Historisch Archief 1877-1940
N». 120S
DE AMSTERDAMMER
A°. 1900.
WEEKBLAD YOOK NEDEKLAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAÜRIK Jr.
Uitgevers: VAN HOLEEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/»
Dit blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover het Grand Café, te Parijs.
Zondag 19 Augustus.
Advertentiën van l?5 regels ? 1.10, elke regel meer f 0.20
Reclames per regel 0.40
Annonces nit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door
de firma RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma.
I N H O C D.
VAN VEBBE EN VAN NABIJ: Nationale
Arbeid. Het benoemen der Burgemeesters, (Slot),
door A. L. H. Obreen. De staking der Am ster d.
Diamantbewerkers, door mr. Isidore Hen
Luctor et emergo". SOCIALE AANGELEGEN
HEDEN : Een goed boek, door H. WETEN
SCHAP : De nienwe Strafrechtsmiddelen, door
mr. J. A. Levy. KUNST EN LETTEREN:
Muziekbeoordeelingen, door Ant. Averkamp. Het Gele
Bas in de Litteratuur, door J. K. Bensbnrg. Boek
en Tijdschrift, door G. van Hulzen. Bijdragen en
mededeelingen van het Historisch Genootschap, (J.).
door A. J. M. Brouwer Ancher. FEUILLETON:
Seringengear, (II). Naar het Fransch van Adolpbe
Bibeaux. RECLAMES. VOOB DAMES: Van
de Parijsehe Tentoonstelling, door A. Lesland.
Allerlei, door Caprice. Ingezonden. SCHAAK
SPEL. MNANOIEELE EN OECONOMISCHE
KRONIEK, door D. Stigter. ALLEBLEI.
INGEZONDEN.?PEN EN POTLOODKBAS8EN.
ADVEBTENTIEN.
itiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiitniiiiiii
Nationale Arbeid.
Het artikel van den heer P. N. Muller
in het nummer van 5 Augustus heeft
in bijzondere mate den bijval verwor
ven van den Van-dag-tot-dag-schrijver
in het Handelsblad. Zeker niet voor het
eerst in zijn leven kwam de heer
Boissevain tot de slotsom, dat onze
suikeraccijnsheffing een «volstrekt onzinnige" is,
»een volstrekt onzinniger wetgevirg
dan die op de suiker is niet denkbaar"
of, zoo als de schrijver later zich uitdrukt:
«onze suikerwetgeving is de krankzinnigste
die men zich denken kan."
Deze woorden zijn ook o. i. niet te kras;
zij bevatten de herhaling eener algemeene
meening, die sedert tal van jaren op velerlei
wijze is uitgesproken. Afschaffing van
den suikeraccijns werd zelfs meermalen,
ook door ons, wenschelijk verklaard. Trou
wens, had men het voorrecht onzen minis
ter van financiën zelf onder vier oogen
te ondervragen over het al of niet rede
lijke eener belasting op een algemeen ge
bruikt genotmiddel, dat tevens voedings
middel is, en deze tot een bedrag van
f 27 per 100 kilo, bij een waarde van
f 16%, hij zou onverholen zulk een
economische dwaasheid en zonde op reke
ning schrijven van het grofste onverstand.
Nu is intusschen bij de toestanden,
zooals zij onder de suikerwetgeving hier
en elders geworden zijn, het niet zoo ge
makkelijk als het schijnt een nieuwe rege
ling te vormen, die geen bezwaren met
zich zou brengen; maar dit is zeker,
bij ons is nog door geen enkel minister
van financiën naar zulk een doortastende
belastinghervorming gezocht. De suiker
levert onzen Staats-financier een belang
rijk bedrag aan inkomsten; de
ouderwetsche Staatshuishouding, waarop in geen
enkel opzicht bezuinigd wordt, ver
slindt elk jaar nog meer dan het vooraf
gaande, en de Minister van financiën heeft
dus steeds te zorgen voor een toename
der baten; ook waar hij voor de eischen
van den nieuweren tijd slechts een zeer
karig deel behoeft af te staan.
Dat we nu van Minister Pierson iets
in andere richting zouden kunnen ver
wachten, is, meenen wij, niet te denken.
Zijn eerste ministerschap heeft hij besteed
aan de invoering der bedrijfs- en vermo
gensbelasting, de ongelukkig gesplitste
inkomstenbelasting, een schuchtere poging
tot verbetering van het bestaande,
maar die reeds lang gevolgd had moeten
zijn door eene herziening van het gegevene,
te aantrekkelijker voor een fiscaal man, om
dat zij mede tot voordeel van de schatkist
had kunnen strekken. Zijn tweede minister
schap bleef tot dusverre, ofschoon het laatste
jaar der periode thans staat aan te breken,
geheel zonder daad van beteekenis. Al
zijn krachten zou hij wijden aan de her
ziening van het tarief. De vrucht van
deze studie van drie jaren ligt thans ter
beschouwing gereed. Hoe men ook over
haar oordeele, zij versterkt zeker de over
tuiging, dat de werking van het hervor
mend element juist niet het krachtigste is
waardoor de handelingen van den gewe
zen hoogleeraar zich kenmerken; zoo moet
de hoop wel zijn buitengesloten, dat de
«onzinnige en krankzinnige suikerwetge
ving" zal vallen j onder een slag van
Z.Excellenties vuist.
»Maar goed is het," zoo schrijft de heer
Boissevain verder, »ook al weet men geen
aequivalent, om telkens weer er op te
wijzen dat onze suikerwetgeving de krank
zinnigste is die men bedenken kan, en
dat het een voortreffelijk streven is, van
een regeering om nijverheid te steunen,
nieuwe bronnen van arbeid te openen.
»En daarom deed het ons genoegen
weer een artikel te lezen van P. N. Muller,
en hem weder eens zijn ergernis, neen
zijn verbazing te hooren luchten."
Ook hierin zijn wij het met den heer
B. eens. Steeds is het ons bijzonder aan
genaam den Nestor onzer handelspubli
cisten in onze kolommen zijn denkbeelden
te zien uiteenzetten, die meestal ook de
onze zijn, en die wij in de pers, in 's lands
belang, naar het ons voorkomt, veel te
weinig hooren verdedigen. Zijn woorden
van ergernis, van verbazing, van toorn,
hoe vaak klonken zij ons in de ooren als
krijgsmuziekl Maar als zij weder waren
verstomd en men vroeg wie heeft zich
opgemaakt om hem te volgen, hoe velen
zag men dan ? ...
Ditmaal den Hoofdredacteur van het
Handelsblad; hij sluit zich aan bij den
heer Muller, die een goed woord sprak
voor het verzoek van de Kamer van Koop
handel te Londen, welke een wijziging
van den suiker-accijns-heffing wenscht,
opdat het maken van jams, eenbelangrijke
tak van fabricatie, ten voordeele onzer
landbouwers en nijveren, kunne worden.
Veel genoegen doet het ons hem in ge
zelschap van den heer Muller aan te
treffen ; trouwens wij twijfelden aan zijn
instemming niet.
Doch er is een nog veel belangrijker
punt, waarvoor op zijn steun mag worden
gehoopt.
Dat Nederland een onzinnigen, krank
zinnigen suiker-accijns in stand houdt,
waarvan zou dit het gevolg wezen? Een
voudig omdat wij Nederlanders, handelaars,
nijveren en landlieden, zoo bij uitstek
onnoozel, zoo bijster onverschillig voor
onze stoffelijke welvaart zgn?
Zeker niet.
Dat is, naar onze meening, voor een
groot deel het gevolg van de inrichting
onzer Regeeringsmachine, zooals deze
werkt, vooral berekend op de behoeften
van den ouden tijd.
De zorg voor de middelen van be
staan, vroeger zoo goed als geheel afwe
zig, later iets meer in tel, wordt ten onzent,
in vergelijking met de omringende, zoo
scherp mogelijk mededingende, landen, ten
zeerste verwaarloosd.
De Nederlandsche handel is een aan
hangsel wat de zorg voor deze aangelegen
heid betreft van Buitenlandsche zaken en
van het Waterstaats-departement; de
visscherij en landbouw zijn ingedeeld bij
Binnenlandsche zaken; de Nijverheid nota
bene! bij het
Waterstaats-ingenieurs-departement.
Geen Minister van Koophandel en Nijver
heid die de consulaten beheert, aan het
hoofd staat van handel- en
nijverheidsvertegenwoordiging, handel- en nijverheids
onderwijs en evenmin een Minister van
Landbouw.
Voor den nieuweren Staat, vooral voor
een kleinen Staat als de onze, welke bij
den economischen strijd, dien de grooteren
voeren, dreigt plat gedrukt te worden, is
het niet maar »een voortreffelijk streven
van een regeering om nijverheid te steu
nen, nieuwe bronnen van arbeid te openen,"
neen, het is haar allereerste plicht, zonder
welks vervulling zij het land tot armoe
leidt.
De Regeering van een kleineren Staat,
hoe hoog zij al 't overige ook moge reke
nen, heeft niet minder, maar veel meer nog
dan die der grootere Staten tot haar roe
ping de regeeringsmiddelen dienstbaar te
maken aan de bescherming der bronnen
van stoffelijke welvaart.
Hoe zou het nu mogelijk zijn, dat onze
handels-, nijverheids- en
landbouwbelangen tot hun recht komen, waar zij als
bijzaken worden beschouwd en verzorgd,
terwijl de oude departementen, steeds meer
millioenen vragen, en de improductieve nog
het meest. Men denke maar eens aan
een zoo veelbeteekenend onderwerp als de
regeling van het consulaat wezen, of aan
de vertegenwoordiging van den Handel
en Nijverheid, het een onder Buitenland
sche zaken het ander onder Waterstaat
ressorteerende. Hoe lang heeft men reeds
aangedrongen op een hervorming van
beide organisaties, die volstrekt niet langer
beantwoorden aan de eischen van onzen tijd.
Maar wat baat bij gebrek van een cen
trum van beweging, van een Ministerie
van Handel en Nijverheid, elke aanspo
ring tot spoed bij de Regeering ? Over het
consulaatswezen tobt men nu reeds meer
dan vijf en twintig jaar; de motie-Van
Raalte om de noodzakelijkheid eener re
organisatie te doen uitspreken, ze staat,
volkomen in overeenstemming met de tra
ditie, die ten opzichte van handelsbelangen
in regeeringskringen geldt, langer dan
een half jaar op de agenda! en wie ver
nam er iets van een ontwerp tot het in
voeren eener krachtige, het geheele land
omvattende, vertegenwoordiging van Han
del en Nijverheid, ofschoon zelfs de Neder
landsche Mercurius 't was een stout
stuk! zich ten paleize en bij den Minis
ter heeft vertoond?
Zeker een paar als de genoemde her
vormingen hoe gewichtig ook, beheerschen
niet geheel de toekomst van onze handel en
nijverheid. Wij zien dat niet voorbij; maar
wij vragen: hoe zal het, bij de groote
inspanning der overige beschaafde Staten,
voor ons te verdedigen zijn, dat de hoofd
bronnen van ons bestaan, de voorwaarden
onzer welvaart, voor een goed deel door
de Regeering worden verwaarloosd in
die mate, dat in onze weelderige staats
inrichting, daarvoor ter nauwernood een
hoekje is aan te wijzen, waar zij officieel
zijn vertegenwoordigd ?
Een centrum van beweging, van waar
kracht kan uitgaan, die kracht wekt, mag
niet blijven ontbreken. Wij weten het,
ook dat is een overtuiging van onzen
hooggeachten medewerker, den heer P. N.
Muller. Het was voor ons een vreugde,
toen wij hem dit hoorden uitspreken.
Laat het Handelsblad nu ook volgen;
want de toestand van lusteloosheid en
zorgeloosheid heeft reeds veel te lang ge
duurd. Zoodra Nederland, wat niemand
onmogelijk zal achten, eens bij de alge
meene roofzucht der volkeren zijn kolo
niën mocht hebben verloren, zou het eerst
recht blijken, hoeveel onze natie, uit eigen
middelen zoo weinig vermogend, heeft
verzuimd.
Bet benoemen Ser Bnrpeefc
(Slot.)
De kalmte, de gedweeheid van ons
volk, zijn weinige beweeglijkheid in onder
scheiding van andere natiën zijn blijkbaar
de oorzaken geweest, dat terwijl overal
elders de Gemeenteraden de bevoegdheid
kregen den Burgemeester te benoemen, in
Nederland de zaken bleven bij hetgeen
zij waren, en de centrale Regeering de
benoeming aan zich hield.
In Engeland en Wales is sedert 1882
als gemeentewet de Municipal Corporations
Act van kracht, welke bepaalt in art. 15
dat »The Mayor (Burgemeester) shall be a
fit person elected by the c,ouncil from the
aldermen or counciilors or persons
qualified to be such" (een geschikt persoon ver
kozen door den Raad uit de Wethouders
of Raadsleden of personen benoemd als
zoodanig). De tijd van zijn ambt is n
jaar, wijl de Raadsleden voor drie jaren
verkozen worden, maar een derde van hen
is ieder jaar aan herkiezing onderworpen,
waardoor de meerderheid van den Raad
kan veranderen.
In Frankrijk geldt de Loi Municipale
van 5 April 1884, gemaakt nadat in de
derde Republiek in 1877 de linkerzijde
meerderheid in de Volksvertegenwoordi
ging geworden was. Daarin luidt artikel 76
als volgt: »Le Conseil Municipal lit Ie
maire et les adjoints (wethouders) parmi
ses membres au scrutin secret et l la
majoritéabsolue. Si après deux tours de
scrutin aucun candidat n'a obtenu la majo
ritéabsolue, il est procédéa un troisième
tour de scrutin, et l'ólection a lieu a la
majoritérelative. En cas d'égalitéde
suffrages Ie plus agéest déclarélu."
Art. 81 bepaalt buitendien: »Les Maires
et adjoints sont nommés pour la même
durée que Ie Conseil Municipal." De duur
van dat mand i at is vier jaar (art. 41).
In Pruisen (zelfs in Pruisen) wordt
de Burgemeester gekozen door den Ge
meenteraad. In de Stadte-Ordnung, sedert
1853 geldig voor de zes Oostelijke Provin
ciën der Pruisische Monarchie wordt het
navolgende bepaald in de art. 29, 31, 33,
welke artikelen in 1856 in Westfalen en
de Rijnprovinciën van kracht zijn gewor
den, en later ook voor de Steden en
Landgemeinden in geheel Pruisen.
»Art. 29. Het Dagelijksch Bestuur is
samengesteld uit een Burgemeester, een
toegevoegden of tweeden Burgemeester als
plaatsvervanger, een aantal Schepenen en
waar de behoefte bestaat nog uit een of
meerdere bezoldigde medeleden (Syndikus,
Kammerer, Baurath, Schulrath enz.)
»Art. 31. De toegevoegde Burgemees
teren en de Schepenen worden voor zes
jaren, de Burgemeester en de overige be
zoldigde medeleden van den Magistraat
daarentegen voor twaalf jaren door den
Gemeenteraad verkozen. Ook kunnen toe
gevoegde Burgemeesters met bezoldiging
worden aangesteld, en heeft in dat geval
hun verkiezing ook voor twaalf jaar plaats.
ledere drie jaar treedt de helft der
Schepenen af, en wordt door nieuwe ver
kiezingen aangevuld. Zij die voor de
eerste maal aftreden, worden door het lot
aangewezen. De aftredenden kunnen weder
worden ingekozen.
»Art. 33. De verkozen Burgemeesters,
toegevoegde Burgemeesters, Schepenen en
bezoldigde Magistraats-medeleden moeten
bevestigd worden. Bevestiging is 1°. aan den
Koning ten opzichte van Burgemeesters
en toegevoegden in steden van meer dan
10,000 zielen.
2°. aan de Regeering ten opzichte van
Burgemeesters en toegevoegden in steden,
welke niet boven 10,000 zielen hebben,
evenals ten opzichte van Schepenen en
bezoldigde Magistraats-medeleden in alle
steden zonder onderscheid harer grootte.
Wordt bevestiging geweigerd, zoo doet
de Gemeenteraad een nieuwe verkiezing.
Wordt deze ook niet bevestigd, zoo is de
Regeering gerechtigd de plaats op kosten
der stad door een Commissaris te doen
innemen.
Hetzelfde vindt plaats, wanneer de Ge
meenteraad de verkiezing weigert of na
de eerste verkiezing den niet-bevestigde
weder inkiest.
De administratie door een Commissaris
duurt zoo lang tot de verkiezing door den
Gemeenteraad, welke daartoe altijd be
voegd is, de bevestiging des Konings of
der Regeering verkregen heeft."
In Pruisen verkiest dus de Gemeente
raad den Burgemeester, wiens verkiezing
in steden boven 10,000 zielen door den
Soeverein en in kleinere steden door den
Minister bekrachtigd moet worden.
In Italiëwerden tot voor eenige jaren
de Burgemeesters der groote steden door
den Koning benoemd. Tegenwoordig wor
den de Burgemeesters van alle gemeenten
in Italiëdoor de Gemeenteraden benoemd.
In Zweden benoemt de Koning op voor
dracht van den Gemeenteraad.
Iets overeenkomstigs bestaat in België,
al is het in andere woorden vervat.
De Burgemeester wordt aldaar voor den
tijd van zes jaren benoemd door den
Koning, maar uit de leden van den Raad.
Nochtans kan de Koning op het eenslui
dend advies van de bestendige Deputatie
(Gedeputeerde Staten bij ons) den Burge
meester kiezen buiten den Gemeenteraad
uit de kiezers der gemeente, die 25 jaar
oud zijn.
De Koning benoemt in den regel het
meest invloedrijke lid van den Gemeente
raad, diengenen dus welke door den Raad
benoemd zou worden, wanneer deze de
keuze had, wat bijna gelijk staat met de
Koninklijke bekrachtiging op de keuze
van den Raad, zooals in Pruisen
vereischt wordt. De keuze buiten den Raad
is natuurlijk uitzondering, en zal dat altijd
blijven evenals het weigeren der bekrach
tiging in Pruisen.
Het benoemen uit den Raad, zooals in
Belgiëgeschiedt, is iets geheel anders dan
wat in Nederland plaats heeft, waar de Re
geering geheel vrij is in de keuze, en daar
van een ruim, erg ruim gebruik maakt.
Naar onze bescheiden meening moet het
kwetsend zijn voor een gemeen te vaneenigen
omvang, wanneer aldaar een Burgemees
ter wordt benoemd van elders. Het is
een opzettelijk verwijt aan de ingezetenen:
«Gij zijt niet in staat uw zaken te bestu
ren", en ieder weet toch dat elementen
voor goede administratie in onze gemeen
ten even ruim voorhanden zijn als in En
geland en Wales, in België, in Frankrijk,
in Pruisen, in Italiëen in Zweden. Wat
daar algemeen in gebruik is, waarom kan
dat bij ons niet ingevoerd worden ? Zou de
keuze van den Burgemeester door den Raad
in onze gemeenten niet een krachtig middel
zijn tot ontwikkeling der zelfstandigheid?
Maakt men nu niet iedereen gewoon, om
gemaatregeld te worden uit 's Hage ? Hoe
zullen de ingezetenen ooit in staatkun
digen zin door hun eigen oogen leeren
kijken, als steeds over hen, bij hen en
zonder hen beslist wordt, want daarop
komt ten slotte de benoeming van den
Burgemeester door de Regeering neder.
Het ingrijpen der overheid in alle maat
schappelijke verhoudingen heeft zich in
de laatste jaren geweldig uitgebreid. On
derwijs, zorg voor de openbare gezondheid,
wegnemen van sociale misstanden, dat
alles heeft uitbreiding der wetgeving nood
zakelijk gemaakt, en uit den aard der
zaak de Regeering dieper doen ingrijpen
in alle verhoudingen dan ooit te voren
het geval is geweest. Daarmede had de
liberale meerderheid rekening moeten hou
den, door tegelijkertijd harmonisch de
lokale vrijheden uit te breiden. En dat
is bij ons te lande niet geschied. Inte
gendeel, het is of de centrale Regeering
er nog dagelijks op uit is, haar macht te
vergrooten, terwijl zij juist in
omgekeerden zin tegelijkertijd had moeten werk
zaam zijn, om het verantwoordelijkheids
besef der burgerij te ontwikkelen, door
gemeentelijke vrijheden toe te staan. »Dan
moet de Grondwet worden herzien," zult
gij zeggen, »en dat is een omslachtig en
lastig werk.'' Zeker, het zou zeer wen
schelijk zijn, als de Grondwet herzien en
vereenvoudigd werd, en vooral wanneer
die slotbepaling van artikel 143, vaststel
lende, dat de Koning den Voorzitter van
den Gemeenteraad benoemt, kwam te ver
vallen. Het is alleen in zeer groote ge
meenten denkbaar, dat de Voorzitter van
den Gemeenteraad en de Burgemeester
niet een en dezelfde persoon zouden zijn.
De Gemeentewet is wel gemakkelijker te
wijzigen, zoodat de Burgemeester benoemd
zal worden door den Gemeenteraad, maar
hoe dan te doen dan met het voorschrift
van de tegenwoordige Grondwet?
In de praktijk zou aan dit alles zeer
gemakkelijk een mouw te passen zijn, zelfs
zonder Grondwetsherziening. De Regee
ring hebbe slechts als regel aan te nemen,
om voor de benoeming van een Burge
meester een aanbeveling te vragen van
den Gemeenteraad, en zich daarnaar te
richten bij de benoeming. Doet zij dit,
dan is het geheele bezwaar uit den weg
geruimd. Dan zal men niet meer het
zotte schouwspel zien, dat zelfs voor aan
zienlijke Gemeenten Burgemeesters be
noemd worden, die geheel vreemd aan de
plaats zijn, en dat Burgemeesters er niet
in slagen, het vertrouwen te verwerven
van Gemeenteraden, met wie zij besturen
moeten. Dan zal men steeds den man
zien optreden, die het vertrouwen van den
Raad bezit, en die gekozen zou zijn, wan
neer de Raad het recht der benoeming had.
Maar dit TOU slechts een hulpmiddel
zijn in afwachting der werkelijke regeling
bij de wet.
A. L. H. OBREEN.
De staMng oer Amsteri. DiamaDtbei eite,
door Mr. ISIDORE HEN.
Er wordt geschiedenis gemaakt, in dezen
tijd, in onze goede stad Amsterdam.
Geen nieuwe koningen en grondwetten,
veldslagen, droogmakingen of invallen van
Noormannen, maar echte, heuzige geschie
denis die je voelt aan eigen lijf en leven.
Geschiedenis van mannen die neerleggen
't werk, die vrijwillig nemen 'n zekeren
honger om zich te vrijwaren tegen vervui
lende ellende die moet later komen.
De staking der diamantbewerkers is een
daad van rijp overleg en wijs beleid, 't Ge
val is om vele omstandigheden ie merk
waardig dan dat het niet de aandacht ver
diende der lezers van dit weekblad, 't Groote
publiek immers vraagt meer naar 't interes
sante dan naar 't recht.
Den 7 Aug. 1.1. werd door de diamant
bewerkers met meerderheid van stemmen
besloten het werk te staken (1600 «temmen
tegen) en dat in een tijd waarin zoovele
arbeiders werkeloos waren. Er broeide al
zoo wat. Men hoorde van werkeloozen wien
werk was aangeboden, die 't hadden
geweigerd. Van patroons, die slecht, moei
lijk werk deden maken tegen 'n miniem
loon, van arbeiders die op hun werk een
schijntje of niets verdienden. Sommigen,
die geld moesten meebrengen. Tot de bom
losbarstte
De meeste diamantarbeiders thans werken
op eigen kosten. Dit wil zeggen, dat zij van
hunnen werkgever een zeker partijtje dia
mant tegen te voren vastgesteld brutoloon
aannemen, om dit (meestal met behulp
hunner onder hen staande knechten) te
fabriceeren. De niet geringe kosten, die
op 't bewerken van den diamant vallen,
komen geheel en al voor rekening van
den werkman-eigenkostenwerker.
Die kosten, zegt een onlangs verschenen
manifest van den A. N. D. B., bedroegen
in gewone omstandigheden circa ?3.?per
dag. Evenwel zijn zij in 't laatste jaar met
ongeveer 2/5 gestegen. Het boort (dat, tot
poeder gestampt en op den schijf gesmeerd
de stof is, waarmee de diamant wordt ge
slepen) kostte in den tijd dat de nu geldende
tarieven werden gemaakt ? 1.50 a f2.?per
karaat, thans is de prijs meer dan ?6.
per karaat, zoodat elk werkman per week
circa 13 gulden kosten heeft, aan boort
alleen. Schijfschuren, minstens l maal per
week, kwam van ? 0.75 op /1.25. De huur
van een »molen" op de slijperij klom van
?0.50 tot ?0.75 per dag. Verstelloon van
?4.?per week per molen op ?5.?a ?8.?.
En al 't metaal steeg in prijs. Soldeer,
schijven, koperen stelen, enz. enz.
En daarbij kwam dan nog dat allengs,
bij de duurte der diamant, minder en min
der waardige soorten bewerkt werden. Hoe
moeilijker werk, hoe langer tijd de bewer
king duurt, hoe mér onkosten, 't Mes
snijdt dus dubbel. En dezelfde som in
langer tijd verdiend ('t gemiddelde dagloon
dus korter) n de onkosten op eene partij
grooter.
Zoodat, zoodat, zoodat... 't moest ge
beuren, de zaakjes zóó verliepen dat de
werklui voor 't pleizier van te mogen wer
ken nog geld uit hun- zak moesten mee
brengen om de onkosten te betalen. Wat
zegt men bijv. van 't feit dat 'n firma, die
openlijk demonstreert zulke mooie loonen
te betalen, haar werk van een eerste klas
slijpersfirma terug kreeg omdat er niets aan
kon verdiend worden, en dat je fijnste
slijpersknechts met hard »sappelen" n, zegge
en schrijve n gulden per dag konden
thuis brengen als «verdienste."
Hongerloon? Heel geen loon. Niet
eens een aalmoes.
De beste werklui van Amsterdam en
dat zegt wat n gulden per dag.
't Is om te huilen. Of beter, neen.
Huilen geeft niets. Doen. Welnu. Ze nebben
gedaan. En ze zijn saamgekomen en heb
ben gezegd: 't Is genoeg. Als we werken,
moeten we verdienen. Krijgen we geen
loon, dan werken we niet.
Dit is heel eenvoudig en wel begrijpelijk
voor ieder die moet werken voor den kost.
Tweede bizonderheid. Ze vragen
de_erkenning van 'n recht, dat ieder onkapita
listisch mensch, grif zal erkennen. Voor
werk, loon te krijgen.
Derde bizonderheid. De stakers over
vragen niets. Dit is al heel raar. Zij vragen