De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 19 augustus pagina 2

19 augustus 1900 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

"JDE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR. NEDERLAND. No. 1200 allén de erkenning van dit principe, dat de arbeider loon moet hebben voor zijn werk. We zeiden daar dat de staking was een daad van ?wijs beleid. Immers op den duur had toch gestaakt moeten worden. De arbei der is geen kapitalist. En als in eene industrie de arbeider alle kosten op zich neemt die 't bedrijf meebrengt, dan staat mj telkens voor 't gevaar dat de productie kosten voor zjjn bedrijf toenemen. Is 't nu niet, dan later. Hij handelt dan als ouder nemer, als kapitalist. En aangezien een arbeider zonder middelen geen kapitalist is, neemt hij lasten op zich, die hem over 't hoofd groeien. Vroeger _ of later moet hij ondergaan, zoolang hij zich geen garantieloon heeft bedongen. En nu vragen de diamantbewerkers niets anders dan de erkenning van dit principe. 't Spreekt vanzelf, dat de heele industrie niet zoo inéns kan worden vervormd. Dat niet zoo ineens de juweliers er toekunnen overgaan alle bedrijfsonkosten van hun eigenwerkers voor hunne eigen rekening te nemen. Dat heeft 't Hoofdbestuur van den A.N.D.B. dan ook heel juist ingezien. En het treedt in deze omstandigheden zelfs zóó matig op dat de zoo populaire »Oome Jan" zelfs groote kans had het bij een aantal werklieden totaal verbruid te hebben, omdat hii te matig was geweest in zijne eischen. Practisch immers willen de leiders der werkstakers slechts overgangsmaatre gelen, zij gaan voor eiken werkgever na: de condities, waarop voor hem mag wo_rden gewerkt, welke condities meestal hierop neerkomen: 1. De belofte om de nieuwe methode ^nettoloon) aan te nemen, zoodra deze alge meen wordt ingevoerd. 2. Inmiddels den werklieden een garantieloon te geven. De werklieden blijven dus eigenkostenwerkers, maar de firma garan deert hun een vast minimaalloon. 3. De vastgeld-werkers moeten 'n loon ontvangen dat ze vóór de bestaande crisis genoten. Men ziet dus: geene exorbitante eischen. Er wordt echter beweerd dat de werkge vers daarmee geen genoegen kunnen nemen. Waarom niet? Zeker, als de netto-loonregeling thans plotseling werd doorgevoerd, dus meer kosten op 't bedrijf kwamen, dan zou dit hierop neerkomen, dat 'n zeker aantal guldens in de kosten neergelegd, dood kapitaal waren, aan den omzet (die in 't diamantvak zeer spoedig gaat) in ns onttrokken. Over 't geheel dus, behoefte aan grooter kapitaal of minder verdienste met net oorspronkelijk kapitaal. Aan den anderen kant ware dan echter te vragen: de verhooging der prijzen voor de ruwe diamant heeft economisch dezelfde strek king gehad. Hebben de juweliers nu gestaakt? Hun klachten gaven niets, ze waren aan handen en voeten overgeleverd aan de groote kapitalisten. Zij werden dus de dupe. Waarom nu hemel en aarde bewogen nu de arbeiders komen aandragen met nadeelen uit dien zelfden hoofde ondervonden en erop wijzen dat zij lasten dragen die feite lijk bij de juweliers thuis hooren ? 2.< Wie van beide kan die lasten beter dragen, de arbeider of de juwelier? Maar dan vergeet men, dat het bestuur van den A. N. D. B. geene algemeene eischen stelt, wel degelijk inzicht heeft met de patroons, die 05 stuk van zaken gedwongen worden een niet onbelangrijk »loonfonds" van hun kapitaal af te scheiden. De stakers willen loon voor arbeiden, niet den ondergang der juweliers. Dat wordt wel eens vergeten. Eene staking heeft haar recht (helaas) in de oogen der publieke opinie maar al te dikwijls te gronden op de weerstandskas en de vooruitzichten op succes. De weerstandskas is in dien toestand dat gedurende een paar maanden uitkeeringen kunnen plaats vinden van ?2.50 of ? 4.50 per week. Dus betrekkelijk gunstig. Wat echter m. i. den stakers een wezenlijk succes vormt is, vierde bizonderheid dat de patroons moeilijk n lijn kunnen trekken. Dat, aangezien de overgangsbe palingen voor elk kantoor anders moeten zijn, noodzakelijkerwijze met de juweliers persoonlijk en afzonderlijk moet worden onderhandeld. Een afspraak met alle ju weliers vereend thans zelfde condities voor alle juweliers is 'n onzinnige vraag. Divide et impera hier dus uitteraard der zaak gebiedend voorgeschreven, kan 't beter ? Politici de diamantwereld wemelt van vak-politikers uiten de vrees voor 'n verplaatsing der industrie naar buiten. Terecht antwoordde Henri Polak hierop, dat het voor de werklieden geen schade was. Want in Parijs en Londen en Ame rika werken niet Parijzenaars, Londonners en Amerikanen, maar Amsterdammers. In welk land die op 'n fabriek zaten kwam er niet op aan. Buitendien de industrie in Banau is op de flesch. Van de 2 a 300 werkgevers zijn nu 90 over. In de Jura van 6 a 700 nu 300, London van 150 op 60. Amsterdam heeft dus de concurrentie met buiten glans rijk doorstaan. En dit kon alleen omdat het Amsterdamsch werk superieur is en 't loon hier veel minder. Er wordt wel eens andersom beweerd. Maar 't Hoofdbestuur heeft de A. J. V. eens voorgesteld op kosten van den Bond eene onzijdige com missie naar 't buitenland te_ zenden om loonstatistieken te maken. Dit werd ge weigerd. Soms omdat de Juweliers zóó zeker waren van hun zaak? Over de wijze van optreden der partijen zal ik hier niet te veel zeggen. Elk die de kranten leest kan zich hierover makkelijk een oordeel vestigen. Maar dit moet toch onder veler aandacht gebracht, iets, door den juwelier Gerdes (interview) grif toege geven, dat de »chips"-lui van beroep, die slecht, moeilijk werk doen maken tegen 't loon voor fijn werk, feitelijk niet anders doen dan leven van den honger der werk lieden, dus een parasieten-bestaan voeren dat geen recht heeft op eenig ontzag, En desniettemin blijven de werklieden kalm, houden rekening met de crisis van 't oogenblik en vragen alleen de erkenning van 't recht der arbeiders om loon te ontvan gen, als ze arbeiden In de groote zaal van 't Paleis. Lange egale lijnen van menschhoofden, afgezet met wit van boord en front, schuins loo pend in perspectief naar elkaar toe tot achteren de zaal, waar ze komen bij elkaar, en opgelost in 'n warreling van grijs en grauw met hier en daar 'n plekje rood van ^i vrouwenhoed. De gaanderijen met overhangend kantwerk van bukkende menschenlijven. Rechts onder: warremoes van vlekken bruin en zwart zonder lijn en kleur, chaos van ellende...... De slanke ' figuur van Henri Polak op 't podium, staande, als ging hij duiken in de menschenzee stil onbeweeglijk schier. En. hij slaat woorden neer in de water massa, riemt met forsche slagen. moeite niet kennend , al door Zal hij be reiken ? Eén vraag zal de goegemeente worden voorgelegd. Mag 'n arbeider zeggen ik wil loon heb ben voor mijn arbeid? Is er Recht voor vierduizend nijvere hongerlijders? Luctor et emergo". De deputatie der beide Boeren-Republieken heeft in de afgeloopen week Berlijn verlaten om zich naar Petersburg te be geven. Over hunne ontvangst in de Duitsche hoofdstad hebben de leden dier deputatie zich zeker geen illusies gemaakt. Reeds lang heeft keizer Wilhelm zijn vroegere sympathieën voor Transvaal als onnutten ballast overboord geworpen, zich het woord van Bismarck herinnerend, dat de buitenlandsche politiek van een groot Rijk geen gevoelsquaestie mag zijn. Tot voor betrekkelijk korten tijd bestond die sympathie zeker nog bij de overgroote meerderheid van het Duitsche volk, maar al is zij niet geheel verdwenen, zij uit zich weinig of niet meer. »Wat men vroe ger humaniteit noemde" schrijft een Berlijnsch correspondent »heet thans sentimentaliteit, en aan deze ontzegt de moderne politiek het recht van inmen ging." In Duitschland zijn die platoni sche sympathieën geheel verdrongen door de Chineesche quaestie. Daartoe hebben de geruchtmakende redevoeringen van den keizer niet weinig medegewerkt. En meer nog dan de moord op den gezant von Ketteler gepleegd heeft de benoeming van graaf Waldersee tot opperbevelhebber der verbonden Europeesche troepen in China den nationalen trots onzer naburen ge prikkeld. De keizerlijke redenaar slaat munt uit deze stemming; volgens zijne laatste oratorische wending die zeker moeielijk te overtreffen is moet de Duitsche oorlogsmarine een keten om den aardbol vormen! Wijselijk hebben de leden der deputatie bedankt voor de uitnoodigingen van co mités uit München, Hamburg en Leipzig, waar men hun de gelegenheid wilde geven, hun oordeel over den onrechtvaardigen en ongelijken strijd voor een welwillend ge hoor uit te spreken. Wat zou het hun baten? Aan betuigingen van sympathie heeft het hun in Frankrijk, in Holland, in Amerika niet ontbroken; maar hoe troostrijk die betuigingen ook mogen zijn, van positieve waarde zijn zij stellig niet. Indien wij, en de boerenvrienden over de geheele wereld, nog niet wanhopen aan een bevredigenden afloop van den oorlog, dan moet de reden hiervoor niet worden gezocht in Europa of in Amerika, maar in Zuid-Afrika zelf, in het onverzwakt verzet der Boerenbevolking en de volhar ding en het schrander beleid van hare aanvoerders. Want het wordt meer en meer duidelijk, dat de oorlog nog lang niet uit is. Een klein jaar geleden, bij het begin van den oorlog, beweerden zelfs de Boerenvrienden, dat de Oranje-Vrijstaat niet te verdedigen was, en dat de Boereu slechts in het noorden van dezen Staat en aan de over zijde van de Vaal-rivier zouden kunnen stand houden. Het heeft echter tien maan den van ongehoorde inspanning en een legermacht van meer dan 200,000 man geëischt, eer de Engelschen zoover waren gekomen. Pretoria is bezet, maar het wordt door de vliegende colonnes der Boeren zóó bedreigd, dat Lord Roberts geen nachttrei nen meer durft te laten loopen en dat de proviandeering van het hoofdkwartier de grootste moeilijkheden oplevert. De OranjeVrijstaat is formeel geannexeerd, maar de oorlog is er niet geëindigd: de Engelschen worden er meer dan ooit bedreigd en lijden telkens opnieuw groote verliezen. En in de Transvaal gaat het hun niet beter. De telegrammen, tegenstrijdig als altijd, laten het groote publiek hieromtrent in onze kerheid, en Lord Roberts verstaat bij uit nemendheid de kunst, om in zijn dépêches van een klein succes een groot, van eene groote nederlaag een kleine te maken. Er zijn echter documenten, die de Engelsche regeering niet durft te vervalschen, en die eene droevige welsprekendheid bezitten : de officieele verlieslijsten, die wekelijks het aantal dooden en gekwetsten vernielden. Op 4 Juli was het totaal 29,706; op 11 Juli 30,693; op 18 Juli 32,520; op 25 Juli 34,750; op 2 Augustus 36,559 ; op 11 Augustus 39.057. Dus zijn in vier weken tijds, van 11 Juli tot 11 Augustus, elke week 2000 En gelschen buiten gevecht gesteld, zonder de slachtoffers in de hospitalen mede te reke nen. Terecht zegt de Temps: «Nooit heeft de Transvaal-oorlog zooveel slachtoffers gekost, dan nadat men meende, dat hij geëindigd was. Indien de Engelschen, sedert het begin van den veldtocht, zoo veel verliezen hadden geleden als in die laatste weken, zou het officieele aantal der gedooden en gekwetsten driemaal zoo groot zijn geweest. Weinige menschen geven zich de moeite, zich in te denken in de beteekenis van zulk een cijfer van 2000 dooden en gekwetsten per week. Indien er elke week n Spionskop voorkwam, zou Engeland weergalmen van kreten en verzuchtingen. En toch verloor het Engel sche leger, een maand lang, per week 800 man meer dan bij Spionskop." De proclamatie van de inlijving van den Oranje- Vrijstaat heeft den Engelschen niets gebaat, maar integendeel de Vrijstaters en hunne bondgenooten tot nieuw en krach tig verzet geprikkeld. In Pretoria heeft Lord ( Roberts zulk eene proclamatie tot nog toe wijselijk achterwege gelaten. Als reden hiervoor wordt opgegeven, dat door den oorlog alle traktaten tusschen Enge land en de Transvaal zijn opgeheven, en dus de toestand van vóór 1881 weder is ingetreden, zoodat de Transvaal ook zonder formeele annexatie weer Britsch grondge bied zou zijn geworden. De argumentatie is zoo pover mogelijk en klaarblijkelijk alleen bedacht om zich te kunnen ont trekken aan de herhaling eener annexatie op het papier, waarmede men zich in den Oranje- Vrijstaat vrijwel belachelijk heeft gemaakt. Het zotte verhaal der groote sa^menzwering te Pretoria, die ten doel zou heb ben, Lord Roberts gevangen te nemen en alle daar ter plaatse aanwezige Engelsche officieren te vermoorden(l), zal, behalve wel licht in de meest bekrompen Jingo-kringen, zeker nergens geloof hebben gevonden. Waarschijnlijk moet het dienen om repre saille-maatregelen te verontschuldigen, die met het karakter van een oorlog tusschen beschaafde volkeren te eenenmale in strijd zijn. Maar dit zou voor Engeland wel de slechtst denkbare politiek zijn. «Zelfs niet de 200,000 soldaten, die Engeland nog in de met zoo groote moeite overwonnen(P) Boerenrepublieken onderhoudt" zegt de Frankfurter Zeitung «zouden voldoende zijn om met geweld de bevolking in be dwang te houden, waar elke boerenhoeve een vijandelijke post is." ?»Luctor et emergo"1 ik worstel en houd mij boven water was de zinspreuk der wakkere Zeeuwen. Tot dusver hebben ook de Boeren alle recht, die spreuk tot hun devies te maken. Omstandigheden, die in hun nadeel schijnen te zijn, doordat zij de aandacht van Europa afleiden van hun heldhaftigen worstelstrijd, kunnen in hun voordeel verkeeren, door den machtigen tegenstander meer en meer de handen te binden. Van de tegenwoordige Engelsche regeering is zeker voor hen niets goeds te verwachten, maar de gebeurtenissen kunnen de toch reeds aanstaande aftreding van het kabinet-Salisbury bespoedigen. En dan is de mogelijkheid van het tot stand komen van een voor beide partijen eervollen vrede nog niet uitgesloten. miiiiuiiiuuiuiiiiiimmimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiuiwmuiiiitiHiiiiiiiiivA Sociale, iiitiiniiMiiiiHiiimimitinniiiiiHiMiiiMiimmiiimi Een eed boei Geschiedenis van het Britsche Vakvereenigingswexen, door SIDNEY en BEATRICE WEBB, vertaald door HENRI POLAK. Uitgave van den A. N. D. B. Wanneer een boek als het onderhavige met een zoo uitdagend opschrift als Her recensie" een tijdjelang op onze schrijftafel ligt, begint zich een zekere schroom van ons meester te maken, die ons van het aanvaarden der uitdaging afhoudt, tot de bedenking ons redt, dat een loutere be spreking ons de moeilijkheid der kritiek voorbij voert langs den aangenamen weg der waardeering. Al zal dit geschiedwerk van den Engelschen arbeid met zijn schild van »deege degelijckheit" kwalijk een ge lukkige kampioen vinden, het verdient zeker beter dan een «walk over", en in ieder geval heeft het kwaliteiten welke het toe schouwend volk recht heeft te zien en te apprecieeren. En bedenkend, dat wij hier minder met het boek dan met de vertaling te doen hebben, worden wij vanzelf er toe gebracht die kwaliteiten meer op den voorgrond te brengen die het als vertaald werk bijzondere beteekenis geven, en men zal zien dat een boek dat het er op deze wijze zoo glansrijk afbrengt ook elders en anders beslist superieur is. Henri Polak, wiens vaardige vertaling zich aangenaam lezen laat in den weiver zorgden druk en uitgaaf van de drukkerij van den A. N. D. B., heeft dit vertaal werk vericht »voor de arbeiders yan Neder land, als aansporing tot organisatie". En daarmede gaf hij er tevens een bijzondere bedoeling aan, afgescheiden van welke het nu onmogelijk is het boek te beschouwen: welke met andere woorden, in de allereerste plaats moet worden bezien. Van geene is de geschiedenis zoo volle dig beschreven als van de Engelsche arbei dersbeweging. Om te beginnen is er het bekende boek van den Oxforder Professor J. E. Thorold Rogers »Six Centuries of Work and Wages, the History of English Labour", dat een uitvoerige knappe be handeling is van den strijd van den arbeid tegen het grootgrondbezit, wat uit der aard een taak was geheel en al binnen het ver mogen van den Engelschen radicaal wiens geestverwanten dienzelfden strijd nog steeds voeren in vereeniging met een deel der arbeiders. Waar de strijd der industrieële arbeiders tegen het grootkapitaal echter meer en meer den strijd tegen het feudalisme begint te verdringen, worden de ver diensten van RogersJ werk minder, en komt de behoefte op naar een helderder en meer mede-voelend inzicht. Daar komen dan eerst het werk van Engels: »Die Lage der Arbeitenden Klassen in England" en de hoofdstukken 8, 12, 13 en 24 uit het eerste deel van Marx' Kapital in de leegte voor zien, gevende een uiteenzetting, en dus verklaring, van het feit dat de strijd tegen het grootkapitaal voortaan de eerste in de aandacht der arbeiders wordt. Ten slotte komt daaraan het geschiedschrijvend werk van het echtpaar Webb-Potter, vervat in »The History of British Trade Unionisni, en in hun volgend werk: Industrial Democracy een overzicht van dien strijd zelf sedert zijn eersten aanvang toevoegen, dat niet slechts een inzicht in het voorbijge gane maar ook een in het toekomend ver loop van de tegenstelling der beide indus trieële klassen geeft. Wanneer men daarbij nog denkt aan enkele werken van den Münchensche pro fessor L. Brentano, vooral zijne «Arbeitergilden der Gegenwart", en aan Howetts boekje >The conflicts of capital and labour" dat een uiteenzetting van de praktijk van het vakvereenigingswezen geeft, dan zal men een bundeltjelitteratuur bijeen hebben, zooals geen dan de Engelsche arbeider er een aanwijzen kanDe beteekenis daarvan ligt in hetzelfde feit, dat er ook de verklaring van geeft, namelijk in de zeer gevorderde ontwik keling der arbeiders-beweging in Engeland. Daardoor is er uit haar faits et gestes voor de arbeiders op het vasteland heel wat te leeren. niet alleen om na te volgen maar ook doordat feiten en cijfers uit anderen levensstrijd opwekkend werken. Dit wordt nu de vraag wanneer wij willen bepalen welke plaats aan de vertaling van het boek der Webbs toekomt: welke betee kenis heeft de Engelsche arbeiders-bewe ging voor die in ons land ? De arbeiders-beweging in een land, zooals trouwens elk verschijnsel, wordt bepaald door allerlei dingen van zoo bij zonderen aard, dat ze een eigen groei en ontwikkeling kan gezegd worden te heb ben. Volksaard ,en overlevering hebben daarin geen gering woord mede te spreken, maar ten slotte zijn het de verhoudingen van werkman en werkgever, verhoudingen af hangend van de stand der technische produc tie-methode, die den algemeenen gang er van bepalen. De economische ontwikkeling in haar feitelijke hoogte en in de snelheid, waar mede zij die hoogte bereikt heeft, is de factor die bij uitnemendheid kracht en uitzien der arbeidersbeweging beheerscht. Zoo ziet het er met elk land wel wat anders uit, en in elk land weder met elke landstreek. Zoo zien wij in Duitschland een zeer sterke politieke arbeidersbeweging de leiding nemen, ten gevolge van de zeer plotselinge economische ontgroeiing aan het oud feodaal systeem, waardoor de strijd om de politieke vrijheid nog vooraan stond op het program, terwijl die bijvoorbeeld in Engeland onnoodig was doordat reeds sinds eeuwen de burgerij ddar die vrijheid had weten te veroveren. De Duitsche burgerij, opeens gestort in den snellen roes van het kapita lisme en gerukt uit het kleinburgerlijk leven, welks type Duitschland in de duode cimale vorstendommen tot de hoogste ont wikkeling had gekweekt was slechts kort revolutionair, en wel tot het opgenblik, dat de arbeiders, snel uit hun klein burgerlijkfeodaal bestaan in al de ellende van den kapitalistischen arbeid geworpen, dat ook werden. Toen scheidden zich dadelijk de wegen van burgerij en arbeiders, die in Engeland nog lang en ook nog eenigszins in dezen tijd samenloopen, en moest in Duitschland de arbeidersbeweging vooraan komen in den strijd om de dingen, die in andere landen al doodgewoon zijn. Men denke aan den strijd om de vrijheid van vereeniging, en om dien tegen een kunstkneveling als de lex Heinze. Zoo waait in Frankrijk de wind weer uit een anderen hoek, waar de revolutionaire traditie van 1789 nog steeds kracht genoeg heei't om ook de arbeiders beweging belangrijk te beïnvloeden, juist daarom omdat de landbouw, die zich toen uit de feodale beknelling vrijvocht er nog steeds in de eerste rij staat. Een land als het onze dat voorheen was samengesteld uit twee zich in productie-verhoudingen scherp afscheidende gedeelten, waar de Hollandsche handel stond tegenover den landbouw der andere provincies, en dat eigenlijk niet dan terloops een eenigszins ontwikkelde nijver heid heeft gekend, moet ook in zijn arbei dersbeweging een eenigszins halfslachtige en bijzondere plaats innemen. In zijn landbouwprovincies had het niet meerden politieken strijd te voeren, die in Duitsch land voor de vrijheid van beweging geleverd werd, in de handels en nijverheidsprovincies was de bloei van dit laatste bestaans middel afwisselend en niet van een dusdanigen aard dat zich vroeg een proletariaat in den kapitalistischen zin ontwikkel en kon; en zoodoende heeft het hier langen tijd ontbro ken, niet zoozeer aan een ontevreden als wel aan een georganiseerde arbeidersmassa Nu zich wel is waar onder niet altijd gun stige omstandigheden een nijverheid ge vestigd heeft, nu het landbouwbedrijf in aanraking komt met de kapitalistische exploitatie en ook het handelsbedrijf een groote schare van proletariers is gaan be hoeven, komt er in die massa wat meer bewuste beweging. Wij spreken hier in het groot en geven maar met een enkel woord aan wat het laatste kwart dezer eeuw te zien geeft; slechts om even te kunnen doen opmerken hoe jong en hoe weinig volgroeid niet alleen, maar ook hoe vanzelfsprekend zwak die arbeidersbeweging ten onzent kan zijn. En om te verklaren hoeveel zij nog leeren kan en moet. Wie zich aan een ander spiegelt, spiegelt zich zacht, maar waar de meesten eerst door schade en schande tot wijsheid geraken, is die zachte spiegeling niet altijd van vol doende uitwerking. En zeer zeker is dat niet het geval waar men te doen heeft met een beweging der massa. Daarin werken zooveel elementen van pure onbewustheid eenvoudigweg gedreven door onbegrepen krachten, dat anderer voorbeeld slechts van betrekkelijken invloed kan zijn. Slechts de kern en zij die nog eenigszins de leiders der beweging zijn, kunnen van die voor beelden profijt trekken en al te grove fouten vermijden. Het is voor deze dat het boek der Webb's is vertaald, tot leering en voorbereiding en als aansporing tot organisatie. De nood zakelijkheid daarvan en de kans op navol ging van het voorbeeld worden bepaald door de vraag of er werkelijk voor ons iets te leeren valt uit dit boek. Niet zoozeer ten opzichte van de feitelijke gegevens. Een goed geschiedboek, dat in ruime mate materiaal aandraagt is altijd een noodzakelijke en nuttige verschijning. Wie van een zeer belangrijke ontwikke lingsgeschiedenis en van een zeer interes sante beweging op de hoogte wil zijn, kan niet beter doen dan de lectuur van het boek der Webb's te ondernemen. Maar wij denken hier aan het speciaal nut voor de Nederlandsche arbeiders, en dat zit niet in dat voor allen belangrijk feiten-materiaal, maar in den inhoud dier feiten. De geschiedenis der Engelsche arbeiders beweging is inderdaad, die van de vakbe weging, die van de «Trade Unions" en hun strijd om de gelijke rechten voor den arbei der eerst en na die verkrijging om de verbetering yan den materieelen toestand der vak-arbeiders in het gansche land. Het feit dat een industrieel proletariaat in groote massa's werd bijeengebracht en tot aaneensluiting tegen een, in den aanvang dezer eeuw onder het stelsel van het laissez faire al buitengewoon kras optredende, exploitatie werd gedreven, leidde de prak tische koppen er toe eene aaneensluiting te bewerken die inderdaad zonder voorbeeld is. De onbewuste gevoelens van solidariteit werden zoo gevoerd in banen, die tot een werkelijke bewustheid van het gezamenlijk belang brachten, en die die gevoelens tot een buitengewone kracht ontwikkelden. Zoo was het mogelijk, dat allen jarenlang hooge contribuiies bijeenbrachten tot het vormen van allerlei kassen en niet het minst voor de weerstandskassen in den strijd tegen de ondernemers. Zoo kwam er die strenge discipline welke slechts uit vast vertrouwen 'en stevige onderwerping aan de meerderheid voortkomen kan. En zoo ook kregen de Engelsche arbeiders dien invloed, die de burgerlijke partijen ertoe aanzette tal van maatregelen te nemen, die de arbeiderszaak hoogelijk bevorderen. Deze strijd was noch geleidelijk, noch zon der ophouden voordeelig. Verschillende ver schijnselen in de economische wereld deden er hun invloed gevoelen; men denke slechts aan de groote crisis in het einde van de zeventiger jaren, die zijn scherpste uitdruk king vond in het faillissement van de Bank van Glasgow, en wier gevolg een bijna te niet gaan yan de vakbeweging was. In het Clyde-district leden de machinebouwers een groote nederlaag. Overal trachtten de patroons loonsverminderingen door te voe ren, en de jaren 1878?80 waren dienten gevolge getuige eener groote toename van het aantal werkstakingen in bijna alle bedrijven, waarvan de meeste noodlottig voor de werklieden eindigden. De malaise deed, volgens de Webb's, vele honderden vakvereenigingen in het niet zinken maar de groote groei van de vorige jaren voor kwam totale ineenstorting. Maar de arbeiders-beweging bleef opzichzelf steeds eene der vak vereeniging en de veranderingen waren slechts van invloed op de taktiek, niet op het innerlijk wezen. En nu in de latere jaren, vooral na de groote dokwerkersstaking in 1889 een nieuwe strooming invloed begint te krijgen in de vakbeweging en die over veel meer arbeiders uitbreidt dan de oude Unions bereikten, en langzamerhand meer een klasse bewe ging maakt van wat tot nu toe zoovaak niet _ anders was dan een pogen van de arbeiders in de beste positie om hun bestaan te verzekeren, nu blijkt het hoe de vak beweging groeien kan tot een geducht strijdmiddel voor alle arbeiders. Daarin ligt de verdienste van het bo^k der Webb's vooral, dat het een beeld geeft van de uitgroeiïng van het oude conserva tieve unionisme tot het meer beslist soci alistische werken der nieuwe Unions; hoe langzamerhand de Engelsche arbeider van een op zijn eigen belangen bekrompen turend kleinburger wordt tot een strijder voor het belang zijner klasse. En hier begint voor den Nederlander de leering. Evenzeer als de Engelsche arbei dersbeweging, moest ook de Nederlandsche aangewezen zijn op vakorganisatie, daar ook hier niet in de eerste plaats gestreden behoeft te worden voor politieke vrijheden. Maar tot sn sterkte als de Engelsche kon de Nederlandsche vakbeweging het niet brengen waar noch de industrie noch de landbouw die prpletariseering op groote schaal bewerkstelligden, die daartoe aanzet. Maar nu dit langzamerhand wel het geval is komt dit boek juist van pas. Vooreerst tot organisatie aanzettend in de vakbewe ging, maar in de tweede plaats tot een organisatie niet in den zin der oude maar in dien der nieuwe Trade Unions. Het bankroet van het oude Unionisme is leerrijk genoeg en dit is ook voor ons land niet meer te verwachten. Dit isslechts_mogelijk bij uitsluitend industrieel bedrijf. Maar waar landarbeiders en arbeiders bij den handel (watertransport bijv.) een zeer groot deel der proletariërs vormen is dat anders Want deze, als allen die niet tot den in de oude trade unions georganiseerde skilled labour behooren, kunnen niet tot vakorga nisatie komen zonder meer, omdat het on mogelijk moet wezen allen in de vakorga nisatie te betrekken. De vakbeweging kan slechts een middel wezen onder meer andere. Zij kunnen als vakvereeniging te weinig doen en moeten de hulp van den staats macht weten te verkrijgen tot bereiking hunner doeleinden. Wij zien in Nederland dan ook de vakbeweging zich inderdaad uitbreiden, maar nog voor een groot deel in een volkomen onbewustheid. Slechts het gevoel der klassesolidariteit bestaat, sterker nog dan dat der vaksolidariteit. Dat dit niet genoeg is, leeren de oude unions die het kassenstelsel tot volmaaktheid brachten en leerden dat ook hier geld de zenuw van den oorlog is. Maar dat ook de kassen onvoldoende zijn bewijst de achteruitgang van diezelfde Unions en wat dan behoort gedaan te worden, daarvoor geeft het nieuwe unionisme licht. De Nederlandsche toestanden zijn niet Engelsen want het industrjalisme was hier nimmer zoo sterk, zij zijn ook niet Duitsch, omdat de politieke onvrijheid van het feodale staatsleven hier niet meer be stond, maar zoo er van beide wat te leeren valt, dan komt daarvan een groot deel toe aan het nieuwe unionisme in Engeland, omdat dat het eigenaardig Engelsche de behoefte aan degelijke vakorganisatie, paart aan het eigenaardig Duitsche: de klassebewuste politieke organisatie. In Engeland komt dat laatste, tengevolge van traditie vooral, nog niet zoo tot zijn recht, al wijzen enkele verschijnselen, zooals het stichten van een arbeiderspartij, of van een bond der arbeiderspartijen, daar wel op; maar dat is bij ons te lande anders. Daar staat de vakbeweging nog aan de poort van een nieuw leven van meer weten waarom het gaat en het is te hopen, dat wat juist nu geleerd kan worden uit dit vertaalde boek daaruit ook geleerd wordt en dat de schade en schande die de laatste jaren al aan onze vakbeweging hebben gebracht, een aan sporing daartoe mogen zijn. Al wie belang stelt in de sociale aange legenheid bij luitstek: de strijd der arbei ders om betere levensvoorwaarden, zal in het boek der Webb's een mooie behande ling vinden van het feit, waarom die strijd niet meer wezen kan een pure vakstrijd, maar worden moet een klassenstrijd, en dus eene waar niet meer alleen de vakor

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl