Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1211
t
L
Naar Jdgersma, is de menschelijke geest
opgebouwd uit gewaarwordingen, herinne
ringen, ideeënassociatie en wat dies meer
zij. Het is mg bijzonder aangenaam. Ik
neem echter de vrijheid te vragen, wat het
ons wel te verstaan: voor ons doel
eigenlijk schelen kan ?
Hoe meer Haeckel mij aantoont, dat
Darwin's heuristische hypothese waar, en de
mensen, krachtens evolutie, niet geschapen,
maar geworden is, des te sterker is mijne
onuitsprekelijke bewondering voor den door
de rede gepostuleerden Bouwmeester van
een cosmos, met infiaitesimale grootheden
tot stand gebracht.
Hoe 'meer Jelgersma mij inscherpt, dat
nietige, voorbijgaande afdrukken,indrukken,
het fijne, alomvattende en alomspannende
weefsel tot stand hebben gebracht, dat
's menschen geest heet, en waarin straks
ginduche cosmos zich afspiegelt, des te
onbegrensder is my'ne aanbidding voor eene
kracht, die, met schijnbaar nietige hulp
middelen, zoo groot en zoo grootsch doet.
Aldus delft het materialisme, ten einde
toe doorgedacht, zijn eigen graf. Di>ch zij
denken niet, de hulpeloozen, zij concludeeren
maar toe, overhaast, voor het vaderland weg.
Indien waar is, wat Haeckel ons leert, dan
is z'n'n bjek niet een verheerlijking der
materie, maar eene glorin'catie van de
Alkracht. Indien waar is,_ wat Jelgersma
ons meedeelt, moeten wij niet »aeerzien" op
maar opzien tot de heroën, die het wereldplan
beschrijvend,hetons hebben leeren begrijpen.
Het materialisme zou een tysteem ziin!
Ja, een Fysteem voor zwakhoofJen. _ De
verdwaasden, zij zien niet, wat een blinde
tasten en voelen moet: dat de psychische
praedispositie niet te loochenen valt. hoe meer
gij de physische verschijnselen met haar in
verband brengt. Twijfelen zij daaraan? Welnu,
laat hen de klinkers voor hun deur les in
het spreken geven. Dat heeft het dubbele
nut, dat ze van hun waan genezen worden
en ons niet langer vervelen.
De heer Jelgersma verzoekt mij met het
weinige, dat hij gaf, voor lief te nemen.
Dat .toont een gul gemoed en vrijgevig
naturel. Ik mag dus aannemen dat hij
goedkeurt, zoo ik rondweg en verstaanbaar,
zonder omwegen of' complimenten, hem ge
zegd heb, waar het op staat.
A m s t., 3 S ipt. 1900. J. A. LEVY.
FELICE Toom. Fantasie «Paljas" voor viool
met klavierbegeleiding De Alg^meene
Muziekhandel voorh. Stumpff& Koning,
Amsterdam.
GOTTFBIED MANU. Ario-'O voor viool met
klavier. G H. van Eek, 's Gravenhage.
C. ANDRIESSES. Mtnuetlo op. 10 en Scherzo
op. 11 voor viool en piano. Joh. Garadts
& Co., Hilversum.
J. H. OUSHOORN. Andante voor violonoel
met klavierbegeleiding op. 17. G. H. van
E;k, 'B Gravenhage
JACQUES PRESBURG. Tieee liederen voor een
gopraanstem, op woorden van Else van
Brabant. A. A. Noske, Middelburg.
L ADR. VAN TETTERODE Ontztg, gedicht
van A. Pierson voor gemengd koor met
orgel- of klavierbegeleiding op. 2">. De
Algemeene Muziekhandel voorh. Stumpff
& Koning, Amsterdam.
Het is niet zeldzaam dat dramatische m «ziek
gebruikt wordt als aanleiding tot phantasiën,
paraphrases enz. enz. Wie kent niet de
transcripties van Liszt voor piano van Don
Juan, Faust enz. enz.; wie kent ook niet de
Faust- en Othello-phantasiën van Ernst,Sarasate
e. t. q ? Men doet goed deze soort muziek te
rekenen tot de z. g. yirtuosenmuziek en als
zoodanig is zy ook nuttig, omdat zij de gelegen
heid biedt de techniek te ontwikkelen.
Dat er by een dergelijk werk geen sprake kan
zy'n van logisshen vorm,is duidelyk.De bewerkers
hebben dit meestal ook niet beoogd. Wanneer
dan ook de zettingen met de noodige zorg
vuldigheid in harmonisch opzicht zy' a tot stand
gekomen en wanneer de klavierparty niet be
handeld is als een «quantiténégligeable", dan
valt er voor den criticus al heel wat te loven.
Het werk van Felice Togni op motieven uit
de opera »Paljas" van Leoncovallo, onder
scheidt zich zeer gunstig door boven vermelde
eigenschappen. Uit den aard der zaak is de
vioolpartij schitterend behandeld ; dit is van een zoo
degelyk violist als de heer Togni ook wel niet
anders te verwachten; doch ook de pianopartij is
vlot en vloeiend geschreven. Ik heb slechts twee
opmerkingen; onder aan pag. 7 is my de
overgang naar het Cantabile espressivo wel
wat abrupt en potpourri-achtig; evenzeer
vind ik het piano-tusschenspel vóór het
F-dur-gedeelte op pag. 10 nu juist niet
byzonder geschikt om een F-dur gedeelte voor
te bereiden. Dit echter k part. Overigens
geloof ik dat flinke violisten, die zich na erns
tige, serieuse studie eens willen verpozen met
lichtere muziek, waar hoofd en hart kunnen
rusten en slechts de vingers zich in wuft spel
begeven, dat dezulken hier wat van hun gading
vinden.
Het Arioso voor viool en piano van Gottfried
Mann behoort tot bet genre salonmuziek. Als
men te veel acht slaat op den titel Arioso en
men ziet het stuk vluchtig door, dan zou men
misschien een broedere cantilene verwacht
hebben; speelt men het echter door en ont
waart men de niet onaardig gevonden canonische
bewerking van het motiefje by' het »un poco
animato" of de sierlijke arabesken in de
pianoparty bij den terugkeer van het hoofdmotief
in de viool, dan zegt men toch, 't is los en
luchtig, misschien wat vluchtig maar toch ele
gant en rank geschreven; kortom, zoo iets als
men van Mann verwacht. De moeilijkheden zy'n
niet van dien aard dat zy een ruime verbreiding
in den weg zullen staan.
De beide stukken voor piano en viool van
C. Andriessen, zyn zeer degelyk bewerkt. Het
>Menuetto" misschien een weinig zwaar, niet
elastisch genoegnaar my'n gevoelen; het»Scherzo"
echter met meesterhand. Bevreemding verwekt
het dat de componist voor een stuk in 4/4 maat
alla breve dezen titel koos; gewoonly'k toch
ontmoet men by een scherzo den driedeeligen
rhythmus. Het Trio in 2/4 maat is werkelyk
in melodisch opzicht een vondst! Het past
uitstekend bij het hoofdgedeelte en laat dit
ook zeer goed weder op zich volgen. Zoowel
de viool- als de piano-party' zy'n voor goed
ontwikkelde spelers berekend; dezen zullen
zich echter, vooral by het scherzo, de moeite
van de studie niet beklagen.
Het Andante voor violoncel van J. H.
Oushoorn heeft my eene aangename kennismaking
bezorgd met dezen componist. Afgescheiden
van de inleidende maten voor piano, welke
in hunne rhy thmische beweging ietwat monotoon
werken, kenmerkt zich het langzame gedeelte
door een boeiende, warme melodiek, uitermate
voor de violoncel geschikt. Het 'P.ümosso
is van zeer energisch karakter, zoowel wat
betreft de piano- als de cello-party. Liter
keert de aanvangsmelodie terug. Het stuk
bly'ft dan in deze stemming en wordt zeer
mooi afgesloten. Het ware te wenschen dat
de heer Oushoorn zyr.e compositie voor
orchest ging zetten. Het zou dan een goed
nummer zy'n voor een z. g. tweede deel
alleen enkele k'avier-figuren in de linkerhand
leenen zich minder goed voor een
orchestbewerking. Doch hierop kon de componist
misschien nog wel iets vinden.
De liederen voor sopraan van Jaeq-ies Pres
burg zy'n gecomponeerd op woorden van Else
van Brabant. Het is niet te verwonderen dat
deze dichteres meer en meer door onze com
ponisten geplunderd wordt. Hira verzen zy'n
fijn gevoeld en stemmingsvol en leenen zich
door vorm en omvang byzonder goed voor de
lied-compositie. Tot myn genoegen kan ik
van Presburg'? liederen zeer veel goeds
zeggen. Niet alleen ia de stemming der
gjdichtjes goed begrepen maar werkelijk uiterst
geestig en klankachoon weergegeven. E m wel
moeily'ke, maar prachtig klink»nde piano
begeleiding secondeert op voortreffelijke wyze
de vleiende en toch nooit in het banale
vervallende zangmelodie. Aan de declamatie
is niets te kort gedaan. Ik heb my verkwikt
aan Fyn RJO°JJ en Lente-liefJe en juich
het toe dat ia onze dagen zulke frissche
muziek geschreven wordt. Da liederen van
Presburg zullen wel spoedig in handen van
alle sopraanzangeressen zy'n; zy verdienen het
ten volle.
Ditmaal is het een koorwerkje waarmede
van Tetterode zich komt vertegenwoordigen
by den «Büihersc.hau" van dit j-iar. »0utzag"
van Pierson heeft hem geïnspireerd tot eene
compositie voor gemengd koor en piano- of
orgelbegeleiding. »Met plechtige erns." zoo
luidt de aanwyjing voor de voordracht en zoo
ook zou ik kunnen zeggen is de grondtoon
der compositie. S:atig schry'dt het geheel
voort en overal bespeurt men dat de componist
in de geheimen der koorbewerking is door
gedrongen, want het klinkt alles voortrcff sly'k,
niet het minst als het duistere bes kl. 3 plaats
maakt voor het sonore Bes groot.
Tjch mag ik niet verzwijgen dat het vast
houden aan hetzelfde tempo, het geheele stuk
door en het totale gemis aan polyphonie een
ietwat mor.otonen indruk maakt Misschien
echter meende de co.-npo ist dat dergelyke
soort van bewerking bij een koor van dien
omvang wat pretentieus zou zij a.
Groote moeilijkheden komen er niet in voor,
tenzy dan misschien de modu'atie by de woor
den : »of ooit een wonder ons naar 't land der
hoop zal dragen"; doch ook deze zal zeker
door elke eenigszins g?03iendekoorvereeniging
zonder veel moeite overwonnen worden.
Nog ligt voor mij de eerste aflevering van
het »L;ederhoek van groot Njderland" verza
meld door F. R. Coers Frzn. Aangezien deze
eerste aflevering vergezeld gaat van een voor
rede, waarover ik zeer veel te zeggen heb,
wil ik liever de volgende week in een
afzonderly'k opstel deze uitgave bespreken.
ANT. AVERKAMP.
«UlUUinilllraillllMIIIHatllllllIIIMItllllllHIIIHUIIIIIIIMtlHIHIIIfniWMII
De RemuraMKentflon tellingen te Amsterdam
en te Londen.
Gelyk velen wel zullen weten werd het vorige
jaar door de firma scheitema & Hulkema de
uitgave ondernomen van een prachtwerk, ter
herinnering aan de Rjmbrandt-tentoonstelling.
Daartoe werd een keus gedaan uit het
belangry'kste der inzendingen en een 40:al
photogravures werden vereenigd in een door Lion
Cachet verzorgde portefeuille met toelichtendea
tekst van dr. Hofstede de Groot.
Toen het bleek, dat de uitgave waardeering
vond, werd besloten tot een vervolg daarvan.
Na die van Amsterdam, werd ook te Londen
een Rembrandt-tentoonstelling gehouden. In
combinatie daarmee werd nu nogmaals een
keus gedaan uit R'smbrandt's geëxposeerde
schilderyen en met 26 examplaren, waarby
verschillende, die aan de bezoekers der Amst.
tentoonstelling onbekend zijn, de tweede por
tefeuille gevuld. Hieiby weder met tekst van
zooeven genoemden kunst-historicus.
Da reeds ondervonden belangstelling voor
dit werk kan, dankt my, niet anders dan
toenemen, en hèa, die slechts even over de
vereischte middelen beschikken kan, moet de
neiging het zich aan te schaffen onweerstaan
baar zy'n. By de eerste portefeuille is met
uitzondering van 3 of 4 exsmplaren misschien,
waarlyk een zeer gelukkige keus uit de
Amsterdamsche tentoonstelling gedaan en wat de
photogravures zelf betreft, zoowel om de tech
nische uitvoering als om het vry' kapitale for
maat van 40 X 50 cM. (zonder witten rand)
kan de reproductie van byna alles zeer be
vredigend geacht worden.
Langs geen anderen dan langs
photografi-ichen weg is een reproductie van een schilderij
in exacten staat mogelyk. Het substantieele
deel van een schildery, tot aan de minste be
weging in de techniek, kan daardoor alleen
op letterlyke wyze worden o vergezel. Wie, die
wenscht kennis te nemen van een hem onbe
kend schildery, zal daarvan niet het liefst de
wedergave in een goede photografi3 verlangen?
Een ets of gravure hoe volkomen ook, is
toch alty'd weer een interpretatie. Wel is het
waar dat ook de photographie al eens faalt,
en vooral by Rembrandt Maar wie heeft door
andere reproductie middelen een bevredigende
wederverschyning van de Nachtwacht gezien ?
De firma heeft verder ondernomen een
luxeuitgaaf gedrukt op Japansch papier, in een
beperkt aantal exemplaren.
Voor ieder exemplaar vervaardigde Lion
Cachet afzonderly k een perkamenten portefeuille
waarby' een open schild in het midden gelegen
heid biedt tot het plaatsen, van het wapen van
den inteekenaar.
Zoo waren er nu by Scheltema een aantal
ter bezichtiging gesteld, die in de ornementatie
slechts een tweetal motieven deden opmerken
maar die door de toepassing van verschillende
kleur-gamma's, tot onderscheiden varianten in
de versiering waren verwerkt. De arbeid ly'kt
my verricht door een vaardige hand, geleid
door voornamen smaak.
In de ornatnectatie, biedt de nog al inge
wikkelde samenstelling, een rustigen aanblik
door logische verhoudingen, en de aange
brachte kleuren, die even den indruk maken
van het battik-procédé, geven aan de vormen
een ryk leven, zonder het eigendommelyk
karakter van vlakheid te schaden. Een enkele
maal heeft de versierder zich misschien by de
uitwerking van zy'n motief, en wel in de kleur,
door een al te realistisch gezinde opvatting
laten leiden, maar in 't algemeen kan gezegd
worden, dat deze portefeuille voor de
luxauitgaaf van dit werk, een ry'ke en dengdely'ke
verschijning is tusschen de heden veelvuldig
zich opdringende boekbandversieringen.
' W. S.
De Tentoonstelling van antieke goud
en zilversmids werken in 't Friesch
Museum te Leeuwarden.
(25 Augustus tot 15 September 1300).
Deze tentoonstelling is niet, wat de beide
vereenigingen «Het Friesch Genootschap van
Geschied-, Oudheid- en Taalkunde" en »Dd
Ver. tot Bevordering van Vreemdelingenver
keer", oorspronkely'k hadden bedoeld dat zy
zou zy'n : een beeld van Friesche
kunetvaardigheid. Er kwamen toch te weinig
echtFriesche, in de provincie vervaardigde en be
waarde voorwerpen in, wat heel j immer is ;
want wy zy'n er zeker van, dat in tal van
huizen allerlei mooie en van kunstvaardigheid
getuigende dingen achler slot en grendel ver
borgen zitten die thans in een der nette
vitrines in de schilderyzaal van 't Friesch
Museum te Leeuwarden jdelyk een even veilig
plaatsje hadden moeten innemen. Maar door
tal van menschen werden, zoo het schijnt, de
desbetreffende uitnoodigingen niet gelezen;
anderen lieten zich door vrees weerhouden,
gedachtig aan 't een of ander on-dit »dat
by' zulke gelegenheden zoo gemakkelyk
eens iets kan wegraken," adat men zulke
erfstukken uit piëteit niet zoo maar het huis
uitdraagt,'' »iat er en dat deed dan de
deur dicht wel genoeg zou worden aangeboden
en dus zoo'n enkel stuk minder geen schade
zou doen." Een en ander was echter de oor
zaak dat het oorspronkelyk plan gewy'iigd
moest worden, en nu is niet alles antiek en
evenmin is alles door Friezen bedacht en ver
vaardigd wat daar in de schilderij «aal en het
byzaaltje wordt tentoongesteld. Tjch biedt de
aanblik ons veel verrassends, antiek naast
minder oud en zelfs heel jong: waarlijk, wy
gelooven niet dat allén antieke voorwerpen
in meerdere mate het oog zouden hebben
bekoord; het afwisselende doet o. i. wel
dadig aan, houdt den geest levendig en frisch.
En kry'gen we iets bizonder moois in 't
oog, dat, als we den catalogus raadplegen,
van verre komt en wellicht voor 't eerst door
friesche handen werd aangeraakt, dan gevoelen
we geen afgunst maar wel den wensen bij ons
opkomen, dat onze vaklui by het zien daarvan
mogen worden opgewekt, om te willen scheppen
't geen door 't voorgeslacht, maar ook door
thans levenden werd en wordt gewrocht.
't, Moet ons even van't hart: toen weby no. 100,
een zeer fraai bewerkte zilveren k roes, tot de ont
dekking kwamen, dat een ons bekend j >ngeling,
Jan B jlman, een geboren Leeuwarder, dat kunst
voorwerp had gemaakt en we met den bewerker
van den catalogus konden instemmen: »Ddze
fraai bely'nde kroes doet den zeventienjarigen
werkman alle eer aan", toen verheugden we ons,
dit niet-antieke maar piepjonge
zilversmidswerk, in dit voorjaar gemaakt, te mogen
bewonderen. Wat zal de aanblik van 't geen
de »oudjes" maakten, dien jeugdigen vakman
inspireeren en bemoedigen op z'n verderen
loopbaan, waarop geduld, en nog eens geduld,
naast smaak en vernuft de beste leidsman is,
de eenige borg kan zijn om tot welslagen te
geraken.
Van veel geduld by wilskracht en een vaste
hand getuigen tal van voorwerpen groot en
klein. B j de bekers met en zonder »aiolentje"
kunnen we daarvan allereerst de bewyzen zien.
Men kan er lang op kijken eer men elke er
op voorkomende afbeelding goed heeft gezien
en de schoonheid der kunst, om zooveel op
zulk een betrekkelyk klein oppervlak te
voorschy'n te brengen, genoegzaam heeft gevoeld.
Elk stipj i, elk streepje, elke aangebrachte
ronding, hoe fluiw ook, heeft beieekenis 't
Cadeau-geven van zoo'n beker, die, gevuld
met nat, niet gemakkelijk in n hand te houden
zal zy'n geweest, was in de 10 3 en 17 < eeuw een
zeker nog al veel voorkomend iets. Er is er een
(no 24 van den Catalogus) in 1G07 door de
huurders der landery'en op het Bildt, die door
den hertog van Saksen aan de stad PVaneker
waren afgestaan, aan de regeering dier stad
geschonken; 't is een prachtstuk ! De kelk
en het deksel vormen te samen een globe,
waarop de wereldkaart aitvoerig is gegraveerd.
Behalve deze zeer duidelijk zichtbare gravure
op het verguld-zilver, is ook de voe geheel
bewerkt Niet minder werkelyk is no. 23, een
particulier geschenk ter herinnering van het
een of ander familiefeest wellicht, geweest; de
vervaardiger uit de 17Je eeuw heeft er zeker
veal hoofdbreken mee gehad Zulke schep
pingen gaan echter niet verloren. Als nieuw
prykt de beker tusschen de anderen die men
alle moet zien om te begrypen hoe hoog by
ouds de werkman staan moest die zulke herin
neringsgeschenken voor-z'n werkgevers ma ik e;
maar ook hoe 't er »er aan moest zitten" om
zulk peuterwerk te kunnen betalen. In de
19Je eeuw, in 't jiar 1814, werd by eene
50jarige Echtvereemging zoo'n soort beker van
gedreven zilver aan bet bruidspaar vereerd,
vervaardig l door T. A. Keikes, dry ver te
Leeuwarden. Van jongeren datum zagen wij
er geen. De eigentlijke molenbskcrs dateeren
alle uit de 171e eeuw. 't Zijn ware kunstvoor
werpen, die evenwel ook nu en dan wel gebruikt
werden in dien ty'd toen er nog geen onthouders
maar wel stevige proevers gevonden werden. Im
mers, als de beker gevuld was, moest men door
een aangebracht pypje blazen, waardoor de wie
ken van het molentje begonnen te draaien. Ea
dan, voordat de wieken tot rust kwamen, moest
de beker geen kleintje! geledigd zy'n.
Daarna mocht de drinker den beker neerzetten,
omgekeerd wijl de molen geen rustpunt biedt.
Wilde men dus geen vlakken op de tafel
maken, dan diende er geen «kliekje voor het
fatsoer." in te blyven ! De molen van No. 41,
een alleraardigst stukje speelgoed met een
mannetje in de deur en een vrouwtje op de
trap, spreekt tot den bezitter: «Als ick maal
tot allen ty'den, so willet uitdrincken en vrolick
sij en U verblyden".
Zou daarvan soms het spreekwoord komen
dat iemand met molentjes loopt ?
Van ouderen datums zy'n de drinkhoorns,
kolossale hoorns met zilveren beslag en mon
teering. Wy' telden er acht, waarvan 2 uit de
14de, 3 uit de 161e, 2 uit de 17de en 2 uit
de 18de eeuw. Die van het St. Paulus- of
Korvenmakersgilde te K\mp<sn, »tot lof" van
haren schutspatroon en »ter eeren van syn leden
tot haeren dy'nst gemaekt en ook gesnedein't
jaar 1641'', geeft behalve een randschrift ook nog
twee zeer duidelyk gegraveerde versjes van
10 en 8 regels te lezen, waarin de bekeering
van Paulus wordt herdacht, maar ook tevens
melding wordt gemaakt van den schenker van
dezen, hoorn, met deze woorden:
Aivnt Areutien Brant,
Heeft dit laeten maeken seer triuinphant.
Hij was lvbe:acl en dnavloe milde.
Hij liejft dit geschonken aen onse gilde.
't Zal, dunkt ons, nog a! een beetje lastig
geweest zy'n, uit zoo'n groot, onbehouwen zwaar
voorwerp als 't gevuld was een slokje te nemen
»tot lof" van »Sint Paulus" of wel den schenker
van het rijk bewerkte, op twee zilveren
vogelklauwen rustende drinkglaasje!
Maar het drinken werd in de 17e en 18a eeuw
niet vergeten. Drinkschalen, kannen en bier
pullen zijn er op deze tentoonstelling de stille
verklikkers van. Engelenkopjes maar ook zwy
na-koppen vonden we op een drietal aangebracht.
Zfker wel een eigenaardige combinatie die in
dit verband veel te denken geeft; beter te
vatten misschien dan die andere, die zilveren
drinkschaal of kop, rustende op drie bollen,
waartusscben de Hoop, de Gerechtigheid en de
Zachtmoedigheid! Dnnkkroezen van allerlei
grootte en vorm hebben by' onds ook een rol
gespeeld by de mannen, o. a. die gildebroeders
die als schutters toen in hoog aanzien stonden,
zoodat zy by of na hunne oefeningen en
dienstverrichtingen mochten «proeven', met
drie sierlyk aangebrachte leeuwen of wel de
vrome verzuchting: »Is Gjd Mit ons, Wie can
Teghen ons'1, voor oogen.
Ooi nog even by die kroezen te blyven:
hizonder fraai is (no. 78) eene van het jaar
1(506. waarop wij den Faas, den Keizer en
een landman vinden afgebeeld met de
byschriften: »Gii sult bidden ghi sultstriden
ghi sult arbeiden". Op den bovenrand is
een randschrift van dezen inhoud: »IckR»elof
van Sonsbeeck uit olden geslachte, nadat ik
te Rjme den Pous voeten gekuscht en te
Weenen den Kiiser gegroet had, heb ik deezen
laten maken 1C06'.
E.M) herinneringsbeker dus voor privaat ge
bruik. Als men echter bedenkt, hoe lastig,
gevaarlijk en tijdroovend toenmaals zoo'n reis
naar Rome en \Veenen moet zy'n geweest, dan
is zoo'n proefje van ijdelheid nog wel te bil
lijken ! n men moet zeker al heel hoog staan
op den maatschappely'ken ladder, om tot zoo'n
voetkus en begroeting te worden toegelaten.
(Wordt vercolgi). G C. STELLINGWERF
JENTINK
Tbans is in zijn geheel by den auteur ver
krijgbaar : »Iets over ontwerpen in Architectuur"
van den architect J. H. de Groot te Amsterdam.
Tot nog toe verscheen elke veertien dagen een
plaat van dat werk met byschrift in het
weekblad Arclntectura.
G >udeket & Co., R >kin 50, Amsterdam,
exposeeren deze week: A. L. Suasso,
»Voorjaarsmorgen", schildery'.
iitiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiitmiiiiiiiiiuimmttitiiumutt»
Bost- en Tüdsciirift.
Couperus over Indië.
In de Gfidi het begin van De Stille Kracht"
roman uit, en over lad'ë, door Couperus.
Na de Veth-Borel-litte atuur, da geschriften
van menschen die zelf in Indiëleefien, maar diiar
da i ooi be invloed warden, hun eigen ontnuchte
ring en ontgoocheling, als een
realiteits-stereoskoop aanzagen, nu het oordeel vaa Couperus,
die naar onze koloniën ging om onbevooroor
deeld, zonder zich partij te stellen, de dingen
waar te nemen en in zijn boek neer te leggen.
Er is pis het eerste stu'i. Da volgende
maand verschijnt het slotgedeelte, zoodat een
eindoordeel nog achterwege moet blijven. Maar
nu toch blijkt al, dat de au'eur onbevoordeeld
heeft willen zien. Hier in dit boek was voor den
auteur nu eei s een ^choone gelegenheid om met
zyn C .uperus-hoedanigheden te floLkeren. Dat
hy dit naliet en meer trachtte een zuiver
beeld van dj Indische samenleving te geven, is
in hem niet genopg te waardeeren.
Ziehier, hoe Couperus in een \.aar bladzijden
de Indische samenleving typeert.
. . . Eldersma bad het altijd druk. Hij
werkte 's morgens, 's middags, 's avonds. Aan
siëata de<;d hij niet Hij rysttafelde even om
vier uur en daarna rustte hy even uit. Gelukkig
had hij een t-terk gestel, frnch, Friesch, maar
al zijn bloed, al zijn spieren al sijn zenuwen
waren hem noodig voor zyn werk. H't was
niet wat schrijfwerk, wat paperassen-gedoe, het
was handenarbeid van de pen, spierarbeid,
zenuwarbeid, en altijd, altijd door. Hy brandde
op, verteerde zichzelf al schrijvende. Hij had
geen andere ideeën meer, hij was niets meer
dan ambtenaar, bureauman. Hij had een lief
hui?, een allerliefste bijiondere vrouw, een
aardig kind, maar hij zag ze niet meer. Hij
werkte maar, nauwgezet atduei.de wat hij kon . ..
Dan zei zijn vruuw: myn man is geen mensch
meer, myn man is geen man meer; mijn man
is ambtenaar. Het jonge vrouwtje, zeer
Euroropeesch, vroeger nooit in Indiëgeweest, had
nooit geweten dat men zoo kon werken als
haar man deed, in een land zoo warm. Zij had
er zich eerst tegen verzet, zij had eerst haar
rechten rp hem willen doen gelden, maar toen
ze waarlijk zag, dat hij waarlijk gt en minuut
te veel had, zag zii van hare rechten at. Zij
zag in, dat zy haar troost mo'-'st vinden in haar
huis, en later in haar kind. Zij richtte haar
huis in als een tempel van kunet en gezelligheid
en zij brak zich het hoofd over d« opvoeding
van hair kLine jongen. Opgevoed in een tehuis
van kunst en muziek, die ze geademd had van
af klein kindj) uit hare prentenboekjes, en in
kinderliedjes, had ze een Oost-Indisch ambtenaar
gehuwd, was hem gevolgd. Zij was gegaan gelukkig
om baar lief Je, en met groote iüuzie over Indië.
Ea zij had hare illuzie willen behouden, hoe
men haar ook gewaarschuwd had Maar spoedig
al, in Bitavia, was een teleurstelling gry's
neergezeefd over hare verwachtingen van overal in
Indiëiets moois te zien, een sprookje, d i Duizend
en-Een-Nacht. De zeden van het kleine, het
gewone leven van iederen dag, dempte al haar
frisschen lust tot bewonderen, en zy zag ineens
al het belachelyke, nog voor zij het mooie verder
zien kon.
In haar ho'el de heeren in nachtbroek en
kabaai, uitgestrekt op de lange stoelen, de luie
beenen op de uitgeslagen latten, de voeten,
hoewel zeer verzorgd, bloot, en de teenen
rusti» bewegende in een gemoedelijk spel van
groote en kleine teen, zelfs terwijl ze voorby
ging. De dames in sarong, kabaai, de eenige
praktische morgendracht, die men vlug verwis
selt, twee-, driemaal in den. morgen, maar wat
zoo weinigen goed staat, en waarvan derechte
slooplyn van achteren vooral, rechthoekig en
leelyk is, hoe elegant en kostbaar men die
ook draagt. De banaliteit der huizen met al
hun kalk, hun teer en hun leelvike rissen
bloempotten; het dorre verschroeide van de
natuur, het viez'ge van den inlander.
In het Eu-op 'esche leven al de kleine
belachely'kheidjes, het sinjo accent met de
uitroepjei, de kleinsteedsche d^ftigheidjes der
ambtenaren, de Raden van Indiëalleen dragende
een hoogea hoed. De streng afgemeten
etikettetjps: op een receptie vertrekt het eerst de
hooggeplaatste ambtenaar, en d ? anderen volgen
ra. En de kleine eigenaardigheidjib van tro
pische praktyk: de Devoekisten en
petroleumblikken gebruikt voor alles en nog wat, dat
hout van de kisten voor ramen van winkels,
voor vuilnisbakken en eigengemaakte
meubeltjjs; het blik voor dakgooten en gieters en
allerlei huiselijk instrument.
Het jmge, zeer ontwikkelde vrouwtje, met
hare vele illuzies, had voor al die
belachely'kheidjes, en ooi meerdere no^, da lelijk gevoeld
hare teleurstelling als een ieder artistiek aan
gelegd, ze voelt in het koloniale Indië, dit
in 't geheel niet artistiek, niet poëtisch is, en
waar men om de rozen in witte potten, nauw
gezet zooveel paardevijgen maar mogelyk stapelt
als mest, zoodat by een bries de rozengeur
zich mengt met een frisch besproeiden
meststank. En zy wa* onrechtvaardig geworden
als een ieder, echt Hollindsci, echt baar, dat
wordt voor het mooie land, dat hij zien wil
volgens zyn voorbedachte visie van litteratuur,
en dat hem het eerst trefc in zijn belachelijke
kantjes vai kolonialisme. En zij vergat, dat
het land zelve, het oorspronkelijk zoo heel mooie
land, geen schuld had aan die belachelykheid.
Zij had een piar jaar doorgemaakt en zij
tad zich verwonderd, was nu eens geschrikt,
dan weer getchokt, had nu eens gelachen,
zich dan weer geërgerd, en had zich
e.ndelyk gewend. Zij had zich gewend aan het
spjl der teenen, aan de mest van de rozen;
zij had zich gewend aan baar man, die geen
mensch e^ geen man meer was, maar a abtenaar.
Zij had veel geleien, wanhopige brieven ge
schreven, zij had van heimwee gesmacht naar
bet huis harer ouders, zij wa- op het punt
gewee-tt plotseling te vertrekken maar zij
had hit niet gedaan, om haar man niet in
eenzaamheid achter Ie laten, en zij hal zich
gewend en zij had zich geschikt. Zij had,
behal^e de ziel van een artiest, h t hart vaneen
dapper vrouwtje. Zij was haar man lief blyven
hebben.
En to?n zij zich bad gewend, werd zij recht
vaardige en zag zij eensklaps veel van het
mooie van Indië, waardeerde ze de statieuze
gratie van een klapp rboom, de exqnise
pa-ady'ssmaak van lud.sche vruchten, de pracht der
bloeiende boomen, en had zij in de binnenlanden
gezien den groo schen adeldom van die natuur,
de harmoniën der berggol'ingen, de sproke
wouden van reuzevarens, de dreigende ravijnen
der kraters, de spiegeltrapte;ra-sen der liquide
sawahs met het teedere groen der jong) pa Idi,
en, als een openb sring van artistieke vizie was
haar geweest het karakter van dert Javaan in
zyn sierlijkheid, zyn g atie, zijn groet en zy'a
dans, zijn voorname aristocratie, zoo duidelyk
dikwijls afstammeling van edel geslacht, van
een oer ouden adel, en zich moderniseerend
tot diplomatische lenigheid, van natura
aanMiimiimiiMiiiimmiiiimituttmiiii
40 cents per regel.
IIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIKIItlllllMlllllltlltinillMIIIIIIIIIIIIMIMIIIIIIIIIIIIIMIIII
fl2.4O
«n hoog^r 4 Me'er! Franco en
vr|| van invoerrechten toegezonden!
Stillen ommegaand ; evi-nzno van zwarte, witte
en gekleurde ,,IIenneberg-ZU«ie" van
45 et. lot fl 11 1O per M«ter.
G. Henneberg. Zijde-Fabr. (k. & k. Hofl.<, Zürich.
Hoofd-Depöt
VAN
Dr. JAEGER'S ORIG,
Normaal-WolartMea.
K. F. DEUSCHLE-BBNGEB,
Amsterdam, Kalverstr. 157.
Eenig specialiteit in deze
artikelen in geheel Nederl
ECHT;
VICTORIAWATER.
Piano-, Orgel- ea
MEYR4IOS «& KALSHOVEN,
Arnhem, Zoningsplein.
VLEUGELS en PIANINÜ'S in Koop en in Huur.
Repareeren Stemmen Ruilen.
NAAR
Nieuwendam.
Schellingwoude
Oranje Sluizen.
Eiland Marken.
Zorgvliet.
't Kalfje.
Ouderkerk,
Uithoorn,
PLEIZIERTOCHTJES,
Voor het maken hiervin is een prachtig
ingericht STOOJIJACHT dagelyks (be
halve Zondags) te n u a r. Te bevragen
Kantoor Haven-Stoombootdienst, 127 O. Z.
Voorburgwal, Amsterdam.
BV Interc. Telefoon O84.