Historisch Archief 1877-1940
No, 120.8
DE AMSTERDAMMER W E EK B L A D V O O R NEDERLAND.
Boet- en Tlscnrift.
Elzeviers Maandschrift.
Een voordracht van den heer Arie van Veen
over den Kotterdamschen schilder P. Cornelis
de Moor, heeft in het Augustus-nummer van
Elzevier een plaats gevonden. De heer v. Veen
behandelt hier het zoeken naar nieuwe wegen
in onze schilderkunst, waar door de Impressi
onisten het hoogste punt bereikt is geworden.
HU beschouwt de arbeid van de Moor als het
resultaat van deze verschillende pogingen en
als zoodanig in hooge mate geslaagd.
Er zy'n by dat opstel zeer goed getroffen
reproductiën van de Moor's schilderyen, ze
geven ook den leek een recht begrip van dezen
modernen schilder-fantast.
De heer v. .Veen deed zeker een goed werk
zy'n voordracht, voor een beperkt publiek
eerst bestemd, nu ook voor wijden kring te
te publiceeren.
Dan in de afl. een vervolg van De
Bruidstyd" van Annie de Boogh door Herman Robbers.
De heer Eugène Bunge bespreekt en zeer
enthousiast?onze Indische Boeddha-tempel op
de Parysche tentoonstelling, als een mooi en
waardig specimen van de Hindoe-Javaansche
kunst.
Een nog al belangryke ruimte wordt verder
ingenomen door het vervolg van Spitsbergen
in 1899" door L. J. van Voorthuisen. Men zou
Van de Parüsclie Tentoonstelling.
door A. LESLAND.
Vroolijk noodigt het roode cyclopenoog in
de witte vlag van het pavilloentje tot een kopje
thee in Japan. Het houten gebouwtje is luchtig
in elkaar gezet, met aan drie zyden waranda
op de eerste verdieping. Beneden, onder die
uitstekende galery, stoeltjes en tafeltjes, meer
van die zit- en drinkgelegenheden op 't gazon
er om heen. Vóór de ingang een paar
dwergboomen, oude gedrochtelyke dikstammetjes met
kleinen kroon, heuschelyk Japansch,
eenwelopgevoed tuinman zou zijn neus optrekken
voor zulke bespottelijke miswassen!
Maar die oud-jonge boompjes geven cachet,
meer dan de met veel fantasie en weinig
smaak a la Japanaise uitgedoschte kellnerinnen.
Zoo geheel en al «namaak" in hun kleeren,
hun gezichten, hun lawaaige manieren.
Beneden voor het groote publiek een prettig
zitje, om gewoon afternoon tea te drinken.
Op de eerste verdieping een ruime zaal, aan
drie kanten met openslaande ramen uitkomende
op de warande, waar de bezoekers die twee
franc en een half uurtje kostbaren tijd willen
opofferen om kennis te maken met een
oudJapansche gewoonte, zich een »thécérémonial"
kunnen laten vóórdienen. In behagely'ke leun
stoelen kunnen ze zich neerlaten. Alles echt
Japansch hierboven, minus de leunstoelen!
Aan de achterzijde van het vertrek, over de
geheele breedte een verhooging, zoowat n
voet hoog, een tooneel zonder schermen. De
wanden gedecoreerd met aardige zyden
kakimono's, op de grond hier en daar een vaas,
een pulletje; aan de rechterkant een typisch
gesneden kastje en een stapel zyden kussens.
In 't midden van de verhooging staat vooraan
een vreemd gestel van ebbenhout, een soort
open kastje waarin allerlei dingen van
ongewonen vorm. In den hoek by het kastje zit
de gastvrouw, neergehurkt op een kussen, zich
kalm te waaien.
Als eenige personen in die bovenzaal by
elkaar zijn, wisselt de impressario of manager,
die vrjj goed Fransen spreekt, een paar woorden
met het Japansche vrouwtje, hy vraagt haar
of ze gereed is. Kalm blijft ze haar waaier
bewegen; hier geen overhaasting om de be
zoekers zoo gauw mogelijk weg te hebben, hen
in zoo weinig mogelyk tyd zoo weinig mogelyk
te laten zien en dan haast-je repje voor nieuw
publiek een nieuwe voorstelling af te draaien.
Beleefd knikt ze tegen de dames en heeren;
't is vyf uur, ze zal beginnen met theeschenken
en daarmede voortgaan totdat de wisselende
bezoekers tegen een uur of zeven zich met
iets meer subs.antiöels in de restaurants gaan
versterken.
Zij is een vrouw van omstreeks dertig jaar,
de donkerbruine oogen groot-schuin in haar
ovaal gezicht met het matte lichtgele teint.
Zonder eenig sieraad het zware haar, zwart
glanzend, opgemaakt in vlinderswrong. Haar
eenvondig kimono van blauwige zy'stof wordt
om het midden bevestigd door een breed
ceintuur: de obi, het luxe artikel der Japansche
dame, meestal van zwaar brokaat, van achteren
sluitend onder een platte langwerpige knoop.
Ze begint: Van onder het gesneden kastje
rechts, haalt ze een blaadje te voorschijn en
zet daarop roode lakschoteltjes, waarop ze,
zich daartoe van twee ivoren stokjes?ineen
hand bedienend, voor ieder een aantal
koekjes en twee wit-groene blaadjes neerlegt.
Dan staat ze op, stapt van de verhooging,
schuift haar voeten op twee rieten zooitjes
met toonriemen, neemt het blad op, en zet
haar gasten haar geheele manier van doen
toont aan dat zij als zoodanig de bezoekers
beschouwt de koekjes voor.
Als de moedigste van het gezelschap heeft
durven proeven, hard-droog de koekjes en de
groene blaadjes heel zoet, maar wél lekker,
knikt ze genoeglijk en met dezelfde onhoor
bare pasjes van daareven, gaat ze weer op de
verhooging na eerst uit haar zooitjes te zijn
gestapt. Nu haalt ze uit het kastje kleine
theepotjes, miniatuur pakjes thee, kleurige
poppenboekjes en kartonnetjes, kleine cadeaux,
die ze later, tegen dat de gasten heengaan,
voor hen inpakt. Weer legt ze voor ieder
die, vier dingentjes neer.
Ze neemt een kartonnetje op en beweegt
het heen en weer, 't lykt een broos
goochelding met zy'ne zich plotseling ontvouwende,
bewegelyke papieren waaiertjes. Bij hun Japan
is 't kinderspeelgoed. Handige kinderen!
Maar dit is slechts voorspel. Volgens Japan
sche etiquette, verteld de tolk, eet men eerst
koekjes en drinkt dan thee. De eigenlyke
cérémonie is het preparéeren der thee; om
het te leeren had >madame" vier jaar noodig
gehad.
Zy schuivelt naar het open tempelkastje,
ze knielt neer, en neemt van het geheimzin
nige bronzen-gestel dat in het midden ervan
staat, een deksel af.
't Geheim is onthuld ! Bekend terrein. Al is
er vier jaar voor noodig om oud Japansche
schuim-thee te leeren klaarmaken zetten
lykt persiflage zonder kokend water gaat
't toch niet! Maar om dit water zacht kokend
op glimmerige vuurkolen, slingeren bronzen
draken beschermend hun lichaam, komfoor en
urn wy'dend met de overlevering hunner volks
legenden.
Nu schept re door middel van een uit riet
gevlochten emmertje aan langen steel wat
water in een steenen kom, en legt daarna het
scheppertje precies in 't midden van de water
urn, die nu vroly'k stoomt, nadat de herme
tisch sluitende deksel verwijderd is.
De slanke vingers der linkerhand houden
de kom vast terwy'l ze met de rechter een
lapje hanteert om het overtollige water op
te zuigen. Als de kom voldoende verwarmd
is, wordt het lapje, in peervorm gekneed, op
de rand van een ander klein kommetje gebalan
ceerd. Dan zet ze de kom neer en met
breeden zwaai een klein goudlak theedoosje
te voorschijn halend neemt ze daarvan met
een driehoekige beweging, een oogenblik
stilhoudend op de hoeken, het dekseltje af,
en legt het vóór zich. De geurige inhoud
van een miniatuur lepel aan langen steel
wordt dan van het kistje in de theekom ge
deponeerd, en met een aan de voorgaande
geheel congruente driehoeksbeweging wordt het
theebusje gesloten en weggezet.
Daarna vatten haar vingers de kom weer,
juist als zooeven, in dezelfde houding, op
dezelfde plaats, en met het rieten emmertje
wordt kokend water op de thee gebracht.
Dan klopt zy' met een kwastje tot zich schuim
heeft gevormd en de fijne stofthee zich innig
met het water verbonden heeft.
De thee is dan gereed, maar voordat de
schenkster ze met een buiging komt aanbieden,
neemt zy, nog steeds knielende, de kom in
beide handen, en zwaait hem plechtig heen en
weer in sierly'ke bocht. Vraagt zy den zegen
van haar mystieke pagoden over 't geurig
brouwsel ?
Voor ieder maakt zy met 't zelfde ceremo
nieel den drank gereed. Met dezelfde plech
tige nauwkeurigheid, met de zelfde kalme
gratie prepareert zy de thee, en zy biedt die
haar bezoekers als vriendelyke gastvrouw, vol
gens de oude wet van eene etiquette, die zij
eerbiedigt.
Er is iets zangerigs, iets godsdienstigs, iets
hoogs als van oude poëzie in de rythme harer
klassieke bewegingen. En haar waardige ernst,
gevoegd by de vriendelyke kalmte harer
Oostersche manieren, bly'ft niet zonder invloed op
haar gasten, in een omgeving sprekend van
smaak, van eindeloos geduld, ademend heel de
typische kunst van haar land. Wie gekomen is
om een comedietje te zien van mooie moesmé's,
die gaat terug met in zich een stukje van oud
Japan, met een meer begrypen, met een meer
eerbiedigen van zijn opvatting, zyn tradiën.
En weer daarbuiten Arm
Parisiennetje! kunt ge met uw onaesthetisch vervormd
lichaam, uw onnatuurlijke hooge-hakkengang,
met heel uw schat van weelderige vormen,
met heel uw toiletkamer en uw coquette ma
niertjes, hoog houden den roep van de
gracely'kste vrouw ter wereld te zijn tegenover die
eenvoudige Japansche, niet heel mooi, niet
heel jong, maar wier natuurlijke bevalligheid
de erfenis is van een volk, waarvan sinds
honderden jaren de beschaving kunst, de kunst
beschaving was?
Le Palais de l' Optique ? Veel te lang ! Le
Palais de la Lune ? Nog te lang ! La Lune ?
Voilk !
Wie al de wondre wonderen die door en
met geslepen glas en electriciteit kunnen
worden verkregen, wil zien die gaat naar De
Maan, naar bet vlak bij den Eifeltoren verrezen
Palais de l'Optique. Geen ingewikkelde pro
cessen worden gedemonstreerd, geen diepzinnige
verklaringen wachten de kykers, men kry'gt
slechts uitkomsten te zien, aardig soms en
interessant, ziedaar alles.
Die wonderen worden vertoond in 't donker,
een door menschen levendig donker, waarom
ook praktisch maar ongezellig hier en
daar op de gangen een Pas op Zakkenrollers"
is aangebracht.
Eerst worden de binnenkomenden gebracht
in een cirkelvormige galerij, waarin kleine
panorama's, vurig rood of diep groen verlicht,
aanschouwely'k voorstellende het ontstaan der
aarde en der verschillende oersoorten van
plant en dier, een gemoedelijke combinatie
van wetenschap en fantasie.
Daarna, evenals Aladin, de grond in naar
de wonderlamp: de wonderlamp fin de siècle,
in zy'n duizendvoudige toepassing. Daar in
't sousterrain van 't »paleis", wat een wirwar
van kamers en kamertjes; maar met wat een
vlugheid en handigheid worden de bezoekers
na iedere voorstelling, die van een halve tot
vijf minuten duurt, van 't eene vertrek in
't andere geloodsd.
We beginnen met een lat. 's Is jammer dat
die lat, als nakende houten lat zoo in 't oog
springt als we eerst vertrekje no. l binnen
komen; later als 't donker is, een jutt'rouw
op een knopje drukt en ons vertelt dat wij
de donder zullen hooren rollen, dan is die
donder wel heel natuurlijk, maar toch zoo
latterig.
't Kunst onweer, eerst zacht dan hard
de lat draait als een razende om een spijker
die er niet afvliegt duurt, als zijn natuur
genoot, maar een half minuutje. Dan kry'gen
we »par ici messieurs et mesdames"
de bliksemstraal te zien, een mooie, dikke
vonk. Die straal herinnert ons aan net zoo'n
straal, aan houten banken en lessenaars, maar
wat zouden de Hoogere Burgers hun
natuurkunde-leeraar zegenen als hij zoo kort in zijn
uitlegging wilde zy'n als de j ufi'rouw van La Lune !
Later in een ander holletje, nog een her
innering aan Ie doux temps van onze school
dagen by 't manoevreeren met gloeibuizen.
Zoo van de eene electrische vertooning naar
de andere. Eindelyk komen wij in een
eenigdonkeren, terwijl andere noten andere kleuren
te voorschy'n roepen. Wat een heerlijke ge
legenheid om eens in werkelykheid klanken
in kleuren te zien, maar moeily'k uit te druk
ken met die honderde schakeeringen! Maar
ook van Chopins sonate maar een klein proefje
of het »Par ici Mesdames et Messieurs" drijft
de schaapjes naar een miniatuur tooneelzaaltje,
waar twee, netjes gedrapeerde, engelen tegen
de achtergrond in 't niet zweven. Hiermee
zins ruimere kamer, waar een blinde achter
een orgel zit. Verschillend gekleurde gloei
lampjes langs de wanden, echte wonderlampjes,
die, verbonden met de toetsen van het instru
dit soort werk liever in tydschriften als de
Aarde en hare Volken" opgenomen zien. Een
tijdschrift met litteraire bedoelingen,wat Elzevier
toch wel wil zijn, heeft eenigszins hoogere
eischen te stellen.
Het Buitenlandsch Overzicht, nu onderteekend
door de initialen C. E., is natuurlijk over China.
Dan nog boekbesprekingen door F. Lapidoth.
een gevoelig sonnet van Helene Lapidoth-Swartb,
de rubriek van de redactie en het muziekstuk,
wat dit keer is van J. E. Litzau, op woorden
van Gustaaf Stengen.
* #?
*
Nederland.
Een schets met goede beloften in de toekomst
is er. van Frits K. van der Pyl. De auteur moet
ever wel trachten zich zelf te worden, de
gevaarlyke klip myden mode-auteurs te imiteeren.
Het begin b.v. is een lievig nadoen van Borel
Jammer l
Een Leven", door Marie Marx-Koning, is
een vertelling van een arme jongen, waarin
de auteur zich zelf niet genoeg op den achter
grond heeft weten te houden, wat evenwel by
gevoelige, zwakke zielen altijd aanslaat. Er zit
dan pit in zoo'n auteur, zeggen ze. Het is maar
geen geschiedenisje, neen, er is tendenz ook bij !
De laatste Dag", door W. v. M., is een
fragmentarische schets onder hoogen druk van
natuur-romantiek. 't Is heel best mogelijk, dat
in den vroegen morgen als de witte dauw nog
over de velden sliert, ook de bijen al zwermen
over paarsche klaver, maar een weinig
onwaarschynlyk lykt het toch wel, evengoed als die
blauwe boomstammen. Voorzichtigheid, voorzich
tigheid ! Wie romantisch wil zy'n, moet eerst
de realiteit bestudeeren, anders verkoopt hy
dwaasheden.
En dan menschen vooral niet laten vertellen
wat niemand zegt, zoo als b.v. deze clause:
Weet je nog wel, zei hy' en ging naast haar
zitten, dat we verleden jaar ook hier zaten.
Toen was het avond, blauwe schemering zweefde
in 't groen, bladstil stonden de kronen der
boomen hoog in de donker-blauwe lucht, de
struiken zonden de spichtige kopjes omhoog
als om de wyde stilte te sieren voor ons geluk
iimiMimiimiHiiiiiiiiMMmiiiiiMMiiiiiiiiMiiiiiiiimiiiiiiiiMiiimiiiimmiii
ment, een oogenblik opglimmen en dan weer
zy'n we in 't ry'k der spiegels en lenzen.
Eerst een zwemwedstryd op de Seine:
microphoto van vroolyke bacilletjes die elkaar na
zitten in den bekenden droppel water, op een
doek geprojeteerd. Dan, «A droite messieurs
et mesdames", op een tweede scherm het onheil
dat die aardige wezentjes kunnen stichten, de
bacterieën van typhus, tuberculose, dyphterie
etc. Poppetje gezien, kastje toe !
In een tweede tooneelzaaltje, direct flink
donker en wat grooter daar verschillende
troepjes er werden saamgedreven tot n kudde,
wacht ons de geestendans. Niet aanbevelens
waardig, de atmosfeer in zoo'n onderaardseh
theatertje vol puffende kykmenschen ! Maar de
geestjes zy'n elegant, ze dansen als Parijsche
balletteuses, of liever hun serpentienachtige
rokken dansen, daar ze zelf, geesten zy'nde,
onzichtbaar blijven. Zoo meteen als hun dans
geëindigd is, zien we ze zelf, als plotseling het
licht wordt opgedraaid, getransformeerd : aar
dige kevers, deze geesten, blond- blank in hunne
nu zwarte gewaden;
La danse des esprits is het laatste wat in
de onderwereld vertoond wordt, en nadat we
en masse de trap zijn opgegaan, brengt men
ons in de lachgalery', een gang met aan beide
zijden hol en bol geslepen spiegels, wier eigen
aardige straalbreking nu 't hoofd dan 't
benedengedeelte van het lichaam abnormaal dik,
lang, groot of dun doet schy'nen. Groot jolijt
onder de goegemeente als ze een langen man
in een jacquetje plotseling getransformeerd
zien tot een overjasdragend dwergje, als ze
hun eigen gezicht ontdekken spookachtig uit
gerekt of waterzuchtig gezwollen. Een enkele
dame vindt 't een minder gepaste aardigheid
en kijkt strak voor zich, maar voor de kinderen
die er zijn is dit natuurlijk .het summum van
alles. Hun plotseling groeien is dan ook even
streelend voor hun y'delheid van graag »groot"
zijn, als grappig voor de anderen.
Door de spiegelgalerij, naar de groote attractie
van het paleis, niet zonder overdrijving gead
verteerd als »la lune a un mètre." !
In een vry groote zaal, half kerk, half
theater wordt op de wit gepleisterde achter
wand de photografiën geprojecteerd, die door
middel van den reuzenkyker zijn genomen
van de maan op een afstand van ongeveer
4000 meter. De nieuwe maan zien wy' lang
zamerhand groeien totdat zy vol is; de uit
gebrande kraters en bergruggen zijn daarbij
goed waar te nemen. Daarna de maan als
laatste kwartier en een paar zér interessante
voorstellingen van zon- en maansverduistering.
Tot besluit worden wy verzocht naar boven
te klimmen waar de enorme kijker, zy'n
reuzenlenzen beschut door een ordinaire glasplaat,
te zien is. Een meneer tracht in moeilijk
verstaanbaar Fransch de gonzende menigte
eerbied in te boezemen voor zy'ne ontzagwek
kende afmetingen en de daaruit voortkomende
moeielijkheden waarmee de fabricatie gepaard
ging. Hy vertelt vlug en veel maar is langer
van stof dan zijn collega's beneden. Lang
zamerhand, met een laatste bewonderende blik
naar 't kolossale gevaarte, druipt de menigte
af om beneden in de frissche buitenlucht al
de schatten van electriciteit en optique te
digereeren die 't gebouw in quantiteit en
qualiteit zijn bezoekers bood.
Dicht bij den uitgang kan men eerst nog
de schoonste vrouw van Amerika zien !
Heelemaal van goud! Hè! met open-mond bewon
dering staan de Yankees ervoor !
Statistieken ! Genegeerd door de meesten,
gemisbruikt door de eigenwijzen, de ijdelen, en
daardoor verafschuwd door iedereen anders als
verpletterende argumenten waarmee men ze
trachtte dood te slaan. Geen nood ! Niemand
gelooft de amateur-statistieken-citeerders :
»'t Is heel mooi, en nu denk je dat je mij
er mee overtuigd hebt, dat ik er niets tegen
in zou weten te brengen, merci hoor. Geloove
wie gelooven wil !"
Door wie worden de statistiekers gewaardeerd,
die de Parijsche tentoonstelling uebben ver
rijkt met hunne keurige kaarten, hun pynly'k
nauwkeurig uitgevoerde cyferreeksen, hun
graphische voorstellingen ?
Een enkel consciëntieus journalist vermeldt
dat in klasse zooveel te vinden is »de met zorg
uitgevoerde statistiek betrefi'ende de cultuur
van rozen in Bosnië". Hij kent zijn lezers te
goed om er iets bij te voegen ! . . . trouwens
voor zijn eigen plezier . . .
Een medelijdend mensch slaat z'n handen
in mekaar over al die moeite ! Zoo netjes, die
groene, gele en blauwe ruimtetjes, wat een
werk ! Jammer, wat heb je er aan . . .
Ze worden miskend, de arme statistici, de
cijfer- ploeteraars, de werkpaarden; nederige
werkers die weinig dank oogsten, de chefs weten
dat 't hoort bij de inzending, maar trekken
doet 't niet. Enkele van hen, die niet nederig
zijn, hoeven niet beklaagd te worden. Zy
weten wel wat of de clou van de tentoonstelling
is, iedereen anders mag 't hebben over 't plat
form roulant, of de Salie des Fêtes.
Maar och, ze zijn zoo'n kleine minderheid.
De overigen apprecieert wel iemand het
machinale oog-bedervend cijfergetutter, denkt
de voorbijlooper wel eens aan de humeuren,
door eentonigheid bedorven, met hun nasleep
van huishoudelijken jammer ?
Het getob van den armen klerk, die tot
by'verdienste in zy vry'e dikwyls nachturen
oude papperassen en nieuwe rapporten
doorsnuffelde en exerpteerde de
zelfbeheersching van den enthousiast die dat ne
nulletje meer niét schreef, toen zy'n statistieke
uitkomst niet overtuigend genoeg was voelt
iemand van het steeds wisselend pret- publiek,
dat geen tyd heeft zich met zulke kleinigheden
te bemoeien, er iets voor ?
Toch er is niet voor niets gecijferd en
geschreven!
Een ander, een beter publiek, zal eens
waardeeren de vly't en het geduld van zoovele
nederige werkkrachten voor 't uiterlijk, daar
waar wy verblind worden door overweldigende
kleuren en vormen, door grillige ly'nen in
imponeerende hoeveelheid.
Later, als de paddestoel paleizen gerazeerd,
de kunstschatten, de oogbekorende weelde
voortbrengselen weder verspreid zy'n heinde
en ver, later als van al het moois niets
meer over is, dan bly'ft het werk van de
onaanzienlyken, dan worden in het boek der
historie, het groote boek der wereldgeschie
denis opgeteekend hun cy'fers, neergeschreven
hun uitkomsten.
En het nageslacht zal weten wat er in deze
eeuw is gewrocht, wat goeds er ontstaan is,
wat er verbeterd en vooruitgegaan is op ieder
gebied, het zal een overzicht kry'gen van den
menschely'ken stryd, het menschelyk willen
en trachten maar ook van het menschelijk
voortbrengen, meer en betere geschiedenis van
volkeren dan een opeensomming van veld- en
zeeslagen waarmee tot nu toe onze jeugd te
veel werd volgepropt.
Eens zal men hun reuzenwerk op pry's stellen!
QMvdvi.
iiiiiiiiiiiniiiiitnHiii iiiiiiniiiiniiiiiiiiiipMiiiniiimiiÉmiiiiiiiiiimM|
Bloemen-corso te Doorn. Le jiróltiïme
des se.'ces" door Jac</ues Lourbet.
Nuttig en aangenaam.
Ook in ons land behooren de bloemen-cor
so's niet meer tot de zeldzaamheden. Zaterdag
j. 1. werd een bloemen-feest gehouden te Doorn,
op het terrein van Mevrouw Labouchère?van
Lennep.
De wolken hadden hun lustige virtuositeit
tijdely'k pry's gegeven. Geen neerplassende
water-werken; een tintelend zonnetje. Geen
Italiaansche hemel, toch een mooie, blauwe
lucht en wondere licht-effecten. Wat het corso
ons bood was mooi, smaakvol; een streelende
kleuren-harmonie. Een sierlyk rijtuigje met
twee mooie paardjes bespannen was zorgvuldig
in zacht-rose en lichtblauwe tint gehouden.
Een artistieke mengeling van rose en blauwe
hortensia's, rose en blauwe linten en gaas en
twee jonge dames gekleed in dezelfde tinten.
Een wagentje versierd met diep-blauwe koren
bloemen en groote witte margrieten was be
koorlijk als een tooversprookje. Een zuiver in
toon en sty'l gehouden karretje, wit en lila,
gereden door een jonge dame in wit en
lilatoilet, was niet minder een festy'n voor de
oogen. Het elegante spannetje rood en geel
trok ook de welverdiende aandacht.
Dit was zeer in 't bizonder een kijkje waard.
Achterop het karretje pry'kte mollig en donzig
als een heerly'k kussen het wapen van Doorn.
Met meesterlijke hand was dit in roode en
gele bloemen te voorschijn getooverd. Bravo !
Keurige leidsels, coquette hoofdstellen, goed
aangebrachte en uitmuntend geslaagde
wielversieringen deden de wagentjes nu eens ge
lijken op reusachtige bonbonnières dan weer
op prachtige bloemenmanden. Een karretje
versierd met hel-roode gladiolis, het geheel
in warme, gloedvolle tint gehouden was vroolijk
pittig, levenslustig, hel-glanzend in het zon
nelicht.
Het deftige publiek in het allerdeftigste
Sticht maakte van het bloemen-feest een be
grafenis-stoet. Het verbaast my nog, dat de
muzikanten niet werden aangetast door de
weemoedig-kille houding der menigte. Een
treurmarsen geblazen in de groene kiosk zou!
niet onharmonisch hebben geklonken. Del
saarngestroomde menschen achtten het beneden
hun waardigheid door vlot, dankbaar handge
klap, frissche hoera's ! en welgemeende bravo's!
uiting te geven aan hun bewondering. Geen
kreet, geen kik werd vernomen. Alles was en
bleef stil, plechtig en lugubre als 't graf.
Ongelootelyk saai, maar .... ongehoord voornaam!
loom inwerkend op de dames en heeren die
met hun mooie »spullen" rondreden. Langzaam
en zwaar kwam zij aansluipen, de grauwe ver
veling. Hu! wat ongewenschte en ongenoode
gast. Toen zy er eenmaal was, wist zy niet
meer van heengaan n drukte haar droef masker
op het gelaat van allen die meereden in
't Corso.
Een bloemen-feest is een feest van zonnige
blijheid, van guitige ongedwongenheid.
Het koren in 't Sticht is rijp ; in
donkergele schoven saamgebonden stond het nog te
veld en toonde heerlijk af tegen het donker
groen van het verrukkelijk geboomte dat zich
a perte de vue om bouwland en velden
heenslingert. De Stichtsche bevolking schijnt nog
niet ry'p voor de waardeering van een
bloemencorso, dat uit den aard der zaak luchtig, sier
lijk, wereldsch, y'del, door-en-doorgracieux is.
»La note gaie," die bij dergelijke feesten in
't buitenland zoo krachtig en vol doorklinkt,
ontbrak hier ten eenemale.
De meeste deelnemers aan het bloemen-corso
te Doorn gehouden behooren tot »the upper ten."
Ik zou hun willen raden, in 't voorjaar van
1901 mee-te-ry'den in een corso te Nizza,
Weenen of Brussel.
Het gejuich en de hulde, die de vroolyke
toeschouwers hun di'idr zullen doen hooren en
aanbieden, zou de dames en heeren een weinig
schadeloos kunnen stellen voor de drukkende
stilte en het gemis aan geestdrift waarmee in
de plaats hunner inwoning, hun artistiek spel
werd ontvangen.
Jacques Lourbet koestert een groote laat
ons zeggen volkomen gewettigde bewonde
ring voor het schoone geslacht. By de uitge
vers Giard et Brière is een boekje van zy'n
hand verschenen, getiteld: Le problème des
sexes. Voor den pry's van twee gulden en veertig
cents kan men zich dit werkje aanschaffen.
Jacques Lourbet erkent, dat de vrouw nog
niet is, wat zy kan zy'n. Zeer begrijpelijk.
Een plant die niet in alle opzichten kry'gt
wat haar geaardheid vordert, kwynt, brengt
weinig bloemen en schrale vruchten voort.
Alles heeft in de natuur zy'n eigenaardige
eischen, zelfs de vrouw! l De omstandigheden
moeten haar dienen, moeten haar in-de-hand
en niet tegen werken, om haar op dien trap
van intellectueele ontwikkeling en kloeke
zelfstandigheid te brengen, waarvoor de nor
male vrouw de gegevens in zich heeft.
Lourbet wenscht in zy'n helder, met gezond
verstand geschreven sociologisch werkje, meer
vrijheid voor de vrouw.
Vrijheid acht hij onmisbaar om de vrouw te
ontwikkelen tot deugdelyke werkzaamheid.
C'est simple comme bonjour! zou men zoo
zeggen.
Kan een gekortwiekte vogel vliegen? Arm
dier! hy wekt uw deernis met zy'n onbeholpen,
druk zenuwachtig gefladder, met de overdreven
snelle werking van zy'n rusteloos hy'gend
borstje. De vogel is niet langer in zy'n
element, weet niet meer waar hy' 't zoeken
moet. Instinktmatig voelt de gekortwiekte dat
ook hij hoog-op, in py'lsnelle vaart zou kunnen
vliegen, indien geen schennende hand zich
aan hem had vergrepen ...
Nog meer inschikkely'kheid en medewerking,
heeren!
Beschaafde vrouwen zy'n niet kyfachtig en
twistziek. Gy' hebt haar niet te duchten. Haar
booze hartstochten moeten niet geprikkeld
worden door verzet. Verstandig inwilligen
van billyke eischen is het eenige wat zy ver
langen. Gunt haar in den feilen kamp om 't
bestaan een plaats EïlSst niet steeds beneden u.
Zelfs in 't huwelyk behoeft men de vryheid
niet zoo angstvallig te beknibbelen. Een ver
standige vrouw getrouwd met een verstandigen
man wordt in 't huwelyk niet dwars en rebels.
Gaarne zal zy den man de eerste plaats gunnen,
hem erkennen als hoofd van 't gezin; zy zal
de kinderen leeren den vader te eerbiedigen,
hem lief te hebben zonder vrees.
Vrouwen die eensdeels uit gemakzucht, ander
deels uit gemis aan waardigheid, vader laten
aanrukken als | wreker, als geweldenaar, als
boeman! vrouwen, die haar kinderen dreigen
met vader, die behooren laat ons zeggen tot
het jaar '20. In 1900 hebben wy' met haar
afgedaan.
Jonge meisjes die onbelemmerd haar gaven
en krachten mogen ontwikkelen, zijn wanneer
zy trouwen in de huishouding een schrander,
beleidvol 1ste officier en de man is en bly'ft
kommandant.
Het wel-en-wee van de equipage rust groo
tendeels in handen van den eersten officier.
Zy'n verstandig beheer is een zegen voor de
manschappen, maar niet n van de heele
equipage de eerste officier incluis zal er
ooit aan twyfelen, dat het hoogste gezag be
rust by' den kommandant.
» *
*
Wie in den winter versche pieterselie wenscht
te hebben, koope in September of October
eenige sterk ontwikkelde pieterselie-wortels,
plante die in een grooten bloempot of kistje
en zette ze voor een venster op het Zuiden.
Afgescheiden van het gemak en nut dat
men er van heeft, is het aardig in den winter
een plant te kweeken die ook eenige
sierwaarde bezit. Men vereenigt zoodoende het
nuttige met het aangename. Kan het beter ?
CAPRICE.
Eeseda-bowl. In Augustus of September
knipt men tegen den avond, vóór de dauw
invalt, op een bed reseda de bloesempjes met
een fijn schaartje en zeer schoone handen er
zorgvuldig af, en verzamelt ze in een zeer
schoone glazen flesch of pot, sluit die herme
tisch, met Rijnwyn begoten, en laat het een
nacht trekken op eene vrij warme plaats. Men
doet minstens een half lood bloesem op een ,
flesch wijn. Damesdrank, met lichten Rijnwyn j
en wat champagne of seltzerwater. |
INGEZONDEN.
ó£ eens de dienstbotapestie..
Het eenig antwoord dat ik den heer van
Uildriks kan geven (ik ben nu overtuigd dat
F. J. v. U. een heer en geen dame is zooals
ik eerst een oogenblik gedacht heb, want
alleen een heer kan zóó de
dienstbodenquestie bespreken als den heer v. U. dat doet)
is: «schoemaker hou je by je leest". Praat
niet over dingen waarover mouwen alleen
kunnen praten, 't Maakt een raren indruk
de bedoelde questie te hooren bespreken als
in het nummer van 22 Juli en dan later in
antwoord op een repliek te hooren: neen,
maar 't was ook niet voor uw huishouden en
soortgelyken geschreven, maar enkel een raad
voor menschen zonder kinderen, voor menschen
die zooveel werk niet hebben in hun huis
houden of ze kunnen 't best zonder geregelde
dienstboden stellen.
U dankzeggend voor de verleende plaats
ruimte,
Hoogachtend,
Een Huismoeder.
# #
Tot geruststelling van »Een Huismoeder",
kunnen wy mededeelen, dat de dameswereld
de eer heeft F. J. v. U. onder hare leden te
tellen.
lied.
F-OS-Ó.OL GL SL n. g: o
£t
m verfTr i s s o la. o ia. d e d x* £t zi IJL