teenen bengelend, met het hoofd naar beneden liedjes uitkraait, zware kerels of gewichten aan de tanden opbeurt. Is zy een weergalooze wielrydster ? Neen! Een hanige woordvoerster? een bescherm heilige van gekweekte vrouwenrechten? Ook al niet. Sta my toe, Grete aan u voor te stellen. Wees zoo goed, even met mij, in dit gunstig bekende restaurant binnen te gaan. Ziet u daar die blonde, slanke kellnerin met dat intelligente fijne gezichtje? Wat beweegt zy' zich voornaam-rustig, niet waar ? Dat is Grete Baldauf. Ha! ha! ha! een kellnerin! moesten wij daarvoor binnen komen? Een oogenblik! wy' zy'n er nog niet. O ! verschy'nt nd Grete, Faust ten tooneele ? of is Grete de kellnerin, een verkleede prinses ? Neen, Grete is een kind uit het volk; zy' is dichteres. Ai!! wér een ! Wér een ! Grete Baldauf is een jong meisje met fijne, reine gedachten; zy' kan den drang niet weerstaan, wat zy' gevoelt en denkt op papier te zetten. Wanneer zij naar de pen grypt, vloeien er zoet-klinkende verzen uit. Zy heeft een bundeltje verzameld en by Pierson (Dresden en Leipzig) uitgegeven onder den titel «Liederen van een meisje uit het volk." Het volgende gedichtje is uit den bundel genomen: Leise Andacht. Leise Frühlingslüftte wehen Uebers granende Gefild. Tief im Herzen neu erstehen Fühl ich leis ein altes Bild. Leise rauscht der Bach im Thale, Leise schmilzt der letzte Schnee, Miichtig, ach, mit einem Male Ueberkommt mich Sehnsuchtsweh. Leise andachtsvolle Weise Lenkt mein Auge himmelwarts. Deinem Namen rief ich leise Leise blutet mir das Herz. Grete's bewonderaars droomen van lauweren om haar slapen en goud in haar beurs Goud kan ik my makkelijk voorstellen blin kend en wel opgeborgen in de brandkast van een handelaar in droge of natte waren. Goud in handen van een arm dichteresje gaat myn voorstellingsvermogen te boven. Of Grete dich tend in haar onderhond zou kunnen voorzien ? Welwillende, verstandige menschen twijfelen eraan. Toch zouden zy het meisje gaarne in de gelegenheid stellen, de zoozeer door haar ver afschuwde betrekking van kellnerin vaarwel te zeggen. Er worden gelden verzameld, om de twee-en-twintig jarige Grete Baldauf, dochter van een eenvoudig mandenmakertje voor onder wijzeres op te leiden. In die richting althans komen haar aange boren gaven en verstand tot hun recht. Zy is misschien al een beetje oud, om nu nog met de studie te beginnen; maar, Grete heeft een helder verstand,taaie wilskracht en veel ijver. Luieren en tyd verbeuzelen zy'n haar onbe kend. Haar familienaam wijst er op, dat zy stamt uit een geslacht, dat niet tot de vadsige langslapers behoort. Verstand, wilskracht en ijver zy'n factoren om te slagen. Er bestaat dus kans, dat wy over een paar jaar hooren, dat zy haar diploma voor onderwijzeres heeft verworven. Welke veranderingen ook in haar lot zullen komen, het is te wenschen, dat zy niet de lier aan de wilgen hangt. Ada Negri, het Italiaansche volks-kind, onderwijzeres en dichteres, zond liederen de wereld in, die in hartstochtelijke, treffende woorden de ellende van de armsten van haar volk »uitzegden". Eenige jaren geleden is Ada Negri getrouwd met een vermogend industrieel. Na haar hu welyk zy'n geen dicht-bundels meer van haar verschenen. Haar laatste, Tempesta, dateert van '96. Of zy in 't geheel niet meer dicht ? Ik zou het niet kunnen zeggen; wel weet ik dat thans haar daden zuivere, kloeke poëmen zy'n. Zy is de weldoende fee van alle fabriek arbeiders en arbeidsters uit de plaats harer inwoning. Zy bezoekt lydendan en armen; door haar bemiddeling verrijzen behoorlijke arbeiders-woningen. Met artisten-mildheid tast zy in haar weivoorziene beurs. Het onderwyzeresje gluurt by haar nog steeds omden-hoek. Zy stelt buitengewoon veel belang in schoolbezoek en onderwy'svan kinderen. Haar dichterziel geniet van de welvaart en het geluk dat zy' om zich heen kan verspreiden. In het begin der vorige maand is zy' be zweken, de ondernemende reizigster, schrijfster en zieken verpleegster; de vélzydig ontwik kelde nig-in-biar-soort te noemen en te roemen vrouw, Mary Kingley. Ry'k en onafhankelijk was Mary Kingley, vry' in al haar doen en laten. Van haar vroegste jeugd had Afrika, de kust van Guinea in 't bizonder, een groote bekoring voor haar. Zy sprak en schreef nooit anders dan van »de kust"; die was haar wereld, haar alles. Zy reisde niet met n speciaal doel. Mary Kingley deed van alles tegelijk: planten ver zamelen, vischsoorten bestudeeren en collectioneeren, schry'ven, lezingen houden, omgaan met negers, hen onderwijzen en tevens vél van hen leeren. Zy had een lange, schrale gestalte (my dunkt. quite English: recht-toe recht-aan) een smal, beenig gezichtje, en de door Gustave Flaubert zoo beminde «bandeaux": de «coiffure h la madone". Haar boeken, Eeizen in West-Afrika, zy'n niet zonder talent geschreven, maar een beetje langdradig en breedsprakig, waardoor men onvermy'delyk in het vervelende belandt. En >tous les genres sont bons, hors Ie genre ennuyeux". (Voltaire). Na het uitbreken van den rampzaligen krijg in Transvaal, was zy', eene Engeische, niet te overtuigen, dat het Engeische gouvernement recht had aldus op te treden.... Bravo! Mary Kingley! in die overtuiging staat gy' goddank! niet allén. Menigmaal heeft zy' haar misnoegen over Chamberlain's handelwijze uitgesproken. Zy reisde naar de Kaap, om op het oorlogs terrein haar onderzoekingen naar recht en billijkheid voort te zetten. Mary Kingley was diep bewogen door het treurig lot der soldaten, der zieken en gewonden. De ongelooflijk slechte inrichting der Engei sche hospitalen wekte haar deernis en veront waardiging. Aan Lord Roberts vroeg zy', waar haar hulp het meest noodig was. Hy verwees haar naar Simons-Town, waar honderden sol daten door typhus waren aangetast. De moe dige vrouw deed wat zy kon en werkte met ware doodsverachting in het brandpunt van besmetting. Haar liefdewerk betaalde zy met haar leven. Ook zy' bezweek aan de vreeselyke ziekte. Aan haar uitdrukkelijk verlangen werd gehoor gegeven. Zy, die de breede wateren zoo hartstochtelijk had lief gehad, begeerde dat men haar lyk niet aan de aarde maar aan de golven zou toevertrouwen. Met militaire eerbewijzen werd bet stoffelijk overschot weggedragen en plechtig in zee gezet. Veel vrouwen huiveren en zyn diep veront waardigd, wanneer zy' hooren, dat aan boord van een oorlogsbodem of ander schip een ly'k over boord is >gezet" Alleen de niet ingewijden spreken van over boord gooien". Ik zou die vrouwen raden, eens aan een zeeman te vragen haar van a?z een beschrijving te geven van een begrafenis aan boord. Tien tegen n dat haar huiveren en ver ontwaardiging overgaan in sympathie en dat zy' onder den indruk geraken van de aangrijpende plechtigheid. CAPRICE. GL SL n. : o ix £*, SL na. -ver f r is s oliën de c3L r a, n

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl