De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 9 september pagina 4

9 september 1900 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1211 t L Naar Jdgersma, is de menschelijke geest opgebouwd uit gewaarwordingen, herinne ringen, ideeënassociatie en wat dies meer zij. Het is mg bijzonder aangenaam. Ik neem echter de vrijheid te vragen, wat het ons wel te verstaan: voor ons doel eigenlijk schelen kan ? Hoe meer Haeckel mij aantoont, dat Darwin's heuristische hypothese waar, en de mensen, krachtens evolutie, niet geschapen, maar geworden is, des te sterker is mijne onuitsprekelijke bewondering voor den door de rede gepostuleerden Bouwmeester van een cosmos, met infiaitesimale grootheden tot stand gebracht. Hoe 'meer Jelgersma mij inscherpt, dat nietige, voorbijgaande afdrukken,indrukken, het fijne, alomvattende en alomspannende weefsel tot stand hebben gebracht, dat 's menschen geest heet, en waarin straks ginduche cosmos zich afspiegelt, des te onbegrensder is my'ne aanbidding voor eene kracht, die, met schijnbaar nietige hulp middelen, zoo groot en zoo grootsch doet. Aldus delft het materialisme, ten einde toe doorgedacht, zijn eigen graf. Di>ch zij denken niet, de hulpeloozen, zij concludeeren maar toe, overhaast, voor het vaderland weg. Indien waar is, wat Haeckel ons leert, dan is z'n'n bjek niet een verheerlijking der materie, maar eene glorin'catie van de Alkracht. Indien waar is,_ wat Jelgersma ons meedeelt, moeten wij niet »aeerzien" op maar opzien tot de heroën, die het wereldplan beschrijvend,hetons hebben leeren begrijpen. Het materialisme zou een tysteem ziin! Ja, een Fysteem voor zwakhoofJen. _ De verdwaasden, zij zien niet, wat een blinde tasten en voelen moet: dat de psychische praedispositie niet te loochenen valt. hoe meer gij de physische verschijnselen met haar in verband brengt. Twijfelen zij daaraan? Welnu, laat hen de klinkers voor hun deur les in het spreken geven. Dat heeft het dubbele nut, dat ze van hun waan genezen worden en ons niet langer vervelen. De heer Jelgersma verzoekt mij met het weinige, dat hij gaf, voor lief te nemen. Dat .toont een gul gemoed en vrijgevig naturel. Ik mag dus aannemen dat hij goedkeurt, zoo ik rondweg en verstaanbaar, zonder omwegen of' complimenten, hem ge zegd heb, waar het op staat. A m s t., 3 S ipt. 1900. J. A. LEVY. FELICE Toom. Fantasie «Paljas" voor viool met klavierbegeleiding De Alg^meene Muziekhandel voorh. Stumpff& Koning, Amsterdam. GOTTFBIED MANU. Ario-'O voor viool met klavier. G H. van Eek, 's Gravenhage. C. ANDRIESSES. Mtnuetlo op. 10 en Scherzo op. 11 voor viool en piano. Joh. Garadts & Co., Hilversum. J. H. OUSHOORN. Andante voor violonoel met klavierbegeleiding op. 17. G. H. van E;k, 'B Gravenhage JACQUES PRESBURG. Tieee liederen voor een gopraanstem, op woorden van Else van Brabant. A. A. Noske, Middelburg. L ADR. VAN TETTERODE Ontztg, gedicht van A. Pierson voor gemengd koor met orgel- of klavierbegeleiding op. 2">. De Algemeene Muziekhandel voorh. Stumpff & Koning, Amsterdam. Het is niet zeldzaam dat dramatische m «ziek gebruikt wordt als aanleiding tot phantasiën, paraphrases enz. enz. Wie kent niet de transcripties van Liszt voor piano van Don Juan, Faust enz. enz.; wie kent ook niet de Faust- en Othello-phantasiën van Ernst,Sarasate e. t. q ? Men doet goed deze soort muziek te rekenen tot de z. g. yirtuosenmuziek en als zoodanig is zy ook nuttig, omdat zij de gelegen heid biedt de techniek te ontwikkelen. Dat er by een dergelijk werk geen sprake kan zy'n van logisshen vorm,is duidelyk.De bewerkers hebben dit meestal ook niet beoogd. Wanneer dan ook de zettingen met de noodige zorg vuldigheid in harmonisch opzicht zy' a tot stand gekomen en wanneer de klavierparty niet be handeld is als een «quantiténégligeable", dan valt er voor den criticus al heel wat te loven. Het werk van Felice Togni op motieven uit de opera »Paljas" van Leoncovallo, onder scheidt zich zeer gunstig door boven vermelde eigenschappen. Uit den aard der zaak is de vioolpartij schitterend behandeld ; dit is van een zoo degelyk violist als de heer Togni ook wel niet anders te verwachten; doch ook de pianopartij is vlot en vloeiend geschreven. Ik heb slechts twee opmerkingen; onder aan pag. 7 is my de overgang naar het Cantabile espressivo wel wat abrupt en potpourri-achtig; evenzeer vind ik het piano-tusschenspel vóór het F-dur-gedeelte op pag. 10 nu juist niet byzonder geschikt om een F-dur gedeelte voor te bereiden. Dit echter k part. Overigens geloof ik dat flinke violisten, die zich na erns tige, serieuse studie eens willen verpozen met lichtere muziek, waar hoofd en hart kunnen rusten en slechts de vingers zich in wuft spel begeven, dat dezulken hier wat van hun gading vinden. Het Arioso voor viool en piano van Gottfried Mann behoort tot bet genre salonmuziek. Als men te veel acht slaat op den titel Arioso en men ziet het stuk vluchtig door, dan zou men misschien een broedere cantilene verwacht hebben; speelt men het echter door en ont waart men de niet onaardig gevonden canonische bewerking van het motiefje by' het »un poco animato" of de sierlijke arabesken in de pianoparty bij den terugkeer van het hoofdmotief in de viool, dan zegt men toch, 't is los en luchtig, misschien wat vluchtig maar toch ele gant en rank geschreven; kortom, zoo iets als men van Mann verwacht. De moeilijkheden zy'n niet van dien aard dat zy een ruime verbreiding in den weg zullen staan. De beide stukken voor piano en viool van C. Andriessen, zyn zeer degelyk bewerkt. Het >Menuetto" misschien een weinig zwaar, niet elastisch genoegnaar my'n gevoelen; het»Scherzo" echter met meesterhand. Bevreemding verwekt het dat de componist voor een stuk in 4/4 maat alla breve dezen titel koos; gewoonly'k toch ontmoet men by een scherzo den driedeeligen rhythmus. Het Trio in 2/4 maat is werkelyk in melodisch opzicht een vondst! Het past uitstekend bij het hoofdgedeelte en laat dit ook zeer goed weder op zich volgen. Zoowel de viool- als de piano-party' zy'n voor goed ontwikkelde spelers berekend; dezen zullen zich echter, vooral by het scherzo, de moeite van de studie niet beklagen. Het Andante voor violoncel van J. H. Oushoorn heeft my eene aangename kennismaking bezorgd met dezen componist. Afgescheiden van de inleidende maten voor piano, welke in hunne rhy thmische beweging ietwat monotoon werken, kenmerkt zich het langzame gedeelte door een boeiende, warme melodiek, uitermate voor de violoncel geschikt. Het 'P.ümosso is van zeer energisch karakter, zoowel wat betreft de piano- als de cello-party. Liter keert de aanvangsmelodie terug. Het stuk bly'ft dan in deze stemming en wordt zeer mooi afgesloten. Het ware te wenschen dat de heer Oushoorn zyr.e compositie voor orchest ging zetten. Het zou dan een goed nummer zy'n voor een z. g. tweede deel alleen enkele k'avier-figuren in de linkerhand leenen zich minder goed voor een orchestbewerking. Doch hierop kon de componist misschien nog wel iets vinden. De liederen voor sopraan van Jaeq-ies Pres burg zy'n gecomponeerd op woorden van Else van Brabant. Het is niet te verwonderen dat deze dichteres meer en meer door onze com ponisten geplunderd wordt. Hira verzen zy'n fijn gevoeld en stemmingsvol en leenen zich door vorm en omvang byzonder goed voor de lied-compositie. Tot myn genoegen kan ik van Presburg'? liederen zeer veel goeds zeggen. Niet alleen ia de stemming der gjdichtjes goed begrepen maar werkelijk uiterst geestig en klankachoon weergegeven. E m wel moeily'ke, maar prachtig klink»nde piano begeleiding secondeert op voortreffelijke wyze de vleiende en toch nooit in het banale vervallende zangmelodie. Aan de declamatie is niets te kort gedaan. Ik heb my verkwikt aan Fyn RJO°JJ en Lente-liefJe en juich het toe dat ia onze dagen zulke frissche muziek geschreven wordt. Da liederen van Presburg zullen wel spoedig in handen van alle sopraanzangeressen zy'n; zy verdienen het ten volle. Ditmaal is het een koorwerkje waarmede van Tetterode zich komt vertegenwoordigen by den «Büihersc.hau" van dit j-iar. »0utzag" van Pierson heeft hem geïnspireerd tot eene compositie voor gemengd koor en piano- of orgelbegeleiding. »Met plechtige erns." zoo luidt de aanwyjing voor de voordracht en zoo ook zou ik kunnen zeggen is de grondtoon der compositie. S:atig schry'dt het geheel voort en overal bespeurt men dat de componist in de geheimen der koorbewerking is door gedrongen, want het klinkt alles voortrcff sly'k, niet het minst als het duistere bes kl. 3 plaats maakt voor het sonore Bes groot. Tjch mag ik niet verzwijgen dat het vast houden aan hetzelfde tempo, het geheele stuk door en het totale gemis aan polyphonie een ietwat mor.otonen indruk maakt Misschien echter meende de co.-npo ist dat dergelyke soort van bewerking bij een koor van dien omvang wat pretentieus zou zij a. Groote moeilijkheden komen er niet in voor, tenzy dan misschien de modu'atie by de woor den : »of ooit een wonder ons naar 't land der hoop zal dragen"; doch ook deze zal zeker door elke eenigszins g?03iendekoorvereeniging zonder veel moeite overwonnen worden. Nog ligt voor mij de eerste aflevering van het »L;ederhoek van groot Njderland" verza meld door F. R. Coers Frzn. Aangezien deze eerste aflevering vergezeld gaat van een voor rede, waarover ik zeer veel te zeggen heb, wil ik liever de volgende week in een afzonderly'k opstel deze uitgave bespreken. ANT. AVERKAMP. «UlUUinilllraillllMIIIHatllllllIIIMItllllllHIIIHUIIIIIIIMtlHIHIIIfniWMII De RemuraMKentflon tellingen te Amsterdam en te Londen. Gelyk velen wel zullen weten werd het vorige jaar door de firma scheitema & Hulkema de uitgave ondernomen van een prachtwerk, ter herinnering aan de Rjmbrandt-tentoonstelling. Daartoe werd een keus gedaan uit het belangry'kste der inzendingen en een 40:al photogravures werden vereenigd in een door Lion Cachet verzorgde portefeuille met toelichtendea tekst van dr. Hofstede de Groot. Toen het bleek, dat de uitgave waardeering vond, werd besloten tot een vervolg daarvan. Na die van Amsterdam, werd ook te Londen een Rembrandt-tentoonstelling gehouden. In combinatie daarmee werd nu nogmaals een keus gedaan uit R'smbrandt's geëxposeerde schilderyen en met 26 examplaren, waarby verschillende, die aan de bezoekers der Amst. tentoonstelling onbekend zijn, de tweede por tefeuille gevuld. Hieiby weder met tekst van zooeven genoemden kunst-historicus. Da reeds ondervonden belangstelling voor dit werk kan, dankt my, niet anders dan toenemen, en hèa, die slechts even over de vereischte middelen beschikken kan, moet de neiging het zich aan te schaffen onweerstaan baar zy'n. By de eerste portefeuille is met uitzondering van 3 of 4 exsmplaren misschien, waarlyk een zeer gelukkige keus uit de Amsterdamsche tentoonstelling gedaan en wat de photogravures zelf betreft, zoowel om de tech nische uitvoering als om het vry' kapitale for maat van 40 X 50 cM. (zonder witten rand) kan de reproductie van byna alles zeer be vredigend geacht worden. Langs geen anderen dan langs photografi-ichen weg is een reproductie van een schilderij in exacten staat mogelyk. Het substantieele deel van een schildery, tot aan de minste be weging in de techniek, kan daardoor alleen op letterlyke wyze worden o vergezel. Wie, die wenscht kennis te nemen van een hem onbe kend schildery, zal daarvan niet het liefst de wedergave in een goede photografi3 verlangen? Een ets of gravure hoe volkomen ook, is toch alty'd weer een interpretatie. Wel is het waar dat ook de photographie al eens faalt, en vooral by Rembrandt Maar wie heeft door andere reproductie middelen een bevredigende wederverschyning van de Nachtwacht gezien ? De firma heeft verder ondernomen een luxeuitgaaf gedrukt op Japansch papier, in een beperkt aantal exemplaren. Voor ieder exemplaar vervaardigde Lion Cachet afzonderly k een perkamenten portefeuille waarby' een open schild in het midden gelegen heid biedt tot het plaatsen, van het wapen van den inteekenaar. Zoo waren er nu by Scheltema een aantal ter bezichtiging gesteld, die in de ornementatie slechts een tweetal motieven deden opmerken maar die door de toepassing van verschillende kleur-gamma's, tot onderscheiden varianten in de versiering waren verwerkt. De arbeid ly'kt my verricht door een vaardige hand, geleid door voornamen smaak. In de ornatnectatie, biedt de nog al inge wikkelde samenstelling, een rustigen aanblik door logische verhoudingen, en de aange brachte kleuren, die even den indruk maken van het battik-procédé, geven aan de vormen een ryk leven, zonder het eigendommelyk karakter van vlakheid te schaden. Een enkele maal heeft de versierder zich misschien by de uitwerking van zy'n motief, en wel in de kleur, door een al te realistisch gezinde opvatting laten leiden, maar in 't algemeen kan gezegd worden, dat deze portefeuille voor de luxauitgaaf van dit werk, een ry'ke en dengdely'ke verschijning is tusschen de heden veelvuldig zich opdringende boekbandversieringen. ' W. S. De Tentoonstelling van antieke goud en zilversmids werken in 't Friesch Museum te Leeuwarden. (25 Augustus tot 15 September 1300). Deze tentoonstelling is niet, wat de beide vereenigingen «Het Friesch Genootschap van Geschied-, Oudheid- en Taalkunde" en »Dd Ver. tot Bevordering van Vreemdelingenver keer", oorspronkely'k hadden bedoeld dat zy zou zy'n : een beeld van Friesche kunetvaardigheid. Er kwamen toch te weinig echtFriesche, in de provincie vervaardigde en be waarde voorwerpen in, wat heel j immer is ; want wy zy'n er zeker van, dat in tal van huizen allerlei mooie en van kunstvaardigheid getuigende dingen achler slot en grendel ver borgen zitten die thans in een der nette vitrines in de schilderyzaal van 't Friesch Museum te Leeuwarden jdelyk een even veilig plaatsje hadden moeten innemen. Maar door tal van menschen werden, zoo het schijnt, de desbetreffende uitnoodigingen niet gelezen; anderen lieten zich door vrees weerhouden, gedachtig aan 't een of ander on-dit »dat by' zulke gelegenheden zoo gemakkelyk eens iets kan wegraken," adat men zulke erfstukken uit piëteit niet zoo maar het huis uitdraagt,'' »iat er en dat deed dan de deur dicht wel genoeg zou worden aangeboden en dus zoo'n enkel stuk minder geen schade zou doen." Een en ander was echter de oor zaak dat het oorspronkelyk plan gewy'iigd moest worden, en nu is niet alles antiek en evenmin is alles door Friezen bedacht en ver vaardigd wat daar in de schilderij «aal en het byzaaltje wordt tentoongesteld. Tjch biedt de aanblik ons veel verrassends, antiek naast minder oud en zelfs heel jong: waarlijk, wy gelooven niet dat allén antieke voorwerpen in meerdere mate het oog zouden hebben bekoord; het afwisselende doet o. i. wel dadig aan, houdt den geest levendig en frisch. En kry'gen we iets bizonder moois in 't oog, dat, als we den catalogus raadplegen, van verre komt en wellicht voor 't eerst door friesche handen werd aangeraakt, dan gevoelen we geen afgunst maar wel den wensen bij ons opkomen, dat onze vaklui by het zien daarvan mogen worden opgewekt, om te willen scheppen 't geen door 't voorgeslacht, maar ook door thans levenden werd en wordt gewrocht. 't, Moet ons even van't hart: toen weby no. 100, een zeer fraai bewerkte zilveren k roes, tot de ont dekking kwamen, dat een ons bekend j >ngeling, Jan B jlman, een geboren Leeuwarder, dat kunst voorwerp had gemaakt en we met den bewerker van den catalogus konden instemmen: »Ddze fraai bely'nde kroes doet den zeventienjarigen werkman alle eer aan", toen verheugden we ons, dit niet-antieke maar piepjonge zilversmidswerk, in dit voorjaar gemaakt, te mogen bewonderen. Wat zal de aanblik van 't geen de »oudjes" maakten, dien jeugdigen vakman inspireeren en bemoedigen op z'n verderen loopbaan, waarop geduld, en nog eens geduld, naast smaak en vernuft de beste leidsman is, de eenige borg kan zijn om tot welslagen te geraken. Van veel geduld by wilskracht en een vaste hand getuigen tal van voorwerpen groot en klein. B j de bekers met en zonder »aiolentje" kunnen we daarvan allereerst de bewyzen zien. Men kan er lang op kijken eer men elke er op voorkomende afbeelding goed heeft gezien en de schoonheid der kunst, om zooveel op zulk een betrekkelyk klein oppervlak te voorschy'n te brengen, genoegzaam heeft gevoeld. Elk stipj i, elk streepje, elke aangebrachte ronding, hoe fluiw ook, heeft beieekenis 't Cadeau-geven van zoo'n beker, die, gevuld met nat, niet gemakkelijk in n hand te houden zal zy'n geweest, was in de 10 3 en 17 < eeuw een zeker nog al veel voorkomend iets. Er is er een (no 24 van den Catalogus) in 1G07 door de huurders der landery'en op het Bildt, die door den hertog van Saksen aan de stad PVaneker waren afgestaan, aan de regeering dier stad geschonken; 't is een prachtstuk ! De kelk en het deksel vormen te samen een globe, waarop de wereldkaart aitvoerig is gegraveerd. Behalve deze zeer duidelijk zichtbare gravure op het verguld-zilver, is ook de voe geheel bewerkt Niet minder werkelyk is no. 23, een particulier geschenk ter herinnering van het een of ander familiefeest wellicht, geweest; de vervaardiger uit de 17Je eeuw heeft er zeker veal hoofdbreken mee gehad Zulke schep pingen gaan echter niet verloren. Als nieuw prykt de beker tusschen de anderen die men alle moet zien om te begrypen hoe hoog by ouds de werkman staan moest die zulke herin neringsgeschenken voor-z'n werkgevers ma ik e; maar ook hoe 't er »er aan moest zitten" om zulk peuterwerk te kunnen betalen. In de 19Je eeuw, in 't jiar 1814, werd by eene 50jarige Echtvereemging zoo'n soort beker van gedreven zilver aan bet bruidspaar vereerd, vervaardig l door T. A. Keikes, dry ver te Leeuwarden. Van jongeren datum zagen wij er geen. De eigentlijke molenbskcrs dateeren alle uit de 171e eeuw. 't Zijn ware kunstvoor werpen, die evenwel ook nu en dan wel gebruikt werden in dien ty'd toen er nog geen onthouders maar wel stevige proevers gevonden werden. Im mers, als de beker gevuld was, moest men door een aangebracht pypje blazen, waardoor de wie ken van het molentje begonnen te draaien. Ea dan, voordat de wieken tot rust kwamen, moest de beker geen kleintje! geledigd zy'n. Daarna mocht de drinker den beker neerzetten, omgekeerd wijl de molen geen rustpunt biedt. Wilde men dus geen vlakken op de tafel maken, dan diende er geen «kliekje voor het fatsoer." in te blyven ! De molen van No. 41, een alleraardigst stukje speelgoed met een mannetje in de deur en een vrouwtje op de trap, spreekt tot den bezitter: «Als ick maal tot allen ty'den, so willet uitdrincken en vrolick sij en U verblyden". Zou daarvan soms het spreekwoord komen dat iemand met molentjes loopt ? Van ouderen datums zy'n de drinkhoorns, kolossale hoorns met zilveren beslag en mon teering. Wy' telden er acht, waarvan 2 uit de 14de, 3 uit de 161e, 2 uit de 17de en 2 uit de 18de eeuw. Die van het St. Paulus- of Korvenmakersgilde te K\mp<sn, »tot lof" van haren schutspatroon en »ter eeren van syn leden tot haeren dy'nst gemaekt en ook gesnedein't jaar 1641'', geeft behalve een randschrift ook nog twee zeer duidelyk gegraveerde versjes van 10 en 8 regels te lezen, waarin de bekeering van Paulus wordt herdacht, maar ook tevens melding wordt gemaakt van den schenker van dezen, hoorn, met deze woorden: Aivnt Areutien Brant, Heeft dit laeten maeken seer triuinphant. Hij was lvbe:acl en dnavloe milde. Hij liejft dit geschonken aen onse gilde. 't Zal, dunkt ons, nog a! een beetje lastig geweest zy'n, uit zoo'n groot, onbehouwen zwaar voorwerp als 't gevuld was een slokje te nemen »tot lof" van »Sint Paulus" of wel den schenker van het rijk bewerkte, op twee zilveren vogelklauwen rustende drinkglaasje! Maar het drinken werd in de 17e en 18a eeuw niet vergeten. Drinkschalen, kannen en bier pullen zijn er op deze tentoonstelling de stille verklikkers van. Engelenkopjes maar ook zwy na-koppen vonden we op een drietal aangebracht. Zfker wel een eigenaardige combinatie die in dit verband veel te denken geeft; beter te vatten misschien dan die andere, die zilveren drinkschaal of kop, rustende op drie bollen, waartusscben de Hoop, de Gerechtigheid en de Zachtmoedigheid! Dnnkkroezen van allerlei grootte en vorm hebben by' onds ook een rol gespeeld by de mannen, o. a. die gildebroeders die als schutters toen in hoog aanzien stonden, zoodat zy by of na hunne oefeningen en dienstverrichtingen mochten «proeven', met drie sierlyk aangebrachte leeuwen of wel de vrome verzuchting: »Is Gjd Mit ons, Wie can Teghen ons'1, voor oogen. Ooi nog even by die kroezen te blyven: hizonder fraai is (no. 78) eene van het jaar 1(506. waarop wij den Faas, den Keizer en een landman vinden afgebeeld met de byschriften: »Gii sult bidden ghi sultstriden ghi sult arbeiden". Op den bovenrand is een randschrift van dezen inhoud: »IckR»elof van Sonsbeeck uit olden geslachte, nadat ik te Rjme den Pous voeten gekuscht en te Weenen den Kiiser gegroet had, heb ik deezen laten maken 1C06'. E.M) herinneringsbeker dus voor privaat ge bruik. Als men echter bedenkt, hoe lastig, gevaarlijk en tijdroovend toenmaals zoo'n reis naar Rome en \Veenen moet zy'n geweest, dan is zoo'n proefje van ijdelheid nog wel te bil lijken ! n men moet zeker al heel hoog staan op den maatschappely'ken ladder, om tot zoo'n voetkus en begroeting te worden toegelaten. (Wordt vercolgi). G C. STELLINGWERF JENTINK Tbans is in zijn geheel by den auteur ver krijgbaar : »Iets over ontwerpen in Architectuur" van den architect J. H. de Groot te Amsterdam. Tot nog toe verscheen elke veertien dagen een plaat van dat werk met byschrift in het weekblad Arclntectura. G >udeket & Co., R >kin 50, Amsterdam, exposeeren deze week: A. L. Suasso, »Voorjaarsmorgen", schildery'. iitiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiitmiiiiiiiiiuimmttitiiumutt» Bost- en Tüdsciirift. Couperus over Indië. In de Gfidi het begin van De Stille Kracht" roman uit, en over lad'ë, door Couperus. Na de Veth-Borel-litte atuur, da geschriften van menschen die zelf in Indiëleefien, maar diiar da i ooi be invloed warden, hun eigen ontnuchte ring en ontgoocheling, als een realiteits-stereoskoop aanzagen, nu het oordeel vaa Couperus, die naar onze koloniën ging om onbevooroor deeld, zonder zich partij te stellen, de dingen waar te nemen en in zijn boek neer te leggen. Er is pis het eerste stu'i. Da volgende maand verschijnt het slotgedeelte, zoodat een eindoordeel nog achterwege moet blijven. Maar nu toch blijkt al, dat de au'eur onbevoordeeld heeft willen zien. Hier in dit boek was voor den auteur nu eei s een ^choone gelegenheid om met zyn C .uperus-hoedanigheden te floLkeren. Dat hy dit naliet en meer trachtte een zuiver beeld van dj Indische samenleving te geven, is in hem niet genopg te waardeeren. Ziehier, hoe Couperus in een \.aar bladzijden de Indische samenleving typeert. . . . Eldersma bad het altijd druk. Hij werkte 's morgens, 's middags, 's avonds. Aan siëata de<;d hij niet Hij rysttafelde even om vier uur en daarna rustte hy even uit. Gelukkig had hij een t-terk gestel, frnch, Friesch, maar al zijn bloed, al zijn spieren al sijn zenuwen waren hem noodig voor zyn werk. H't was niet wat schrijfwerk, wat paperassen-gedoe, het was handenarbeid van de pen, spierarbeid, zenuwarbeid, en altijd, altijd door. Hy brandde op, verteerde zichzelf al schrijvende. Hij had geen andere ideeën meer, hij was niets meer dan ambtenaar, bureauman. Hij had een lief hui?, een allerliefste bijiondere vrouw, een aardig kind, maar hij zag ze niet meer. Hij werkte maar, nauwgezet atduei.de wat hij kon . .. Dan zei zijn vruuw: myn man is geen mensch meer, myn man is geen man meer; mijn man is ambtenaar. Het jonge vrouwtje, zeer Euroropeesch, vroeger nooit in Indiëgeweest, had nooit geweten dat men zoo kon werken als haar man deed, in een land zoo warm. Zij had er zich eerst tegen verzet, zij had eerst haar rechten rp hem willen doen gelden, maar toen ze waarlijk zag, dat hij waarlijk gt en minuut te veel had, zag zii van hare rechten at. Zij zag in, dat zy haar troost mo'-'st vinden in haar huis, en later in haar kind. Zij richtte haar huis in als een tempel van kunet en gezelligheid en zij brak zich het hoofd over d« opvoeding van hair kLine jongen. Opgevoed in een tehuis van kunst en muziek, die ze geademd had van af klein kindj) uit hare prentenboekjes, en in kinderliedjes, had ze een Oost-Indisch ambtenaar gehuwd, was hem gevolgd. Zij was gegaan gelukkig om baar lief Je, en met groote iüuzie over Indië. Ea zij had hare illuzie willen behouden, hoe men haar ook gewaarschuwd had Maar spoedig al, in Bitavia, was een teleurstelling gry's neergezeefd over hare verwachtingen van overal in Indiëiets moois te zien, een sprookje, d i Duizend en-Een-Nacht. De zeden van het kleine, het gewone leven van iederen dag, dempte al haar frisschen lust tot bewonderen, en zy zag ineens al het belachelyke, nog voor zij het mooie verder zien kon. In haar ho'el de heeren in nachtbroek en kabaai, uitgestrekt op de lange stoelen, de luie beenen op de uitgeslagen latten, de voeten, hoewel zeer verzorgd, bloot, en de teenen rusti» bewegende in een gemoedelijk spel van groote en kleine teen, zelfs terwijl ze voorby ging. De dames in sarong, kabaai, de eenige praktische morgendracht, die men vlug verwis selt, twee-, driemaal in den. morgen, maar wat zoo weinigen goed staat, en waarvan derechte slooplyn van achteren vooral, rechthoekig en leelyk is, hoe elegant en kostbaar men die ook draagt. De banaliteit der huizen met al hun kalk, hun teer en hun leelvike rissen bloempotten; het dorre verschroeide van de natuur, het viez'ge van den inlander. In het Eu-op 'esche leven al de kleine belachely'kheidjes, het sinjo accent met de uitroepjei, de kleinsteedsche d^ftigheidjes der ambtenaren, de Raden van Indiëalleen dragende een hoogea hoed. De streng afgemeten etikettetjps: op een receptie vertrekt het eerst de hooggeplaatste ambtenaar, en d ? anderen volgen ra. En de kleine eigenaardigheidjib van tro pische praktyk: de Devoekisten en petroleumblikken gebruikt voor alles en nog wat, dat hout van de kisten voor ramen van winkels, voor vuilnisbakken en eigengemaakte meubeltjjs; het blik voor dakgooten en gieters en allerlei huiselijk instrument. Het jmge, zeer ontwikkelde vrouwtje, met hare vele illuzies, had voor al die belachely'kheidjes, en ooi meerdere no^, da lelijk gevoeld hare teleurstelling als een ieder artistiek aan gelegd, ze voelt in het koloniale Indië, dit in 't geheel niet artistiek, niet poëtisch is, en waar men om de rozen in witte potten, nauw gezet zooveel paardevijgen maar mogelyk stapelt als mest, zoodat by een bries de rozengeur zich mengt met een frisch besproeiden meststank. En zy wa* onrechtvaardig geworden als een ieder, echt Hollindsci, echt baar, dat wordt voor het mooie land, dat hij zien wil volgens zyn voorbedachte visie van litteratuur, en dat hem het eerst trefc in zijn belachelijke kantjes vai kolonialisme. En zij vergat, dat het land zelve, het oorspronkelijk zoo heel mooie land, geen schuld had aan die belachelykheid. Zij had een piar jaar doorgemaakt en zij tad zich verwonderd, was nu eens geschrikt, dan weer getchokt, had nu eens gelachen, zich dan weer geërgerd, en had zich e.ndelyk gewend. Zij had zich gewend aan het spjl der teenen, aan de mest van de rozen; zij had zich gewend aan baar man, die geen mensch e^ geen man meer was, maar a abtenaar. Zij had veel geleien, wanhopige brieven ge schreven, zij had van heimwee gesmacht naar bet huis harer ouders, zij wa- op het punt gewee-tt plotseling te vertrekken maar zij had hit niet gedaan, om haar man niet in eenzaamheid achter Ie laten, en zij hal zich gewend en zij had zich geschikt. Zij had, behal^e de ziel van een artiest, h t hart vaneen dapper vrouwtje. Zij was haar man lief blyven hebben. En to?n zij zich bad gewend, werd zij recht vaardige en zag zij eensklaps veel van het mooie van Indië, waardeerde ze de statieuze gratie van een klapp rboom, de exqnise pa-ady'ssmaak van lud.sche vruchten, de pracht der bloeiende boomen, en had zij in de binnenlanden gezien den groo schen adeldom van die natuur, de harmoniën der berggol'ingen, de sproke wouden van reuzevarens, de dreigende ravijnen der kraters, de spiegeltrapte;ra-sen der liquide sawahs met het teedere groen der jong) pa Idi, en, als een openb sring van artistieke vizie was haar geweest het karakter van dert Javaan in zyn sierlijkheid, zyn g atie, zijn groet en zy'a dans, zijn voorname aristocratie, zoo duidelyk dikwijls afstammeling van edel geslacht, van een oer ouden adel, en zich moderniseerend tot diplomatische lenigheid, van natura aanMiimiimiiMiiiimmiiiimituttmiiii 40 cents per regel. IIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIKIItlllllMlllllltlltinillMIIIIIIIIIIIIMIMIIIIIIIIIIIIIMIIII fl2.4O «n hoog^r 4 Me'er! Franco en vr|| van invoerrechten toegezonden! Stillen ommegaand ; evi-nzno van zwarte, witte en gekleurde ,,IIenneberg-ZU«ie" van 45 et. lot fl 11 1O per M«ter. G. Henneberg. Zijde-Fabr. (k. & k. Hofl.<, Zürich. Hoofd-Depöt VAN Dr. JAEGER'S ORIG, Normaal-WolartMea. K. F. DEUSCHLE-BBNGEB, Amsterdam, Kalverstr. 157. Eenig specialiteit in deze artikelen in geheel Nederl ECHT; VICTORIAWATER. Piano-, Orgel- ea MEYR4IOS «& KALSHOVEN, Arnhem, Zoningsplein. VLEUGELS en PIANINÜ'S in Koop en in Huur. Repareeren Stemmen Ruilen. NAAR Nieuwendam. Schellingwoude Oranje Sluizen. Eiland Marken. Zorgvliet. 't Kalfje. Ouderkerk, Uithoorn, PLEIZIERTOCHTJES, Voor het maken hiervin is een prachtig ingericht STOOJIJACHT dagelyks (be halve Zondags) te n u a r. Te bevragen Kantoor Haven-Stoombootdienst, 127 O. Z. Voorburgwal, Amsterdam. BV Interc. Telefoon O84.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl