De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 2 september pagina 8

2 september 1900 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1210, Het overzicht van de tweede week der ge noemde maand, vermeldt voor 60 Myen een vermeerdering van ongeveer 8!4 pCt. boven de ontvangsten van de correspondeerende week van het vorige dienstjaar. Vergelijk ik de koerslyst van de Amerikaansche sporen met die van de vorige week dan zie ik ondanks de algemeene stilte ter beurze, uit de cijfers toch een groote vastheid van prjjs. Begin ik na deze uitvoerige behan deling van de grootste groep wederom bjj de eerste de staatsleeningen dan kan ik volstaan met de mededeeling, dat behalve de 4 pCt. Rnmeensche goud oblig. 1894, die van 71M tot 70 retireerden, alleen eenige vermin dering is te constateeren voor de 5 pCt. oblig. 1892 Zuid-Air. Rep. alsmede voor de Chineesche papieren. Redenen bekend. De Sept. coupons der 4)4 pCt. oblig. China, zy'n be taalbaar gesteld. De Deutsch-Asiatische Bank te Berlyn be richt dat haar uit Sjanghai per telegraaf de mededeeling is gedaan, dat ook nu de maandelyksche storting voor den dienst der 5 pCt. Chineesche stukken van 1898, correct vol daan is. Ook de noteering voor de schuldbrieven van de staten buiten Europa bleef zoo goed als onveranderd. Alle groepen toonen slechts on beduidende veranderingen als gevolg van byna geheel gebrek aan affaire. De petroleumhoek maakt een uitzondering: gunstig voor de Rnssian en voor de gewone aandeelen Schibaieff, ongunstig voor de Koninklijke en vooral voor de Java. De Russian heeft over 49 weken een productie van 31,691,000 pud, waarin een vermeerdering van ruim 5 miilioen pud is vervat. De mislukking van de door de Java petroleum MJJ. uitgeschreven oblig. leening heeft de voorloopige overeenkomst tusschen deze en de Ned. Ind. petr. My'. verbroken. Er moet nu op andere wijze geld verkregen worden om de executie van de Maatschappij, op eisch van de Ind. obligatiehouders, die 63 duizend gulden te vorderen hebben, te voor komen. Daarom is, van 27 tot 31 Aug. ten kantore van de heeren J. D. Lulofs & Co. alhier, de inschrijving op preferente aandeelen in een op te richten Nieuwe NederlandschIndische Petroleum-Maatschappy' opengesteld. Zijn de aandeelhouders bereid het bedrag, gelykstaande aan 1TA pCt. van hun aandeelen bezit te storten, dan kan de toekomst ten slotte uitmaken of de goede verwachtingen van het bestuur verwezenlijkt zullen worden. Mocht de executie niet verhinderd worden, dan zal voor de aandeelhouders waarschijnlijk geen cent overblijven. De volgende week hieromtrent nader bericht. Morgen en aanst. Zaterdag houdt de Effec tenbeurs vacantie, volgens beschikking van de Vereeniging van den Effectenhandel. Een goed, een practisch besluit Reeds Paulus zei: de boog kan niet altijd gespannen zy'n. A'dam, 30 Aug. 1900. D. STIGTEEKantoor: Singel 221. iiiiiiiillilllinlllllliiilllliilili lllllllflIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIi NIEUWE UITGAVEN. CH. DBLON, De geschiedenis van een Dorp vóór de Fransche revolutie, vertaling van Nellie, met 47 illustraties. Amsterdam, S. L. v. Looy. De Bliksemafleider in beginsel en werking, (met afbeeldingen) door dr. L. BLEEKRODE. Amsterdam, S. L. van Looy. Vakbeweging en Politieke Partyen. Een ver zameling van vertaalde opstellen. Amsterdam, A. B. Soep. ?Bibliotheek voor jongens en meisjes," onder redactie van NELLIE. Oehoehoe in de Wildernis, door N. VAN HICHTUM. Met 36 illustraties. Amsterdam, S. L. van Looy. ?Nederlandsche vereeniging tot afschaffing van alcoholhoudende dranken." Zes-en-vyftigste Jaarverslag 1899. J. Kuiken Jz?St. AnnaParochie. Perles de la poésie frangaise contemporaine 6me dition revue et considérablement Augmentée par E. E B. LACOMBLÉ. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf. De Schoonheid van de vrouw, door dr. C. K. SÏBATZ, met 130 afbeeldingen in den tekst. Amsterdam, Scheltema & Holkema's Boek handel. LEON N. TOLSTOY, Patriotisme en Staat, uit het Russisch vertaald door Z. S. Den Haag, drukkery »De Vrede". Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden, naar hun oorsprong en beteekenis, verklaard door dr. F. A. STOETT, 5e en 6e aflevering. Zutphen, W. J. Thieme & Cie. Helden der kust. Eene geschiedenis van het Noordzeestrand naar het Hoogduitsch van A. OHOBBN. Voor de Nederl. jeugd bewerkt door J. A. BIENTJES. Amsterdam, C. A. J. van Dishoeck. Inhoud van Tijdschriften. Taal en Letteren, Afl. 8: J. Koopmans, Middelnederlandse romans. N. A. Cramer, Een oud woord in het Westvlaamsch terugge vonden. Niet allen 't zelfde (Van Hall). Dr. W. de Vreese, Over Middelnederlandse handschriftkunde in verband met taal- en letterkunde. B. H., ledealisme ? Friedrich Nietzsche, Richard Wagner (Prof. dr. Alex. Wernicke). Uilenspiegel (Alb. Verwey). Eigen Haard. Adel, door S. C. (Slot). De Stadhouders van Friesland uit het Huis van Nassau, door Mr. M. C. Nyland, met portretten van Johan Willem Friso en zijne Gemalin Prinses Maria Louisa. Van Oosterbeek naar den Doorwerth en Wolfhesen, door Jer°. de Vries, met afbeeldingen. (Slot). De oude herberg, naar het Duitsch van Hermann Menkes. Openbare Speeltuinen, door J. A. Tours, met afbeeldingen naar photo's van Dr. E. Neuhauser. (Slot). Verscheidenheid. Feuilleton. «miimiim imi iiiHiiiiiiiiiiittiiiiiiiiiiiiiiiinmiiw LLERLEI Vereeniging voor volks bibliotheken. De bibliotheken worden heropend in Sep tember en dan bestaat er ook weder gelegen heid tot inschrijving van nieuwe leden. De kosten bedragen 5 cents voor entreekaart, 10 cents catalogus, terwy'l voor 't huren van een boek wekelyks l cent berekend wordt. Bibliotheek I wordt geopend 3 September, Maandags, 's avonds van 1%?9 uur. Govert Flinkstraat hoek Sweelinckstraat. School 59. Bibliotheek II wordt geopend 4 September, Dinsdags, 's avonds van 4M?9X uur. Krayenhoffstraat. School 6. Bibliotheek III wordt geopend 7 September, Vrijdags, 's avonds van 4?8 uur. »0ns Huis", Rozenstraat. Bibliotheek lila wordt geopend 10 September, Maandags, 's avonds 7?9. »0ns Huis", Rozenstraat. Voor de gevangen Boeren. Het Middelburgsch dames-comité»Cronjéen zijne medegevangenen" in de eerste plaats hartelijk dankzeggende voor de vele geschenken als kleeren, provisiën, lectuur en versnape ringen in den laatsten ty'd ontvangen en waardoor het in de gelegenheid gesteld is geworden weder een vijftal kisten naar Kaapstad af te zenden, welke naar gelang der behoefte door den consul-generaal aldaar zullen ver deeld worden tusschen de gevangenen te Simonstown en op St. Helena, deelt ons verder mede, dat het zy'n arbeid wenscht uit te breiden met het oog op de gevangenen op Ceylon. «Nogmaals wordt een beroep gedaan op uwe milddadigheid om zoo wy hopen in staat gesteld te worden onze moedige en van alles verstokene stamverwanten van het vaak allernoodigste te voorzien. De heeren De Vries & Co. cargadoors en expediteurs, de Ruyterkade 100, Amsterdam, zullen evenals voor Kaapstad en St. Helena ook voor de verzending naar Ceylon zorg dragen. Goederen gelieve men onder het merk M C met opgave van den inhoud aan genoemde expediteurs af te zenden. Vracht en verdere onkosten komen geheel voor rekening van het Middelburgsch comité. Het comitéregelt de verdeeling der goederen voor de verschillende havens in overleg met de respectievelijke consuls, tenzij door de schenkers bepaalde aanwijzing gedaan wordt, hetzij aan het comitéof aan de genoemde expediteurs De Vries & Co. Kleeren en levensmiddelen zy'n in het bijzonder welkom. De eerste verzending zal half September plaats vinden. llllillllllllllliiiillllilllliiiiiiliiliillllliililiiiilllllllliiiiiiiillliiiiiiiilllliiiil Mynheer de Redacteur! Mr. J. A. Levy gaf in een vorig nummer een bespreking van >De strafreehtsmiddelen in de nieuwe strafrechtswetenschap" van mr. J. R. B. de Roos. Zou u my 't genoegen willen doen naar aanleiding daarvan 't volgende in uw blad op te nemen. De appreciatie van mr. de Roos' dissertatie laat ik daar. Maar 't komt me voor dat er in de bespreking, waaraan mr. Levy ons straf recht onderwerpt, een niet geringe logische fout schuilt. En aangezien de resultaten, waartoe hy komt mij te gewichtig schynen om niet door zoovelen mogelyk nagedacht en goedgekeurd te worden, vind ik het jammer dat zy'n verkeerd principe velen misschien zou kunnen afschrikken. By beoordeeling van strafrecht kan men zich stellen op intuitief- formalistisch of op teleologisch (utilistisch) standpunt. Mr. Levy doet zonder aarzelen het eerste, zelfs zoo forsch, dat utiliteit hem uit den booze schijnt en recht en utiliteit onvereenigbaar. Hy gevoelt zich hierbij gerugsteund door Kant. Laten we dit in de eerste plaats onder de oogen zien. 't Formalistisch standpunt van mr. Levy en Kant leert: Recht is recht, omdat het recht is. Iets is niet goed, om eenig gevolg, maar omdat de categorische imperatief het vordert. Zoo ook is straf straf, regelmatig verschonend waar 't recht overtreden is. Op 't strafrecht toegepast: wie 't recht overtreedt, moet gestraft worden, omdat hy 't recht overtreedt. Dit nu neemt mr. Levy met Kant tot uit gangspunt. Een opmerking: Wie tegen 't recht zondigt, zondigt tegen die hooge wet, welke 't recht eischt. Met welk recht leggen wij den zooda nige straf op? De wetgever, die den eisch stelde, gaf zelf de poenale sanctie meteen gewetensonrust en zelfveroordeeling. En wy anderen, die ons bewust zy'n ook vaak zoo te zondigen, hebben ons er buiten te houden. Hier geldt 't door mr. Levy aangehaalde woord: oordeelt niet. Maar de maatschappij oordeelt toch. Klaar blijkelijk dus omdat ze de dingen en terecht, anders inziet. Zij straft niet de zonde, omdat ze zonde is, maar omdat ze de slechte gevol gen van de zonde ziet en vreest. En ze straft niet uit gerechtigheidszin, maar om den mis dadiger te verhinderen op nieuw misdadig te zijn. Ik vraag met Paulsen (System der Ethik II): als ze door de straf de misdadiger niet van verder onrecht kon afhouden, zou ze dan straffen? Ongetwijfeld neen, ze straft, omdat er misdreven is, maar opdat er niet weder misdreven worde, gelijk men een put dempt, omdat het kalf verdronken is, maar opdat geen tweede verdrinke. Ze wil afschrikken door de straf en de schuld onmogelijk maken (boete, gevangenisstraf). Straf is hier dus middel, geenszins zelfdoel. Daardoor vervalt vooral niet dat recht recht is, omdat 't recht is. Neen, voor den individu geldt 't zoo. Subjectief is de categorische imperatief niet te loochenen (gelukkig). Maar objectief dat is bekeken van uit 't oogpunt der maatschappij tegenover haar leden is recht wel degelijk utiliteit, en is straf middel om 't recht te handhaven door 't onrecht te vooi komen. Principe van mr. Levy is: straf = zelfdoel. Men zou dus verwachten, dat hy' by een zoo radikaal ingenomen standpunt zijn prin cipe zou doorvoeren. En wat zien we tot onze verbazing? Dat bij de conclusie van 't «zelfdoel" op eens een middel groeit. De volgende, zich zelf weersprekende, zin leidt het in: 4n dit verband is het zelfdoel der straf dat zy tuchtigt, ja, maar vergeet het toch vooral en vooral niet, verbetert tevens." En dan wordt in het laatste deel van het betoog ontwikkeld, hoe dat voor oogen moet staan en bereikt kan worden de verbetering van den individu door de straf 't zy- door toezicht krachtens vonnis (Amerika) of door voor waardelijke veroordeeling (Engeland, Frankry'k, België). Hier is dus zoo duidelijk en klaar mogelijk de straf middel tot verbetering en tot bescherming der maatschappy. Dit is in geen geval te rymen met 't principe waarvan mr. Levy uitgaat: straf is zelfdoel. Straf z= zelf doel, dat is de straf heeft zichzelf tot doel, sluit onvoorwaardelijk uit: straf = middel, dat is de straf, moet iets anders bereiken, bevorderen. En mr. Levy en Kant, die broederlyk van 't zelfde beginsel uitgaan, raken hier in een vrjj vinnig contact, waar mr. Levy 't boven staande wil, en Kant zegt: ?Das Strafgesetz ist ein kategprischer Imperativ. Richterliche Strafe kann niemals bloss als Mittel, ein anderes Gut zu befördern, für den Verbrecher selbst oder für die bürgerliche Gesellschaft, sondern muss jederzeit nur darum verhangt werden, wéil er yerbrochen hat." Ik acht 't noodig dit strydige tusschen prin cipe en conclusie aan te toonen. Hierom: Nooit kan genoeg geaccentueerd worden, dat de straf verbetering van den schuldige moet beoogen, nooit kan te klaar worden ingezien, dat de straf opvoedmiddel moet zyn en middel om 't kwaad te voorkomen. En dankbaar zy'n we mr. Levy, hoe meer hy dit betoogt. Maar dan ook moet met besliste consequentie opgegeven worden 't verkeerde principe: straf is zelfdoel. Zoowel om zelf op zuiver standpunt te staan, alsook om niet anderen af te schiikken van 't practische doel, dat we beoogen, door een onjuiste theorie, een onhoudbaar beginsel. Nog een enkele opmerking. Ik had graag by »de instellingen, waarnaar we in ons vader land reikhalzend uitzien" 't .Etourastelsel zien gevoegd, dat elders reeds lang zulke uitstekende resultaten gaf. En ik zou er dankbaar voor wezen als mr. Levy nog eens dat stelsel mee wou helpen bekend maken, dat zoo geheel in zy'n geest werkt. Met dank voor u, mynheer de redakteur en in de hoop, dat mr. Levy my' niet ten kwade duide wat ik schreef, niet om gely'k te hebben, maar alleen om de zaak zelve, noem ik my' W i n su m (Fr.) Uw dw. dn., 21 Augustus 1900. G. HOHBEUS DE HAAS. \eer de Redacteur! Zoudt gij zoo goed willen zijn, het volgende in uw blad op te nemen. Mijne inaugureele rede is de eer te beurt gevallen, heel wat pennen in beweging gebracht te hebben. Zoo lang slechts wijsgeeren van de kracht van Albert Verwey daarop hunne krach ten beproefden, kon men geredelijk zwijgen. Nu echter wordt ook in uw weekblad bij eene bespreking door den heer Levy van de disser tatie van den heer De Roos mijne rede er met de haren bijgesleept en giet hij de fiolen van zijn toorn uit zijn overvol gemoed op mij uit. Ik ben niet alleen een verstokt materialist, die wel op Kant durft neer te zien, maar bovendien laat ik halve gekken spreken (de heer Levy bedoelt hiermede, dat mijne oratie gekkenpraat is en dat ik de gek ben) en ik drijf verder zwakhoofden (Levy ook ?) naar de kerk, die altoos klaar staat, verontrustte gemoederen koesterend in haar schoot op te nemen en behagelijk een rad voor de oogen te draaien. Deze laatste insinuatie aan het adres van de kerk is perfide. Ik heb mij afgevraagd, of ik op dergelijk geschrijf moet antwoorden, ik deed het tot nog toe niet en ik zou het liever niet doen, wanneer ten slotte niet de overweging bij mij opkwam, dal er van dergelijke praatjes wel zooveel zou kunnen blijven hangen, dat wer kelijk zwakhoofden naar de kerk gedreven zou den worden. Het is niet gemakkelijk, 's heeren Levy's stuk te beantwoorden. Zijne redeneeringen zijn juist als van sommige andere ideale mensehen, als rook; grijpt men er naar, dan heeft men aiets. Ik loop dus telkens gevaar, dat de heer Levy mij zal antwoorden, dat hij zijne door mij ge wraakte opinies niet gezegd heeft of niet op die wijze gezegd heeft. Dat mijue oratie gekkenpraat is, zegt de heer Levy wel, maar hij gelooft dat niet. Hij zegt dat alleen, om zijne gemoedsrust te behouden, hij moet zich dat diets maken om zich met zijn idealen Kant verder rustig in slaap te kunnen wiegen. Geloofde hij het inderdaad, dan ware het immers onmogelijk, dat hij bijna een jaar lang na het uitspreken der oratie, daar nog zoo boos over kon worden. Over gekkenpraat maakt men zich niet boos, dat doet men bij voorkeur over meeningen, die geliefde theoriën tegenspreken. Ik moet de opmerking maken, dat dit spreken over gekken mij geweldig hindert, omdat ik het zoo grenzenloos ongevoelig vind. De heer Levy en anderen mogen bedenken, dat zij, als de omstandigheden er toe leiden, morgen ook tot die gekken kunnen behooren, en hij hebbe dus een greintje meer piëteit voor zieke menschen. Het is gewenscht eenige rook van den heer Levy te verdichten, want zonder dat is er geen sterveling, die er iets aan heeft. Hij spreekt over RECHT met een hoofdletter en bedoelt daarmede die geblinddoekte juffrouw met de weegschalen en het zwaard. Levy zou kokend worden, wanneer hij die hoofdletter moest missen, veel boozer nog dan zijn juffrouw, die het met dt schreef. Ons strafrecht dan, zoo zegt hij, is niet verkeerd omdat het ondeter ministisch is, omdat er een mystiek-philosophisch principe van toerekenbaarheid, vergelding enz. aaa ten grondslag ligt en het toekomstig straf recht is niet goed, omdat het utilistisch wil zijn, want Recht is een doodvijand van utilisme. Maar ons strafrecht is verkeerd, want: //Recht is recht omdat het Recht is; op geen anderen dan uitsluitend op dezen grond". Recht is zelf doel en straf is dat ook zegt hij eenige regels te voren. Dit zelfdoel van het //Recht" is een kenmerkende uiting. Het is een kleine ver schuiving, anders niet. Het is als bij den histo ricus, bij wien niet de historie het doel is, maar het archief, dat middel behoort te zijn, of als bij den onderwijzer, waar niet de goede opvoeding doel is, maar de orde op school. Deze beide vergeten, dat bij een prachtig archief, de historie slecht beoefend kan worden en bij een uitstekende orde op school, de opvoeding slecht kan zijn. Zoo ook is goed recht een middel, maar geen doel; goed recht is geen eindpunt. Schrijft men Recht met een hoofdletter, is het een Juffrouw, ja, dan is het een doel. De moderne school in het strafrecht leert, dat de nieuwe strafwetten verkeerd zijn en voert daar tallooze gronden voor aan. Onze nieuwe strafwetten kweeken misdadigers, ze maken ze erger, de heer Levy erkent het, onze inrichtingen voor jeugdige boosdoeners zijn broei nesten, waaruit de latere misdadigers voortkomen enz. Alles goed en wel, zegt de heer Levy, maar op dergelijke gronden mag men onze strafwet niet afkeuren, dat zou utilisme zijn en dat is de doodvijand van het Recht. Wanneer het Recht, die blinde Juffrouw, werkelijk wilde, dat men misdadigers kweekte, al moest dan ook de onderste steen boven, ,al was de maat schappelijke orde niet meer te handhaven, ook bijaldien het oogenblik naderde, dat deze onze planeet wezenloos en levenloos langs eenzame banen werd voortgestuwd en kil en ijzig haren ondergang tegemoet snelde" enz., dan toch nog moest die Juffrouw haren zin hebben, want Recht is Recht. Deze half metaphysische, half onzinnige poespas, die sterk doet denken aan de oude polytheistische godenaanbidding, waarbij Juffrouw Jastitia Levy's God is, moet als moti veering van ernstige zaken dienen. Men moet het echter niet al te ernstig met den heer Levy nemen; zoo erg, als hij zich hier voordoet, is het wel niet met hem. Het is meer een stukje idealisme, dat zoo mooi staat in speechen op vergaderingen, en als er maar wat van majesteit en dergelijk gedoe in voorkomt, komt de rest er niet op aan. De heer Levy heeft goed praten, maar hij weet wel, dat het hem niet zal overkomen, dat hij »in de lijkwa van den laatsten sterveling op een planeet, die wezenloos en levenloos langs eenzame banen wordt voortgestuwd" zal rondloopen. Ik vermoed, dat hij al lang vóór dien tijd aan de Majesteit van het Recht den rug had toegekeerd, wanneer die daar de schuld van was. Tot mijn groot genoegen bemerk ik, dat de heer Levy voorstander is van hervormingen op strafrechterlijk gebied, die mijne volle sympathie hebben. Hij bepleit voorwaardelijke en onbe paalde veroordeeling en invrijheidstelling, betere berechting van kinderen. Hij vindt onze tegen woordige rechtspraak rijkelijk suf, bij heeft open oog voor de gevaren der onverbeterlijke misda digers «nz. Deze verbeteringen deduceert hij wel uit. zijn poespas van Recht is Recht"; maar wat doet er dat toe? Hij wil het en ik wil het ook en daarom laten wij hartelijk samen werken. Werkelijk, de heer Levy is zoo dwaas niet, als men naar zijn geschrijf wel zou denken. Laat die man zijn zin hebben en laat hij rede neeren, zooveel hij wil, men behoeft er niet eens naar te luisteren. Zijn slotsom is goed en daardoor heeft hij een steentje bijgedragen, om het menschdom gelukkiger en beter te maken. Ik zou er mij op kunnen beroemen, dat mijne beoordeeling van Levy, veel hooger staat, dan zijn oordeel over de kerk en toch sta ik verder van hém, dan hï] van de kerk. Dat hij mijne argumenten geniepig noemt, vind ik wel niet aangenaam, maar dat vergeef ik hem door zijne vele goede dingen gaarne. Dat hij spreekt over vodden van menschen, die ik wetenschappelijk hoog acht, doet mij pijn lijker aan, maar ik wil wel gelooven, dat ook dit rethorica is. Summa summarum geloof ik, dat, wanneer het op daden aankomt, ik het zeer goed met den heer Levy zou kunnen vinden. Misschien is op het crimineel-anthropologisch congres in Amsterdam in 1901 nog wel gelegenheid daarvan blijk te geven. Nu nog enkele wetenschappelijke opmerkingen. Niet om op den heer Levy indruk te maken, ik vermoed, dat hij te zeer ver-Kantst zal zijn, om nog oog te hebben, voor wat daar buiten ligt, maar meer om voor anderen aan te toonen, hoe ver genoemde heer in zijne theoretische beschouwingen mis is. De schrijver der dissertatie, zegt hij, is in de leer geweest bij materialistische voorgangers en daar zou ik dan onder behooren. In de opvat ting, dat mijne psychologische richting met de materialistische samenvalt, staat de heer Levy niet alleen, meerdere personen, aan wier oordeel ik hecht, hebben mij hetzelfde gezegd. Het zal mij gemakkelijk vallen, dit tegen te spreken. Onder materialisme versta ik dat metaphy sische systeem, hetwelk uitgaat van de twee volgende grondstellingen. Ie. Al onze geestesprocessen zijn onverbre kelijk verbonden met aiaterieele zenuwproces sen en 2e. Die materieele processen zijn de geestes processen zelf. De eerste thesis maak ik gaarne tot de mijne; zij wordt aangenomen door philosophen van de meest verschillende richting. De tweede stelling is de specifiek materia listische. Deze neem ik niet aan, omdat wij het niet weten en niet kunnen weten. Daarmede is zij verwezen naar het gebied der metaphysica en daardoor moet het materialisme gerangschikt worden onder de andere metaphysische systeemen. Door een voorbeeld is het gemakkelijk deze beide stellingen nader toe te lichten. Vooronderstel een of ander geestesproces, b.v. de heer Levy, bezig zijnde, een stuk tegen mij te schrijven, en nemen wij daaruit de indruk wekkende passage, waar onze planeet kil en ijzig haar eenzame baan vervolgt en de laatste mensch in lijkwa rondwaart. Dit geestesproces heeft twee kanten. De eene kant wordt alleen gekend door den heer Levy zelf. Dat zijn de tallooze gewaarwordingen, sentimenten en ideeën, die zich in duizenderlei samenvoeging combi neeren tot die geestesproducten, welke ons voorgezet worden. Die weet Levy alleen, en wan neer wij ze zullen weten, moet hij ze ons eerst mededeelen. Dit subjectieve van elk geestesproces is voor objectieve waarneming ontoegankelijk. Maar er is nog een andere kant. Vooronder stel, dat ik, toegerust met onbegrijpelijk fijne instrumenten, met X- en Y-stralen en nog vele andere stralen, met millioenvoudig vergrootende miscroscopen en met het allerfijnste chemisch en physisch instrumentarium, dat de voortgaande natuurwetenschap in millioenen jaren had weten saam te stellen, een blik in de hersenen van den heer Levy kon werpen, terwijl hij met zijn geestesarbeid bezig was. Ik zou dan alles zien, wat er in die hersenen gebeurde en dat zou niet weinig zijn. Ik zou duizelingwekkende combinaties van milliarden atoom- of molecuulgroepen te zien krijgen, ik zou krachtcentra zich op oneindig aantal wijzen zien vervormen en verplaatsen, in n woord, ik zou de objec tieve zijde voor mij hebben van dat proces, waarvan de heer Levy op 't zelfde oogenblik den subjectieven kant ondervond. Een materialist nu meent, dat hij in eene bepaalde molecuul of klachtcombinatie alles voor zich zou hebben, wat b.v. de lijkwa of de ijzige planeet geestelijk samenstelde. Hij zou tegen den heer Levy kunnen zeggen, ga nu maar heen, ik weet niet alleen al uwe ideeën, maar ik voel ze zelf, evengoed alsof ik ze zelf gemaakt had, alsof ik uw stukje geschreven had. Dat is niet mijn standpunt. Ik zou in ver voering geraken over de wonderlijke gecombineerdheid van een dergelijk materieel proces; ik zou in aanbidding neerzinken voor de ver wonderlijke combinaties van aantrekking en afstoöting enz.; maar ik zou niet tegen den heer Levy kunnen zeggen, ga nu maar heen, want ik zou nog niets weten van de subjectieve zijde van die geestesprocessen; ik zou ze mis schien kunnen deduceeren, maar ik zou ze niet voelen; het zou niet zijn, alsof ik het stukje zelf geschreven had. Na de^en uitleg vertrouw ik, dat de heer Levy mij geen materialist meer zal noemen. Bij menschen van de richting van den heer Levy is dat materialisme een soort boeman, om de goede gemeente bang te maken. Eigenlijk zeer ten onrechte, want hij zelf staat er dichter bij dan ik. Het materialisme is een metaphysisch systeem, dat gelijkwaard'g is met vele andere metaphysische stelsels, of dat van Kant of van wien 't anders ook is, en waarop ik, ondanks des heeren Levy's en anderer woede, blijf neerzien. Het slot van den heer Levy's stuk is ietwat zonderling. Ik had gezegd, niet te weten wat stof is. Dat zal wel uitkomen; de heer Levy weet het ook niet. Omdat ik echter niet weet, wat stof is, mag ik niet concludeeren, zegt de heer Levy, dat de menscheliike geest uit gewaar wordingen is opgebouwd, en dat de gewaar wording de eenvoudige psychische componente is en al het andere eene compositie daarvan; en ik mag ook niet concludeeren, dat elke strafwet van het principe van verantwoordelijkheid uit gaat. Dergelijke praat mag men gerust verward heid noemen. 1) Bij al het gecritiek, waarvan mijne oratie het onschuldige object is geweest, heb ik mij over n ding verbaasd, en dat is over de onwetend heid van de heeren critici. Ten minste, zij doen alsof zij zoo onwetend zijn, ik wil hopen, dat het maar schijn is. Men doet b.v. alsof ik de stelling heb uitgevonden, dat de gewaarwording en hare nablijving, de herinnering, de eenvou digste componente van den menschelijken geest is. Ik zou wel willen, deze groote gedachte gehad te hebben ; het is eene ontdekking om jaloersch van te worden. Men bedenke, welk een prachtige parallel deze stelling van de subjectieve wereld, in de objectieve heeft, waar het Darwinisme eeu gelijksoortige plaats inneemt. Het is de ontwikkelingsidce van de objective naar de subjective wereld overgeplaatst. Maar, eilieve, hebben de heeren nooit gehoord van Münsterberg, Mach, Ziehen, Wund, James, Spencer, om van ouderen niet te gewagen, en kennen de heeren dan heelemaal niet die groote en indrukwekkende richting der nieuwe psycho logie, die men de experimenteele noemt? Zijn zij dan zóó in Kant verdiept, dat groote nieuwe geestesstroomingen hen ontgaan? Wij hopen, dat zij maar zoo doen, en dat het air hébété, dat zij aannemen, wanneer dergelijke dingen verteld worden, maar geveinsd is en dienst moet doen om indruk te maken. Mijn voornemen is, de meer dan volle gemoe deren van de heeren critici nog een jaartje te laten overkoken; dan kom ik misschien nog wel eens op de zaak terug, om eene algemeene revisie te houden. Ondertusschen betreur ik, op een enkele uitzondering na, het minder dan middelmatige peil hunner prestaties. De heer Levy neme met dit weinige genoegen. Leiden, 20 Aug. 1900. G. JELGERSMA. 1) Bij de correctie bedenk ik, dat de heer Levy bedoeld zal hebben, dat ik zou moeten aannemen, dat de menschelijke geest, de gewaar wording, verantwoordelijkheid enz. stof is. Bedoelt hij dat inderdaad, dan is zijn werk geen'verwardheid maar onzin. Levy, Levy; zulke groote vergissingen passen niet bij zulke groote woorden. Bloemendaal, 27 Aug. 1900. Aan de Radactie van De Amsterdammer. Mag ik u beleefdelijk plaats verzoeken voor eenige weinige regelen ? De 16den Juli 1793 drie dagen na Marat te hebben vermoord schreef Charlotte Corday (eigenlijk Charlotte de Corday-d'Armont) in de Conciergerie te Parijs den volgenden brief aan haar vader: »Pardonnez-moi d'avoir disposéde mon existence sans votre permission. J'ai veng bien d'innocentes victimes. J'ai prévenu bien d'autres désastres. Lepeuple, unjour désabusé, se réjouira d'être délivréd'un tyran. Si j'ai cherchéa. vous persuader que je passais en Angleterre, c'est que j'espérais rester inconnue J'en ai reconnu l'inipossibillité. J'espère que vous n e serez pas tourmenté; en tout cas, vous avez des défenseurs a Caen. J'ai pris pour défenseur Gustave Doulcet de Pont coulant. Un tel attentat ne permet nulle défense. C'est pour la forme. Adieu, mon cher papa, je vous prie de m'oublier ou plutót de vous réjouir de mon sort. La cause en est belle. J'embrasse ma soeur que j'aime de tout mon coeur. N'oubliez pas ce vers de Corneille: »ie crime fait la honte, et non pas l'échafaud!" C'est demain a huit heures que l'on me juge Charlotte Corday had de aanhaling ontleend aan: Le Comte d'JSssex van Thomas Corneille (Acte IV, Scène 3): Le crime fait la honte, et non pas l'écha faud; Ou si dans mon arrêt quelque infamie clate, Elle est, lorsque je meurs, pour une reineingrate Qui, voulant oublier cent preuves de ma foi, Ne mérita jamais un tel sujet que moi." Jammer dat mr. Levy, overigens zoo gesteld op precisie, »den wonderschoonen regel" ver minkt heeft. (Zie zijne bespreking van de dissertatie van mr. J. R. B. de Roos in De Amsterdammer van 19 Aug. j.l.) P. J. VAN ELDIK THIEME. vragen. Ik las de groene Amsterdammer van 5 Aug. 1.1. en daarin G. van Hulzen's recensie over De Arbeid, naar aanleiding vrjn welke ik ge dateerd 8 Augustus een uitvoerig artikel aan dat weekblad zond, en nu, wijl mijn artikel wegens uitvoerigheid werd geweigerd, mijn doel wil trachten te bereiken door den heer v. H. de volgende vragen te stellen: 1. Waarop baseert de heer v. H. zijn be wering, dat de medewerkers van De Arbeid zouden zy'n omgezwaaid? Het feit toch, dat naast v. Deyssel ook Kloos, enz. de eer wordt gegeven, die hun toekomt, is daarvoor geen 2. Waaruit put de heer v. H. de overtui ging, dat de medewerkers van dit tijdschrift niet altijd iedereen die eer bewezen hebben? 3. Hoe zou de heer v. H. verdedigen, dat de medewerkers van De Arbeid decadent zy'n; en waarop baseert hy, dat ze dat hebben toe gegeven? K. v. Woudestein gaf, zeer in het algemeen sprekende, van alle proletarische litteratuur toe, dat ze nog inferieur is aan de burgerlijke, hieruit volgt natuurlek niet de decadentie. 4. Hoe kan de heer v. H. de verplichting van dag- en weekbladen, werken zoo spoedig mogelyk te recenseeren, overbrengen ook op tijdschriften ? 5. Hoe kon Karel v. Woudestein een boek dat den 6en Juni verscheen, recenseeren in De Arbeid van het midden dier maand? 23 Aug. 1900, R'dam. W. ESTOB.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl