De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 26 augustus pagina 2

26 augustus 1900 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1209 nuttige instellingen zullen ontwikkelen. Onbe kend maakt onbemind. Pas na jaren langen arbeid, pas na praktisch hun recht van bestaan te hebben bewezen, kunnen, indien men den rechten weg inslaat, de Kamers het vertrouwen en de belangstelling der arbeiders winnen. Indien men den rechten weg inslaat. Als de minister er niet voor terugschrikt de wijzigingen in de wet voor te stellen die reeds nu door eenige Kamers worden verlangd en welker aantal met hun ouderdom zal groeien. En als het geluk bovendien wil dat de Kamers onder haar leden en secretarissen een menigte werkzame men sehen mogen vinden, die er van trachten te maken wat er van te maken is. De bevoegdheid der Kamers van Arbeid is tegelijkertijd zeer breed en zeer begrensd. Ik geloof dat het den wetgever zelf niet heel helder is geweest waarin hun werkzaamheid eigenlijk hoofdzakelijk zou bestaan. Het doel, ia art. 2 genoemd, is drieledig. Het bestaat vooreerst in het verzamelen van inlichtingen over arbeidersaangelegenheden, tweedens in het dienen van advies aan de diverse bestuurslichamen en ook aan particulieren, en ten slotte in het voorkomen en vereffenen van geschillen, b v. door het instellen van een verzoeningsraad. Het verzamelen van inlichtingen dient natuur lijk om het dienen van advies en vereffenen van geschillen behoorlijk te kunnen volbrengen ; maar we zien dat het karakter toch dubbel blijft: de Kamer moet zyn een adviseerend lichaam en een hof van arbitrage. Dat alles op het uitgestrekte veld der arbeidersaangelegenheden wy hebben recht om hun bevoegd heid uitgebreid te noemen, dunkt mij, Aan den anderen kant is hun macht zeer begrensd. De Kamer mag inlichtingen verzame len maar elkeen is gerechtigd hun dit onmogelijk te maken door eenvoudig te weigeren om inlichtingen te geven, zelfs om voor de Kamer te verschenen of op een desbetreffend verzoek te antwoorden. In Dordrecht leeren ons de verslagen heeft dit geval zich reeds in zeer brutaïen vorm voorgedaan. Een sigarenfabrikant, tweemaal in beleefde termen verzocht om aan de Kamer te berichten of hij hetzij mondeling, hetzy schriftelijk bereid zou wezen eenige gegevens en inlichtingen te verschaffen, liet taal noch teeken van zich hooren. Dat is niet heel beleefd, maar bewast wel dat een wet niet zonder gebreken is, die zich grondt op de stilzwijgende \eronderstelling dat in ons vaderland alle menschen toonbeelden van hoffe lijkheid en welgemanierdheid zijn. Om de Kamers kracht te geven is het noodig weiger achtigheid om inlichtingen te verstrekken straf baar te stellen zooals het strafbaar is ge tuigenis voor den rechter te weigeren. Maar daarmee was nog niet alles gewonnen. Legio is het aantal geschillen waarbij de tusschenkomst van Kamers wordt ingeroepen en er bestaat niet de minste waarborg dat haar raad of beslissing eenig gevolg zal hebben. Vermoedelijk om die reden nam de amsterdamscbe Kamer voor de Bouwbedrijven reeds in Sept. '99 naar aanleiding van het eerste geschil dat b\j haar aanhangig werd gemaakt een besluit, dat het volgende behelst: Wan neer een geschil van zuiver civielrechtely'ken aard dat eigenly'k voor den kantonrechter thuis behoort, b\j de Kamer aangebracht wordt, en de klagende partij is niet te overreden zijn zaak voor den kantonrechter te brengen, dan zal het bestuur slechts dan eene uitspraak doen, als beide partijen, nadat het haar uitdrukkelijk gevraagd is, ernstig verklaren zich by de uit spraak te zullen neerleggen". Dit, overigens zear verstandige besluit, houdt eerstens de bekentenis in dat de kantonrechter, omdat hij met zekere macht bekleed is, beter een geschil dat tot zy'ne competentie behoort, beslechten kan dan de Kamer, in welker uitspraak de klagende partij dan tocn blfik f>ee^ meer "Brouwen te stellen; en tracht tweedens aan de Kamer een bevoegdheid te geven voor bijzondere gevallen, die zy in het algemeen niet bezit, zooals van SERINGENGEUR. Naar het Frcmsch 3) van ADOLPHE BIBEAUX. (Slot). IV. Het hek was gesloten, maar de oude muur was op verscheidene plaatsen zoo verbrokkeld door het klimop en de wilde wingerd, die zich in alle voegen en spleten hadden gewrongen, dat zij er gemakkelijk in kon komen. Een echt dorpskerkhof, met geen andere monumenten dan een paar ruw bewerkte zerken, enkele houten of ijzeren kruizen, maar veel treurwilgen met prachtig neer hangende takken, gouden regens, beladen met heldergele trossen, sneeuwballen, violen, hagerozen in knop, alles in bekoor lijke wildheid. En op de graven tierden rozenstruiken in lentedos, madeliefjes en vergeet-mij-nieten, aan enkels waren frissche kransen van klimopbladeren en viooltjes, boeketjes van lelietjes-van-dalen fehecht, teedere offeranden van treurende erinnering. Merels floten in de twijgen en vlinders dartelden over de bloemen; nogmaals herschiep de stralende lente den doodenakker in een lusthof. De twee laatste van de derde rij l Liliane volgde een pad dat bijna onder gras en struiken verdween, zocht een oogen blik en bevond zich voor twee heuveltjes zonder zerk of kruis, geheel overgroeid met kruizemunt, winde en brandnetels. De laatste rustplaats der vergetenen! Zóó treurig was die verlatenheid, zulk een verwijt steeg er uit op, dat zij hevig ont roerd op de knieën viel, met het gelaat in de handen verborgen. Door mijn schuld ... mijn schuld alleen !.... Zij, die mij zoo liefhadden. Weer zag zij hen voor zich, haar vader en moeder, die eerlijke, goede menschen, die haar vertroetelden en zoo trotsch op haar waren, al hun geluk en hoop op haar bouwden! Zij zag weer de boersche huiskamer, eenvoudig, maar gezellig, die haar moeder, als flinke huisvrouw, zoo netjes in orde hield, den appelboomgaard, de lapjes grond, die haar vader met zoozelf spreekt, omdat zy' voelt die bevoegdheid niet te kunnen missen. Ook in de leidsche Kamer voor de Bouwbedryven is dit punt ter sprake gebracht. Deleden, lezen we, vonden het geweuscht, dat den Kamers van Arbeid meer macht werd toegekend by' uitspraken omtrent arbeidersaangelegenheden." Wil men van de Kamers van Arbeid hoven van arbitrage maken die vruchtbaar werkzaam zullen zijn, dan moet aan hare uitspraken voor de betrokken partyen kracht van wet worden gegeven. Zoolang dat niet gebeurt zullen zy nooit zonder werk zitten, maar zeer veel noodeloozen arbeid doen, wat op de ambitie van de leden doodend werkt. Hun positie, en vooral die van, de secretarissen, is toch al weinig benydenswaard. Voor een luttele belooning, een klein presentiegeld en een toelage van ?50 voor bureaukosten per jaar, moeten zy', de secretarissen, het werk verrichten dat, om goed volbracht ts kunnen worden, de werkzaamheid van iemand die niets anders te doen heeft, in beslag zou nemen. In de plaats waar schrijver dezes woont, die pi. m. 30 duizend inwoners telt, bestaan twee Kamers. Behoeft bet betoog dat beide secretarissen hun dag wel zoek zouden kunnen brengen met het verzamelen van inlich tingen over arbeidersaangelegenheden, het stellen van adviezen en geduldig luisteren naar mopperaars ? Verscheiden Kamers hebben er dan ook op aangedrongen b\j den minister om te bevor deren dat aan de secretarissen worde toege kend eene bezoldiging, waaraan het bedrag, de Kamer behoord, by' Koninkly'k besluit wordt bepaald. De eenige oplossing o. i. zal wezen dat in alle plaatsen van eenige beteekenis aan de secretarisssen een salaris van ? 1000 a ? 1200 wordt gegeven, zoodat zy' hun hoofd bezigheid van die betrekking kunnen maken. Vooral in de arbeidersklasse zelf zullen er bekwame en vertrouwde personen worden ge vonden, die tegen zulk een belooning gaarne al hun tijd en werkkracht aan de Kamer zullen geven. Men deed goed het dan ook onvereenigbaar met andere bezigheden te verklaren. Geschiedt dit, dan zullen de Kamers van Arbeid hoogstgewichtige lichamen kunnen worden. De gegevens over arbeidsaangelegenheden welke zy verzamelen moeten zullen in de toekomst voor de regeering van onnrsbaar nut kunnen zijn" heeft de minister gezegd in zy'n memorie van toelichting op het wetsontwerp. De Kamers van Arbeid zijn n door hare samenstelling n door de voortdurende betrek king waarin zy' staan tot den arbeid, bij uitstek geschikt om dienaangaande inlichtingen te ver strekken". De minister heeft volkomen gelijk, maar moet niet vergeten dat de regel die zegt dat men waar naar zijn geld krijgt, ook ten dezen aanzien geldt. Enquêteeren is een zeer tydroovende bezigheid en er komt weinig van terecht als men er slechts zijn vry'e uren voor heeft. Er is tot nu toe dan ook zoo goed als niets van gekomen. Indien hierin voorzien wordt, indien men de secretarissen tot onafhankelijke personen maakt, en het weigeren van inlichtingen aan de Kamers straf baar stelt, gaan zij ongetwijfeld een groote toekomst tegemoet als adviseerende lichamen; geeft men aan hun uitspraken kracht van wet, dan worden zy buitendien betere rechtbanken dan tot nog toe in ons land te vinden zijn. Maar laat men de zaak zooals zij is, dan zullen zy' een kwy'nend bestaan voeren. Zy zullen het vertrouwen van het publiek niet winnen en de ambitie harer leden zal g landeweg verflauwen Want wat leert de praktijk. Ongeveer de helft der bemoeiingen van de Kamers die ver slag uitbrachten, betroffen louter persoonlijke geschillen. Een werkman die 25 jaren lang zy'n patroon trouw had gediend, plotseling ontslagen. Een metselaar wien een loon is uitbetaald be neden den door de patroons ingevoerden loonstandaard. Een gewezen smid, aan wien een vroeger toegekend pensioen weder is ontnomen. Enz. enz. Allemaal voor de arbeiders die het veel genot bebouwde. Nederig was hun lot voorwaar, maar toch niet zonder poëzie! En het hare had evenzoo kunnen zijn en nu eerst begrijpt zij: dat zou 't geluk zijn geweest! Onbedwingbare snikken doen haar boe zem zwoegen, snoeren haar de keel dicht; het berouw is in haar ontwaakt, niet ge veinsd ditmaal. Vergiffenis! Vergiffenis! ik was een kind, ik wist niet wat ik deed! Vergeeft, ter wille van de liefde, die gij mij toedroegt, dat ik uw teederheid miskende, dat ik u ten prooi aan schaamte en wan hoop heb verlaten, u in smart en eenzaam heid sterven liet! Het geheele kerkhof zoemt van leven, wiekgeklepper, vogelgezang. Vlinders in bonte kleurenpracht van zilver, goud en vermiljoen schitteren in de luwe lentezon als levende edelgesteenten. De merels kweelen onverpoosd hun lied. En ontel bare onzichtbare insecten stemmen in het gras hun instrumenten. Maar uit de twee zoo dicht bijeen ge legen graven stijgt geen enkele stem op. Liliane, de gevierde, die geheel Parijs zoo vaak triomfankelijk in haar met de twee kostbare vossen bespannen rijtuig uit het Bois de Boulogne zag terugkeeren, de schoone Liliane, neergezonken schier in het wilde, hooge gras, schreit tevergeefs, een enkel woord, een teeken van verzoe ning afsmeekend; zij, die daar rusten blijven stom, zullen nooit meer spreken, haar nimmer kwijtschelding kunnen geven. En het besef van het onverbiddelijke overvalt haar, nijpend, kwellend, wrekend, en als een krankzinnige, duizelend, staat Liliane op de vroolijke, dartele Liliane, de koningin van zooveel soupers en fees ten! Zij vlucht, met achterlating van haar parasol, schokkend van smart en onder den indruk alsof zij haar zonde van aangezicht tot aangezicht heeft aanschouwd. En achter haar verzinkt de doodenakker weder in plechtige stilte en de ontslapenen vervolgen hun eeuwigen slaap. VI. Door veld, door bosch, heeft Liliane geloopen, lang, zonder te weten waarheen zij ging, onverschillig voor de pracht der natuur, de lachende zon, de geurende bloe men, de kwinkeleerende vogels. Al maar rechtuit, op goed geluk af heeft zij ge loopen, haar fijn batisten zakdoekje stuk bijtend, om haar snikken te smoren, en aangaat zeer belangrijke kwesties, maar van zuiver particulieren aard, en daarom voor de Kamer eigenlijk niet van gewicht. Hoeveel voldoening het haar mag schenken een onrecht vaardig behandeld werkman aan zy'n recht te helpen, haar eerzucht reikt hooger, zy wenscht werkzaam te zy'n in het algemeen belang. Zy' wil enqueteeren en advies uitbrengen. Geeft men haar daartoe de gelegenheid door middelen beschikbaar te stellen en rechten teverleenen, dan zal zy' gaarne het andere werk er bij waar nemen. Maar blijkt na eenige jaren dat haar voornaamste bezigheid gaat bestaan in het beslechten van persoonlijke ruzietjes, dat zij zoo goed als onmachtig is om wat anders te ??doen dan kleine geschillen bij te leggen, dan zal zy' nooit een lichaam van beteekenis worden, en de beste krachten uit de arbeidersbeweging zullen er buiten blijven staan, begrijpend elders nuttiger werkzaam te kunnen zy'n. S. p. p. IIIIIIIIIIIIIIIIHIHIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIII Het BinüeüMs." Dat er behoefte bestaat aan goede, smaak volle en wat doordachte voorwerpen voor dagelijksch gebruik, wordt meer en meer ingezien al is het dan ook nog niet in die mate en op die wijze als wij wel zouden wenschen. Veel voorwerpen uit onze omgeving toch dragen duidelyk de kenmerken, van voor weinig geld, iets te hebben dat er voor den oppervlakkigen beschouwer toch uitziet als zeer duur. Men ziet niet meer by' eenvoudige menschen, eenvoudig huisraad, een eenvoudig kleed op den vloer, een eenvoudige lamp aan den zolder, neen alles moet er uitzien, zooals men dat aantreft bij hen die gesculpteerde meubelen konden laten maken, die kostbaar geweven tapijten hadden en geciseleerde lampen. Het spreekt vanzelf dat aan het uiterlijk dus alles moest worden opgeofferd; wat vroeger massief eiken en mahoniehout was werd nu slechts een zeer dun opgeplakt laagje; wat vroeger in geslagen en gedreven koper werd gemaakt, is nu gegoten of geperst, wat men oudtijds door geweven draden ver kreeg is thans gedrukt in velerlei kleuren. Daardoor is men dus eigenlijk geraakt uit de oorspronkelijke wy'ze van bewerken, die ook voor het grootste gedeelte de versiering moet aanbrengen; en daardoor trad hoe langer hoe meer het werk op den achtergrond en werd de versiering hoofdzaak. Op het oogenblik, nu men niet meer tevreden is met ornamentaties van by'v. een vy'ftig jaar geleden, die zeer zeker, onoordeelkundig, en dwaas op en aan een voorwerp geplaatst zy'n, komt men met betere versieringen waar Enge land en Belgiëons in voorgegaan zyn, maar verhelpt daardoor de zaak toch niet geheel en al. Wel is het by'v. aangenamer op een voor werp een versiering te zien aangebracht, die met de richting er van meegaat en niet zoo maar losweg, »vlug" noemen de menschen dat nog wel eens, er op geschilderd is zonder eenig verband tot vorm en materiaal, maar eigenlijk blijft dit verhelpen, en de waarheid is dan ook, dat het voorwerp niet bepaald goed wordt, maar ons minder hindert. Nu is dit op zichzelf ook al eenige ver betering en wellicht den weg naar iets goeds mits men niet in een sleur daarmede voortgaat, en al maar gaat versieren, in «nieuwe richting" of »moderne sty'l" zooals men dat tot goed begrip wel eens meent te moeten aanduiden, daar HlMMIIUUMm niets stilt het angstig jagen van haar hart. Een half uur, een uur heeft zij geloopen hoe lang, weet zij zelf niet en als zij eindelijk inziet, dat het nutteloos is nog langer daar te blijven en haar niets anders rest, dan naar Parijs terug te keeren, is zij verdwaald. Gelukkig, tusschen het dichte ritselende loover rijst een dak op. Liliane richt daarheen haar schreden, na haar oogen afgewischt en zich eenigszins hersteld te hebben. Het is een eenvoudige stulp. Met mos begroeid is het rieten dak, dat zich ver over het huisje uitstrekt als om het te beschermen; hagedissen spelen tusschen de voegen van den gevel en de luiken hebben hard een verfje noodig. Maar voor de vensters hangen keurig witte gor dijntjes; de ruiten zijn helder als kristal, de drempel zindelijk geschrobd. En appelboomen overschaduwen het, en het tuintje belachelijk klein is goed onder houden ; de grasranden omzoomen keurige perkjes bloeiende tulpen en hyacinten, terwijl op het zuiden, tegen den muur, twee abrikozen hun met sneeuwwitte bloe sems bedekte takken uitstrekken. Alles zoo eenvoudig mogelijk pover, zoo men wil. Maar alles ademt kalmte, getuigt van een geregeld en rustig leven. Dat huisje, dat lapje tuin ziener uit alsof ze een goed geweten hebben. Onder de appelboomen, welker groen reeds met roode knopjes is doorspikkeld, zit een vrouw, jong, in een wollen rok gekleed, met zwaar, golvend haar, prachtig kastanje bruin, hier en daar glansend als goud; zij naait; rusteloos vliegt de naald in haar bruine vingers boerinnenvingers dezelfde ongetwijfeld, die deze keurige groenten geplant hebben en voor haar, op een grasveldje bezaaid met madeliefjes, stoeien twee aardige kinderen, met roode, bolle wangen, krulkopjes, mol lige armen en beenen, de vroolijkheid en gezondheid in persoon. Juichend rollen zij over het gras, plagen de krekels, wroeten met hun knuistjes in de aarde, in n woord, gedragen zich als een paar echte bengels, die zij zijn. Die gezonde, stevige kinderen, die jonge vrouw als een soort boersche madonna, het geheele tooneeltje, schijnt als expres voor een schilder daar neergezet. Claude!. .. Emile!... wat maak je je weer toe!.... Emile! wil je wel eens niet zoo kruipen!... en jij, Claude, laat hiermede ten slotte toch niemand gebaat is, en het allerminst zal leiden tot verbetering van ons huisraad en onze omgeving. De oorzaak van dit verkeerd begrip zit misschien wel eenigszins in het onderwijs aan onze kunstacholen, die versierders kweeken, buiten het ambacht. Tegenwoordig toch wordt op zeer veel scholen les gegeven in versieringskunst en maken de leerlingen ontwerpen; dit laatste gaat nu juist wel wat boven hun krachten, indien men er ernstig over nadenkt, en hoewel het my overi gens niet kwaad ly'kt dat men aan aankomende schilders, meubelmakers, graveurs en andere beoefenaars van kunst-verwante vakken, een goed begrip geeft hoe en waar versiering moet worden aangebracht, brengt men er de jonge lieden toch veelal in de verbeelding als ware versieren een bepaald vak. Vandaar dan ook dat men menschen aantreft die met evenveel gemak ontwerpen maken voor meubelen, tapijten aardewerk enz. enz., omdat hun werk zich bepaald tot meer of minder gelukkig, een artis tiek vernisje aan het voorwerp te geven. En het komt my' voor, dat hoewel dan mis schien minder hinderlijk dan bazar-artikeleu, vele van die dingen nog beter waren als men ze maar niet versierd had. Wanneer men be gint met goed materiaal, en daaraan goede vormen geeft, die ontstaan zy'n uit het gebruik dat men van de voorwerpen maakt en ten slotte waar dat noodig mocht zy'n de bestemming door een ornamentatie verduidelijkt, daar kan men een ding krijgen dat aangenaam, degelijk en goed is. Wil men nu meer, wil men rijk dom, dan is dat dunkt my' een tweede zaak om naar te streven, en dat verder te zoeken in sculptuur, beschildering, dry'fwerk of welke bewerking dan ook het materiaal direkt mede brengt. Maar ook zonder deze extra aan gebrachte versiering moet het voorwerp goed kunnen zy'n, en dan zal men ook kunnen kry'gen beter huisraad en meubelen, niet alleen voor zeer enkele menschen bereikbaar, maar ter vervanging van wat ons nu omgeeft, en waarvoor we nog niets in de plaats kunnen stellen. Ik geloof dat bovenstaande eenigszins weer geeft de overwegingen die er toe geleid heb ben tot oprichting der Vennootschap »Het Binnenhuis", een kunsthandel die zich ten doel stelt het doen vervaardigen en ontwerpen en verkoopen van huisraad. Waar het werk van Nieuwenhuis en Dy'sselhoff, hoe juist en doordacht, hoe fraai en ryk, daardoor juist bly'ft buiten de omgeving van minder bevoor rechten, daar stelt deze kunsthandel zich ten doel ook te voorzien in behoeften van hen die gaarne, zoo geen ry'ke, dan toch goede gebruiksvoorwerpen rond zich zien. Moge »Het Binnenhuis", onder vaderschap der heeren H. P. Berlage Nz. en W. C. Hoeker ons brengen wat wij er van verwachten, dan gaan wij zeker betere tijden te gemoet. R. W. P. Jr. Aanplakbilletten. Twee nieuwe aanplakbiljetten die de affichekunst ten onzent helpen vertegenwoordigen, ontwierpen de heeren van Caspel voor de tentoonstelling van hotel-benoodigdheden, en Pothast voor de choolade-drank genaamd »Fosco." Het eerste, werk van iemand die het meer gedaan heeft dus de eisenen en moeilijkheden kent, vertoont hier en daar veel goeds. Byzonder geslaagd met een tintje humor, dat dat misschien niet geheel met de ernst der commissie voor deze tentoonstelling overeen komt, zy'n de ober-kellner met zy'n trawant en het zich verwijderende dienstmeisje. Dit gedeelte is merkbaar beter dan de beide, het hotel bezoekende reizigers. Het tweede billet van den heer Pothast is veel minder, en vervalt doordat de hoofdzaak niet goed is te veel in kleinigheden, waar miniiiiiimiiiM.»..iHMt.HMMii.iiiiiiimiiMiin«mHim.uM.miiiiimH» dat diertje met rust! Maar zij kijken zoo guitig, dat de jonge moeder in plaats van te knorren, begint te lachen. En de kinderen volgen haar voorbeeld, helder parelt hun lach in de zonnige lucht. Intusschen heeft Liliane het hekje ge opend en is in het tuintje getreden. Mevrouw? vraagt de boerin haar bemerkend en wendt zich om, zij gelooft dat haar bezoekster ziek is, zoo bleek is nog haar gelaat. Zou u mij den weg naar het station willen wijzen? vraagt Liliane; ik ben ver dwaald ... en op de kinderen wijzend: Och! wat een schatjes! Ja, iedereen heeft schik in ze, me vrouw. Dat is Claude, de oudste, vijf en Emile, de jongste, is drie jaar. 'k Heb wat met ze te stellen, dat verzeker ik u. Maar och! wat zou een vrouw op de wereld doen, zonder die engeltjes, niet waar? Liliane heeft zich gebukt. 'k Moet ze eens even pakken, dat mag wel, niet waar ?.. . en hier, wil u daar wat speelgoed voor hen voorkoopen. En Liliane, der moeder een goudstuk iri de hand drukkend, bukt zich, verteederd, om de kleinen te kussen. VII. 't Zal niet gebeuren, hoor! Je blijft van ze af! Een man vijf en twintig a dertig jaar, in zijn werkkiel, is uit het huisje ge komen, even op den drempel blijven staan en toen eensklaps naar de kinderen toe gesneld. Ik wil het niet hebben! ... En neem je goud weerom!.... En ruk uit!.... En tot de jonge moeder, die hem ver bijsterd aanziet: Neen, jij begrijpt het niet, je kunt 't niet begrijpen, beste.... Maar ga in huis, ga dadelijk met de kinderen in huis.... 'k Zal je later wel uitleggen.... Met een blik vol liefde en onbegrensd vertrouwen staat zij gehoorzaam op, neemt de kinderen bij de hand en verdwijnt in het huisje. Ga heen! herhaalt de man, Liliane voortduwend. En deze, wier voeten als aan den grond schijnen vastgenageld, blijft verwezen staan want zij heeft hem herkend! Wat ben je hard tegen mij! Hard ?,.. Och! ben ik hard tegen je! Hij lacht. 'k Had je misschien met Beclames. 40 cents per regel. IJli uiJ.1 Vil 55 en hooger 14 Meter! Franco en vi*U van invoerrechten toegezonden! Stalen ommegaand ; evenzoo van zwarte, witte en gekleurde ,,Henneberg-Zyde"" van 45 et. tot n 11.1O per Meter. G. Henneberg, Zijde-Fabr. (k. & k. Hofl.), Zürich. ECHT VICTORIAWATER. De Studieboeken voor de Gymnasia, Hoogere Burgerscholen Jongens en Meisjes, en Handelsschool zy"n te bekomen, gekaft en van tiquet voorzien, bij J. H. DB WIT, BOEKHANDELAAR. Utreclitscliestraat 54. Hoofd-Oepöt VAK Dr. JAEGER'S ORIG. Soroaal-WolartMea. K. F. DEUSCHLE-BENGBK, Amsterdam, Kalverstr. ISi Eenig specialiteit in deze artikelen in geheel Nederl. Piano-, Orpl- en MiietaB MEYBOOS «fc KAL.SHOVEN, Arnhem, Eoningsplein. VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Huur. Repareeren Stemmen Ruilen. NAAR Nieuwendam. Schellingwoude Oranje Sluizen. Eiland Marken. Zorgvliet. 't Kalfje. Ouderkerk. Uithoorn, PLEIZIERTOCHTJES, Voor het maken hiervan is een prachtig ingericht STOOMJACHT dagelijks (be halve Zondags) te buur. Te bevragen Kantoor Haven-Stoombootdienst, 127 O. Z. Voorburgwal, Amsterdam. I n t ere. Telefoon 684. IHlllilllli.llliiilnHiiln.imHllllllliiiiiiiiilHlliliiiiiiiiiiiiiumiiittiHlUil open armen moeten ontvangen, met alle mogelijke eerbewijzen en lieve woordjes, hè?... Maar wat kom je hier eigenlijk doen ? Je ouders hebben gelukkig niet lang mesr geleefd, om hun schande te beweenen, en als je hier bent maar dat is niet waarschijnlijk! om hun vergiffenis te vragen, dan kom je te laat ! Wat mij betreft ... ik ben diep rampzalig geweest . . . maar ik ben het te boven gekomen ... ik heb mij er boven kunnen verheffen en mijn leven is niet "verwoest. . . . Mijn vrouw is een engel van deugd en goedheid ... wij hebben elkaar lief, en ik heb nergens spijt van. . . . Een uitdrukking van verachting, van woede glijdt over zijn gelaat. Bah! jij! mijn kinderen zoenen? roept hij; hun onschuldige wangetjes met jouw lippen bezoedelen ! En ten derden male, schier dreigend : Ruk uit! VII. Weer vlucht zij, loopt zij al maar door, zonder iets te zien, zonder iets te hooren, als een gewond dier. Het gefluit van een trein wijst haar den weg naar het station, door een gordijn van populieren aan haar oog onttrokken. Twee uren later is zij weer te Parijs in haar hotel en bij Lise, de uit haar slaap opgeschrikte Soubrette, die zich in allerlei gissingen over dien gril harer meesteres verdiept. Wat ziet mevrouw bleek! mevrouw is bepaald ziek! Alleen wat vermoeid. . . . Laat me alleen... 'k zal wel schellen. De takjes seringen in de vaas, waarin men verzuimd heeft het water te ververschen, zijn half verlept; treurig hangen de omgekrulde blaadjes neer, treurig schrompelen de teere bloempjes in een, welker paarse kleur tot blauw verdonkert en welker zachte geur vervliegt. En Liliane ziet daarin het somber em bleem van haar bestaan. Vaarwel, lente ! vaarwel, reinheid, vaar wel alles wat op aarde schoons en edel is ! En bij dit treurig visioen van haar verloren leven, in die lachende, weelderige omlijsting, die voortaan haar straf zal zijn, steunt Liliane de vroolijke, dartele Liliane het hoofd in de handen en snikt, en wenscht dat zij sterven kon.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl