De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 19 augustus pagina 5

19 augustus 1900 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No, 120.8 DE AMSTERDAMMER W E EK B L A D V O O R NEDERLAND. Boet- en Tlscnrift. Elzeviers Maandschrift. Een voordracht van den heer Arie van Veen over den Kotterdamschen schilder P. Cornelis de Moor, heeft in het Augustus-nummer van Elzevier een plaats gevonden. De heer v. Veen behandelt hier het zoeken naar nieuwe wegen in onze schilderkunst, waar door de Impressi onisten het hoogste punt bereikt is geworden. HU beschouwt de arbeid van de Moor als het resultaat van deze verschillende pogingen en als zoodanig in hooge mate geslaagd. Er zy'n by dat opstel zeer goed getroffen reproductiën van de Moor's schilderyen, ze geven ook den leek een recht begrip van dezen modernen schilder-fantast. De heer v. .Veen deed zeker een goed werk zy'n voordracht, voor een beperkt publiek eerst bestemd, nu ook voor wijden kring te te publiceeren. Dan in de afl. een vervolg van De Bruidstyd" van Annie de Boogh door Herman Robbers. De heer Eugène Bunge bespreekt en zeer enthousiast?onze Indische Boeddha-tempel op de Parysche tentoonstelling, als een mooi en waardig specimen van de Hindoe-Javaansche kunst. Een nog al belangryke ruimte wordt verder ingenomen door het vervolg van Spitsbergen in 1899" door L. J. van Voorthuisen. Men zou Van de Parüsclie Tentoonstelling. door A. LESLAND. Vroolijk noodigt het roode cyclopenoog in de witte vlag van het pavilloentje tot een kopje thee in Japan. Het houten gebouwtje is luchtig in elkaar gezet, met aan drie zyden waranda op de eerste verdieping. Beneden, onder die uitstekende galery, stoeltjes en tafeltjes, meer van die zit- en drinkgelegenheden op 't gazon er om heen. Vóór de ingang een paar dwergboomen, oude gedrochtelyke dikstammetjes met kleinen kroon, heuschelyk Japansch, eenwelopgevoed tuinman zou zijn neus optrekken voor zulke bespottelijke miswassen! Maar die oud-jonge boompjes geven cachet, meer dan de met veel fantasie en weinig smaak a la Japanaise uitgedoschte kellnerinnen. Zoo geheel en al «namaak" in hun kleeren, hun gezichten, hun lawaaige manieren. Beneden voor het groote publiek een prettig zitje, om gewoon afternoon tea te drinken. Op de eerste verdieping een ruime zaal, aan drie kanten met openslaande ramen uitkomende op de warande, waar de bezoekers die twee franc en een half uurtje kostbaren tijd willen opofferen om kennis te maken met een oudJapansche gewoonte, zich een »thécérémonial" kunnen laten vóórdienen. In behagely'ke leun stoelen kunnen ze zich neerlaten. Alles echt Japansch hierboven, minus de leunstoelen! Aan de achterzijde van het vertrek, over de geheele breedte een verhooging, zoowat n voet hoog, een tooneel zonder schermen. De wanden gedecoreerd met aardige zyden kakimono's, op de grond hier en daar een vaas, een pulletje; aan de rechterkant een typisch gesneden kastje en een stapel zyden kussens. In 't midden van de verhooging staat vooraan een vreemd gestel van ebbenhout, een soort open kastje waarin allerlei dingen van ongewonen vorm. In den hoek by het kastje zit de gastvrouw, neergehurkt op een kussen, zich kalm te waaien. Als eenige personen in die bovenzaal by elkaar zijn, wisselt de impressario of manager, die vrjj goed Fransen spreekt, een paar woorden met het Japansche vrouwtje, hy vraagt haar of ze gereed is. Kalm blijft ze haar waaier bewegen; hier geen overhaasting om de be zoekers zoo gauw mogelijk weg te hebben, hen in zoo weinig mogelyk tyd zoo weinig mogelyk te laten zien en dan haast-je repje voor nieuw publiek een nieuwe voorstelling af te draaien. Beleefd knikt ze tegen de dames en heeren; 't is vyf uur, ze zal beginnen met theeschenken en daarmede voortgaan totdat de wisselende bezoekers tegen een uur of zeven zich met iets meer subs.antiöels in de restaurants gaan versterken. Zij is een vrouw van omstreeks dertig jaar, de donkerbruine oogen groot-schuin in haar ovaal gezicht met het matte lichtgele teint. Zonder eenig sieraad het zware haar, zwart glanzend, opgemaakt in vlinderswrong. Haar eenvondig kimono van blauwige zy'stof wordt om het midden bevestigd door een breed ceintuur: de obi, het luxe artikel der Japansche dame, meestal van zwaar brokaat, van achteren sluitend onder een platte langwerpige knoop. Ze begint: Van onder het gesneden kastje rechts, haalt ze een blaadje te voorschijn en zet daarop roode lakschoteltjes, waarop ze, zich daartoe van twee ivoren stokjes?ineen hand bedienend, voor ieder een aantal koekjes en twee wit-groene blaadjes neerlegt. Dan staat ze op, stapt van de verhooging, schuift haar voeten op twee rieten zooitjes met toonriemen, neemt het blad op, en zet haar gasten haar geheele manier van doen toont aan dat zij als zoodanig de bezoekers beschouwt de koekjes voor. Als de moedigste van het gezelschap heeft durven proeven, hard-droog de koekjes en de groene blaadjes heel zoet, maar wél lekker, knikt ze genoeglijk en met dezelfde onhoor bare pasjes van daareven, gaat ze weer op de verhooging na eerst uit haar zooitjes te zijn gestapt. Nu haalt ze uit het kastje kleine theepotjes, miniatuur pakjes thee, kleurige poppenboekjes en kartonnetjes, kleine cadeaux, die ze later, tegen dat de gasten heengaan, voor hen inpakt. Weer legt ze voor ieder die, vier dingentjes neer. Ze neemt een kartonnetje op en beweegt het heen en weer, 't lykt een broos goochelding met zy'ne zich plotseling ontvouwende, bewegelyke papieren waaiertjes. Bij hun Japan is 't kinderspeelgoed. Handige kinderen! Maar dit is slechts voorspel. Volgens Japan sche etiquette, verteld de tolk, eet men eerst koekjes en drinkt dan thee. De eigenlyke cérémonie is het preparéeren der thee; om het te leeren had >madame" vier jaar noodig gehad. Zy schuivelt naar het open tempelkastje, ze knielt neer, en neemt van het geheimzin nige bronzen-gestel dat in het midden ervan staat, een deksel af. 't Geheim is onthuld ! Bekend terrein. Al is er vier jaar voor noodig om oud Japansche schuim-thee te leeren klaarmaken zetten lykt persiflage zonder kokend water gaat 't toch niet! Maar om dit water zacht kokend op glimmerige vuurkolen, slingeren bronzen draken beschermend hun lichaam, komfoor en urn wy'dend met de overlevering hunner volks legenden. Nu schept re door middel van een uit riet gevlochten emmertje aan langen steel wat water in een steenen kom, en legt daarna het scheppertje precies in 't midden van de water urn, die nu vroly'k stoomt, nadat de herme tisch sluitende deksel verwijderd is. De slanke vingers der linkerhand houden de kom vast terwy'l ze met de rechter een lapje hanteert om het overtollige water op te zuigen. Als de kom voldoende verwarmd is, wordt het lapje, in peervorm gekneed, op de rand van een ander klein kommetje gebalan ceerd. Dan zet ze de kom neer en met breeden zwaai een klein goudlak theedoosje te voorschijn halend neemt ze daarvan met een driehoekige beweging, een oogenblik stilhoudend op de hoeken, het dekseltje af, en legt het vóór zich. De geurige inhoud van een miniatuur lepel aan langen steel wordt dan van het kistje in de theekom ge deponeerd, en met een aan de voorgaande geheel congruente driehoeksbeweging wordt het theebusje gesloten en weggezet. Daarna vatten haar vingers de kom weer, juist als zooeven, in dezelfde houding, op dezelfde plaats, en met het rieten emmertje wordt kokend water op de thee gebracht. Dan klopt zy' met een kwastje tot zich schuim heeft gevormd en de fijne stofthee zich innig met het water verbonden heeft. De thee is dan gereed, maar voordat de schenkster ze met een buiging komt aanbieden, neemt zy, nog steeds knielende, de kom in beide handen, en zwaait hem plechtig heen en weer in sierly'ke bocht. Vraagt zy den zegen van haar mystieke pagoden over 't geurig brouwsel ? Voor ieder maakt zy met 't zelfde ceremo nieel den drank gereed. Met dezelfde plech tige nauwkeurigheid, met de zelfde kalme gratie prepareert zy de thee, en zy biedt die haar bezoekers als vriendelyke gastvrouw, vol gens de oude wet van eene etiquette, die zij eerbiedigt. Er is iets zangerigs, iets godsdienstigs, iets hoogs als van oude poëzie in de rythme harer klassieke bewegingen. En haar waardige ernst, gevoegd by de vriendelyke kalmte harer Oostersche manieren, bly'ft niet zonder invloed op haar gasten, in een omgeving sprekend van smaak, van eindeloos geduld, ademend heel de typische kunst van haar land. Wie gekomen is om een comedietje te zien van mooie moesmé's, die gaat terug met in zich een stukje van oud Japan, met een meer begrypen, met een meer eerbiedigen van zijn opvatting, zyn tradiën. En weer daarbuiten Arm Parisiennetje! kunt ge met uw onaesthetisch vervormd lichaam, uw onnatuurlijke hooge-hakkengang, met heel uw schat van weelderige vormen, met heel uw toiletkamer en uw coquette ma niertjes, hoog houden den roep van de gracely'kste vrouw ter wereld te zijn tegenover die eenvoudige Japansche, niet heel mooi, niet heel jong, maar wier natuurlijke bevalligheid de erfenis is van een volk, waarvan sinds honderden jaren de beschaving kunst, de kunst beschaving was? Le Palais de l' Optique ? Veel te lang ! Le Palais de la Lune ? Nog te lang ! La Lune ? Voilk ! Wie al de wondre wonderen die door en met geslepen glas en electriciteit kunnen worden verkregen, wil zien die gaat naar De Maan, naar bet vlak bij den Eifeltoren verrezen Palais de l'Optique. Geen ingewikkelde pro cessen worden gedemonstreerd, geen diepzinnige verklaringen wachten de kykers, men kry'gt slechts uitkomsten te zien, aardig soms en interessant, ziedaar alles. Die wonderen worden vertoond in 't donker, een door menschen levendig donker, waarom ook praktisch maar ongezellig hier en daar op de gangen een Pas op Zakkenrollers" is aangebracht. Eerst worden de binnenkomenden gebracht in een cirkelvormige galerij, waarin kleine panorama's, vurig rood of diep groen verlicht, aanschouwely'k voorstellende het ontstaan der aarde en der verschillende oersoorten van plant en dier, een gemoedelijke combinatie van wetenschap en fantasie. Daarna, evenals Aladin, de grond in naar de wonderlamp: de wonderlamp fin de siècle, in zy'n duizendvoudige toepassing. Daar in 't sousterrain van 't »paleis", wat een wirwar van kamers en kamertjes; maar met wat een vlugheid en handigheid worden de bezoekers na iedere voorstelling, die van een halve tot vijf minuten duurt, van 't eene vertrek in 't andere geloodsd. We beginnen met een lat. 's Is jammer dat die lat, als nakende houten lat zoo in 't oog springt als we eerst vertrekje no. l binnen komen; later als 't donker is, een jutt'rouw op een knopje drukt en ons vertelt dat wij de donder zullen hooren rollen, dan is die donder wel heel natuurlijk, maar toch zoo latterig. 't Kunst onweer, eerst zacht dan hard de lat draait als een razende om een spijker die er niet afvliegt duurt, als zijn natuur genoot, maar een half minuutje. Dan kry'gen we »par ici messieurs et mesdames" de bliksemstraal te zien, een mooie, dikke vonk. Die straal herinnert ons aan net zoo'n straal, aan houten banken en lessenaars, maar wat zouden de Hoogere Burgers hun natuurkunde-leeraar zegenen als hij zoo kort in zijn uitlegging wilde zy'n als de j ufi'rouw van La Lune ! Later in een ander holletje, nog een her innering aan Ie doux temps van onze school dagen by 't manoevreeren met gloeibuizen. Zoo van de eene electrische vertooning naar de andere. Eindelyk komen wij in een eenigdonkeren, terwijl andere noten andere kleuren te voorschy'n roepen. Wat een heerlijke ge legenheid om eens in werkelykheid klanken in kleuren te zien, maar moeily'k uit te druk ken met die honderde schakeeringen! Maar ook van Chopins sonate maar een klein proefje of het »Par ici Mesdames et Messieurs" drijft de schaapjes naar een miniatuur tooneelzaaltje, waar twee, netjes gedrapeerde, engelen tegen de achtergrond in 't niet zweven. Hiermee zins ruimere kamer, waar een blinde achter een orgel zit. Verschillend gekleurde gloei lampjes langs de wanden, echte wonderlampjes, die, verbonden met de toetsen van het instru dit soort werk liever in tydschriften als de Aarde en hare Volken" opgenomen zien. Een tijdschrift met litteraire bedoelingen,wat Elzevier toch wel wil zijn, heeft eenigszins hoogere eischen te stellen. Het Buitenlandsch Overzicht, nu onderteekend door de initialen C. E., is natuurlijk over China. Dan nog boekbesprekingen door F. Lapidoth. een gevoelig sonnet van Helene Lapidoth-Swartb, de rubriek van de redactie en het muziekstuk, wat dit keer is van J. E. Litzau, op woorden van Gustaaf Stengen. * #? * Nederland. Een schets met goede beloften in de toekomst is er. van Frits K. van der Pyl. De auteur moet ever wel trachten zich zelf te worden, de gevaarlyke klip myden mode-auteurs te imiteeren. Het begin b.v. is een lievig nadoen van Borel Jammer l Een Leven", door Marie Marx-Koning, is een vertelling van een arme jongen, waarin de auteur zich zelf niet genoeg op den achter grond heeft weten te houden, wat evenwel by gevoelige, zwakke zielen altijd aanslaat. Er zit dan pit in zoo'n auteur, zeggen ze. Het is maar geen geschiedenisje, neen, er is tendenz ook bij ! De laatste Dag", door W. v. M., is een fragmentarische schets onder hoogen druk van natuur-romantiek. 't Is heel best mogelijk, dat in den vroegen morgen als de witte dauw nog over de velden sliert, ook de bijen al zwermen over paarsche klaver, maar een weinig onwaarschynlyk lykt het toch wel, evengoed als die blauwe boomstammen. Voorzichtigheid, voorzich tigheid ! Wie romantisch wil zy'n, moet eerst de realiteit bestudeeren, anders verkoopt hy dwaasheden. En dan menschen vooral niet laten vertellen wat niemand zegt, zoo als b.v. deze clause: Weet je nog wel, zei hy' en ging naast haar zitten, dat we verleden jaar ook hier zaten. Toen was het avond, blauwe schemering zweefde in 't groen, bladstil stonden de kronen der boomen hoog in de donker-blauwe lucht, de struiken zonden de spichtige kopjes omhoog als om de wyde stilte te sieren voor ons geluk iimiMimiimiHiiiiiiiiMMmiiiiiMMiiiiiiiiMiiiiiiiimiiiiiiiiMiiimiiiimmiii ment, een oogenblik opglimmen en dan weer zy'n we in 't ry'k der spiegels en lenzen. Eerst een zwemwedstryd op de Seine: microphoto van vroolyke bacilletjes die elkaar na zitten in den bekenden droppel water, op een doek geprojeteerd. Dan, «A droite messieurs et mesdames", op een tweede scherm het onheil dat die aardige wezentjes kunnen stichten, de bacterieën van typhus, tuberculose, dyphterie etc. Poppetje gezien, kastje toe ! In een tweede tooneelzaaltje, direct flink donker en wat grooter daar verschillende troepjes er werden saamgedreven tot n kudde, wacht ons de geestendans. Niet aanbevelens waardig, de atmosfeer in zoo'n onderaardseh theatertje vol puffende kykmenschen ! Maar de geestjes zy'n elegant, ze dansen als Parijsche balletteuses, of liever hun serpentienachtige rokken dansen, daar ze zelf, geesten zy'nde, onzichtbaar blijven. Zoo meteen als hun dans geëindigd is, zien we ze zelf, als plotseling het licht wordt opgedraaid, getransformeerd : aar dige kevers, deze geesten, blond- blank in hunne nu zwarte gewaden; La danse des esprits is het laatste wat in de onderwereld vertoond wordt, en nadat we en masse de trap zijn opgegaan, brengt men ons in de lachgalery', een gang met aan beide zijden hol en bol geslepen spiegels, wier eigen aardige straalbreking nu 't hoofd dan 't benedengedeelte van het lichaam abnormaal dik, lang, groot of dun doet schy'nen. Groot jolijt onder de goegemeente als ze een langen man in een jacquetje plotseling getransformeerd zien tot een overjasdragend dwergje, als ze hun eigen gezicht ontdekken spookachtig uit gerekt of waterzuchtig gezwollen. Een enkele dame vindt 't een minder gepaste aardigheid en kijkt strak voor zich, maar voor de kinderen die er zijn is dit natuurlijk .het summum van alles. Hun plotseling groeien is dan ook even streelend voor hun y'delheid van graag »groot" zijn, als grappig voor de anderen. Door de spiegelgalerij, naar de groote attractie van het paleis, niet zonder overdrijving gead verteerd als »la lune a un mètre." ! In een vry groote zaal, half kerk, half theater wordt op de wit gepleisterde achter wand de photografiën geprojecteerd, die door middel van den reuzenkyker zijn genomen van de maan op een afstand van ongeveer 4000 meter. De nieuwe maan zien wy' lang zamerhand groeien totdat zy vol is; de uit gebrande kraters en bergruggen zijn daarbij goed waar te nemen. Daarna de maan als laatste kwartier en een paar zér interessante voorstellingen van zon- en maansverduistering. Tot besluit worden wy verzocht naar boven te klimmen waar de enorme kijker, zy'n reuzenlenzen beschut door een ordinaire glasplaat, te zien is. Een meneer tracht in moeilijk verstaanbaar Fransch de gonzende menigte eerbied in te boezemen voor zy'ne ontzagwek kende afmetingen en de daaruit voortkomende moeielijkheden waarmee de fabricatie gepaard ging. Hy vertelt vlug en veel maar is langer van stof dan zijn collega's beneden. Lang zamerhand, met een laatste bewonderende blik naar 't kolossale gevaarte, druipt de menigte af om beneden in de frissche buitenlucht al de schatten van electriciteit en optique te digereeren die 't gebouw in quantiteit en qualiteit zijn bezoekers bood. Dicht bij den uitgang kan men eerst nog de schoonste vrouw van Amerika zien ! Heelemaal van goud! Hè! met open-mond bewon dering staan de Yankees ervoor ! Statistieken ! Genegeerd door de meesten, gemisbruikt door de eigenwijzen, de ijdelen, en daardoor verafschuwd door iedereen anders als verpletterende argumenten waarmee men ze trachtte dood te slaan. Geen nood ! Niemand gelooft de amateur-statistieken-citeerders : »'t Is heel mooi, en nu denk je dat je mij er mee overtuigd hebt, dat ik er niets tegen in zou weten te brengen, merci hoor. Geloove wie gelooven wil !" Door wie worden de statistiekers gewaardeerd, die de Parijsche tentoonstelling uebben ver rijkt met hunne keurige kaarten, hun pynly'k nauwkeurig uitgevoerde cyferreeksen, hun graphische voorstellingen ? Een enkel consciëntieus journalist vermeldt dat in klasse zooveel te vinden is »de met zorg uitgevoerde statistiek betrefi'ende de cultuur van rozen in Bosnië". Hij kent zijn lezers te goed om er iets bij te voegen ! . . . trouwens voor zijn eigen plezier . . . Een medelijdend mensch slaat z'n handen in mekaar over al die moeite ! Zoo netjes, die groene, gele en blauwe ruimtetjes, wat een werk ! Jammer, wat heb je er aan . . . Ze worden miskend, de arme statistici, de cijfer- ploeteraars, de werkpaarden; nederige werkers die weinig dank oogsten, de chefs weten dat 't hoort bij de inzending, maar trekken doet 't niet. Enkele van hen, die niet nederig zijn, hoeven niet beklaagd te worden. Zy weten wel wat of de clou van de tentoonstelling is, iedereen anders mag 't hebben over 't plat form roulant, of de Salie des Fêtes. Maar och, ze zijn zoo'n kleine minderheid. De overigen apprecieert wel iemand het machinale oog-bedervend cijfergetutter, denkt de voorbijlooper wel eens aan de humeuren, door eentonigheid bedorven, met hun nasleep van huishoudelijken jammer ? Het getob van den armen klerk, die tot by'verdienste in zy vry'e dikwyls nachturen oude papperassen en nieuwe rapporten doorsnuffelde en exerpteerde de zelfbeheersching van den enthousiast die dat ne nulletje meer niét schreef, toen zy'n statistieke uitkomst niet overtuigend genoeg was voelt iemand van het steeds wisselend pret- publiek, dat geen tyd heeft zich met zulke kleinigheden te bemoeien, er iets voor ? Toch er is niet voor niets gecijferd en geschreven! Een ander, een beter publiek, zal eens waardeeren de vly't en het geduld van zoovele nederige werkkrachten voor 't uiterlijk, daar waar wy verblind worden door overweldigende kleuren en vormen, door grillige ly'nen in imponeerende hoeveelheid. Later, als de paddestoel paleizen gerazeerd, de kunstschatten, de oogbekorende weelde voortbrengselen weder verspreid zy'n heinde en ver, later als van al het moois niets meer over is, dan bly'ft het werk van de onaanzienlyken, dan worden in het boek der historie, het groote boek der wereldgeschie denis opgeteekend hun cy'fers, neergeschreven hun uitkomsten. En het nageslacht zal weten wat er in deze eeuw is gewrocht, wat goeds er ontstaan is, wat er verbeterd en vooruitgegaan is op ieder gebied, het zal een overzicht kry'gen van den menschely'ken stryd, het menschelyk willen en trachten maar ook van het menschelijk voortbrengen, meer en betere geschiedenis van volkeren dan een opeensomming van veld- en zeeslagen waarmee tot nu toe onze jeugd te veel werd volgepropt. Eens zal men hun reuzenwerk op pry's stellen! QMvdvi. iiiiiiiiiiiniiiiitnHiii iiiiiiniiiiniiiiiiiiiipMiiiniiimiiÉmiiiiiiiiiimM| Bloemen-corso te Doorn. Le jiróltiïme des se.'ces" door Jac</ues Lourbet. Nuttig en aangenaam. Ook in ons land behooren de bloemen-cor so's niet meer tot de zeldzaamheden. Zaterdag j. 1. werd een bloemen-feest gehouden te Doorn, op het terrein van Mevrouw Labouchère?van Lennep. De wolken hadden hun lustige virtuositeit tijdely'k pry's gegeven. Geen neerplassende water-werken; een tintelend zonnetje. Geen Italiaansche hemel, toch een mooie, blauwe lucht en wondere licht-effecten. Wat het corso ons bood was mooi, smaakvol; een streelende kleuren-harmonie. Een sierlyk rijtuigje met twee mooie paardjes bespannen was zorgvuldig in zacht-rose en lichtblauwe tint gehouden. Een artistieke mengeling van rose en blauwe hortensia's, rose en blauwe linten en gaas en twee jonge dames gekleed in dezelfde tinten. Een wagentje versierd met diep-blauwe koren bloemen en groote witte margrieten was be koorlijk als een tooversprookje. Een zuiver in toon en sty'l gehouden karretje, wit en lila, gereden door een jonge dame in wit en lilatoilet, was niet minder een festy'n voor de oogen. Het elegante spannetje rood en geel trok ook de welverdiende aandacht. Dit was zeer in 't bizonder een kijkje waard. Achterop het karretje pry'kte mollig en donzig als een heerly'k kussen het wapen van Doorn. Met meesterlijke hand was dit in roode en gele bloemen te voorschijn getooverd. Bravo ! Keurige leidsels, coquette hoofdstellen, goed aangebrachte en uitmuntend geslaagde wielversieringen deden de wagentjes nu eens ge lijken op reusachtige bonbonnières dan weer op prachtige bloemenmanden. Een karretje versierd met hel-roode gladiolis, het geheel in warme, gloedvolle tint gehouden was vroolijk pittig, levenslustig, hel-glanzend in het zon nelicht. Het deftige publiek in het allerdeftigste Sticht maakte van het bloemen-feest een be grafenis-stoet. Het verbaast my nog, dat de muzikanten niet werden aangetast door de weemoedig-kille houding der menigte. Een treurmarsen geblazen in de groene kiosk zou! niet onharmonisch hebben geklonken. Del saarngestroomde menschen achtten het beneden hun waardigheid door vlot, dankbaar handge klap, frissche hoera's ! en welgemeende bravo's! uiting te geven aan hun bewondering. Geen kreet, geen kik werd vernomen. Alles was en bleef stil, plechtig en lugubre als 't graf. Ongelootelyk saai, maar .... ongehoord voornaam! loom inwerkend op de dames en heeren die met hun mooie »spullen" rondreden. Langzaam en zwaar kwam zij aansluipen, de grauwe ver veling. Hu! wat ongewenschte en ongenoode gast. Toen zy er eenmaal was, wist zy niet meer van heengaan n drukte haar droef masker op het gelaat van allen die meereden in 't Corso. Een bloemen-feest is een feest van zonnige blijheid, van guitige ongedwongenheid. Het koren in 't Sticht is rijp ; in donkergele schoven saamgebonden stond het nog te veld en toonde heerlijk af tegen het donker groen van het verrukkelijk geboomte dat zich a perte de vue om bouwland en velden heenslingert. De Stichtsche bevolking schijnt nog niet ry'p voor de waardeering van een bloemencorso, dat uit den aard der zaak luchtig, sier lijk, wereldsch, y'del, door-en-doorgracieux is. »La note gaie," die bij dergelijke feesten in 't buitenland zoo krachtig en vol doorklinkt, ontbrak hier ten eenemale. De meeste deelnemers aan het bloemen-corso te Doorn gehouden behooren tot »the upper ten." Ik zou hun willen raden, in 't voorjaar van 1901 mee-te-ry'den in een corso te Nizza, Weenen of Brussel. Het gejuich en de hulde, die de vroolyke toeschouwers hun di'idr zullen doen hooren en aanbieden, zou de dames en heeren een weinig schadeloos kunnen stellen voor de drukkende stilte en het gemis aan geestdrift waarmee in de plaats hunner inwoning, hun artistiek spel werd ontvangen. Jacques Lourbet koestert een groote laat ons zeggen volkomen gewettigde bewonde ring voor het schoone geslacht. By de uitge vers Giard et Brière is een boekje van zy'n hand verschenen, getiteld: Le problème des sexes. Voor den pry's van twee gulden en veertig cents kan men zich dit werkje aanschaffen. Jacques Lourbet erkent, dat de vrouw nog niet is, wat zy kan zy'n. Zeer begrijpelijk. Een plant die niet in alle opzichten kry'gt wat haar geaardheid vordert, kwynt, brengt weinig bloemen en schrale vruchten voort. Alles heeft in de natuur zy'n eigenaardige eischen, zelfs de vrouw! l De omstandigheden moeten haar dienen, moeten haar in-de-hand en niet tegen werken, om haar op dien trap van intellectueele ontwikkeling en kloeke zelfstandigheid te brengen, waarvoor de nor male vrouw de gegevens in zich heeft. Lourbet wenscht in zy'n helder, met gezond verstand geschreven sociologisch werkje, meer vrijheid voor de vrouw. Vrijheid acht hij onmisbaar om de vrouw te ontwikkelen tot deugdelyke werkzaamheid. C'est simple comme bonjour! zou men zoo zeggen. Kan een gekortwiekte vogel vliegen? Arm dier! hy wekt uw deernis met zy'n onbeholpen, druk zenuwachtig gefladder, met de overdreven snelle werking van zy'n rusteloos hy'gend borstje. De vogel is niet langer in zy'n element, weet niet meer waar hy' 't zoeken moet. Instinktmatig voelt de gekortwiekte dat ook hij hoog-op, in py'lsnelle vaart zou kunnen vliegen, indien geen schennende hand zich aan hem had vergrepen ... Nog meer inschikkely'kheid en medewerking, heeren! Beschaafde vrouwen zy'n niet kyfachtig en twistziek. Gy' hebt haar niet te duchten. Haar booze hartstochten moeten niet geprikkeld worden door verzet. Verstandig inwilligen van billyke eischen is het eenige wat zy ver langen. Gunt haar in den feilen kamp om 't bestaan een plaats EïlSst niet steeds beneden u. Zelfs in 't huwelyk behoeft men de vryheid niet zoo angstvallig te beknibbelen. Een ver standige vrouw getrouwd met een verstandigen man wordt in 't huwelyk niet dwars en rebels. Gaarne zal zy den man de eerste plaats gunnen, hem erkennen als hoofd van 't gezin; zy zal de kinderen leeren den vader te eerbiedigen, hem lief te hebben zonder vrees. Vrouwen die eensdeels uit gemakzucht, ander deels uit gemis aan waardigheid, vader laten aanrukken als | wreker, als geweldenaar, als boeman! vrouwen, die haar kinderen dreigen met vader, die behooren laat ons zeggen tot het jaar '20. In 1900 hebben wy' met haar afgedaan. Jonge meisjes die onbelemmerd haar gaven en krachten mogen ontwikkelen, zijn wanneer zy trouwen in de huishouding een schrander, beleidvol 1ste officier en de man is en bly'ft kommandant. Het wel-en-wee van de equipage rust groo tendeels in handen van den eersten officier. Zy'n verstandig beheer is een zegen voor de manschappen, maar niet n van de heele equipage de eerste officier incluis zal er ooit aan twyfelen, dat het hoogste gezag be rust by' den kommandant. » * * Wie in den winter versche pieterselie wenscht te hebben, koope in September of October eenige sterk ontwikkelde pieterselie-wortels, plante die in een grooten bloempot of kistje en zette ze voor een venster op het Zuiden. Afgescheiden van het gemak en nut dat men er van heeft, is het aardig in den winter een plant te kweeken die ook eenige sierwaarde bezit. Men vereenigt zoodoende het nuttige met het aangename. Kan het beter ? CAPRICE. Eeseda-bowl. In Augustus of September knipt men tegen den avond, vóór de dauw invalt, op een bed reseda de bloesempjes met een fijn schaartje en zeer schoone handen er zorgvuldig af, en verzamelt ze in een zeer schoone glazen flesch of pot, sluit die herme tisch, met Rijnwyn begoten, en laat het een nacht trekken op eene vrij warme plaats. Men doet minstens een half lood bloesem op een , flesch wijn. Damesdrank, met lichten Rijnwyn j en wat champagne of seltzerwater. | INGEZONDEN. ó£ eens de dienstbotapestie.. Het eenig antwoord dat ik den heer van Uildriks kan geven (ik ben nu overtuigd dat F. J. v. U. een heer en geen dame is zooals ik eerst een oogenblik gedacht heb, want alleen een heer kan zóó de dienstbodenquestie bespreken als den heer v. U. dat doet) is: «schoemaker hou je by je leest". Praat niet over dingen waarover mouwen alleen kunnen praten, 't Maakt een raren indruk de bedoelde questie te hooren bespreken als in het nummer van 22 Juli en dan later in antwoord op een repliek te hooren: neen, maar 't was ook niet voor uw huishouden en soortgelyken geschreven, maar enkel een raad voor menschen zonder kinderen, voor menschen die zooveel werk niet hebben in hun huis houden of ze kunnen 't best zonder geregelde dienstboden stellen. U dankzeggend voor de verleende plaats ruimte, Hoogachtend, Een Huismoeder. # # Tot geruststelling van »Een Huismoeder", kunnen wy mededeelen, dat de dameswereld de eer heeft F. J. v. U. onder hare leden te tellen. lied. F-OS-Ó.OL GL SL n. g: o £t m verfTr i s s o la. o ia. d e d x* £t zi IJL

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl