Historisch Archief 1877-1940
1209
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
schijnlijk om het andere te maskeeren. De
letters er boven zijn ook niet direct
oorspronkelyk; maar verkeerd evenwicht en onzuivere
teekening zqn de voornaamste gebreken, die
hier niet door extra krullen en lynen verholpen
kunnen worden.
Meent men ter verduidelijking op een
aanplakbület figuren te moeten aanbrengen, dan
dienen deze, juist hiervoor, onberispelijk
geteekend te zy'n. Een aanplakbillet moet toch
trachten door zoo eenvoudig mogelijke vormen
en kleuren, de gedachte weer te geven; maar
dan ook moeten die vormen en kleuren juist
en goed zijn.
B. W. P. Jr.
Over de aan velen steker wel bekende schil
derij van Aelbert Cuyp, het gezicht op Dord
recht uit de verzameling Van der Hoop, is
thans een hoog dispuut gaande, namelijk of
het stuk al dan niet door den meester werd
geschilderd. Dr. Hofstede de Groot heeft, voor
geruimen tijd reeds, die zaak aanhangig ge
maakt, waarbij zijn meening, dat we hier met
een copie te doen hebben, uitgang vond inde
kennismaking van het onbetwistbare origineel
in de collectie van Gapt. Holford te Londen,
(waarvan ons stuk slechts de juiste helft geeft.)
Prof. Six is kort geleden tegen die uitspraak
te velde getrokken en nu weer is dr. Bredius
zich komen scharen aan de zijde van dr. Hof
stede de Groot met een betoog, dat op ver
schillende punten wel klemmend lijkt, om de
aangevoerde argumenten van prof. Six te niet te
doen. Ik wensen me niet in dit geding te mengen,
zoolang het origineel, mij onbekend is. Te
minder daar personen, aan wier zienswijze ik
wel vertrouwen hecht, hunne meening dat onze
Cuyp een origineel zou zy'n, na kennisnemen der
Loudensche, hebben opgegeven, 't Is jammer
dat er geen gelegenheid gevonden werd bij de
drukke discussiën een getrouwe reproductie
aan het origineel te voegen. Indien het geheel
waar is wat dr. Bredius zegt, dat, behoudens
enkele schrandere wijzigingen van den copiïst,
deze herhaling tot in de nietigste bijzonderhe
den identiek is aan het stuk van Gapt. Holford,
De levensloop eener Oostersche yronw,
(De Keizerin van China.)
Uit de Annales Politigues tk Littéraires.
Zonderbaar en geheimzinnig, onzichtbaar en
machtig heerscht de Keizerin-Weduwe van
China, dio uit de schuilhoeken van haar paleis
minister en keizer aanstelt en afzet. Daarmede
in overeenstemming is ook haar levensloop
zeer eigenaardig en avontuurlijk geweest. De
omstandigheden waren haar niet gunstig, en
in een land, waar de vrouwen door wetten en
zeden verbannen zijn van het publieke leven,
heeft zij beide weten te beheerschen.
Zy heet Touan en meer dan 60 jaar geleden
aanschouwde zy het levenslicht. Hare familie
behoorde tot het Tartaarsche ras, wat voor eene
vrouw niet zonder beteekenis was, aangezien
de Tartaren de voeten hunner dochters niet
verminken.
Haar vader verloor tijdens een der opstanden
die China periodiek verwoesten, zyn fortuin,
en het gezin leed brpodsgebrek. Toen de kleine,
elfjarige Touan dit merkte, stelde zy hare
ouders voor haar te verkoopen, ten einde daar
door hunne uitgaven te verminderen en zich
wat contanten te verschaffen. Men vond den
raad goed en verkocht haar aan den onder
koning der provincie als dienstmeisje by zy'ne
vrouw en schoonmoeder.
Touan leerde spinnen, naaien en andere
vrouwelijke handwerken. Zy verwierf daarin
groote handigheid, want zy was vlug, verstandig
en flink; by alles wat zy ondernam, deed zy
haar uiterste best te slagen.
Hoe vreemd het ook moge klinken, de slaven
stand was voor zoo'n eerzuchtig meisje als
Touan uiterst gunstig. Dit had zij zeker be
dacht, toen zy haar vader aanried haar te
verkoopen, en aan haar offer zal waarschijnlijk
berekening geen geringer aandeel hebben gehad
als piëteit. Het Chineesch meisje, dat in het
huwelijk treedt, zonder het vaderlijke huis
verlaten te hebben gaat van het eene
vrouwenverblijf in een andere over; zy heeft niets
van het leven gezien en zal ook niets daarvan
zien. Het verkeer met de buitenwereld is
even als in alle landen, waar de vrouwen
in afzondering leven, het werk der slavinnen.
Deze spreken met verschillende personen, doen
allerlei boodschappen en zyn daardoor met de
dagelyksche gebeurtenissen en de »topics of
the day" beter op de hoogte dan hare mees
teressen. Touan was een zeer nieuwsgierig
meisje. Zy moest ai ty'd alles weten en vond
steeds een middel alles te weten. Men kan
gerust aannemen dat zy in het huis van den
onderkoning haar ty'd wel besteedde en hare
onverminkte voeten gebruikte om heen en weer
te draven.
Na verloop van een jaar scheen haar het
rechte oogenblik gekomen uit haar verborgen
heid te voorschyn te treden. Zy borduurde
een feestgewaad voor haar heer en meester,
zoo prachtig als dat voor een prins uit een
sprookje. De onderkoning was verrast; hy
liet de schepster van dit wonderwerk tot zich
komen en beloofde, zooals men dat in sprookjes
leest, haar te geven al wat zij verlangde. Zy viel
voor haar meester op de knieën en smeekte
hem om de gunst lezen te mogen leeren.
Volgens de legende had de onderkoning er
bezwaren tegen, die het jonge meisje onver
schrokken weerlegde, zy hield hem voor, dat
zij 't toch niet helpen kon, dat zy als »meisje"
werd geboren. Zy behaalde de overwinning,
werd interessant gevonden en later in de plaats
van een overleden dochter als kind aangenomen.
Een andere zou daarmee tevreden zyn ge
weest, maar Touan dacht er niet aan hier reeds
haar schopne loopbaan te eindigen. Als zy de
gelegenheid schoon zag door een achterdeurtje
naar het keizerlijk paleis te sluipen, liet zy
dat niet voorbijgaan. Haar pleegvader had van
den keizer van China het een of ander gunst
bewijs ontvangen, waarvoor hy den vorst zyne
erkentelijkheid wilde toonen. Het geschenk,
waarmede hy den vorst vereerde was Touan.
Zy reisde per scheepsgelegenheid met een ge
volg, dat getuigenis moest afleggen voor de
gewichtigheid van haar persoon. Het overige
was hare zaak. Als eene gewone slavin, in het
paleis opgenomen, verzonden, zooals bij ons
een schoothondje of papegaai verzonden wordt,
vond zy' genade voor de oogen van den zoon
is daarin wel een sterke bewijsgrond voor zijne
en dr. De Groot's uitspraak te erkennen. Im
mers, al is het ook waar, dat we in dezelfde
collectie Yan der Hoop, den bekenden rooden
atier nog uit twee andere schilderijen, tot in
de geringste vlekjes der huid en zelfs de
ondergeschiktste halve tintjes, alleen met ver
schil van omgeving terugvinden, kan overwogen
worden, dat Cuyp daartoe geleid werd door
een voorhanden zijnde dierstudie, een herhaling,
die bij een werk als dit gezicht op Dordrecht,
't welk een stemmings-schilderij is, vrij wel
onaanneembaar is.
Evenwel wenschte ik een opmerking te
maken, bij wijze van verklaring, namelijk dat
de schilderij niet in die mate kenteekenen
van zwak gehalte vertoont, om aanstonds een
twijfelachtige afkomst te doen vermoeden.
Enkele minder gelukkige gedeelten als de on
gevoelig getrokken masten van het schip, en
ook in den rechterkant, vooral op de huizen,
sommige kleurhoogsels, die op den keper ge
zien, wel wat decoratief aandoen, gelijk mede
enkele lichtkantjes in de wolkjes, zullen er
toe geleid hebben dat dr. Bredius vroeger het
stuk »nachlassig" te noemde.
Maar daartegenover vertoonen andere détails
weer de beslistheid van een meesterhand, en
bovenal is er in de hoofdpartyen, als de locale
tinten van lucht en water een diepte en rijp
heid van kleur, klinkt er uit het geheele
kleurensamenstel van deze gebronsde schilderij
zulk een voorname grondtoon, dat alleen op
ziftery' beluste schilderijbezieners onaangeroerd
kunnen blijven van de werking, die wel degelijk
van dit stuk uitgaat. Waarom kan een copiïst,
zelf een artiest, die het origineel mooi heeft
aangezien en grondig begrepen, het niet met
nauwgezetheid, onderwijl van elk detailetje
genietend, naar zijn beste vermogen hebben
nageschilderd ? Zoo kan óók weer wat mooi's
tot stand komen, en zij het dan slechts een
copie, is die toch van andere orde dan bijv.
de kleine Ter Borch uit v. d. Hoop, en zelfs
de Nar van Frans Hals uit Legaat Dupper,
waar men buiten afweten van een origineel,
de echtheid van afkomst kan betwijfelen.
De eenige bedenking, die men voor het
Gezicht op Dordrecht zou kunnen maken, aan
stonds, is, dat de opzet van het geval eigenlijk
ongewoon is voor de heerechende opvatting van
schilderij-bouw in de 17e eeuw. In Cuyp' tijd
deed men niet als heden -zoo maar een losse
greep, schilderde men niet een «brok natuur"
zonder bedacht te zyn op een welgevallige
ordonnantie, in verdeeling van verschillende
plans. Ook in het landschap werd het
onderwerd betracht.
Maar bij dit al echter, zij tot voorloopige
slotsom bepaald: Laten we, ondanks de ge
tuigenis van al de kunstkenners, die, na het
vernemen van het Londensche origineel, de
Amsterdamsche Guyp altijd een zwak werk
hadden gevonden, dat gezicht op Dordrecht
uit de collectie v. d. Hoop, vooreerst nog maar
in eere blijven houden. W. S.
Eere-Tentoonstelling Bosboom.
Met een enkel woord zij de opening der
Eere-Tentoonstelling Bosboom aangekondigd.
De inzending is zeer gul geweest. De catalogus
is ongewoon dik en telt 275 nummers. Het
overzicht, dat daarmede op Bosboom's arbeid
gegeven wordt is vrij volledig, maar daar staat
tegenover dat een schaarscher en uitgelezener
keus uit zijn voortbrengselen, het gehalte van
deze tentoonstelling zuiverder en imposanter had
doen zyn. De werken van grootste afmeting,
die bij het binnentreden der zalen, direct in
't oog vallen, zijn meestal niet de meest
waardevolle stukken der tentoonstelling, maar
in die menigvuldig naast en boven elkaar
gerangschikte teekeningen, die oppervlakkig
gezien zoo gelyktoonig schijnen, schuilt de
kern van haar belangrijkheid.
Er zyn buiten tallooze kerkinterieurs, ook
verscheidene boerendeelen, Seheveningsche
strandgezichten en buitenschetsen. Over het
zeer vele en velerlei mooi's, dat het bestuur
van Arti heeft weten te vergaderen uit Bos
boom's nalatenschap, kom ik spoedig in nadere
beschouwing torug. W. S.
Goudeket & Co., Rokin 50, Amsterdam,
exposeeren deze week: Pier Pander, »Portret
van H. M. de Koningin", origineele plaque in
gips; id. »Baby", origineele plaque in gips:
id. »Model", origineele plaque in gips.
Boet en T
<a
des hemels en werd zij verheven tot den rang
eener favoriet.
De geboorte van een zoon deed haar de
hoogste sport beklimmen; zy' kreeg den titel
van «tweede gemalin" daar de toenmalige
keizer reeds een wettige vrouw bezat.
Was zy nu tevreden? Geenszins. Zy dacht
tusschen de muren van een vrouwenverblyf te
zullen stikken; een onweerstaanbare dorst naar
macht verteerde haar.
De dood des keizers in 1861 opende haar
eerst haar eigently'ke loopbaan. De zoon van
Touan werd zyn opvolger, en deze zoon lag
nog in de wieg.
Om van uit de muren eens harems een
»Conp d'Etat" te bewerkstelligen, daartoe is
meer noodig dan verheven zyn boven vrees
en gewetenswroegingen. De kleine Mongool
sche, die dit meer dan eens volbracht, verdient
bewondering. De geschiedenis zal haar plaatsen
naast gebiedsters met een buitengewonen geest
en mannely'k karakter, zooals Brunehilde,
Fredegunde, Katharina de tweede. En had
zy verder niets gepresteerd als, zonder de
slagboomen, die haar tegenhielden, te kunnen
doorbre_ken, het staatspersoneel van een ryk
als China aan den leiband te houden, dan
moet men dat alleen reeds als een buitenge
woon kunststuk beschouwen. Zy gevoelde zulk
eene hartstochtelijke behoefte, op de hoogte
te worden gehouden van menschen en zaken,
dat zy een formeele spionnendienst invoerde,
die meesterlijk werkte. Te midden der ge
vaarlijkste omwentelingen wist zij altyd precies
welke hulpmiddelen zij te baat moest nemen,
en op wie zy rekenen kon.
Toen zij in 1861 zich meester maakte van
de regeering, scheen dat een roekelooze ver
metelheid te zyn. De overleden keizer had
bij testament beschikt dat zyn minderjarigen
zoon een raad van voogdy zou worden toege
voegd. Deze had reeds hare functie aanvaard.
Eene vrouw in haar plaats te willen stellen
en dat nog wel in China, was zoo iets
ongehoords, dat alleen de gedachte daaraan aan
krankzinnigheid deed denken. Maar de meeste
groote wereldgebeurtenissen zyn een uitvloeisel
van hetgeen de wijzen en voorzichtigen hielden
voor krankzinnigheid. Touan nam hare toe
vlucht tot het vrouwelijke wapen; zy bracht
haar zwager, prins Kong, zoover, dat hy haar
niets meer weigeren kon. De raad van voogdy
werd naar de andere wereld geëxpedieerd, en
de keizerin nam den titel van >Regentes" aan.
Officieel regeerde prins Kong; achter hem, in
het verborgene, heerschte Touan, en China
liet haar heur gang gaan. Zoover gekomen,
gaf de keizerin een overtuigend bewy's van sup
rieuriteit, men mag dit woord gerust gebruiken,
van haar genie. Was deze barbaarsche niet
tegelijkertijd een groote geest, dan zou het
succes haar bedwelmd hebben, zy' zou zich
verbeeld hebben, dat zij niets meer te leeren
had. Touan daarentegen zag in, dat aan haar
kennis nog ontzettend veel ontbrak. Ze wilde
zooveel weten, dat zy' des noods haar zwager
zou kunnen ontberen, wanneer om de eene of
andere reden, zy niet meer op hem rekenen
kon. Zy' ging by prins Kong in de leer en
bestudeerde onder zyn leiding met volharding
en ijver de kunst van het regeeren en de prak
tijk der staatszaken.
De gebeurtenissen hebben hare scherpzin
nigheid niet gelogenstraft.
Keizerin Touan heeft meer als een crisis
doorgemaakt sedert den dag, dat zy de eerwaar
dige tradities van China over den rol, die haar
geslacht in het wereldhuishouden toekomt,
over boord had gegooid.
De man, zegt Confucius, is voor de vrouw
datgene, wat de zon voor de maan is. De
zon regeert, en de maan gehoorzaamt, en zoo
heerscht de harmonie.
Sedert 39 jaar heerscht in het keizerly'k
paleis te Peking de maan. en de zon gehoor
zaamt, of eigenly'k verscheidene zonnen, want
de tegenwoordige keizer als hy ten minste
nog onder de levenden telt is niet meer
het kind van Touan. De keizerin-weduwe
hield het in 1875 voor geraden, haren zoon
uit den weg te ruimen, om beweegredenen,
waarvan de uiteenzetting hier te ver zou voeren,
en een jeugdig neefje, dat zy midden in den
nacht liet ontvoeren in zijn plaats te stellen.
Meer dan een heeft zy naar het schimmenrijk
gezonden; buitendien zou een strenge zeden
preker haar kunnen verwijten dat zij misbruik
maakte van hare onafhankelijkheid, die zij
van de harembewakers gelukkig wist te ver
overen, en dat zy' zich in verschillende avon
turen had gewikkeld, maar het is misschien
preutschheid, de aandacht hier op te vestigen.
De gele moraal is niet de blanke moraal.
Ernstiger is de beschuldiging door een slecht
bestuur er toe bijgedragen te hebben het
Chineesche Ryk in zyn tegenwoordigen
jammerly'ken toestand gebracht te hebben. De
aanhangers der keizerin beweren, dat het euvel
niet aan haar moet worden toegeschreven; de
laatste jaren zyn haar de handen gebonden
door de schuld eener machtige oppositie, aan
het hoofd waarvan haar eigen neef, de jonge
keizer gestaan had. Als men hare aanhangers
geloof mag schenken, zyn alle regeeringsfouten
tegen haar wil, bedreven geworden, en in geval
er nog redding mogelijk is, heeft de laatste
Coup d'Etat, die de oude dame het absolute
gezag terug gaf, China gered. Als zij gely'k
hebben, n. 1. als de keizerin Touan haar land
uit dezen benarden toestand mocht redden.
(de laatste gebeurtenissen hebben deze meening
echter gelogenstraft) dan is zy niet alleen by
groote koninginnen te vergelijken, doch veeleer
by' de grootste staatslieden, die op 's werelds
geschiedenis een beslissender! invloed hebben
uitgeoefend. Ly'dt zy schipbreuk, zoo zal
zy desniettemin een der origineelste en meest
beduidende figuren zyn van onzen ty'd. De
kleine onwetende slavin, die zich heeft weten
op te werken tot zulk eene hoogte en zich
byna 40 jaar lang daarop handhaafde, behoeft
voor haar vermaardheid niet bezorgd te zyn.
E. K.-H.
«IlllimiUUimimilllllllllllllllllllllimillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllU
ItlllllMIMMIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIII
Gekruiste briefkaarten. Een
Sans-Genediner. Palais du Costume op de ten
toonstelling te Parijs.
Wat ik van gekruist geschreven briefkaarten
denk ?
Que cela manque absolument de cachet.
Wanneer dit gezegd wordt van een japon,
een mantel, een hoed, een zonnescherm, een
waaier, een of ander sieraad, dan zal geen
wereldsche vrouw, tuk op haar uiterlijk, zich
zoo iets aanschaffen. Wanneer een beschaafde
vrouw de gewoonte heeft gekruiste briefkaar
ten te schry'ven, zou ik zoo iets willen aan
duiden als een onhebbelijkheid of een kleine
flater.
Of het een of het ander.
Men heeft weinig mee te deelen en men
grypt vlug naar een briefkaart, om aan de
vrienden het uur van aankomst te melden;
om aan een leverancier de hoeveelheid stof,
fluweel, zyde of lint op te geven, die u tekort
komt, of nog bij uw aankoop wenscht toege
voegd; om uw modiste te herinneren dat
is soms noodig! zich stipt te houden aan
haar belofte uw toilet ty'dig af te leveren; om
uw boekhandelaar den titel te zeggen, van
het werk, dat u zich wil aanschaffen, enz. enz.
Of men heeft veel op 't hart, en dat stort men
by voorkeur uit op papier, in een schuttend
couvert. Als de pen eenmaal over de brief
kaart krast, komen dames er licht toe
schry'ven heeren wel eens gekruiste brief
kaarten? ik heb er nooit een in dien
onsympathieken vorm van mijn vrienden ontvangen
allerlei intieme mededeelinkjes te doen, die
niet op een briefkaart thuis behooren. Wee!
als de pen eenmaal een vaartje heeft genomen!
In fijn, oogen-tergend kriebelschrift kry'gt u
dan ta ontcy'feren wat u in briefvorm
waarschynlyk aangenamer zou zijn geweest.
De vijfhonderdste voorstelling van Madame
Sans-Gêne heeft te Parijs plaats gehad. De
schalke, levenslustige Réjane, die in Sardou's
en Moreau's stuk de titelrol vervult, had het
denkbeeld geopperd, de vijfhonderdste voor
stelling op intieme, maar artistieke wy'ze te
herdenken.
Aldus geschiedde.
De Gids.
In de Gids van Augustus een opstel van
Henri Borel over de Chineesche kwestie.
We zijn tengevolge omstandigheden, vooral
door de Transvaaloorlog, al eenigen ty'd in
reactie tegen de zoogenaamde
beschavingsexpansiepolitiek, zoodat opstel en betoog des
heeren Borel byna overbodig is. Hij predikt
wat wij allen erkennen. Maar als men in
aanmerking neemt, dat hy' eenige jaren gele
den nog bestrijding in onze dagbladen vond,
dan is ook de grond verklaard van dit opstel.
Borel laat nu vooral in bijzonderheden uitko
men het dry'ven en woelen der zendelingen in
China. Men stelle zich voor, zegt hy, dat er
Chineesche priesters in Europa kwamen,
beweerend dat de liefde voor ons volk hen er
toe gedreven had ons te komen verlichten ; dat
zy, arm daar gekomen, binnenkort in de mooiste
villa's woonden ; dat zij zich onttrokken aan
onze wetten ; weigerden voor den keizer of den
koning den hoed af tenemen (wat waarschijnlijk
niet het ergste zou zyn); ongeroepen in onze
gerechtszalen traden en den rechters in de
rede vielen ; dat het geboefte van de achter
buurten zich om hen heen schaarde ; dat zy
zich Generaal of Gouverneur lieten noemen,
dat zy de Maria-beelden in de Katholieke
kerken stuksloegen (zooals zendelingen met
Chineesche beelden gedaan hebben); dat zy
den dom van Utrecht in bezit namen om er
een tempel op te richten, dat zy onze
tooneelvoorstellingen verhinderden enz.
En toch is dat precies hetzelfde wat nu de
zendelingen in China doen.
Nicolo Machiavelli, als blijspeldichter van
La Mandragola en II. Frate, wordt hier be
sproken door dr. A. S. Kok.
Deze blijspelen hebben een historische
beteekenis, vooral het eerste. Niet alleen in den
zin, dat het ieder blijspel van hooger orde in
den nieuweren tijd en van ieder land vooraf
gaat en dus in de litterarische geschiedenis van
het beschaafde Europa het eerst de aandacht
vraagt, maar ook omdat het de openbaring j
is van een heerschende geestestoestand, gezien j
en doorgrond door een scherpzinnig waarnemer.
Het wijst het zedelijk peil aan van een bepaald
tydperk. Tevens is, volgens dr. Kok, dit blij
spel een poging geweest om de krachtelooze
en moreel ontzenuwde maatschappij tot bewust
zijn van eigen krachten te brengen. Daar
dr. Kok evenwel erkent, dat een heel wat
heviger schok noodig was om het geweten te
doen ontwaken, is hiermee, dunkt me, ook wel
aangetoond de onmacht om met een blyspel de
wereld te verbeteren. Dr. Kok weerspreekt
zich hier zelf. Wie aan het blyspel de
we.-king van zedenverbetering toekent, zal teleurge
steld uitkomen.
Eenzuiver-belletristische bijdrage, de beschrij
ving van een liefde die eens verdort, niet meer
kan opbloeien, is er in deze aflevering van Jeanne
C. van Leijden. Dan een kritiek van den heer
F. A.F. C. Went, op onze expositie te Parijs, de
hoog-geroemde Indische tempel niet uitgezon
derd. By al het geurende en mooi-praterige
in onze dagbladen komt deze nuchtere, rake
beechouwing van den heer Went niet te onpas.
Wel drommels, op een tentoonstelling laat je
toch eerst je handelswaren, je stapelartikelen
en dan de kunstprodukten zien. Of zou men
de aandacht van toeristen op Indiëwillen
vestigen ?
De heer W. P. Kops schrijft over de Jeunesse
dorée uit de dagen der revolutie. Wie van
dit onderwerp nog niet voldoende af weet
men zou zeggen, ieder heeft er al over geschre
ven, of gelezen, kan dus hier nog terecht. De
heer Kops legt vooral klem er op, dat tot de
Jeunesse dorée van die dagen niet alleen de
adelyken maar alle standen behoorden.
Prof. A. G. van Hamel beoordeelt Het
Zusje" van Borel. By alle waardeering en
erkenning komt Borel er niet goed af. Er ont
breekt in dit werk, zegt de heer van Hamel,
het spontane wat aan Het Jongetje" bekoring
gaf. Van denzelfden criticus nog een beoor
deeling der studie over Multatuli door J. B.
Meerkerk en over die van Wilhelm Spohr.
Verder nog een critiek van dr. W. G. C.
Bijvanck op het werk van B. A. P. van Dam,
die een wyziging wilde brengen in het lezen
van Shakespeare, dezen dichter wil galiseeren
Niemand vermoedde iets van de
toebereidselen voor dit feest. Een actrice had kunnen
zwijgen! Toch is 't zoo. De vlotbabbelende,
guitige, opbruisende tooneelspeelster werkte
met eenige vertrouwelingen in alle stilte en
verklapte niets van de gracieuse bedenksels
en maatregelen, die waren toegepast ten einde
op het feest een eigenaardig stempel te drukken.
Op het allerlaatste nippertje werden de
uitnoodigingen aan de intimi rondgezonden.
In het restaurant Paillard, in de
ChampsElysées, was een eetkamer in gereedheid ge
bracht, om de zestig genoodigden te ontvangen.
Een schitterend versierde tafel in
hoefijzervorm. Het vertrek verlicht door
Venetiaansche lampjes in drie verschillende tinten.
Op de marmeren pilaren pry'kte de keizerlijke
adelaar; rood-wit-blauwe linten slingerden zich
van den eenen pijler naar den andere. Voor
de nis, waarin een orkest was geplaatst, hing
een reusachtige adelaar, met uitgespreide vleu
gelen.
Achter de plaats van Réjane stond een buste
van Napoleon I. Op de leuningen der stoelen,
bestemd voor de actrices uit het
Vaudevilletheater, lagen kostbare waaiers met het wapen
van Napoleon.
Madame Réjane trad binnen, gekleed in
prachtig kanten toilet met boléro, op den voet
gevolgd door haar dochter Germaine. De nog
altyd jeugdige Sardou y'lde haar tegemoet en
geleidde madame Sans-Gêne naar de eereplaats
aan tafel, tusschen hém en Moreau. Op haar
plaats stond een beelderig kistje van rozenhout,
dat de gevierde tooneelspeelster juist eenige
dagen geleden zeer had bewonderd op de
tentoonstelling.
Wat beminnelijkheid in vormen en manieren
betreft, hierin zyn de Franschen eenig.
Van het begin tot het eind was het feest
een succes. Aan het dessert werd de toast
van den directeur van het Vaudeville-theater
met daverende toejuichingen en geestdriftige
instemming begroet. Vóór het afscheid »un
tour de valse", ingezet door madame Réjane
en Victorien Sardou,
***
Een wandeling op de tentoonstelling te Parys,
door het Palais du Costume, is feitelijk een
zeer onderhoudende les in geschiedenis. Merk
waardig, hoe het plotseling opsnuiven van
geuren, het waarnemen van bekende geluiden,
het zien van beelden en platen, met groote
helderheid allerlei dingen plots uit uw ge
heugen oprakelen; feiten, die in loome rust
uit uw onmiddellijke waarneming waren w
ggedoezeld. Opeen» herinneren wij ons weer
de plaats met de onmogelijkste kleine
bizonderheden waar wij eenmaal die geur inademden,
waar ons oor door soortgelijk geluid werd ge
troffen, waar ons oog belangstellend op
dergely'ke beelden of platen tuurde.
Voortschuifelend door het Palais du Costume,
ziet gij weer uw school, uw leeraars, de lesse
naars, de banken, de gezichten van hen, die
gedurende de geschiedenislessen naast u zaten;
weer leven in u op, uw sympathieën en uw
antipathieën voor al die lang gestorven per
sonen uit het grauw verleden.
Hier vindt gy een volledige uitstalling van
alle mogelyke vrouwelijke kleederdrachten.
Van de Gallische vrouw, omhangen met een
dierenvacht, op het Parijsche modepopje onzer
dagen is een geduchte sprong. In dit Palais
du Costume worden echter geen acrobatische
eischen gesteld aan de bezoekers.
Zeer geleidelijk gaat u van de vrouwenge
stalte in primitieve drapeering naar de
Romeinsche welgestelde matrone, naar de koningin
der Franken, naar de middeneeuwsche slot
voogdes, naar de hofdame van het hof te
Versailles, naar de gepoeierde markiezin, naar de
Incroyable uit het Directoire, naar de schitter
figuren uit het Eerste Keizerrijk.
Levensgroot zyn de figuren; in houding en
stand op pittige wy'ze weergevend het karakte
ristieke van hun tijd.
Geen grein fantasie was hier in 't spel; met
angstvallige nauwkeurigheid is alles nagebootst
zooals het eenmaal was. De zware zijden stoffen
der kostuums zijn op antieke weefstoelen in
Lyon gemaakt. De patronen werden
gecopieerd naar modellen uit lang vervlogen tijden.
De waarde van het materiaal met kant en
borduursel er voor benoodigd is fabelachtig.
Elk figuur beweegt zich in het haar passend
kader; de attributen zyn volmaakt in styl van
het ty'dvak dat wordt aangeduid.
Een Byzantynsche Keizerin beweegt zich in
den sprookjes-luister van een Byzantynsche
troonzaal; de ry'kdom van haar kostuum is
overweldigend.
In een halfdonkere, slechts ten deele elek
trisch verlichte nis staat de heilige Clotilde,
aan wier invloed Clovis' overgang tot het
Christendom wordt toegeschreven. Zij wordt
voorgesteld, uit de kerk komend en haar beurs
reikend aan verkleumde bedelaars.
De Renaissance is vertegenwoordigd door
Venetiaansche edelvrouwen. Zy stappen in haar
gondel; als achtergrond het panorama van
Venetiëmet de Markusplaats.
Zeer boeiend is de groep, CatharinadeMedicis
voorstellend met haren sterrenwichelaar.
Zeer aantrekkelijk de eerste ontmoeting van
Hendrik IV met de bevallige Gabrielle d'Estrées.
Heel mooi is Marion Delorme, plaats nemend
in haar karos, om met Cinq-Mars, den gunste
ling van Lodewy'k XIII naar de Comédie
Frangaise te gaan.
(Hen, die Alfred de Vigny's meesterwerk
soms niet kennen, durf ik in gemoede raden,
zyn roman Cinq-Mars s niet uitspreken)
j ter hand te nemen).
Eenig mooi, ongelooflijk styl- en smaakvol
is Marie Antoinette, omringd door hare hof
dames in Petit Trianon.
Het grappige, pikante, soms belachelijke van
het Directoire neemt in het Palais du Costume
een groote plaatsruimte in beslag.
De »clou" van deze kostuum-uitstalling is
de vooravond van Napoleon's en Josephine's
kroning. Napoleon tegen den schoorsteen ge
leund, kijkt oplettend naar Josephine, wie men
den keizerlyken mantel aanpast. De mantel
geheel naar het oorspronkelijk model gemaakt,
is van purperrood fluweel, versierd met in
goud geborduurde by'en, het keizerlyk em
bleem. Een breed, goud borduursel met een
groote N en de keizerlijke kroon slingert zich
om den rand van dezen met hermelijn
gevoerden manteau de cour. Het kleed der
Keizerin is van wit saty'n, eveneens met goud
geborduurd. Het geheel is overweldigend schoon.
CAPEICE.
c/na&zonb&n.
Dames-schaafopeelsters,
De derde dames-schaakwedstrijd behoort
alweder tot het verledene; maar ik geloof
niet, dat zij, die er aan deelnamen, spoedig
de genoegelyke uren zullen vergeten, die zij
daarmede doorbrachten.
Het bestuur van den Ned. Schaakbond had
de welwellendheid gehad, ook door haar die
geen lid van den bond zyn, de deelname er
aan toe te staan en had waarlijk zeer fraaie
prijzen er voor beschikbaar gesteld. Het be
stuur van het schaakgezelschap »Stanton'' had
den avond te voren een tombola-wedstryd
gearrangeerd en door het aanbieden van fraaie
bouquetten een bly'k gegeven, dat het onze
komst zeer op prys stelde; door een en ander
was er reeds eene gezellige stemming ontstaan.
Hoe jammer, dat slechts zulk een klein getal
was opgekomen. Daarom, dames van Nederland,
die reeds eenigzins dat heerlijke spel beoefent,
roep ik u nogmaals toe: »Geef aan de
uitnoodiging in het volgende jaar gehoor, dan
zal de bijeenkomst in Haarlem of Zandvoort
zijn.
Daar ik ook nu wederom de klacht vernam:
»Ik heb geen gelegenheid tot oefening, want
mij ontbreekt een goede partner", neem ik de
vrijheid u aan te bieden om by aanvragen de
heerlyke methode mede te deelen, die ik in
praktyk heb gebracht, waardoor men door
studie geen medespeler behoeft en waardoor
men met reuzenschreden vorderingen in dit
edele spel maakt. Recht aangenaam zoude
het my zyn vele aanvragen daarvoor te ont
vangen, waardoor de mogelijkheid zal ontstaan
dat een veel grooter getal ten vierden wedstrijd
zal komeu.
Z u t p h e n. Wed. dr. L. F. A. MÜLLEE
THIJM.
ctetngreineiEt
ver f r is s o loonde d r SL n