Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1209
nuttige instellingen zullen ontwikkelen. Onbe
kend maakt onbemind. Pas na jaren langen
arbeid, pas na praktisch hun recht van bestaan
te hebben bewezen, kunnen, indien men den
rechten weg inslaat, de Kamers het vertrouwen
en de belangstelling der arbeiders winnen.
Indien men den rechten weg inslaat. Als de
minister er niet voor terugschrikt de wijzigingen
in de wet voor te stellen die reeds nu door eenige
Kamers worden verlangd en welker aantal met
hun ouderdom zal groeien. En als het geluk
bovendien wil dat de Kamers onder haar leden
en secretarissen een menigte werkzame men
sehen mogen vinden, die er van trachten te
maken wat er van te maken is.
De bevoegdheid der Kamers van Arbeid is
tegelijkertijd zeer breed en zeer begrensd. Ik
geloof dat het den wetgever zelf niet heel helder
is geweest waarin hun werkzaamheid eigenlijk
hoofdzakelijk zou bestaan. Het doel, ia art. 2
genoemd, is drieledig. Het bestaat vooreerst
in het verzamelen van inlichtingen over
arbeidersaangelegenheden, tweedens in het dienen
van advies aan de diverse bestuurslichamen en
ook aan particulieren, en ten slotte in het
voorkomen en vereffenen van geschillen, b v.
door het instellen van een verzoeningsraad.
Het verzamelen van inlichtingen dient natuur
lijk om het dienen van advies en vereffenen
van geschillen behoorlijk te kunnen volbrengen ;
maar we zien dat het karakter toch dubbel
blijft: de Kamer moet zyn een adviseerend
lichaam en een hof van arbitrage. Dat alles
op het uitgestrekte veld der
arbeidersaangelegenheden wy hebben recht om hun bevoegd
heid uitgebreid te noemen, dunkt mij,
Aan den anderen kant is hun macht zeer
begrensd. De Kamer mag inlichtingen verzame
len maar elkeen is gerechtigd hun dit
onmogelijk te maken door eenvoudig te weigeren
om inlichtingen te geven, zelfs om voor de
Kamer te verschenen of op een desbetreffend
verzoek te antwoorden. In Dordrecht leeren
ons de verslagen heeft dit geval zich reeds
in zeer brutaïen vorm voorgedaan. Een
sigarenfabrikant, tweemaal in beleefde termen verzocht
om aan de Kamer te berichten of hij hetzij
mondeling, hetzy schriftelijk bereid zou wezen
eenige gegevens en inlichtingen te verschaffen,
liet taal noch teeken van zich hooren. Dat is
niet heel beleefd, maar bewast wel dat een wet
niet zonder gebreken is, die zich grondt op
de stilzwijgende \eronderstelling dat in ons
vaderland alle menschen toonbeelden van hoffe
lijkheid en welgemanierdheid zijn. Om de
Kamers kracht te geven is het noodig weiger
achtigheid om inlichtingen te verstrekken straf
baar te stellen zooals het strafbaar is ge
tuigenis voor den rechter te weigeren.
Maar daarmee was nog niet alles gewonnen.
Legio is het aantal geschillen waarbij de
tusschenkomst van Kamers wordt ingeroepen
en er bestaat niet de minste waarborg dat haar
raad of beslissing eenig gevolg zal hebben.
Vermoedelijk om die reden nam de
amsterdamscbe Kamer voor de Bouwbedrijven reeds
in Sept. '99 naar aanleiding van het eerste
geschil dat b\j haar aanhangig werd gemaakt
een besluit, dat het volgende behelst: Wan
neer een geschil van zuiver civielrechtely'ken
aard dat eigenly'k voor den kantonrechter thuis
behoort, b\j de Kamer aangebracht wordt, en
de klagende partij is niet te overreden zijn
zaak voor den kantonrechter te brengen, dan
zal het bestuur slechts dan eene uitspraak doen,
als beide partijen, nadat het haar uitdrukkelijk
gevraagd is, ernstig verklaren zich by de uit
spraak te zullen neerleggen". Dit, overigens
zear verstandige besluit, houdt eerstens de
bekentenis in dat de kantonrechter, omdat hij
met zekere macht bekleed is, beter een geschil
dat tot zy'ne competentie behoort, beslechten kan
dan de Kamer, in welker uitspraak de klagende
partij dan tocn blfik f>ee^ meer "Brouwen te
stellen; en tracht tweedens aan de Kamer een
bevoegdheid te geven voor bijzondere gevallen,
die zy in het algemeen niet bezit, zooals van
SERINGENGEUR.
Naar het Frcmsch
3) van ADOLPHE BIBEAUX.
(Slot).
IV.
Het hek was gesloten, maar de oude
muur was op verscheidene plaatsen zoo
verbrokkeld door het klimop en de wilde
wingerd, die zich in alle voegen en spleten
hadden gewrongen, dat zij er gemakkelijk
in kon komen.
Een echt dorpskerkhof, met geen andere
monumenten dan een paar ruw bewerkte
zerken, enkele houten of ijzeren kruizen,
maar veel treurwilgen met prachtig neer
hangende takken, gouden regens, beladen
met heldergele trossen, sneeuwballen,
violen, hagerozen in knop, alles in bekoor
lijke wildheid. En op de graven tierden
rozenstruiken in lentedos, madeliefjes en
vergeet-mij-nieten, aan enkels waren
frissche kransen van klimopbladeren en
viooltjes, boeketjes van lelietjes-van-dalen
fehecht, teedere offeranden van treurende
erinnering. Merels floten in de twijgen
en vlinders dartelden over de bloemen;
nogmaals herschiep de stralende lente den
doodenakker in een lusthof.
De twee laatste van de derde rij l
Liliane volgde een pad dat bijna onder
gras en struiken verdween, zocht een oogen
blik en bevond zich voor twee heuveltjes
zonder zerk of kruis, geheel overgroeid
met kruizemunt, winde en brandnetels.
De laatste rustplaats der vergetenen! Zóó
treurig was die verlatenheid, zulk een
verwijt steeg er uit op, dat zij hevig ont
roerd op de knieën viel, met het gelaat
in de handen verborgen.
Door mijn schuld ... mijn schuld
alleen !.... Zij, die mij zoo liefhadden.
Weer zag zij hen voor zich, haar vader
en moeder, die eerlijke, goede menschen,
die haar vertroetelden en zoo trotsch op
haar waren, al hun geluk en hoop op
haar bouwden! Zij zag weer de boersche
huiskamer, eenvoudig, maar gezellig, die
haar moeder, als flinke huisvrouw, zoo
netjes in orde hield, den appelboomgaard,
de lapjes grond, die haar vader met
zoozelf spreekt, omdat zy' voelt die bevoegdheid
niet te kunnen missen.
Ook in de leidsche Kamer voor de
Bouwbedryven is dit punt ter sprake gebracht. Deleden,
lezen we, vonden het geweuscht, dat den Kamers
van Arbeid meer macht werd toegekend by'
uitspraken omtrent arbeidersaangelegenheden."
Wil men van de Kamers van Arbeid hoven
van arbitrage maken die vruchtbaar werkzaam
zullen zijn, dan moet aan hare uitspraken voor
de betrokken partyen kracht van wet worden
gegeven. Zoolang dat niet gebeurt zullen zy
nooit zonder werk zitten, maar zeer veel
noodeloozen arbeid doen, wat op de ambitie van de
leden doodend werkt. Hun positie, en vooral
die van, de secretarissen, is toch al weinig
benydenswaard. Voor een luttele belooning, een
klein presentiegeld en een toelage van ?50
voor bureaukosten per jaar, moeten zy', de
secretarissen, het werk verrichten dat, om goed
volbracht ts kunnen worden, de werkzaamheid
van iemand die niets anders te doen heeft, in
beslag zou nemen. In de plaats waar schrijver
dezes woont, die pi. m. 30 duizend inwoners
telt, bestaan twee Kamers. Behoeft bet betoog
dat beide secretarissen hun dag wel zoek zouden
kunnen brengen met het verzamelen van inlich
tingen over arbeidersaangelegenheden, het stellen
van adviezen en geduldig luisteren naar
mopperaars ? Verscheiden Kamers hebben er dan ook
op aangedrongen b\j den minister om te bevor
deren dat aan de secretarissen worde toege
kend eene bezoldiging, waaraan het bedrag, de
Kamer behoord, by' Koninkly'k besluit wordt
bepaald. De eenige oplossing o. i. zal wezen
dat in alle plaatsen van eenige beteekenis aan
de secretarisssen een salaris van ? 1000 a
? 1200 wordt gegeven, zoodat zy' hun hoofd
bezigheid van die betrekking kunnen maken.
Vooral in de arbeidersklasse zelf zullen er
bekwame en vertrouwde personen worden ge
vonden, die tegen zulk een belooning gaarne
al hun tijd en werkkracht aan de Kamer zullen
geven. Men deed goed het dan ook
onvereenigbaar met andere bezigheden te verklaren.
Geschiedt dit, dan zullen de Kamers van
Arbeid hoogstgewichtige lichamen kunnen
worden. De gegevens over
arbeidsaangelegenheden welke zy verzamelen moeten zullen in
de toekomst voor de regeering van onnrsbaar
nut kunnen zijn" heeft de minister gezegd in
zy'n memorie van toelichting op het wetsontwerp.
De Kamers van Arbeid zijn n door hare
samenstelling n door de voortdurende betrek
king waarin zy' staan tot den arbeid, bij uitstek
geschikt om dienaangaande inlichtingen te ver
strekken". De minister heeft volkomen gelijk,
maar moet niet vergeten dat de regel die zegt
dat men waar naar zijn geld krijgt, ook ten
dezen aanzien geldt. Enquêteeren is een zeer
tydroovende bezigheid en er komt weinig van
terecht als men er slechts zijn vry'e uren voor
heeft. Er is tot nu toe dan ook zoo goed als
niets van gekomen.
Indien hierin voorzien wordt, indien men de
secretarissen tot onafhankelijke personen maakt,
en het weigeren van inlichtingen aan de Kamers
straf baar stelt, gaan zij ongetwijfeld een groote
toekomst tegemoet als adviseerende lichamen;
geeft men aan hun uitspraken kracht van wet,
dan worden zy buitendien betere rechtbanken
dan tot nog toe in ons land te vinden zijn.
Maar laat men de zaak zooals zij is, dan zullen
zy' een kwy'nend bestaan voeren. Zy zullen
het vertrouwen van het publiek niet winnen
en de ambitie harer leden zal g landeweg
verflauwen
Want wat leert de praktijk. Ongeveer de
helft der bemoeiingen van de Kamers die ver
slag uitbrachten, betroffen louter persoonlijke
geschillen. Een werkman die 25 jaren lang zy'n
patroon trouw had gediend, plotseling ontslagen.
Een metselaar wien een loon is uitbetaald be
neden den door de patroons ingevoerden
loonstandaard. Een gewezen smid, aan wien een
vroeger toegekend pensioen weder is ontnomen.
Enz. enz. Allemaal voor de arbeiders die het
veel genot bebouwde. Nederig was hun
lot voorwaar, maar toch niet zonder poëzie!
En het hare had evenzoo kunnen zijn
en nu eerst begrijpt zij: dat zou 't geluk
zijn geweest!
Onbedwingbare snikken doen haar boe
zem zwoegen, snoeren haar de keel dicht;
het berouw is in haar ontwaakt, niet ge
veinsd ditmaal.
Vergiffenis! Vergiffenis! ik was een
kind, ik wist niet wat ik deed! Vergeeft,
ter wille van de liefde, die gij mij
toedroegt, dat ik uw teederheid miskende,
dat ik u ten prooi aan schaamte en wan
hoop heb verlaten, u in smart en eenzaam
heid sterven liet!
Het geheele kerkhof zoemt van leven,
wiekgeklepper, vogelgezang. Vlinders in
bonte kleurenpracht van zilver, goud en
vermiljoen schitteren in de luwe lentezon
als levende edelgesteenten. De merels
kweelen onverpoosd hun lied. En ontel
bare onzichtbare insecten stemmen in het
gras hun instrumenten.
Maar uit de twee zoo dicht bijeen ge
legen graven stijgt geen enkele stem op.
Liliane, de gevierde, die geheel Parijs zoo
vaak triomfankelijk in haar met de twee
kostbare vossen bespannen rijtuig uit het
Bois de Boulogne zag terugkeeren, de
schoone Liliane, neergezonken schier in
het wilde, hooge gras, schreit tevergeefs,
een enkel woord, een teeken van verzoe
ning afsmeekend; zij, die daar rusten blijven
stom, zullen nooit meer spreken, haar
nimmer kwijtschelding kunnen geven.
En het besef van het onverbiddelijke
overvalt haar, nijpend, kwellend, wrekend,
en als een krankzinnige, duizelend, staat
Liliane op de vroolijke, dartele Liliane,
de koningin van zooveel soupers en fees
ten! Zij vlucht, met achterlating van
haar parasol, schokkend van smart en
onder den indruk alsof zij haar zonde van
aangezicht tot aangezicht heeft aanschouwd.
En achter haar verzinkt de doodenakker
weder in plechtige stilte en de ontslapenen
vervolgen hun eeuwigen slaap.
VI.
Door veld, door bosch, heeft Liliane
geloopen, lang, zonder te weten waarheen
zij ging, onverschillig voor de pracht der
natuur, de lachende zon, de geurende bloe
men, de kwinkeleerende vogels. Al maar
rechtuit, op goed geluk af heeft zij ge
loopen, haar fijn batisten zakdoekje stuk
bijtend, om haar snikken te smoren, en
aangaat zeer belangrijke kwesties, maar van
zuiver particulieren aard, en daarom voor de
Kamer eigenlijk niet van gewicht. Hoeveel
voldoening het haar mag schenken een onrecht
vaardig behandeld werkman aan zy'n recht te
helpen, haar eerzucht reikt hooger, zy wenscht
werkzaam te zy'n in het algemeen belang. Zy'
wil enqueteeren en advies uitbrengen. Geeft
men haar daartoe de gelegenheid door middelen
beschikbaar te stellen en rechten teverleenen,
dan zal zy' gaarne het andere werk er bij waar
nemen. Maar blijkt na eenige jaren dat haar
voornaamste bezigheid gaat bestaan in het
beslechten van persoonlijke ruzietjes, dat zij zoo
goed als onmachtig is om wat anders te ??doen
dan kleine geschillen bij te leggen, dan zal
zy' nooit een lichaam van beteekenis worden,
en de beste krachten uit de arbeidersbeweging
zullen er buiten blijven staan, begrijpend elders
nuttiger werkzaam te kunnen zy'n.
S. p. p.
IIIIIIIIIIIIIIIIHIHIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIII
Het BinüeüMs."
Dat er behoefte bestaat aan goede, smaak
volle en wat doordachte voorwerpen voor
dagelijksch gebruik, wordt meer en meer ingezien
al is het dan ook nog niet in die mate en op
die wijze als wij wel zouden wenschen.
Veel voorwerpen uit onze omgeving toch
dragen duidelyk de kenmerken, van voor weinig
geld, iets te hebben dat er voor den
oppervlakkigen beschouwer toch uitziet als zeer
duur. Men ziet niet meer by' eenvoudige
menschen, eenvoudig huisraad, een eenvoudig
kleed op den vloer, een eenvoudige lamp aan
den zolder, neen alles moet er uitzien, zooals
men dat aantreft bij hen die gesculpteerde
meubelen konden laten maken, die kostbaar
geweven tapijten hadden en geciseleerde lampen.
Het spreekt vanzelf dat aan het uiterlijk dus
alles moest worden opgeofferd; wat vroeger
massief eiken en mahoniehout was werd nu
slechts een zeer dun opgeplakt laagje; wat
vroeger in geslagen en gedreven koper
werd gemaakt, is nu gegoten of geperst, wat
men oudtijds door geweven draden ver
kreeg is thans gedrukt in velerlei kleuren.
Daardoor is men dus eigenlijk geraakt uit de
oorspronkelijke wy'ze van bewerken, die ook
voor het grootste gedeelte de versiering moet
aanbrengen; en daardoor trad hoe langer hoe
meer het werk op den achtergrond en werd
de versiering hoofdzaak.
Op het oogenblik, nu men niet meer tevreden
is met ornamentaties van by'v. een vy'ftig jaar
geleden, die zeer zeker, onoordeelkundig, en
dwaas op en aan een voorwerp geplaatst zy'n,
komt men met betere versieringen waar Enge
land en Belgiëons in voorgegaan zyn, maar
verhelpt daardoor de zaak toch niet geheel en
al. Wel is het by'v. aangenamer op een voor
werp een versiering te zien aangebracht, die
met de richting er van meegaat en niet zoo
maar losweg, »vlug" noemen de menschen dat
nog wel eens, er op geschilderd is zonder eenig
verband tot vorm en materiaal, maar eigenlijk
blijft dit verhelpen, en de waarheid is dan
ook, dat het voorwerp niet bepaald goed wordt,
maar ons minder hindert.
Nu is dit op zichzelf ook al eenige ver
betering en wellicht den weg naar iets goeds
mits men niet in een sleur daarmede voortgaat,
en al maar gaat versieren, in «nieuwe richting"
of »moderne sty'l" zooals men dat tot goed begrip
wel eens meent te moeten aanduiden, daar
HlMMIIUUMm
niets stilt het angstig jagen van haar hart.
Een half uur, een uur heeft zij geloopen
hoe lang, weet zij zelf niet en als
zij eindelijk inziet, dat het nutteloos is
nog langer daar te blijven en haar niets
anders rest, dan naar Parijs terug te
keeren, is zij verdwaald.
Gelukkig, tusschen het dichte ritselende
loover rijst een dak op.
Liliane richt daarheen haar schreden,
na haar oogen afgewischt en zich
eenigszins hersteld te hebben.
Het is een eenvoudige stulp. Met mos
begroeid is het rieten dak, dat zich ver
over het huisje uitstrekt als om het te
beschermen; hagedissen spelen tusschen
de voegen van den gevel en de luiken
hebben hard een verfje noodig. Maar voor
de vensters hangen keurig witte gor
dijntjes; de ruiten zijn helder als kristal,
de drempel zindelijk geschrobd. En
appelboomen overschaduwen het, en het tuintje
belachelijk klein is goed onder
houden ; de grasranden omzoomen keurige
perkjes bloeiende tulpen en hyacinten,
terwijl op het zuiden, tegen den muur,
twee abrikozen hun met sneeuwwitte bloe
sems bedekte takken uitstrekken. Alles
zoo eenvoudig mogelijk pover, zoo men
wil. Maar alles ademt kalmte, getuigt van
een geregeld en rustig leven. Dat huisje,
dat lapje tuin ziener uit alsof ze een goed
geweten hebben.
Onder de appelboomen, welker groen
reeds met roode knopjes is doorspikkeld,
zit een vrouw, jong, in een wollen rok
gekleed, met zwaar, golvend haar, prachtig
kastanje bruin, hier en daar glansend als
goud; zij naait; rusteloos vliegt de naald
in haar bruine vingers
boerinnenvingers dezelfde ongetwijfeld, die deze
keurige groenten geplant hebben en
voor haar, op een grasveldje bezaaid met
madeliefjes, stoeien twee aardige kinderen,
met roode, bolle wangen, krulkopjes, mol
lige armen en beenen, de vroolijkheid en
gezondheid in persoon.
Juichend rollen zij over het gras, plagen
de krekels, wroeten met hun knuistjes in
de aarde, in n woord, gedragen zich
als een paar echte bengels, die zij zijn.
Die gezonde, stevige kinderen, die jonge
vrouw als een soort boersche madonna,
het geheele tooneeltje, schijnt als expres
voor een schilder daar neergezet.
Claude!. .. Emile!... wat maak je
je weer toe!.... Emile! wil je wel eens
niet zoo kruipen!... en jij, Claude, laat
hiermede ten slotte toch niemand gebaat is,
en het allerminst zal leiden tot verbetering
van ons huisraad en onze omgeving.
De oorzaak van dit verkeerd begrip zit
misschien wel eenigszins in het onderwijs aan
onze kunstacholen, die versierders kweeken,
buiten het ambacht.
Tegenwoordig toch wordt op zeer veel scholen
les gegeven in versieringskunst en maken de
leerlingen ontwerpen; dit laatste gaat nu juist
wel wat boven hun krachten, indien men er
ernstig over nadenkt, en hoewel het my overi
gens niet kwaad ly'kt dat men aan aankomende
schilders, meubelmakers, graveurs en andere
beoefenaars van kunst-verwante vakken, een
goed begrip geeft hoe en waar versiering moet
worden aangebracht, brengt men er de jonge
lieden toch veelal in de verbeelding als ware
versieren een bepaald vak. Vandaar dan ook
dat men menschen aantreft die met evenveel
gemak ontwerpen maken voor meubelen, tapijten
aardewerk enz. enz., omdat hun werk zich
bepaald tot meer of minder gelukkig, een artis
tiek vernisje aan het voorwerp te geven.
En het komt my' voor, dat hoewel dan mis
schien minder hinderlijk dan bazar-artikeleu,
vele van die dingen nog beter waren als men
ze maar niet versierd had. Wanneer men be
gint met goed materiaal, en daaraan goede
vormen geeft, die ontstaan zy'n uit het gebruik
dat men van de voorwerpen maakt en ten slotte
waar dat noodig mocht zy'n de bestemming
door een ornamentatie verduidelijkt, daar kan
men een ding krijgen dat aangenaam, degelijk
en goed is. Wil men nu meer, wil men rijk
dom, dan is dat dunkt my' een tweede zaak
om naar te streven, en dat verder te zoeken
in sculptuur, beschildering, dry'fwerk of welke
bewerking dan ook het materiaal direkt mede
brengt. Maar ook zonder deze extra aan
gebrachte versiering moet het voorwerp goed
kunnen zy'n, en dan zal men ook kunnen
kry'gen beter huisraad en meubelen, niet alleen
voor zeer enkele menschen bereikbaar, maar
ter vervanging van wat ons nu omgeeft, en
waarvoor we nog niets in de plaats kunnen
stellen.
Ik geloof dat bovenstaande eenigszins weer
geeft de overwegingen die er toe geleid heb
ben tot oprichting der Vennootschap »Het
Binnenhuis", een kunsthandel die zich ten
doel stelt het doen vervaardigen en ontwerpen
en verkoopen van huisraad. Waar het werk
van Nieuwenhuis en Dy'sselhoff, hoe juist en
doordacht, hoe fraai en ryk, daardoor juist
bly'ft buiten de omgeving van minder bevoor
rechten, daar stelt deze kunsthandel zich ten
doel ook te voorzien in behoeften van hen
die gaarne, zoo geen ry'ke, dan toch goede
gebruiksvoorwerpen rond zich zien.
Moge »Het Binnenhuis", onder vaderschap
der heeren H. P. Berlage Nz. en W. C. Hoeker
ons brengen wat wij er van verwachten, dan
gaan wij zeker betere tijden te gemoet.
R. W. P. Jr.
Aanplakbilletten.
Twee nieuwe aanplakbiljetten die de
affichekunst ten onzent helpen vertegenwoordigen,
ontwierpen de heeren van Caspel voor de
tentoonstelling van hotel-benoodigdheden, en
Pothast voor de choolade-drank genaamd
»Fosco."
Het eerste, werk van iemand die het meer
gedaan heeft dus de eisenen en moeilijkheden
kent, vertoont hier en daar veel goeds.
Byzonder geslaagd met een tintje humor, dat
dat misschien niet geheel met de ernst der
commissie voor deze tentoonstelling overeen
komt, zy'n de ober-kellner met zy'n trawant
en het zich verwijderende dienstmeisje. Dit
gedeelte is merkbaar beter dan de beide, het
hotel bezoekende reizigers.
Het tweede billet van den heer Pothast is
veel minder, en vervalt doordat de hoofdzaak
niet goed is te veel in kleinigheden,
waar
miniiiiiimiiiM.»..iHMt.HMMii.iiiiiiimiiMiin«mHim.uM.miiiiimH»
dat diertje met rust!
Maar zij kijken zoo guitig, dat de jonge
moeder in plaats van te knorren, begint
te lachen.
En de kinderen volgen haar voorbeeld,
helder parelt hun lach in de zonnige lucht.
Intusschen heeft Liliane het hekje ge
opend en is in het tuintje getreden.
Mevrouw? vraagt de boerin haar
bemerkend en wendt zich om, zij gelooft
dat haar bezoekster ziek is, zoo bleek is
nog haar gelaat.
Zou u mij den weg naar het station
willen wijzen? vraagt Liliane; ik ben ver
dwaald ... en op de kinderen wijzend:
Och! wat een schatjes!
Ja, iedereen heeft schik in ze, me
vrouw. Dat is Claude, de oudste, vijf en
Emile, de jongste, is drie jaar. 'k Heb
wat met ze te stellen, dat verzeker ik u.
Maar och! wat zou een vrouw op de wereld
doen, zonder die engeltjes, niet waar?
Liliane heeft zich gebukt.
'k Moet ze eens even pakken, dat
mag wel, niet waar ?.. . en hier, wil u
daar wat speelgoed voor hen voorkoopen.
En Liliane, der moeder een goudstuk
iri de hand drukkend, bukt zich,
verteederd, om de kleinen te kussen.
VII.
't Zal niet gebeuren, hoor! Je blijft
van ze af!
Een man vijf en twintig a dertig
jaar, in zijn werkkiel, is uit het huisje ge
komen, even op den drempel blijven staan
en toen eensklaps naar de kinderen toe
gesneld.
Ik wil het niet hebben! ... En neem
je goud weerom!.... En ruk uit!....
En tot de jonge moeder, die hem ver
bijsterd aanziet:
Neen, jij begrijpt het niet, je kunt
't niet begrijpen, beste.... Maar ga in
huis, ga dadelijk met de kinderen in
huis.... 'k Zal je later wel uitleggen....
Met een blik vol liefde en onbegrensd
vertrouwen staat zij gehoorzaam op, neemt
de kinderen bij de hand en verdwijnt in
het huisje.
Ga heen! herhaalt de man, Liliane
voortduwend.
En deze, wier voeten als aan den grond
schijnen vastgenageld, blijft verwezen
staan want zij heeft hem herkend!
Wat ben je hard tegen mij!
Hard ?,.. Och! ben ik hard tegen
je! Hij lacht. 'k Had je misschien met
Beclames.
40 cents per regel.
IJli uiJ.1 Vil 55
en hooger 14 Meter! Franco en
vi*U van invoerrechten toegezonden!
Stalen ommegaand ; evenzoo van zwarte, witte
en gekleurde ,,Henneberg-Zyde"" van
45 et. tot n 11.1O per Meter.
G. Henneberg, Zijde-Fabr. (k. & k. Hofl.), Zürich.
ECHT
VICTORIAWATER.
De Studieboeken
voor de Gymnasia, Hoogere Burgerscholen
Jongens en Meisjes, en Handelsschool zy"n te
bekomen, gekaft en van tiquet voorzien, bij
J. H. DB WIT,
BOEKHANDELAAR.
Utreclitscliestraat 54.
Hoofd-Oepöt
VAK
Dr. JAEGER'S ORIG.
Soroaal-WolartMea.
K. F. DEUSCHLE-BENGBK,
Amsterdam, Kalverstr. ISi
Eenig specialiteit in deze
artikelen in geheel Nederl.
Piano-, Orpl- en MiietaB
MEYBOOS «fc KAL.SHOVEN,
Arnhem, Eoningsplein.
VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Huur.
Repareeren Stemmen Ruilen.
NAAR
Nieuwendam.
Schellingwoude
Oranje Sluizen.
Eiland Marken.
Zorgvliet.
't Kalfje.
Ouderkerk.
Uithoorn,
PLEIZIERTOCHTJES,
Voor het maken hiervan is een prachtig
ingericht STOOMJACHT dagelijks (be
halve Zondags) te buur. Te bevragen
Kantoor Haven-Stoombootdienst, 127 O. Z.
Voorburgwal, Amsterdam.
I n t ere. Telefoon 684.
IHlllilllli.llliiilnHiiln.imHllllllliiiiiiiiilHlliliiiiiiiiiiiiiumiiittiHlUil
open armen moeten ontvangen, met alle
mogelijke eerbewijzen en lieve woordjes,
hè?... Maar wat kom je hier eigenlijk
doen ? Je ouders hebben gelukkig niet
lang mesr geleefd, om hun schande te
beweenen, en als je hier bent maar
dat is niet waarschijnlijk! om hun
vergiffenis te vragen, dan kom je te laat !
Wat mij betreft ... ik ben diep rampzalig
geweest . . . maar ik ben het te boven
gekomen ... ik heb mij er boven kunnen
verheffen en mijn leven is niet "verwoest. . . .
Mijn vrouw is een engel van deugd en
goedheid ... wij hebben elkaar lief, en
ik heb nergens spijt van. . . .
Een uitdrukking van verachting, van
woede glijdt over zijn gelaat.
Bah! jij! mijn kinderen zoenen?
roept hij; hun onschuldige wangetjes met
jouw lippen bezoedelen !
En ten derden male, schier dreigend :
Ruk uit!
VII.
Weer vlucht zij, loopt zij al maar door,
zonder iets te zien, zonder iets te hooren,
als een gewond dier.
Het gefluit van een trein wijst haar
den weg naar het station, door een gordijn
van populieren aan haar oog onttrokken.
Twee uren later is zij weer te Parijs
in haar hotel en bij Lise, de uit haar
slaap opgeschrikte Soubrette, die zich in
allerlei gissingen over dien gril harer
meesteres verdiept.
Wat ziet mevrouw bleek! mevrouw
is bepaald ziek!
Alleen wat vermoeid. . . . Laat me
alleen... 'k zal wel schellen.
De takjes seringen in de vaas, waarin
men verzuimd heeft het water te
ververschen, zijn half verlept; treurig hangen
de omgekrulde blaadjes neer, treurig
schrompelen de teere bloempjes in een,
welker paarse kleur tot blauw verdonkert
en welker zachte geur vervliegt.
En Liliane ziet daarin het somber em
bleem van haar bestaan.
Vaarwel, lente ! vaarwel, reinheid, vaar
wel alles wat op aarde schoons en edel is !
En bij dit treurig visioen van haar
verloren leven, in die lachende, weelderige
omlijsting, die voortaan haar straf zal
zijn, steunt Liliane de vroolijke, dartele
Liliane het hoofd in de handen en
snikt, en wenscht dat zij sterven kon.