Historisch Archief 1877-1940
"JDE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR. NEDERLAND.
No. 1200
allén de erkenning van dit principe, dat
de arbeider loon moet hebben voor zijn werk.
We zeiden daar dat de staking was een
daad van ?wijs beleid. Immers op den duur
had toch gestaakt moeten worden. De arbei
der is geen kapitalist. En als in eene
industrie de arbeider alle kosten op zich
neemt die 't bedrijf meebrengt, dan staat
mj telkens voor 't gevaar dat de productie
kosten voor zjjn bedrijf toenemen. Is 't nu
niet, dan later. Hij handelt dan als ouder
nemer, als kapitalist. En aangezien een
arbeider zonder middelen geen kapitalist is,
neemt hij lasten op zich, die hem over 't
hoofd groeien. Vroeger _ of later moet hij
ondergaan, zoolang hij zich geen
garantieloon heeft bedongen.
En nu vragen de diamantbewerkers niets
anders dan de erkenning van dit principe.
't Spreekt vanzelf, dat de heele industrie
niet zoo inéns kan worden vervormd. Dat
niet zoo ineens de juweliers er toekunnen
overgaan alle bedrijfsonkosten van hun
eigenwerkers voor hunne eigen rekening
te nemen. Dat heeft 't Hoofdbestuur van
den A.N.D.B. dan ook heel juist ingezien.
En het treedt in deze omstandigheden zelfs
zóó matig op dat de zoo populaire »Oome
Jan" zelfs groote kans had het bij een
aantal werklieden totaal verbruid te hebben,
omdat hii te matig was geweest in zijne
eischen. Practisch immers willen de leiders
der werkstakers slechts overgangsmaatre
gelen, zij gaan voor eiken werkgever na:
de condities, waarop voor hem mag wo_rden
gewerkt, welke condities meestal hierop
neerkomen:
1. De belofte om de nieuwe methode
^nettoloon) aan te nemen, zoodra deze alge
meen wordt ingevoerd.
2. Inmiddels den werklieden een
garantieloon te geven. De werklieden blijven dus
eigenkostenwerkers, maar de firma garan
deert hun een vast minimaalloon.
3. De vastgeld-werkers moeten 'n loon
ontvangen dat ze vóór de bestaande crisis
genoten.
Men ziet dus: geene exorbitante eischen.
Er wordt echter beweerd dat de werkge
vers daarmee geen genoegen kunnen nemen.
Waarom niet? Zeker, als de
netto-loonregeling thans plotseling werd doorgevoerd,
dus meer kosten op 't bedrijf kwamen, dan
zou dit hierop neerkomen, dat 'n zeker
aantal guldens in de kosten neergelegd,
dood kapitaal waren, aan den omzet (die
in 't diamantvak zeer spoedig gaat) in ns
onttrokken. Over 't geheel dus, behoefte aan
grooter kapitaal of minder verdienste met
net oorspronkelijk kapitaal.
Aan den anderen kant ware dan echter
te vragen:
de verhooging der prijzen voor de ruwe
diamant heeft economisch dezelfde strek
king gehad. Hebben de juweliers nu gestaakt?
Hun klachten gaven niets, ze waren aan
handen en voeten overgeleverd aan de
groote kapitalisten. Zij werden dus de dupe.
Waarom nu hemel en aarde bewogen nu
de arbeiders komen aandragen met nadeelen
uit dien zelfden hoofde ondervonden en
erop wijzen dat zij lasten dragen die feite
lijk bij de juweliers thuis hooren ?
2.< Wie van beide kan die lasten beter
dragen, de arbeider of de juwelier? Maar
dan vergeet men, dat het bestuur van den
A. N. D. B. geene algemeene eischen stelt,
wel degelijk inzicht heeft met de patroons,
die 05 stuk van zaken gedwongen worden
een niet onbelangrijk »loonfonds" van hun
kapitaal af te scheiden. De stakers willen
loon voor arbeiden, niet den ondergang der
juweliers. Dat wordt wel eens vergeten.
Eene staking heeft haar recht (helaas)
in de oogen der publieke opinie maar al
te dikwijls te gronden op de weerstandskas
en de vooruitzichten op succes.
De weerstandskas is in dien toestand dat
gedurende een paar maanden uitkeeringen
kunnen plaats vinden van ?2.50 of ? 4.50
per week. Dus betrekkelijk gunstig.
Wat echter m. i. den stakers een wezenlijk
succes vormt is, vierde bizonderheid
dat de patroons moeilijk n lijn kunnen
trekken. Dat, aangezien de overgangsbe
palingen voor elk kantoor anders moeten
zijn, noodzakelijkerwijze met de juweliers
persoonlijk en afzonderlijk moet worden
onderhandeld. Een afspraak met alle ju
weliers vereend thans zelfde condities
voor alle juweliers is 'n onzinnige vraag.
Divide et impera hier dus uitteraard der
zaak gebiedend voorgeschreven, kan 't beter ?
Politici de diamantwereld wemelt van
vak-politikers uiten de vrees voor 'n
verplaatsing der industrie naar buiten.
Terecht antwoordde Henri Polak hierop,
dat het voor de werklieden geen schade
was. Want in Parijs en Londen en Ame
rika werken niet Parijzenaars, Londonners
en Amerikanen, maar Amsterdammers. In
welk land die op 'n fabriek zaten kwam
er niet op aan.
Buitendien de industrie in Banau is op
de flesch. Van de 2 a 300 werkgevers zijn
nu 90 over. In de Jura van 6 a 700 nu
300, London van 150 op 60. Amsterdam
heeft dus de concurrentie met buiten glans
rijk doorstaan. En dit kon alleen omdat
het Amsterdamsch werk superieur is en
't loon hier veel minder. Er wordt wel eens
andersom beweerd. Maar 't Hoofdbestuur
heeft de A. J. V. eens voorgesteld op
kosten van den Bond eene onzijdige com
missie naar 't buitenland te_ zenden om
loonstatistieken te maken. Dit werd ge
weigerd. Soms omdat de Juweliers zóó
zeker waren van hun zaak?
Over de wijze van optreden der partijen
zal ik hier niet te veel zeggen. Elk die de
kranten leest kan zich hierover makkelijk
een oordeel vestigen. Maar dit moet toch
onder veler aandacht gebracht, iets, door
den juwelier Gerdes (interview) grif toege
geven, dat de »chips"-lui van beroep, die
slecht, moeilijk werk doen maken tegen
't loon voor fijn werk, feitelijk niet anders
doen dan leven van den honger der werk
lieden, dus een parasieten-bestaan voeren
dat geen recht heeft op eenig ontzag, En
desniettemin blijven de werklieden kalm,
houden rekening met de crisis van 't
oogenblik en vragen alleen de erkenning van
't recht der arbeiders om loon te ontvan
gen, als ze arbeiden
In de groote zaal van 't Paleis. Lange
egale lijnen van menschhoofden, afgezet
met wit van boord en front, schuins loo
pend in perspectief naar elkaar toe tot
achteren de zaal, waar ze komen bij elkaar,
en opgelost in 'n warreling van grijs en
grauw met hier en daar 'n plekje rood van
^i vrouwenhoed.
De gaanderijen met overhangend
kantwerk van bukkende menschenlijven. Rechts
onder: warremoes van vlekken bruin en
zwart zonder lijn en kleur, chaos van
ellende......
De slanke ' figuur van Henri Polak op
't podium, staande, als ging hij duiken in
de menschenzee stil onbeweeglijk
schier.
En. hij slaat woorden neer in de water
massa, riemt met forsche slagen. moeite
niet kennend , al door Zal hij be
reiken ?
Eén vraag zal de goegemeente worden
voorgelegd.
Mag 'n arbeider zeggen ik wil loon heb
ben voor mijn arbeid?
Is er Recht voor vierduizend nijvere
hongerlijders?
Luctor et emergo".
De deputatie der beide
Boeren-Republieken heeft in de afgeloopen week Berlijn
verlaten om zich naar Petersburg te be
geven. Over hunne ontvangst in de
Duitsche hoofdstad hebben de leden dier
deputatie zich zeker geen illusies gemaakt.
Reeds lang heeft keizer Wilhelm zijn
vroegere sympathieën voor Transvaal als
onnutten ballast overboord geworpen, zich
het woord van Bismarck herinnerend, dat
de buitenlandsche politiek van een groot
Rijk geen gevoelsquaestie mag zijn. Tot
voor betrekkelijk korten tijd bestond die
sympathie zeker nog bij de overgroote
meerderheid van het Duitsche volk, maar
al is zij niet geheel verdwenen, zij uit
zich weinig of niet meer. »Wat men vroe
ger humaniteit noemde" schrijft een
Berlijnsch correspondent »heet thans
sentimentaliteit, en aan deze ontzegt de
moderne politiek het recht van inmen
ging." In Duitschland zijn die platoni
sche sympathieën geheel verdrongen door
de Chineesche quaestie. Daartoe hebben
de geruchtmakende redevoeringen van den
keizer niet weinig medegewerkt. En meer
nog dan de moord op den gezant von
Ketteler gepleegd heeft de benoeming van
graaf Waldersee tot opperbevelhebber der
verbonden Europeesche troepen in China
den nationalen trots onzer naburen ge
prikkeld. De keizerlijke redenaar slaat
munt uit deze stemming; volgens zijne
laatste oratorische wending die zeker
moeielijk te overtreffen is moet de
Duitsche oorlogsmarine een keten om den
aardbol vormen!
Wijselijk hebben de leden der deputatie
bedankt voor de uitnoodigingen van co
mités uit München, Hamburg en Leipzig,
waar men hun de gelegenheid wilde geven,
hun oordeel over den onrechtvaardigen en
ongelijken strijd voor een welwillend ge
hoor uit te spreken. Wat zou het hun
baten? Aan betuigingen van sympathie
heeft het hun in Frankrijk, in Holland,
in Amerika niet ontbroken; maar hoe
troostrijk die betuigingen ook mogen zijn,
van positieve waarde zijn zij stellig niet.
Indien wij, en de boerenvrienden over de
geheele wereld, nog niet wanhopen aan
een bevredigenden afloop van den oorlog,
dan moet de reden hiervoor niet worden
gezocht in Europa of in Amerika, maar
in Zuid-Afrika zelf, in het onverzwakt
verzet der Boerenbevolking en de volhar
ding en het schrander beleid van hare
aanvoerders.
Want het wordt meer en meer duidelijk,
dat de oorlog nog lang niet uit is. Een
klein jaar geleden, bij het begin van den
oorlog, beweerden zelfs de Boerenvrienden,
dat de Oranje-Vrijstaat niet te verdedigen
was, en dat de Boereu slechts in het
noorden van dezen Staat en aan de over
zijde van de Vaal-rivier zouden kunnen
stand houden. Het heeft echter tien maan
den van ongehoorde inspanning en een
legermacht van meer dan 200,000 man
geëischt, eer de Engelschen zoover waren
gekomen. Pretoria is bezet, maar het wordt
door de vliegende colonnes der Boeren zóó
bedreigd, dat Lord Roberts geen nachttrei
nen meer durft te laten loopen en dat de
proviandeering van het hoofdkwartier de
grootste moeilijkheden oplevert. De
OranjeVrijstaat is formeel geannexeerd, maar de
oorlog is er niet geëindigd: de Engelschen
worden er meer dan ooit bedreigd en lijden
telkens opnieuw groote verliezen. En in
de Transvaal gaat het hun niet beter. De
telegrammen, tegenstrijdig als altijd, laten
het groote publiek hieromtrent in onze
kerheid, en Lord Roberts verstaat bij uit
nemendheid de kunst, om in zijn dépêches
van een klein succes een groot, van eene
groote nederlaag een kleine te maken. Er
zijn echter documenten, die de Engelsche
regeering niet durft te vervalschen, en die
eene droevige welsprekendheid bezitten :
de officieele verlieslijsten, die wekelijks het
aantal dooden en gekwetsten vernielden.
Op 4 Juli was het totaal 29,706; op
11 Juli 30,693; op 18 Juli 32,520; op 25
Juli 34,750; op 2 Augustus 36,559 ; op
11 Augustus 39.057.
Dus zijn in vier weken tijds, van 11
Juli tot 11 Augustus, elke week 2000 En
gelschen buiten gevecht gesteld, zonder de
slachtoffers in de hospitalen mede te reke
nen. Terecht zegt de Temps: «Nooit heeft
de Transvaal-oorlog zooveel slachtoffers
gekost, dan nadat men meende, dat hij
geëindigd was. Indien de Engelschen,
sedert het begin van den veldtocht, zoo
veel verliezen hadden geleden als in die
laatste weken, zou het officieele aantal
der gedooden en gekwetsten driemaal zoo
groot zijn geweest. Weinige menschen geven
zich de moeite, zich in te denken in de
beteekenis van zulk een cijfer van 2000
dooden en gekwetsten per week. Indien
er elke week n Spionskop voorkwam,
zou Engeland weergalmen van kreten en
verzuchtingen. En toch verloor het Engel
sche leger, een maand lang, per week 800
man meer dan bij Spionskop."
De proclamatie van de inlijving van den
Oranje- Vrijstaat heeft den Engelschen niets
gebaat, maar integendeel de Vrijstaters
en hunne bondgenooten tot nieuw en krach
tig verzet geprikkeld. In Pretoria heeft
Lord ( Roberts zulk eene proclamatie tot
nog toe wijselijk achterwege gelaten. Als
reden hiervoor wordt opgegeven, dat door
den oorlog alle traktaten tusschen Enge
land en de Transvaal zijn opgeheven, en
dus de toestand van vóór 1881 weder is
ingetreden, zoodat de Transvaal ook zonder
formeele annexatie weer Britsch grondge
bied zou zijn geworden. De argumentatie
is zoo pover mogelijk en klaarblijkelijk
alleen bedacht om zich te kunnen ont
trekken aan de herhaling eener annexatie
op het papier, waarmede men zich in den
Oranje- Vrijstaat vrijwel belachelijk heeft
gemaakt.
Het zotte verhaal der groote
sa^menzwering te Pretoria, die ten doel zou heb
ben, Lord Roberts gevangen te nemen en
alle daar ter plaatse aanwezige Engelsche
officieren te vermoorden(l), zal, behalve wel
licht in de meest bekrompen Jingo-kringen,
zeker nergens geloof hebben gevonden.
Waarschijnlijk moet het dienen om repre
saille-maatregelen te verontschuldigen, die
met het karakter van een oorlog tusschen
beschaafde volkeren te eenenmale in strijd
zijn. Maar dit zou voor Engeland wel de
slechtst denkbare politiek zijn. «Zelfs niet
de 200,000 soldaten, die Engeland nog in
de met zoo groote moeite overwonnen(P)
Boerenrepublieken onderhoudt" zegt de
Frankfurter Zeitung «zouden voldoende
zijn om met geweld de bevolking in be
dwang te houden, waar elke boerenhoeve
een vijandelijke post is."
?»Luctor et emergo"1 ik worstel en
houd mij boven water was de zinspreuk
der wakkere Zeeuwen. Tot dusver hebben
ook de Boeren alle recht, die spreuk tot
hun devies te maken. Omstandigheden, die
in hun nadeel schijnen te zijn, doordat zij
de aandacht van Europa afleiden van hun
heldhaftigen worstelstrijd, kunnen in hun
voordeel verkeeren, door den machtigen
tegenstander meer en meer de handen te
binden. Van de tegenwoordige Engelsche
regeering is zeker voor hen niets goeds te
verwachten, maar de gebeurtenissen kunnen
de toch reeds aanstaande aftreding van
het kabinet-Salisbury bespoedigen. En dan
is de mogelijkheid van het tot stand komen
van een voor beide partijen eervollen vrede
nog niet uitgesloten.
miiiiuiiiuuiuiiiiiimmimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiuiwmuiiiitiHiiiiiiiiivA
Sociale,
iiitiiniiMiiiiHiiimimitinniiiiiHiMiiiMiimmiiimi
Een eed boei
Geschiedenis van het Britsche
Vakvereenigingswexen, door SIDNEY en
BEATRICE WEBB, vertaald door
HENRI POLAK. Uitgave van den
A. N. D. B.
Wanneer een boek als het onderhavige
met een zoo uitdagend opschrift als Her
recensie" een tijdjelang op onze schrijftafel
ligt, begint zich een zekere schroom van
ons meester te maken, die ons van het
aanvaarden der uitdaging afhoudt, tot de
bedenking ons redt, dat een loutere be
spreking ons de moeilijkheid der kritiek
voorbij voert langs den aangenamen weg
der waardeering. Al zal dit geschiedwerk
van den Engelschen arbeid met zijn schild
van »deege degelijckheit" kwalijk een ge
lukkige kampioen vinden, het verdient
zeker beter dan een «walk over", en in ieder
geval heeft het kwaliteiten welke het toe
schouwend volk recht heeft te zien en te
apprecieeren.
En bedenkend, dat wij hier minder met
het boek dan met de vertaling te doen
hebben, worden wij vanzelf er toe gebracht
die kwaliteiten meer op den voorgrond te
brengen die het als vertaald werk bijzondere
beteekenis geven, en men zal zien dat een
boek dat het er op deze wijze zoo glansrijk
afbrengt ook elders en anders beslist
superieur is.
Henri Polak, wiens vaardige vertaling
zich aangenaam lezen laat in den weiver
zorgden druk en uitgaaf van de drukkerij
van den A. N. D. B., heeft dit vertaal
werk vericht »voor de arbeiders yan Neder
land, als aansporing tot organisatie". En
daarmede gaf hij er tevens een bijzondere
bedoeling aan, afgescheiden van welke het
nu onmogelijk is het boek te beschouwen:
welke met andere woorden, in de allereerste
plaats moet worden bezien.
Van geene is de geschiedenis zoo volle
dig beschreven als van de Engelsche arbei
dersbeweging. Om te beginnen is er het
bekende boek van den Oxforder Professor
J. E. Thorold Rogers »Six Centuries of
Work and Wages, the History of English
Labour", dat een uitvoerige knappe be
handeling is van den strijd van den arbeid
tegen het grootgrondbezit, wat uit der aard
een taak was geheel en al binnen het ver
mogen van den Engelschen radicaal wiens
geestverwanten dienzelfden strijd nog steeds
voeren in vereeniging met een deel der
arbeiders. Waar de strijd der industrieële
arbeiders tegen het grootkapitaal echter
meer en meer den strijd tegen het
feudalisme begint te verdringen, worden de ver
diensten van RogersJ werk minder, en komt
de behoefte op naar een helderder en meer
mede-voelend inzicht. Daar komen dan
eerst het werk van Engels: »Die Lage der
Arbeitenden Klassen in England" en de
hoofdstukken 8, 12, 13 en 24 uit het eerste
deel van Marx' Kapital in de leegte voor
zien, gevende een uiteenzetting, en dus
verklaring, van het feit dat de strijd tegen
het grootkapitaal voortaan de eerste in de
aandacht der arbeiders wordt. Ten slotte
komt daaraan het geschiedschrijvend werk
van het echtpaar Webb-Potter, vervat in
»The History of British Trade Unionisni,
en in hun volgend werk: Industrial
Democracy een overzicht van dien strijd zelf
sedert zijn eersten aanvang toevoegen, dat
niet slechts een inzicht in het voorbijge
gane maar ook een in het toekomend ver
loop van de tegenstelling der beide indus
trieële klassen geeft.
Wanneer men daarbij nog denkt aan
enkele werken van den Münchensche pro
fessor L. Brentano, vooral zijne
«Arbeitergilden der Gegenwart", en aan Howetts
boekje >The conflicts of capital and labour"
dat een uiteenzetting van de praktijk van
het vakvereenigingswezen geeft, dan zal
men een bundeltjelitteratuur bijeen hebben,
zooals geen dan de Engelsche arbeider
er een aanwijzen
kanDe beteekenis daarvan ligt in hetzelfde
feit, dat er ook de verklaring van geeft,
namelijk in de zeer gevorderde ontwik
keling der arbeiders-beweging in Engeland.
Daardoor is er uit haar faits et gestes voor
de arbeiders op het vasteland heel wat te
leeren. niet alleen om na te volgen maar
ook doordat feiten en cijfers uit anderen
levensstrijd opwekkend werken.
Dit wordt nu de vraag wanneer wij willen
bepalen welke plaats aan de vertaling van
het boek der Webbs toekomt: welke betee
kenis heeft de Engelsche arbeiders-bewe
ging voor die in ons land ?
De arbeiders-beweging in een land,
zooals trouwens elk verschijnsel, wordt
bepaald door allerlei dingen van zoo bij
zonderen aard, dat ze een eigen groei
en ontwikkeling kan gezegd worden te heb
ben. Volksaard ,en overlevering hebben
daarin geen gering woord mede te spreken,
maar ten slotte zijn het de verhoudingen van
werkman en werkgever, verhoudingen af
hangend van de stand der technische produc
tie-methode, die den algemeenen gang er van
bepalen. De economische ontwikkeling in
haar feitelijke hoogte en in de snelheid, waar
mede zij die hoogte bereikt heeft, is de factor
die bij uitnemendheid kracht en uitzien
der arbeidersbeweging beheerscht. Zoo ziet
het er met elk land wel wat anders uit,
en in elk land weder met elke landstreek.
Zoo zien wij in Duitschland een zeer sterke
politieke arbeidersbeweging de leiding
nemen, ten gevolge van de zeer plotselinge
economische ontgroeiing aan het oud feodaal
systeem, waardoor de strijd om de politieke
vrijheid nog vooraan stond op het program,
terwijl die bijvoorbeeld in Engeland
onnoodig was doordat reeds sinds eeuwen de
burgerij ddar die vrijheid had weten te
veroveren. De Duitsche burgerij, opeens
gestort in den snellen roes van het kapita
lisme en gerukt uit het kleinburgerlijk
leven, welks type Duitschland in de duode
cimale vorstendommen tot de hoogste ont
wikkeling had gekweekt was slechts kort
revolutionair, en wel tot het opgenblik, dat
de arbeiders, snel uit hun klein
burgerlijkfeodaal bestaan in al de ellende van den
kapitalistischen arbeid geworpen, dat ook
werden.
Toen scheidden zich dadelijk de wegen
van burgerij en arbeiders, die in Engeland
nog lang en ook nog eenigszins in dezen
tijd samenloopen, en moest in Duitschland
de arbeidersbeweging vooraan komen in den
strijd om de dingen, die in andere landen
al doodgewoon zijn. Men denke aan den
strijd om de vrijheid van vereeniging, en
om dien tegen een kunstkneveling als de
lex Heinze. Zoo waait in Frankrijk de
wind weer uit een anderen hoek, waar de
revolutionaire traditie van 1789 nog steeds
kracht genoeg heei't om ook de arbeiders
beweging belangrijk te beïnvloeden, juist
daarom omdat de landbouw, die zich toen
uit de feodale beknelling vrijvocht er nog
steeds in de eerste rij staat. Een land als
het onze dat voorheen was samengesteld uit
twee zich in productie-verhoudingen scherp
afscheidende gedeelten, waar de Hollandsche
handel stond tegenover den landbouw der
andere provincies, en dat eigenlijk niet dan
terloops een eenigszins ontwikkelde nijver
heid heeft gekend, moet ook in zijn arbei
dersbeweging een eenigszins halfslachtige
en bijzondere plaats innemen. In zijn
landbouwprovincies had het niet meerden
politieken strijd te voeren, die in Duitsch
land voor de vrijheid van beweging geleverd
werd, in de handels en
nijverheidsprovincies was de bloei van dit laatste bestaans
middel afwisselend en niet van een
dusdanigen aard dat zich vroeg een proletariaat in
den kapitalistischen zin ontwikkel en kon; en
zoodoende heeft het hier langen tijd ontbro
ken, niet zoozeer aan een ontevreden als
wel aan een georganiseerde arbeidersmassa
Nu zich wel is waar onder niet altijd gun
stige omstandigheden een nijverheid ge
vestigd heeft, nu het landbouwbedrijf in
aanraking komt met de kapitalistische
exploitatie en ook het handelsbedrijf een
groote schare van proletariers is gaan be
hoeven, komt er in die massa wat meer
bewuste beweging. Wij spreken hier in het
groot en geven maar met een enkel woord
aan wat het laatste kwart dezer eeuw te
zien geeft; slechts om even te kunnen doen
opmerken hoe jong en hoe weinig volgroeid
niet alleen, maar ook hoe vanzelfsprekend
zwak die arbeidersbeweging ten onzent kan
zijn. En om te verklaren hoeveel zij nog
leeren kan en moet.
Wie zich aan een ander spiegelt, spiegelt
zich zacht, maar waar de meesten eerst
door schade en schande tot wijsheid geraken,
is die zachte spiegeling niet altijd van vol
doende uitwerking. En zeer zeker is dat
niet het geval waar men te doen heeft met
een beweging der massa. Daarin werken
zooveel elementen van pure onbewustheid
eenvoudigweg gedreven door onbegrepen
krachten, dat anderer voorbeeld slechts
van betrekkelijken invloed kan zijn. Slechts
de kern en zij die nog eenigszins de leiders
der beweging zijn, kunnen van die voor
beelden profijt trekken en al te grove
fouten vermijden.
Het is voor deze dat het boek der Webb's
is vertaald, tot leering en voorbereiding en
als aansporing tot organisatie. De nood
zakelijkheid daarvan en de kans op navol
ging van het voorbeeld worden bepaald
door de vraag of er werkelijk voor ons iets
te leeren valt uit dit boek.
Niet zoozeer ten opzichte van de feitelijke
gegevens. Een goed geschiedboek, dat in
ruime mate materiaal aandraagt is altijd
een noodzakelijke en nuttige verschijning.
Wie van een zeer belangrijke ontwikke
lingsgeschiedenis en van een zeer interes
sante beweging op de hoogte wil zijn, kan
niet beter doen dan de lectuur van het
boek der Webb's te ondernemen. Maar wij
denken hier aan het speciaal nut voor de
Nederlandsche arbeiders, en dat zit niet
in dat voor allen belangrijk feiten-materiaal,
maar in den inhoud dier feiten.
De geschiedenis der Engelsche arbeiders
beweging is inderdaad, die van de vakbe
weging, die van de «Trade Unions" en hun
strijd om de gelijke rechten voor den arbei
der eerst en na die verkrijging om de
verbetering yan den materieelen toestand
der vak-arbeiders in het gansche land. Het
feit dat een industrieel proletariaat in
groote massa's werd bijeengebracht en tot
aaneensluiting tegen een, in den aanvang
dezer eeuw onder het stelsel van het laissez
faire al buitengewoon kras optredende,
exploitatie werd gedreven, leidde de prak
tische koppen er toe eene aaneensluiting
te bewerken die inderdaad zonder voorbeeld
is. De onbewuste gevoelens van solidariteit
werden zoo gevoerd in banen, die tot een
werkelijke bewustheid van het gezamenlijk
belang brachten, en die die gevoelens tot een
buitengewone kracht ontwikkelden.
Zoo was het mogelijk, dat allen jarenlang
hooge contribuiies bijeenbrachten tot het
vormen van allerlei kassen en niet het
minst voor de weerstandskassen in den
strijd tegen de ondernemers. Zoo kwam er
die strenge discipline welke slechts uit vast
vertrouwen 'en stevige onderwerping aan
de meerderheid voortkomen kan. En zoo
ook kregen de Engelsche arbeiders dien
invloed, die de burgerlijke partijen ertoe
aanzette tal van maatregelen te nemen,
die de arbeiderszaak hoogelijk bevorderen.
Deze strijd was noch geleidelijk, noch zon
der ophouden voordeelig. Verschillende ver
schijnselen in de economische wereld deden
er hun invloed gevoelen; men denke slechts
aan de groote crisis in het einde van de
zeventiger jaren, die zijn scherpste uitdruk
king vond in het faillissement van de Bank
van Glasgow, en wier gevolg een bijna te
niet gaan yan de vakbeweging was. In het
Clyde-district leden de machinebouwers een
groote nederlaag. Overal trachtten de
patroons loonsverminderingen door te voe
ren, en de jaren 1878?80 waren dienten
gevolge getuige eener groote toename van
het aantal werkstakingen in bijna alle
bedrijven, waarvan de meeste noodlottig
voor de werklieden eindigden. De malaise
deed, volgens de Webb's, vele honderden
vakvereenigingen in het niet zinken maar
de groote groei van de vorige jaren voor
kwam totale ineenstorting.
Maar de arbeiders-beweging bleef
opzichzelf steeds eene der vak vereeniging en de
veranderingen waren slechts van invloed
op de taktiek, niet op het innerlijk wezen.
En nu in de latere jaren, vooral na de
groote dokwerkersstaking in 1889 een nieuwe
strooming invloed begint te krijgen in de
vakbeweging en die over veel meer arbeiders
uitbreidt dan de oude Unions bereikten,
en langzamerhand meer een klasse bewe
ging maakt van wat tot nu toe zoovaak
niet _ anders was dan een pogen van de
arbeiders in de beste positie om hun bestaan
te verzekeren, nu blijkt het hoe de vak
beweging groeien kan tot een geducht
strijdmiddel voor alle arbeiders.
Daarin ligt de verdienste van het bo^k
der Webb's vooral, dat het een beeld geeft
van de uitgroeiïng van het oude conserva
tieve unionisme tot het meer beslist soci
alistische werken der nieuwe Unions; hoe
langzamerhand de Engelsche arbeider van
een op zijn eigen belangen bekrompen
turend kleinburger wordt tot een strijder
voor het belang zijner klasse.
En hier begint voor den Nederlander de
leering. Evenzeer als de Engelsche arbei
dersbeweging, moest ook de Nederlandsche
aangewezen zijn op vakorganisatie, daar
ook hier niet in de eerste plaats gestreden
behoeft te worden voor politieke vrijheden.
Maar tot sn sterkte als de Engelsche kon
de Nederlandsche vakbeweging het niet
brengen waar noch de industrie noch de
landbouw die prpletariseering op groote
schaal bewerkstelligden, die daartoe aanzet.
Maar nu dit langzamerhand wel het geval
is komt dit boek juist van pas. Vooreerst
tot organisatie aanzettend in de vakbewe
ging, maar in de tweede plaats tot een
organisatie niet in den zin der oude maar
in dien der nieuwe Trade Unions. Het
bankroet van het oude Unionisme is leerrijk
genoeg en dit is ook voor ons land niet
meer te verwachten. Dit isslechts_mogelijk
bij uitsluitend industrieel bedrijf. Maar
waar landarbeiders en arbeiders bij den
handel (watertransport bijv.) een zeer groot
deel der proletariërs vormen is dat anders
Want deze, als allen die niet tot den in de
oude trade unions georganiseerde skilled
labour behooren, kunnen niet tot vakorga
nisatie komen zonder meer, omdat het on
mogelijk moet wezen allen in de vakorga
nisatie te betrekken. De vakbeweging kan
slechts een middel wezen onder meer andere.
Zij kunnen als vakvereeniging te weinig
doen en moeten de hulp van den staats
macht weten te verkrijgen tot bereiking
hunner doeleinden. Wij zien in Nederland
dan ook de vakbeweging zich inderdaad
uitbreiden, maar nog voor een groot deel
in een volkomen onbewustheid. Slechts het
gevoel der klassesolidariteit bestaat, sterker
nog dan dat der vaksolidariteit. Dat dit
niet genoeg is, leeren de oude unions die
het kassenstelsel tot volmaaktheid brachten
en leerden dat ook hier geld de zenuw van
den oorlog is. Maar dat ook de kassen
onvoldoende zijn bewijst de achteruitgang
van diezelfde Unions en wat dan behoort
gedaan te worden, daarvoor geeft het nieuwe
unionisme licht.
De Nederlandsche toestanden zijn niet
Engelsen want het industrjalisme was
hier nimmer zoo sterk, zij zijn ook niet
Duitsch, omdat de politieke onvrijheid van
het feodale staatsleven hier niet meer be
stond, maar zoo er van beide wat te leeren
valt, dan komt daarvan een groot deel toe
aan het nieuwe unionisme in Engeland,
omdat dat het eigenaardig Engelsche de
behoefte aan degelijke vakorganisatie, paart
aan het eigenaardig Duitsche: de
klassebewuste politieke organisatie. In Engeland
komt dat laatste, tengevolge van traditie
vooral, nog niet zoo tot zijn recht, al wijzen
enkele verschijnselen, zooals het stichten
van een arbeiderspartij, of van een bond
der arbeiderspartijen, daar wel op; maar
dat is bij ons te lande anders. Daar staat
de vakbeweging nog aan de poort van een
nieuw leven van meer weten waarom het
gaat en het is te hopen, dat wat juist nu
geleerd kan worden uit dit vertaalde boek
daaruit ook geleerd wordt en dat de schade
en schande die de laatste jaren al aan onze
vakbeweging hebben gebracht, een aan
sporing daartoe mogen zijn.
Al wie belang stelt in de sociale aange
legenheid bij luitstek: de strijd der arbei
ders om betere levensvoorwaarden, zal in
het boek der Webb's een mooie behande
ling vinden van het feit, waarom die strijd
niet meer wezen kan een pure vakstrijd,
maar worden moet een klassenstrijd, en
dus eene waar niet meer alleen de
vakor