Historisch Archief 1877-1940
N°. 1207
DE AMSTEfiDAMMER
A°. 1900.
WEEKBLAD VOOE NEDEKLAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAÜRIK Jr.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
f 1.50, fr. p. post f 1.65
mail 10.
Abonnement per 3 maanden
Voor Indiëper jaar
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar ..... 0.12 '
Dit blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover het Grand Café, te Parijs.
Zondag 12 Augustus.
Advertentiën van l?5 regels f 1.10, elke regel meer f 0.20
Reclames per regel 0.40
Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door
de firma BUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma.
I N H O V D.
VAN VEBRE EN VAN NABIJ: Een radikale
maatregel, door E. ? Het benoemen der Burge
meesters, (IL), door A. L. H. Obreen. Degeneratie
in Engeland, door J. K. van der Veer.?SOCIALE
AANGELEGENHEDEN: De zomeroptrekjes der
BerUjnsche werklieden, door J. K. Koch Jzn.
KUNST EN LETTEBEN: Muziekbeoordeelingen,
door Ant. Averkamp. In hetKijksmuseam, door
W. 8. Boek en Tijdschrift, door G. van Halzen.
Boekaankondiging. FEUILLETON: Seringen
geur. Naar het Fransch van Adolphe Bibeaux.
BECLAHES. VOOB DAMES: De Vereeniging
Oost en West", door Vera. Allerlei, door
Caprice FINANCIEELE EN OECONOMISCHE
KBONIEK, door D. Stigter. ALLEBLEI.
INGEZONDEN. PEN EN POTLOODKBA88EN.
ADYEBTENTIEN.
illlllilliiiil l iiiiiimiiiiiimimiiill mui
Een radikale maatregel.
Bij de indiening van de Gezondheidswet
heeft de regeering uitdrukkelijk verklaart,
dat het behartigen dezer wet en dus het
waken voor de volksgezondheid in de
toekomst niet zou worden toevertrouwd
aan geneesheeren alleen. Van medische
zijde is ernstig oppositie gevoerd tegen
deze opvatting, zoowel in de Maatschappij
tot bevordering der Geneeskunst als in
Geneeskundige Raden.
Als om terstond door een duidelijk
voorbeeld de mogelijkheid te doen zien,
hoe zonder eenige medewerking van ge
neeskundigen een uitsluitend
gezondheidsbelang afdoende kan worden geregeld,
heeft dezelfde regeering onlangs een wets
ontwerp ingediend, waardoor voor goed een
einde zal worden gemaakt aan het voor
komen van een vreeselijke ziekte onder
een deel der bevolking van Nederland,
namelijk de phosphornekrose.
In 1865 reeds werd aan de ambtenaren
van het geneeskundig staatstoezicht, zonder
uitzondering allen geneeskundigen, de be
voegdheid toegekend om in het belang der
gezondheid fabrieken en werkplaatsen te
bezoeken. Er schijnt door hen nimmer
veel werk gemaakt te zijn van deze taak,
althans naar buiten is er weinig van ge
bleken; sedert de jaren 1889 en '95 werd
zij krachtens de arbeids- en veiligheids
wetten aan andere handen en aan bijzon
dere inspecteurs toevertrouwd. Genees
kundigen kwamen bij de keuze niet in
aanmerking, de zorg voor de
gezondheidsbelangen werd echter niet door hen ver
waarloosd.
In de 1ste inspectie viel al spoedig de
aandacht op een eigenaardige ziekte bij
sommige fabrieksarbeiders wier ontstaan
te wijten was aan het verwerken van
phosphor bij het vervaardigen van luci
fers. In het verslag van den inspecteur
van den arbeid over 1897 en 1898 worden
verschillende gevallen medegedeeld, later
bevestigd en aangevuld door onderzoekin
gen van den Geneeskundigen Kring te
Breda en door de enquête van eenige dames
aldaar. Deze ziekte, de zoogenaamde
phosphornekrose, is een vreeselijke onge
steldheid; gewoonlijk beginnende bij een
aangestoken tand wordt de kaak door
ontsteking aangetast en gaat langzamer
hand in verzwwing over, waarbij somwijlen
groote beenstukken van boven- en
benedenkaak worden afgestooten, hetgeen niet
zelden de walgelijkste misvorming ten ge
volge heeft. Ook de beenderen van andere
lichaamsdeelen worden somwijlen aange
tast, terwijl behalve deze plaatselijke
aandoeningen de algemeene gezondheids
toestand van den lijder niet zelden ernstig
wordt benadeeld. Het laatste geval werd
dezer dagen in de vergadering van den
geneeskundigen Raad te Maastricht door
den voorzitter als volgt beschreven :
Op verzoek van den inspecteur van den arbeid
in de 1ste inspectie werd ia het begin van
Ap'il de werkman H. te Woensel, omtrent wien
het vermoeden was gerezen, dat hij ziek was
lucvfecafabüek, geneeskaadlg ouiersaclit, bij
k QüfarzOGK de inspecteur -pan iiefc genees
kundig staatstoezicht inderdaad een ernstig
geval van phosphornecroae der rechter bovenkaak
constateerde.
De anamnese leerde dat patiënt, die tenge
volge van zijn mondgebrek slechts onduidelijk
kon spreken, zich omstreeks nieuwjaar onder
geneeskundige behandeling had gesteld wegens
tandpijn en een snijtand, die los zat. Tegen half
Januari moesten hem 3 tanden worden uitge
trokken, daarna nog l omstreeks half Februari,
vervolgens 2 in de tweede helft van Maart en
eindelijk de 7de tand pp 4 April. Gedurende
al dien tijd had de lijder zich steeds ernstig
ziek gevoeld en was zijn toestand in plaats van
te verbeteren nog verergerd. Voortdurend had
den zich etter en bloed uit de bovenkaak ont
last en waren, vooral 's nachts, de pijnen hevg
en schier ondragelijk geweest. Een oppervlakkig
onderzoek was dan ook reeds voldoende o>n zich
te overtuigen, dat de mau geen oreidreven
voorstelling gaf van zijne klachten. Het gemis
van nagenoeg alle tanden der bovenkaak, ge
paard met belangrijke zwelling over eene vrij
groote uitgestrektheid, donkerrood gekleurd
tandvleescb, opvulling der taadka^sen met etter
en bloed en verschijnselen van hooggaande
cachexie gaven het beeld van perio^itis te
aanschouweis, zooals men dit in de chirurgische
handboeken als gevolg van phosphorverg.ftigiug
beschreven vindt.
Geen wonder dat getracht werd aan
deze jammerlijke ellende, hoewel hier te
lande evenals elders, waar
phosphorlucifers gemaakt worden, reeds la.ig be
staande, doch thans eerst aan het licht
gebracht, een einde te maken. Om althans
vrouwen en kinderen te vrijwaren werden
bij Kon. Besluit van 24 Juni 1898 eenige
bepalingen vastgesteld, die voorwaardelijk
of onvoorwaardelijk verbieden jeugdige
personen en vrouwen in fabrieken werk
zaamheden te doen verrichten waar
phosphordampen kunnen ontstaan.
Voor volwassen mannen veroorloofde
echter de wet niet soortgelijke
verbodsbepalirgen en het werd meer en meer
duidelijk, dat bij de bewerking van phosphor
ook geen voorzorgsmaatregelen konden
worden toegepast, die afdoende in staat
waren de arbeiders te beschermen tegen
de noodlottige gevolgen van de uitwase
ming van deze stof, waaraan zij bij de
bewerking aanhoudend zijn blootgesteld.
Bij het zoeken daarna kwam een zeer
merkwaardige bijzonderheid aan het licht.
Het is bekend, dat de Zweedsche lucifers
geen phosphor bevatten of in allen geval
die stof slechts in een toestand, waarbij
zij niet schadelijk is voor de gezondheid,
de zoogenaamde roode phosphorus; deze
lucifers kunnen echter slechts worden
aangestreken op een oppervlakte, besmeerd
met een bepaalde stof. Het gebruik dezer
lucifers is derhalve iets minder gemakke
lijk. Ten einde hieraan te gemoet te
komen heeft de Fransche Regeering een
prijsvraag uitgeschreven voor de beste
methode om lucifers te maken, die op
ouderwetsche manier op iedere ruwe opper
vlakte kunnen worden aangestreken, zonder
dat de zoo gevaarlijke witte phosphor bij
de vervaardiging werd aangewend. De
prijs groot 20.000 francs werd toegekend
en het Fransche Gouvernement, zoowel
als later de Belgische Regeering, verboden
in het vervolg andere dan deze lucifers
daar te lande te vervaardigen. Toch
bleven de schadelijke werkingen niet geheel
uit en het is zeker geen geringe verdienste
van de Nederlandsche Regeering dat zij
erin geslaagd is aan te toonen, waaraan
dit te wijten is; de Memorie van Toe
lichting bij het bovengenoemde wetsontwerp
stelt het duidelijk in het licht. Wat toch
is het geval? Voor de zoogenaamde on
schadelijke lucifers, die toch overal kunnen
worden aangestreken, wordt gebruik ge
maakt van phosphor-sesquisulfuur, een
stof, die slechts in ne Fransche fabriek
kan worden verkregen. Bij verschillende
proeven in de beide hier te lande bestaande
lucifersfabrieken bleek het den Inspecteur
van den arbeid, dat lucifers vervaardigd
met deze stof, doch uit een andere bron
afkomstig, niet voldeden; Dr. L. Aronstein,
hoogleeraar aan de Polytechnische school
te Delft, onderwierp toen het Fransche
praeparaat aan een nauwkeurig schei
kundig onderzoek, waarbij het bleek ook
witten phosphor in vrijen toestand te
bevatten. Nu alle maatregelen om de
werklieden in de fabrieken te beschermen
tegen de verderfelijke werking der uit
waseming van den phosphor niet baten
en ook het Fransche artikel niet voldeed
aan de gestelde eischen, terwijl de we
tenschap geen middel aan de hand kon
doen om de gewenschte verbeteringen
aan te brengen, besloot de Nederlandsche
regeering het eenige, maar ook zeker af
doende middel toe te passen, namelijk de
vervaardiging en den invoer der gevaar
lijke phosphorlucifers te verbieden.
In het geheele wetsontwerp en de me
morie van toelichting wordt wet is waar geen
melding gemaakt van het geneeskundig
Staatstoezicht, toch blijkt het dat zijn
atUies i% iögewwvaft» ?, \a hftt gfevswnfc jaa
veislag aan de Koningin over 1898 woidt,
toch melding gemaakt van de beide in«
specteurs uit N.-Brabant, en die eenstem
mig van oordeel zijn, dat slechts door
absoluut verbod de schadelijke gevolgen
voor de gezondheid der arbeiders kunnen
worden voorkomen. Een dezer rapporten
dat van den Inspecteur in het Westelijk
deel der provincie, geeft een merkwaardig
staaltje van ongevraagde ambtenaars
bemoeiing.
Nadat het verbod genoemd is een in
grijpende maatregel maar uit een hygi
nisch oogpunt volkomen te rechtvaardigen,
voegt deze Inspecteur er aan toe:
Het spreekt van zelf, dat, deze maatregel
niet ten koste der fabrikanten mag gaan en
dus aan hen eene billijke vergoeding moet
worden uitgekeerd. De vraag rijst dan even
wel : Ie. op weJke wijze die vergoeding moet
worden geregeld en 2o. zoo dit mogelijk, of
dan die fabrieken in Nederland bij het enkel
vervaardigen van Zweedsche lucifers tegen het
buitenland kunnen concurreeren.
Ik betwijfel dit ten zeerste en zou daarom
al die quaesties op de volgende wijie opgelost
willen zien. De Staat nfemt het monopolie
van de Zweedsche lucifersfabricage op zicii.
Niet alleen uit liygiëuisch oogpunt, verdient
dit sterke aanbeveling, maar ook de schatkist
zal er wél bij varen zonder dat dit eenigszins
op de bevolkiLg drukt, ?elfs als de prijs aan
merkelijk wordt verhoogd, omdat alsdan de
zuinigheid zal worden betracht en niet meer
met lucifers, zooals tegenwoordig het geval is,
zal worden gemorst."
Het is gelukkig, dat de regeering dit
advies van een geneeskundig inspecteur
om een gezondheidsmaatregel, door hem
zelf als eenig afdoende beschouwd, niet
anders »het spreekt van zelf' zegt
hij in te voeren dan door schadever
goeding aan te bieden aan fabrikanten,
Biet heeft gevolgd, maar verder alleen
overleg heeft gepleegd met
niet-geneeskundige ambtenaren.
Trouwens Nederland staat niet alleen;
ook Zweden en Denemarken hebben reeds
sedert 1875 het verbod ingevoerd om
witte phosphor voor lucifers te gebruiken.
Het is te hopen dat onze Kamers niet
zullen nalaten het voorbeeld dezer landen
te volgen door het aangeboden wetsont
werp aan te nemen; ieder die maar een
enkele maal de walgelijke verzweiing en
misvormingen gezien heeft, waaraan de
slachtoffers der phosphornekrose onder
hevig zijn, zal er haar in naam der
menschelijkheid dankbaar voor zijn.
E.
Het temn
n.
Het groote argument, waarmede de
voorstanders van het tegenwoordige stelsel
de verkiezing van den Burgemeester door
den Raad bestreden, en de benoeming
door de Regeering in stand gehouden
hebben, is dat in vele gemeenten geen
persoon beschikbaar zou zijn, die de
1100dige bekwaamheden voor het ambt bezit.
Dit argument beduidt niets, want even
goed als de Kroon een Burgemeester van
buiten de Gemeente benoemt, kan de Ge
meenteraad een niet-ingezetene verkiezen.
Maar is dit bezwaar niet overdreven ?
Het is denkbaar dat zulks gelden kan in
een land als Frankrijk bijvoorbeeld, waar
gemeenten zijn van 18 of' 25 zielen, maar
in Nederland? Wij hebben 1121 gemeen
ten. Daaronder zijn:
45 gemeenten van minder dan
188
320
308
130
47
15
4
4
500 tot
1000
2000
5000
10000
20000
50000
100000
500 zielen
1000
2000
5000
10000
20000
50000
100000
daarboven
1121 gemeenten,
Onze Gemeenten zijn dus gemiddeld
van grooten omvang, en nemen nagenoeg
allen gestadig ieder jaar toe in bevolking.
Er kan in iedere Gemeente wel een Raad
gekozen worden, welke een bezoldigden
secretaris en een bezoldigden ontvanger
benoemt, waarom zou hij dan geen be
zoldigden Burgemeester kunnen benoemen ?
Dit is ook niet het ware argument, dat
hierbij gegolden heeft. Wat feitelijk de
liberale meerderheid, welke de Grondwet
in 1848 en in 1887 herzag, en welke de
gemeentewet van 1851 maakte, bewogen
heeft, onbewust, zonder dat zij er zich
zelve duidelijk rekenschap van gaf, de
benoeming der Burgemeesters aan de Kroon
te laten, is dat zij daarin een gemakkelijk
middel heeft gezien, om aan jongelieden
van haar geestesrichting een eerste schrede
te doen zetten op de administratieve
loopbaan. Deze beweegreden is nooit ge
zegd, maar feitelijk is haar invloed sterk.
Zij is menschelijk, en wij kunnen haar
toch slecht verontschuldigen, want jonge
lieden, «lie als Burgemeester ««.a
adrniaisttatievfe loophaan wllen btglnnan,
kvmnen zulks evengoed doen bij het stelsel
van benoeming door de Gemeenteraden,
als bij dat van benoeming door de Kroon.
Toch is wel te vermoeden, dat bij het
eerste systeem de mutatiën der Burge
meesters minder vaak zullen voorkomen
dan thans, nu een Burgemeester, die luttel
jaren werkzaam is in een gemeente bijv.
in Zeeland, plotseling naar Gelderland of
naar Utrecht en van daar weder naar
Groningen of Friesland wordt overge
plaatst, zonder dat hij eenige voorkennis
bezit van de gemeentelijke toestanden,
welke hij zal moeten beheerschen. Ver
kiest de Gemeenteraad den Burgemeester,
dan zal overplaatsing, dus verbetering van
positie, tot de zeldzaamheden behooren.
De benoeming der Burgemeesters door
de Kroon heeft eenige groote bezwaren,
welke niet bestaan bij hun benoeming
door de Gemeenteraden. In de eerste
plaats is het Gemeentebestuur niet vrij,
het is in zijn aktie beperkt door een per
soon, die in den regel wild vreemd aan
de Gemeente uit 's-Hage gezonden wordt.
Doorgaans wordt de te benoemen Burge
meester voorgedragen door den Commis
saris der Provincie. Van daar dat het
voorvertrek van dezen
Grootwaardigheidsbekleeder natuurlijk iedere week gevuld
is met sollicitanten, die zijn veelvermogende
voorspraak bij den Minister komen in
roepen. De gemeentenaren zijn dus ge
dwongen uit te zien, wat buiten hen over
het lot hunner verblijfplaats wordt be
slist. Dat op zichzelf is reeds niet erg
geschikt, om het vrije politieke leven te
ontwikkelen. Is de benoeming geschied,
dan is het nog de vraag, of de nieuw
optredende Burgemeester, hoe bekwaam
hij zijn moge, in den Raad een meerder
heid vindt, met welke hij regeeren kan.
Talrijk zijn de gemeenten, waar tusschen
Raad en Burgemeester konflikten bestaan,
alleen op te lossen door verplaatsing van
den betrokken Burgemeester. Wil de Raad
zich bepaald ontdoen van een Burgemeester
die hem niet aangenaam is, dan heeft hij
daartoe een gemakkelijk middel in de
hand, door stelselmatig alles te verwerpen,
wat de Burgemeester voorstelt, een methode
van boycottage, waarvan soms in kleinere
gemeenten vermakelijke staaltjes zijn voor
gekomen. Maar al gaat het niet zoo
verre, de toestand kan voor de twee
kanten onaangenaam zijn tot schade van
de belangen der Gemeente. Veelvuldig
zijn de Burgemeesters, die niet gekozen
zouden worden, als zij zich candidaat
stelden voor hun eigen Gemeenteraad.
Heeft de Burgemeester daarentegen het
vertrouwen en de vriendschap van zijn
Gemeenteraad en van zijn gemeentenaren
verworven, en laten wij hopen dat zulks
bij de meerderheid het geval is, dan doet
zich een ander bezwaar voor. Dan kan
hij den invloed, dien hij bij de ingezete
nen heeft, aanwenden bij de verkiezingen
ten behoeve van den Minister, die hem
benoemde, of die hem bij het einde van
zijn zesjarig mandaat moet
wederbenoemen, of die hem naar een grootere ge
meente kan verplaatsen. Zelden geschiedt
zulks openlijk, maar wie durft beweren
dat onderhands die invloed niet werkt?
Hij bestaat onvermijdelijk, want vele kie
zers zullen steeds om voorlichting vragen
aan den Burgemeester die hun vertrouwen
heeft. ledere Burgemeester is gevleid, als
hij zelf gekozen wordt tot lid der
StatenGeneraal of der Provinciale Staten. Dit
alleen is reeds voldoende, om hem te be
letten in staatkunde onpartijdig te zijn.
De Burgemeester uit den aard van zijn
betrekking is de vertegenwoordiger van
het centrale gezag. Hij is afhankelijk
van den Minister en van den Commissaris
der Provincie, hij zal zich steeds moeten
schikken naar hun instructiën. Hij is
Rijksambtenaar zoo goed als Gemeente
ambtenaar, en hij zal geneigd zijn de
belangen voor te staan van de Staatspartij
tot welke het Ministerie behoort. Dat wil
niet zeggen, dat er geen onafhankelijke ka
rakters zijn onder onze Burgemeesters, dat
beduidt alleen dat de Burgemeester uit den
aard van zijn ambt geneigd moet zijn zich
aangenaam te maken bij degenen, die boven
hem staan, van wie hij afhankelijk is, en
die op harde wijze hem kunnen doen ge
voelen, dat hij zich te schikken hebbe
naar hun voorschriften, al zijn die niet
overeenkomstig zijn overtuiging.
De Ministers benoemen de Burgemees
ters. Dezen geven goeden raad aan hun ge
meentenaren bij de samenstelling van
Staten-Generaal en Provinciale Staten,
welke op hun beurt weder de Ministers
voortbrengen. Zoo is de kringloop van
het staatkundige leven in Nederland.
Hier te lande heeft tot nu toe bij ver
kiezingen geen bepaalde officiëele
candidatuur bestaan. Dat bewijst echter niet,
dat wij die niet te eeniger tijd krijgen
zullen. Hoe meer het stemrecht wordt
uitgebreid, des te gcootec wordt de kaas
daartoe. Maar, tuit gij zieggen, als ds
T5.»~n~-.r~-.nnc-tf*~ Y-.nr* ^.^llrt^-l ^4,-,^>»- As* \l**rr »-'
Invloed op de verkiezingen fear> «_'fco«f«n«»n;
zal de Burgemeester benoemd door den
Raad zulks nog sterker kunnen doen.
Zeker, waarom niet? Wat kwaad zou daarin
steken? Hij is de gekozene, hij is juist de
man, om de bevolking voor te lichten over
haar belangen.
Men meene niet, dat dit een vertoog
is voor of tegen deze of gene Staatspartij.
De benoeming van den Burgemeester door
de Regeering kan nadeelig zijn voor alle
Staatspartijen, want het stelt ze allen ,
bloot aan de dwingelandij van de partij,
welke aan het gezag is. Evenzeer als het
der katholieke partij onaangenaam zou
zijn, wanneer een radikaal benoemd werd
tot Burgemeester te Tilburg of te Sittard,
even onaangenaam zou het aan de libe
ralen zijn, wanneer een anti-revolutionnair
benoemd werd te Winschoten of te Rot
terdam, en aan de anti-revolutionnairen
wanneer zulks geschiedde ten behoeve van
een katholiek te Goes of te Harlingen.
En toch staan alle partijen daaraan bloot.
AVat dunkt u bij voorbeeld van een
sociaaldemokraat als Burgemeester van Utrecht?
of van een katholiek als Burgemeester van
Groningen ?
TocH is er niets dat een eventueel
Ministerie Troelstra of een Ministerie
Schaepman zou kunnen beletten, zulke
benoemingen te doen. Niemand zou het
recht hebben, hun zulke benoemingen ten
kwade te duiden. De liberale partij is
bijna e?n halve eeuw aan het bestuur ge
weest in Nederland, en wie zal ooit uit
maken, welken invloed de benoeming der
Burgemeesters op dat langdurige bestuur
gehad heeft? Best mogelijk dal de liberale
partij eenmaal gekastijd zal worden met
de roeden, welke zij gedurende een halve
eeuw tegen haar tegenstanders hanteert.
Wij spraken hierboven van het aange
voerde argument, dat er in vele gemeenten
geen personen beschikbaar zijn, geschikt
om als Burgemeester op te treden, maar
levert dan het hedendaagsche stelsel van
benoeming door de Regeering eenigen waar
borg voor goede administratie der gemeen
ten? Hoegenaamd geen. De lange reeks
van gemeenten, in de laatste jaren besto
len door haar ontvangers, bewijst dat het
toezicht der Burgemeesters op de geld
middelen erg nevelachtig is. Wij zou
den zelfs het voorbeeld kunnen noemen
van een gemeente, waar twee ontvangers
achtereen zich vergrepen hebben aan de
geldmiddelen, hetgeen toch niet belette,
dat de betrokken Burgemeester altijd maar
weder werd herbenoemd door de Regee
ring, en in rustige rust als zoodanig is
ten grave gedaald. Met de hedendaagsche
verkeersmiddelen kan de Commissaris in
eenige Provincie of diens vertegenwoordi
ger steeds binnen enkele uren naar iedere
gemeente van zijn Gewest gaan (eilanden
natuurlijk uitgezonderd) om zich te over
tuigen, dat er geen wanbeheer bestaat.
Van waar dan die zonderlinge drang
onzer Gemeentewet, om de Gemeenten als
onmondigen onder voogdij te houden ? Zijn
onze burgers minder ontwikkeld of minder
degelijk dan die van andere landen, meer
geneigd tot krakeel of tot wanorde of tot
plunderen van openbare kassen ? Niets
van dit alles bestaat. Integendeel in geen
land is de burgerij zoo wars van Staat
kundig gehaspel, zoo belangeloos waar
openbare zaken in het spel zijn, zoo ge
steld op zuiverheid van beheer. Nergens
zou zij dus beter geschikt zijn, zelve de
zaken van de Gemeenten te besturen, en
helaas juist bestaat in geen land minder
vrijheid, minder los zijn van het Centrale
Gezag. Alles bij ons komt uit den Haag
en gaat naar den Haag. De liberale partij
is sedert een halve eeuw in onverklaar
bare tegenspraak met haar eigen reden
van bestaan bezig alles te centraliseeren,
wat zij bemachtigen kan. Zij heeft alle
administratieve gezag in strijd met de
Grondwet onthouden aan de handen
van de Gemeentenaren, die toch als op
de plaats zelve geboren en getogen het
best op de hoogte zullen zijn der
p'aatselijke toestanden, en zij geeft het aan wien?
Aan den Minister van Binnenlandsche
Zaken, die in een constitutioneelen Staat
niet meer is dan een voorbijganger; een
parlementaire strooming dringt hem voor
uit, een andere tegengestelde parlemen
taire strooming trekt hem omlaag. Over
tien jaar weet niemand zijn naam zelfs
meer te noemen. Maar zoodra treedt hij
niet op, of hij krijgt het exorbitante recht
om in de 1121 Gemeenten van ons Va
derland een proconsul te benoemen, een
Burgemeester die alles onderst boven kan
keeren, alles van de wijs brengen, zonder
met de wenschen der bevolking genoeg
zaam rekening te houden.
A. L. H. OBREEN.
lii Engeland.
*-* ^
Jonathan Dymond betoogde in aijne
verhandelingen over den oorlog, dat een
volk bij een oorlog altijd iets van zijn
zedelijke hoedanigheid verliest. En nu zal
er wel een groot verschil zijn in de moreele
uitwerking van een onafhankelijkheids
oorlog en een, aangegaan ter vernietiging
van eens anders onafhankelijkheid. Kort
en goed, de oorlog in Zuid-Afrika heeftin
Engeland werkelijk bedenkelijke verschijn
selen, zoo al niet doen ontstaan, dan toch
te voorschijn gebracht.
/* Sedert maanden en weken worden in de
voorsteden en districten van Londen mas
kerade optochten gehouden, ten einde gelden