De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 12 augustus pagina 1

12 augustus 1900 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 1207 DE AMSTEfiDAMMER A°. 1900. WEEKBLAD VOOE NEDEKLAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAÜRIK Jr. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). f 1.50, fr. p. post f 1.65 mail 10. Abonnement per 3 maanden Voor Indiëper jaar Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar ..... 0.12 ' Dit blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover het Grand Café, te Parijs. Zondag 12 Augustus. Advertentiën van l?5 regels f 1.10, elke regel meer f 0.20 Reclames per regel 0.40 Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma BUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. I N H O V D. VAN VEBRE EN VAN NABIJ: Een radikale maatregel, door E. ? Het benoemen der Burge meesters, (IL), door A. L. H. Obreen. Degeneratie in Engeland, door J. K. van der Veer.?SOCIALE AANGELEGENHEDEN: De zomeroptrekjes der BerUjnsche werklieden, door J. K. Koch Jzn. KUNST EN LETTEBEN: Muziekbeoordeelingen, door Ant. Averkamp. In hetKijksmuseam, door W. 8. Boek en Tijdschrift, door G. van Halzen. Boekaankondiging. FEUILLETON: Seringen geur. Naar het Fransch van Adolphe Bibeaux. BECLAHES. VOOB DAMES: De Vereeniging Oost en West", door Vera. Allerlei, door Caprice FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KBONIEK, door D. Stigter. ALLEBLEI. INGEZONDEN. PEN EN POTLOODKBA88EN. ADYEBTENTIEN. illlllilliiiil l iiiiiimiiiiiimimiiill mui Een radikale maatregel. Bij de indiening van de Gezondheidswet heeft de regeering uitdrukkelijk verklaart, dat het behartigen dezer wet en dus het waken voor de volksgezondheid in de toekomst niet zou worden toevertrouwd aan geneesheeren alleen. Van medische zijde is ernstig oppositie gevoerd tegen deze opvatting, zoowel in de Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst als in Geneeskundige Raden. Als om terstond door een duidelijk voorbeeld de mogelijkheid te doen zien, hoe zonder eenige medewerking van ge neeskundigen een uitsluitend gezondheidsbelang afdoende kan worden geregeld, heeft dezelfde regeering onlangs een wets ontwerp ingediend, waardoor voor goed een einde zal worden gemaakt aan het voor komen van een vreeselijke ziekte onder een deel der bevolking van Nederland, namelijk de phosphornekrose. In 1865 reeds werd aan de ambtenaren van het geneeskundig staatstoezicht, zonder uitzondering allen geneeskundigen, de be voegdheid toegekend om in het belang der gezondheid fabrieken en werkplaatsen te bezoeken. Er schijnt door hen nimmer veel werk gemaakt te zijn van deze taak, althans naar buiten is er weinig van ge bleken; sedert de jaren 1889 en '95 werd zij krachtens de arbeids- en veiligheids wetten aan andere handen en aan bijzon dere inspecteurs toevertrouwd. Genees kundigen kwamen bij de keuze niet in aanmerking, de zorg voor de gezondheidsbelangen werd echter niet door hen ver waarloosd. In de 1ste inspectie viel al spoedig de aandacht op een eigenaardige ziekte bij sommige fabrieksarbeiders wier ontstaan te wijten was aan het verwerken van phosphor bij het vervaardigen van luci fers. In het verslag van den inspecteur van den arbeid over 1897 en 1898 worden verschillende gevallen medegedeeld, later bevestigd en aangevuld door onderzoekin gen van den Geneeskundigen Kring te Breda en door de enquête van eenige dames aldaar. Deze ziekte, de zoogenaamde phosphornekrose, is een vreeselijke onge steldheid; gewoonlijk beginnende bij een aangestoken tand wordt de kaak door ontsteking aangetast en gaat langzamer hand in verzwwing over, waarbij somwijlen groote beenstukken van boven- en benedenkaak worden afgestooten, hetgeen niet zelden de walgelijkste misvorming ten ge volge heeft. Ook de beenderen van andere lichaamsdeelen worden somwijlen aange tast, terwijl behalve deze plaatselijke aandoeningen de algemeene gezondheids toestand van den lijder niet zelden ernstig wordt benadeeld. Het laatste geval werd dezer dagen in de vergadering van den geneeskundigen Raad te Maastricht door den voorzitter als volgt beschreven : Op verzoek van den inspecteur van den arbeid in de 1ste inspectie werd ia het begin van Ap'il de werkman H. te Woensel, omtrent wien het vermoeden was gerezen, dat hij ziek was lucvfecafabüek, geneeskaadlg ouiersaclit, bij k QüfarzOGK de inspecteur -pan iiefc genees kundig staatstoezicht inderdaad een ernstig geval van phosphornecroae der rechter bovenkaak constateerde. De anamnese leerde dat patiënt, die tenge volge van zijn mondgebrek slechts onduidelijk kon spreken, zich omstreeks nieuwjaar onder geneeskundige behandeling had gesteld wegens tandpijn en een snijtand, die los zat. Tegen half Januari moesten hem 3 tanden worden uitge trokken, daarna nog l omstreeks half Februari, vervolgens 2 in de tweede helft van Maart en eindelijk de 7de tand pp 4 April. Gedurende al dien tijd had de lijder zich steeds ernstig ziek gevoeld en was zijn toestand in plaats van te verbeteren nog verergerd. Voortdurend had den zich etter en bloed uit de bovenkaak ont last en waren, vooral 's nachts, de pijnen hevg en schier ondragelijk geweest. Een oppervlakkig onderzoek was dan ook reeds voldoende o>n zich te overtuigen, dat de mau geen oreidreven voorstelling gaf van zijne klachten. Het gemis van nagenoeg alle tanden der bovenkaak, ge paard met belangrijke zwelling over eene vrij groote uitgestrektheid, donkerrood gekleurd tandvleescb, opvulling der taadka^sen met etter en bloed en verschijnselen van hooggaande cachexie gaven het beeld van perio^itis te aanschouweis, zooals men dit in de chirurgische handboeken als gevolg van phosphorverg.ftigiug beschreven vindt. Geen wonder dat getracht werd aan deze jammerlijke ellende, hoewel hier te lande evenals elders, waar phosphorlucifers gemaakt worden, reeds la.ig be staande, doch thans eerst aan het licht gebracht, een einde te maken. Om althans vrouwen en kinderen te vrijwaren werden bij Kon. Besluit van 24 Juni 1898 eenige bepalingen vastgesteld, die voorwaardelijk of onvoorwaardelijk verbieden jeugdige personen en vrouwen in fabrieken werk zaamheden te doen verrichten waar phosphordampen kunnen ontstaan. Voor volwassen mannen veroorloofde echter de wet niet soortgelijke verbodsbepalirgen en het werd meer en meer duidelijk, dat bij de bewerking van phosphor ook geen voorzorgsmaatregelen konden worden toegepast, die afdoende in staat waren de arbeiders te beschermen tegen de noodlottige gevolgen van de uitwase ming van deze stof, waaraan zij bij de bewerking aanhoudend zijn blootgesteld. Bij het zoeken daarna kwam een zeer merkwaardige bijzonderheid aan het licht. Het is bekend, dat de Zweedsche lucifers geen phosphor bevatten of in allen geval die stof slechts in een toestand, waarbij zij niet schadelijk is voor de gezondheid, de zoogenaamde roode phosphorus; deze lucifers kunnen echter slechts worden aangestreken op een oppervlakte, besmeerd met een bepaalde stof. Het gebruik dezer lucifers is derhalve iets minder gemakke lijk. Ten einde hieraan te gemoet te komen heeft de Fransche Regeering een prijsvraag uitgeschreven voor de beste methode om lucifers te maken, die op ouderwetsche manier op iedere ruwe opper vlakte kunnen worden aangestreken, zonder dat de zoo gevaarlijke witte phosphor bij de vervaardiging werd aangewend. De prijs groot 20.000 francs werd toegekend en het Fransche Gouvernement, zoowel als later de Belgische Regeering, verboden in het vervolg andere dan deze lucifers daar te lande te vervaardigen. Toch bleven de schadelijke werkingen niet geheel uit en het is zeker geen geringe verdienste van de Nederlandsche Regeering dat zij erin geslaagd is aan te toonen, waaraan dit te wijten is; de Memorie van Toe lichting bij het bovengenoemde wetsontwerp stelt het duidelijk in het licht. Wat toch is het geval? Voor de zoogenaamde on schadelijke lucifers, die toch overal kunnen worden aangestreken, wordt gebruik ge maakt van phosphor-sesquisulfuur, een stof, die slechts in ne Fransche fabriek kan worden verkregen. Bij verschillende proeven in de beide hier te lande bestaande lucifersfabrieken bleek het den Inspecteur van den arbeid, dat lucifers vervaardigd met deze stof, doch uit een andere bron afkomstig, niet voldeden; Dr. L. Aronstein, hoogleeraar aan de Polytechnische school te Delft, onderwierp toen het Fransche praeparaat aan een nauwkeurig schei kundig onderzoek, waarbij het bleek ook witten phosphor in vrijen toestand te bevatten. Nu alle maatregelen om de werklieden in de fabrieken te beschermen tegen de verderfelijke werking der uit waseming van den phosphor niet baten en ook het Fransche artikel niet voldeed aan de gestelde eischen, terwijl de we tenschap geen middel aan de hand kon doen om de gewenschte verbeteringen aan te brengen, besloot de Nederlandsche regeering het eenige, maar ook zeker af doende middel toe te passen, namelijk de vervaardiging en den invoer der gevaar lijke phosphorlucifers te verbieden. In het geheele wetsontwerp en de me morie van toelichting wordt wet is waar geen melding gemaakt van het geneeskundig Staatstoezicht, toch blijkt het dat zijn atUies i% iögewwvaft» ?, \a hftt gfevswnfc jaa veislag aan de Koningin over 1898 woidt, toch melding gemaakt van de beide in« specteurs uit N.-Brabant, en die eenstem mig van oordeel zijn, dat slechts door absoluut verbod de schadelijke gevolgen voor de gezondheid der arbeiders kunnen worden voorkomen. Een dezer rapporten dat van den Inspecteur in het Westelijk deel der provincie, geeft een merkwaardig staaltje van ongevraagde ambtenaars bemoeiing. Nadat het verbod genoemd is een in grijpende maatregel maar uit een hygi nisch oogpunt volkomen te rechtvaardigen, voegt deze Inspecteur er aan toe: Het spreekt van zelf, dat, deze maatregel niet ten koste der fabrikanten mag gaan en dus aan hen eene billijke vergoeding moet worden uitgekeerd. De vraag rijst dan even wel : Ie. op weJke wijze die vergoeding moet worden geregeld en 2o. zoo dit mogelijk, of dan die fabrieken in Nederland bij het enkel vervaardigen van Zweedsche lucifers tegen het buitenland kunnen concurreeren. Ik betwijfel dit ten zeerste en zou daarom al die quaesties op de volgende wijie opgelost willen zien. De Staat nfemt het monopolie van de Zweedsche lucifersfabricage op zicii. Niet alleen uit liygiëuisch oogpunt, verdient dit sterke aanbeveling, maar ook de schatkist zal er wél bij varen zonder dat dit eenigszins op de bevolkiLg drukt, ?elfs als de prijs aan merkelijk wordt verhoogd, omdat alsdan de zuinigheid zal worden betracht en niet meer met lucifers, zooals tegenwoordig het geval is, zal worden gemorst." Het is gelukkig, dat de regeering dit advies van een geneeskundig inspecteur om een gezondheidsmaatregel, door hem zelf als eenig afdoende beschouwd, niet anders »het spreekt van zelf' zegt hij in te voeren dan door schadever goeding aan te bieden aan fabrikanten, Biet heeft gevolgd, maar verder alleen overleg heeft gepleegd met niet-geneeskundige ambtenaren. Trouwens Nederland staat niet alleen; ook Zweden en Denemarken hebben reeds sedert 1875 het verbod ingevoerd om witte phosphor voor lucifers te gebruiken. Het is te hopen dat onze Kamers niet zullen nalaten het voorbeeld dezer landen te volgen door het aangeboden wetsont werp aan te nemen; ieder die maar een enkele maal de walgelijke verzweiing en misvormingen gezien heeft, waaraan de slachtoffers der phosphornekrose onder hevig zijn, zal er haar in naam der menschelijkheid dankbaar voor zijn. E. Het temn n. Het groote argument, waarmede de voorstanders van het tegenwoordige stelsel de verkiezing van den Burgemeester door den Raad bestreden, en de benoeming door de Regeering in stand gehouden hebben, is dat in vele gemeenten geen persoon beschikbaar zou zijn, die de 1100dige bekwaamheden voor het ambt bezit. Dit argument beduidt niets, want even goed als de Kroon een Burgemeester van buiten de Gemeente benoemt, kan de Ge meenteraad een niet-ingezetene verkiezen. Maar is dit bezwaar niet overdreven ? Het is denkbaar dat zulks gelden kan in een land als Frankrijk bijvoorbeeld, waar gemeenten zijn van 18 of' 25 zielen, maar in Nederland? Wij hebben 1121 gemeen ten. Daaronder zijn: 45 gemeenten van minder dan 188 320 308 130 47 15 4 4 500 tot 1000 2000 5000 10000 20000 50000 100000 500 zielen 1000 2000 5000 10000 20000 50000 100000 daarboven 1121 gemeenten, Onze Gemeenten zijn dus gemiddeld van grooten omvang, en nemen nagenoeg allen gestadig ieder jaar toe in bevolking. Er kan in iedere Gemeente wel een Raad gekozen worden, welke een bezoldigden secretaris en een bezoldigden ontvanger benoemt, waarom zou hij dan geen be zoldigden Burgemeester kunnen benoemen ? Dit is ook niet het ware argument, dat hierbij gegolden heeft. Wat feitelijk de liberale meerderheid, welke de Grondwet in 1848 en in 1887 herzag, en welke de gemeentewet van 1851 maakte, bewogen heeft, onbewust, zonder dat zij er zich zelve duidelijk rekenschap van gaf, de benoeming der Burgemeesters aan de Kroon te laten, is dat zij daarin een gemakkelijk middel heeft gezien, om aan jongelieden van haar geestesrichting een eerste schrede te doen zetten op de administratieve loopbaan. Deze beweegreden is nooit ge zegd, maar feitelijk is haar invloed sterk. Zij is menschelijk, en wij kunnen haar toch slecht verontschuldigen, want jonge lieden, «lie als Burgemeester ««.a adrniaisttatievfe loophaan wllen btglnnan, kvmnen zulks evengoed doen bij het stelsel van benoeming door de Gemeenteraden, als bij dat van benoeming door de Kroon. Toch is wel te vermoeden, dat bij het eerste systeem de mutatiën der Burge meesters minder vaak zullen voorkomen dan thans, nu een Burgemeester, die luttel jaren werkzaam is in een gemeente bijv. in Zeeland, plotseling naar Gelderland of naar Utrecht en van daar weder naar Groningen of Friesland wordt overge plaatst, zonder dat hij eenige voorkennis bezit van de gemeentelijke toestanden, welke hij zal moeten beheerschen. Ver kiest de Gemeenteraad den Burgemeester, dan zal overplaatsing, dus verbetering van positie, tot de zeldzaamheden behooren. De benoeming der Burgemeesters door de Kroon heeft eenige groote bezwaren, welke niet bestaan bij hun benoeming door de Gemeenteraden. In de eerste plaats is het Gemeentebestuur niet vrij, het is in zijn aktie beperkt door een per soon, die in den regel wild vreemd aan de Gemeente uit 's-Hage gezonden wordt. Doorgaans wordt de te benoemen Burge meester voorgedragen door den Commis saris der Provincie. Van daar dat het voorvertrek van dezen Grootwaardigheidsbekleeder natuurlijk iedere week gevuld is met sollicitanten, die zijn veelvermogende voorspraak bij den Minister komen in roepen. De gemeentenaren zijn dus ge dwongen uit te zien, wat buiten hen over het lot hunner verblijfplaats wordt be slist. Dat op zichzelf is reeds niet erg geschikt, om het vrije politieke leven te ontwikkelen. Is de benoeming geschied, dan is het nog de vraag, of de nieuw optredende Burgemeester, hoe bekwaam hij zijn moge, in den Raad een meerder heid vindt, met welke hij regeeren kan. Talrijk zijn de gemeenten, waar tusschen Raad en Burgemeester konflikten bestaan, alleen op te lossen door verplaatsing van den betrokken Burgemeester. Wil de Raad zich bepaald ontdoen van een Burgemeester die hem niet aangenaam is, dan heeft hij daartoe een gemakkelijk middel in de hand, door stelselmatig alles te verwerpen, wat de Burgemeester voorstelt, een methode van boycottage, waarvan soms in kleinere gemeenten vermakelijke staaltjes zijn voor gekomen. Maar al gaat het niet zoo verre, de toestand kan voor de twee kanten onaangenaam zijn tot schade van de belangen der Gemeente. Veelvuldig zijn de Burgemeesters, die niet gekozen zouden worden, als zij zich candidaat stelden voor hun eigen Gemeenteraad. Heeft de Burgemeester daarentegen het vertrouwen en de vriendschap van zijn Gemeenteraad en van zijn gemeentenaren verworven, en laten wij hopen dat zulks bij de meerderheid het geval is, dan doet zich een ander bezwaar voor. Dan kan hij den invloed, dien hij bij de ingezete nen heeft, aanwenden bij de verkiezingen ten behoeve van den Minister, die hem benoemde, of die hem bij het einde van zijn zesjarig mandaat moet wederbenoemen, of die hem naar een grootere ge meente kan verplaatsen. Zelden geschiedt zulks openlijk, maar wie durft beweren dat onderhands die invloed niet werkt? Hij bestaat onvermijdelijk, want vele kie zers zullen steeds om voorlichting vragen aan den Burgemeester die hun vertrouwen heeft. ledere Burgemeester is gevleid, als hij zelf gekozen wordt tot lid der StatenGeneraal of der Provinciale Staten. Dit alleen is reeds voldoende, om hem te be letten in staatkunde onpartijdig te zijn. De Burgemeester uit den aard van zijn betrekking is de vertegenwoordiger van het centrale gezag. Hij is afhankelijk van den Minister en van den Commissaris der Provincie, hij zal zich steeds moeten schikken naar hun instructiën. Hij is Rijksambtenaar zoo goed als Gemeente ambtenaar, en hij zal geneigd zijn de belangen voor te staan van de Staatspartij tot welke het Ministerie behoort. Dat wil niet zeggen, dat er geen onafhankelijke ka rakters zijn onder onze Burgemeesters, dat beduidt alleen dat de Burgemeester uit den aard van zijn ambt geneigd moet zijn zich aangenaam te maken bij degenen, die boven hem staan, van wie hij afhankelijk is, en die op harde wijze hem kunnen doen ge voelen, dat hij zich te schikken hebbe naar hun voorschriften, al zijn die niet overeenkomstig zijn overtuiging. De Ministers benoemen de Burgemees ters. Dezen geven goeden raad aan hun ge meentenaren bij de samenstelling van Staten-Generaal en Provinciale Staten, welke op hun beurt weder de Ministers voortbrengen. Zoo is de kringloop van het staatkundige leven in Nederland. Hier te lande heeft tot nu toe bij ver kiezingen geen bepaalde officiëele candidatuur bestaan. Dat bewijst echter niet, dat wij die niet te eeniger tijd krijgen zullen. Hoe meer het stemrecht wordt uitgebreid, des te gcootec wordt de kaas daartoe. Maar, tuit gij zieggen, als ds T5.»~n~-.r~-.nnc-tf*~ Y-.nr* ^.^llrt^-l ^4,-,^>»- As* \l**rr »-' Invloed op de verkiezingen fear> «_'fco«f«n«»n; zal de Burgemeester benoemd door den Raad zulks nog sterker kunnen doen. Zeker, waarom niet? Wat kwaad zou daarin steken? Hij is de gekozene, hij is juist de man, om de bevolking voor te lichten over haar belangen. Men meene niet, dat dit een vertoog is voor of tegen deze of gene Staatspartij. De benoeming van den Burgemeester door de Regeering kan nadeelig zijn voor alle Staatspartijen, want het stelt ze allen , bloot aan de dwingelandij van de partij, welke aan het gezag is. Evenzeer als het der katholieke partij onaangenaam zou zijn, wanneer een radikaal benoemd werd tot Burgemeester te Tilburg of te Sittard, even onaangenaam zou het aan de libe ralen zijn, wanneer een anti-revolutionnair benoemd werd te Winschoten of te Rot terdam, en aan de anti-revolutionnairen wanneer zulks geschiedde ten behoeve van een katholiek te Goes of te Harlingen. En toch staan alle partijen daaraan bloot. AVat dunkt u bij voorbeeld van een sociaaldemokraat als Burgemeester van Utrecht? of van een katholiek als Burgemeester van Groningen ? TocH is er niets dat een eventueel Ministerie Troelstra of een Ministerie Schaepman zou kunnen beletten, zulke benoemingen te doen. Niemand zou het recht hebben, hun zulke benoemingen ten kwade te duiden. De liberale partij is bijna e?n halve eeuw aan het bestuur ge weest in Nederland, en wie zal ooit uit maken, welken invloed de benoeming der Burgemeesters op dat langdurige bestuur gehad heeft? Best mogelijk dal de liberale partij eenmaal gekastijd zal worden met de roeden, welke zij gedurende een halve eeuw tegen haar tegenstanders hanteert. Wij spraken hierboven van het aange voerde argument, dat er in vele gemeenten geen personen beschikbaar zijn, geschikt om als Burgemeester op te treden, maar levert dan het hedendaagsche stelsel van benoeming door de Regeering eenigen waar borg voor goede administratie der gemeen ten? Hoegenaamd geen. De lange reeks van gemeenten, in de laatste jaren besto len door haar ontvangers, bewijst dat het toezicht der Burgemeesters op de geld middelen erg nevelachtig is. Wij zou den zelfs het voorbeeld kunnen noemen van een gemeente, waar twee ontvangers achtereen zich vergrepen hebben aan de geldmiddelen, hetgeen toch niet belette, dat de betrokken Burgemeester altijd maar weder werd herbenoemd door de Regee ring, en in rustige rust als zoodanig is ten grave gedaald. Met de hedendaagsche verkeersmiddelen kan de Commissaris in eenige Provincie of diens vertegenwoordi ger steeds binnen enkele uren naar iedere gemeente van zijn Gewest gaan (eilanden natuurlijk uitgezonderd) om zich te over tuigen, dat er geen wanbeheer bestaat. Van waar dan die zonderlinge drang onzer Gemeentewet, om de Gemeenten als onmondigen onder voogdij te houden ? Zijn onze burgers minder ontwikkeld of minder degelijk dan die van andere landen, meer geneigd tot krakeel of tot wanorde of tot plunderen van openbare kassen ? Niets van dit alles bestaat. Integendeel in geen land is de burgerij zoo wars van Staat kundig gehaspel, zoo belangeloos waar openbare zaken in het spel zijn, zoo ge steld op zuiverheid van beheer. Nergens zou zij dus beter geschikt zijn, zelve de zaken van de Gemeenten te besturen, en helaas juist bestaat in geen land minder vrijheid, minder los zijn van het Centrale Gezag. Alles bij ons komt uit den Haag en gaat naar den Haag. De liberale partij is sedert een halve eeuw in onverklaar bare tegenspraak met haar eigen reden van bestaan bezig alles te centraliseeren, wat zij bemachtigen kan. Zij heeft alle administratieve gezag in strijd met de Grondwet onthouden aan de handen van de Gemeentenaren, die toch als op de plaats zelve geboren en getogen het best op de hoogte zullen zijn der p'aatselijke toestanden, en zij geeft het aan wien? Aan den Minister van Binnenlandsche Zaken, die in een constitutioneelen Staat niet meer is dan een voorbijganger; een parlementaire strooming dringt hem voor uit, een andere tegengestelde parlemen taire strooming trekt hem omlaag. Over tien jaar weet niemand zijn naam zelfs meer te noemen. Maar zoodra treedt hij niet op, of hij krijgt het exorbitante recht om in de 1121 Gemeenten van ons Va derland een proconsul te benoemen, een Burgemeester die alles onderst boven kan keeren, alles van de wijs brengen, zonder met de wenschen der bevolking genoeg zaam rekening te houden. A. L. H. OBREEN. lii Engeland. *-* ^ Jonathan Dymond betoogde in aijne verhandelingen over den oorlog, dat een volk bij een oorlog altijd iets van zijn zedelijke hoedanigheid verliest. En nu zal er wel een groot verschil zijn in de moreele uitwerking van een onafhankelijkheids oorlog en een, aangegaan ter vernietiging van eens anders onafhankelijkheid. Kort en goed, de oorlog in Zuid-Afrika heeftin Engeland werkelijk bedenkelijke verschijn selen, zoo al niet doen ontstaan, dan toch te voorschijn gebracht. /* Sedert maanden en weken worden in de voorsteden en districten van Londen mas kerade optochten gehouden, ten einde gelden

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl