Historisch Archief 1877-1940
No.1211
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
biddend het gezag, en noodlottig gerezigneerd
onder het juk van die heerschers, wier gouden
galonnen zijn ingeboren eerbied wekken".
Dit is, dunkt me, Indië: de illusies, de ont
goocheling, het leely'ke en het mooie, Indi
zooals het in werkelijkheid is, ia een paar
bladzijden geschetst.
v Over de litteraire kwaliteiten van dit boek
er is nog al truc en vulgariteit in kan
een volgende keer, als het tweede gedeelte
afgedrukt is, iets gezegd worden. Onder den
titel De Stille Kracht", wordt verstaan de
stille werking, de onbegrepen drang van het
heel-, half- of nog minder dan half-Indisch bloed,
dat onder de oppervlakte, in stilte, broeit, eens
tot uitbarsting moet komen, wat evenwel door
den Europeaan noch wordt gezien, noch be
vroedt, omdat hem ontgaat, in zy'n positief beid,
de mystiek der zichtbare dingen die zich
openbaart in geheimzinnigheid.
Verder in deze aflevering nog een fragment
Een Trow yan Metals.
Vrij naar het Engelsch.
Lucy Stone werd den 13 Augustus 1818 op
een hoeve by West-Brookfield (Massachusett)
geboren.
Zjj was de dochter van Francis Stone en
Hannah Matthews, en het achtste van 9 kin
deren. Zy was de afstammeling van een
degelyke familie uit Nieuw-Engeland. Haar vader
was een gegoede pachter, geacht door zy'ne
buren, maar geheel doortrokken van het idee,
dat de man het recht heeft over zijn vrouw
«den baas" te spelen, zooals trouwens alle
mannen van zyn ty'd en zeker ook nog de
meeste mannen in onzen ty'd.
Lucy groeide op tot een gezond, krachtig
meisje, bekend om hare onverschrokkenheid
en waarheidsliefde. Zy was eene uitstekende
leerling en een vly'tige arbeidster in huis en
op de boerdery'. Soms hoedde zy' de koeien
'B*morgens vroeg by sterrenlicht vóór zonsop
gang, blootvoets, terwijl de dauw op het gras
zóó koud was, dat zij op een steen ging zitten
en om de beurt den blooten voet tegen het been
hield ten einde ze te verwarmen. Iedereen
op de hoeve werkte. De moeder had den avond
vóór Lucy's geboorte acht koeien gemolken.
en toen men haar vertelde dat de pas-geborene
een. meisje was, riep zy smartelijk uit: «'tSpy't
me, dat het een meisje is. Een vrouwenleven
is zoo hard!"
Lucy was als klein meisje al dikwyls ver
ontwaardigd over de wy'ze waarop hare moeder
en andere vrouwen door hunne mannen en door
de wetten werden behandeld; en in haar kin
derhoofdje werd de gedachte geboren, dat die
wetten veranderd moesten worden.
Op een dag in den bybel lezende, terwyl
zy nog een kind was, kwam zy op den tekst:
>En tot uwen man zal uwe begeerte zy'n en
hy'zal o ver u heerschappij hebben." Gen.3 versie.
Toen wenschte zy maar dood te zy'n. Later
besloot zy naar het gymnasium te gaan om
Griéksch en Hebreeuwsch te leeren, den bybel
in het oorepronkely'ke te lezen, om zich
persoonlyk te overtuigen of dergelyke teksten wel
goed vertaald waren.
Haar vader zond zy'n zoon naar het gym
nasium, maar toen zijne dochter vroeg naar het
gymnasium te mogen gaan, zei hy tot zy'ne
vrouw: >Is het kind krankzinnig."
Het meisje moest zelf haar geld verdienen.
Zy plukte bessen en kastanjes en verkocht ze
om van de opbrengst boeken te koopen. Ver
scheidene jaren gaf ze les op dorpsscholen,
zelf studeerende en. les gevende om beurten.
Spoedig werd zij bekend als een bekwame
onderwyzeres. Eens werd zy als onderwyzeres
aangenomen op een dorps «wintersehool", die
gesloten moest worden, omdat een troep groote
jongens den onderwijzer vierkant het raam had
den uitgegooid. Gelukkig kwam deze op een
hoop sneeuw, dus nogal zacht, terecht. In
den regel werden vrouwen niet geschikt ge
acht om les te geven op een winterschool,
omdat die bezocht werd door groote jongens,
die 's winters geen werk hadden op de boer
dery'. In een paar dagen had zy de school
in volmaakte orde, en de groote jongens, die
het meest hadden bygedragen tot de wanorde,
werden hare beste leerlingen; toch kreeg zy,
omdat zy vrouw was, slechts de helft van
hetgeen haar ongeschikte voorganger ver
diende.
Daar onderwijzeressen zeer slecht gesalari
eerd werden, heeft zy' tot haar 25e jaar les
moeten geven om de som te verdienen, die
zy noodig had om naar Oberlin te gaan, waar
toen op het nieuwe gymnasium meisjes werden
toegelaten. Van Buffalo over het Eriemeer naar
Cleveland reizende, had zy' geen geld genoeg
om een hut te bekostigen, toen sliep zy op
het dek op een hoop graanzakken, tusschen
paarden en vrachtgoederen, met eenige andere
vrouwen, die evenals zij te arm waren om
anders te reizen dan als dekpassagiei-s. Te
Oberlin verdiende zij haar brood met lesgeven
op de voorbereidende school van de Universiteit,
met huiswerk te verrichten in het pension van
vrouwelyke studenten, voor 1% ets. het uur.
De meeste studenten waren arm en de Uni
versiteit verschafte baar kost en inwoning voor
een dollar 's weeks. Doch zelfs dit geringe
kostgeld kon zij niet betalen, en gedurende
haar geheelen studietijd kookte zy haar eten
pp haar kamertje en besteedde aan kost en
inwoning minder dan fl. 1.25 's weeks. Ge
durende den geheelen cursus droeg zy slechts
n japon, van een goedkoop katoenen stofje
vervaardigd, en in 4 jaar ty'ds is zy slechts
nmaal naar huis geweest.
Toch genoot zy' met hart en ziel van haar
Academieleven en vond zy zelfs ty'd voor lief
dadige werken.
Oberlin was een stad zeer sterk gekant tegen
de slaverny' en waar gevluchte slaven een
veilig onderkomen vonden. Daar werd een
school opgericht om de zwarte vluchtelingen
te leeren lezen. Men verzocht Lucy Stone zich
daarmede te belasten. De kleurlagen, zoo
yersch losgebroken van de slavenketenen en
intens dom, achtten het evenwel beneden hun
waardigheid om door eene vrouw onderwezen
te worden. Zonder haar hiermede bekend te
maken, nam de schoolcommissie haar mee naar
school en stelde haar aan de bevryde slaven
voor als hun onderwyzeres, denkende dat zy
in haar by'zy'n hun weinige ingenomenheid er
mee niet zouden toonen. Maar een gemor
van ontevredenheid liep onder de aanwezigen;
toen stond een lange, zware man, zwart van
van een reis-dagboek door Henri Borel over
Fra Angelico, vol onbeteugelde lyriek, zonder
zelf-contróle. In Holland, zoo beweert onze
idealistische Nurks-Borel maar heel parmantig,
zou een Fra Angelico nooit kunnen bestaan.
En dat wordt gezegd van een volk waar eens
een Thomas a Kempis leefde!
Mevr. M. Bilders van Bosse, de sympathieke
vrouw en schilderes, onlangs overleden, wordt
door mej. Augustus de Wit in een opstel, met
persoonlijke herinneringen doorvlochten, her
dacht.
Volgt dan nog: het tweede gedeelte van het
opstel over de Nederlandsche
Shakespearekritiek door dr. W. C. C. Byvanck, een
terloopsche bespreking van prof. A. G. v. Hamel,
over de Academie-f ran e, aise, naar aanleiding
van Paul Hervieus benoeming tot het lidmaat
schap en der voordrachten by die gelegenheid
uitgesproken.
Van denzelfden schrijver nog een letter
kundige kritiek over Poèmes et Légendes dn
uiterly'k, op en vroeg het woord: «Persoonlyk
heb ik niets tegen miss Stone," zei hy, »maar
ik ben vrij om te bekennen, dat het idee,
door een vrouw onderwezen te worden, my
alles behalve aangenaam is." Lucy Stone wist
echter hem en de andere slaven te overreden,
dat het er toch niet op aankwam wie hun
leerde lezen, als zy' het maar leerden, omdat
dit in hun belang was. Hare zwarte leerlingen
waren spoedig aan haar gehecht. Toen haar
pension gedurende hare ty'delyke afwezigheid
in brand raakte, renden verscheidene leerlingen
uit hare klasse naar de plek des onheus, om
haar goed en have te redden.
Toen zij terugkwam, vertelde men haar, dat
een heele troep kleurlingen naar den brand
kwamen aangeloopen en buiten adem vroegen:
»waar is de koffer van miss Stone?"
Haar eerste openbare speech hield zij
tydens den academie-cursus. De kleurlingen had
den een feest op touw gezet ter viering van
hun bevryding en verzochten haar als spreek
ster op te treden.
De rector-magnificus en eenige der profes
soren werden eveneens uitgenoodigd om te
spreken. Zy gaf de toezegging daartoe en
dacht verder niet over de zaak na. Den vol
genden dag werd zy voor den Vrouwenraad
gedagvaard. Zy brachten haar onder het oog,
dat het «onvrouwelyk" was en tegen de Hei
lige Schrift, in het publiek te spreken. De
vrouw van den rector vroeg haar, of zy zich
niet geheel en al misplaatst zou gevoelen,
zoo geheel alleen te staan op de tribune onder
al die mannen? Zou u niet verlegen en be
vreesd zy'n?" ??«Waarom zou ik dat zijn,
mrs. Maham?" antwoordde zy, «die mannen
zy'n de rector Maham en mijne professoren,
die ik dagelijks op 't College ontmoet. Ik
was voor geen van hen bang." Zy kreeg toe
stemming om haar speech openlijk te houden
en met een vermaning werd zy' weggezonden.
Aan het eind van haar studiejaar werd haar
opgedragen een proefschrift te schrijven, dat
by hare promotie zou worden voorgedragen;
haar werd te kennen gegeven, dat een der
professoren dat proefschrift in hare plaats zou
lezen, omdat het niet te pas kwam voor eene
vrouw, in het openbaar haar eigen proefschrift
voor te lezen. «Als ik het niet zelf mag voor
dragen, dan bedank ik er voor het te schry'ven,"
was haar antwoord.
Ongeveer 40 jaar later, toen de stad Oberlin
haar 50-jarig bestaan vierde, werd zy' uitge
noodigd op een groote vergadering als een der
sprekers op te treden. Zoo is de wereld
vooruitgegaan.
In 1847 promoveerde zy en in hetzelfde jaar
hield zy haar eerste rede over de rechten der
vrouw. Daarna hield zy op verzoek van de
Anti-slaverny-Vereeniging geregeld lezingen.
l In hare lezingen besprak zy tevens de rechten
der vrouw. Op een avond was zy zoo ver
vuld van de vrouwenkwestie, dat zy de af
schaffing der slaverny' te nauwernood aan
roerde. De afgevaardigde van de anti-slaverny'
vereeniging, die de lezing op touw had gezet,
zei tot haar «dat dit geen lezing was tegen de
slaverny en dat het zoo volstrekt niet ging.
Haar antwoord was: «dat weet ik, maar ik
kan 't niet helpen. Ik was vrouw alvorens eene
abolitioniste te zy'n en ik moet voor de vrouwen
spreken." Zy nam haar ontslag als spreekster
van de Anti-slaverny-Vereeniging met het plan
zich geheel en al te wijden aan de Vrouwen
beweging. De Vereeniging wilde haar echter
niet loslaten, omdat zy een van de beste
spreeksters was; eindelijk was men overeenge
komen, dat zy Zaterdags en Zondags (dagen
te heilig om over vrouwenrechten te spreken)
voor hun vereeniging zou optreden en de
overige dagen op haar eigen verantwoording
besteden zou tot het houden van lezingen over
vrouwenrechten.
Hare wederwaardigheden gedurende de vol
gende jaren zouden een boekdeel vormen.
Eerst lang daarna werd eene Vereeniging voor
vrouwenkiesrecht opgericht. Toen stond zij
geheel alleen, vond nergens medewerking of
steun. Zoover haar bekend was, waren er
slechts enkelen in het geheele land, die iets
voelden voor gelijke rechten. Zij spy'kerde
zelf de aanplakbiljetten op voor hare lezingen,
zy droeg by zich een zakje spijkertjes, en als
hamer gebruikte zy een steen, dien zij op
straat opraapte. Soms volgde haar een troep
straatjongens, haar uitjouwende en dreigende
de aanplakbiljetten af te scheuren. Dan stond
zij even stil. riep de jongens bij zich, en hield
een voorloopige meeting op straat, totdat zij
al de jongens voor zich gewonnen en hen over
reed had de aanplakbiljetten ongemoeid te laten.
Eens in den winter had men een glazen ruit
weggenomen uit een venster achter de stand
plaats van de spreekster, een emmer ijskoud
water werd haar over het lijf gegoten, terwijl
zij daar stond te spreken. Zij deed heel kalm
haar shawl om en ging voort met spreken.
Peper werd er gebrand, alle middelen te baat
genomen om de meetings te doen mislukken,
maar te vergeefs. Zy reisde over een groot
gedeelte der Vereenigde Staten. In de meeste
steden, waar zy lezingen hield, had eene vrouw
te voren nog nooit gesproken en uit nieuws
gierigheid kwamen de menschen by massa's
opdagen. De spreekster was voor hen een voor
werp van verbazing,
De algemeene voorstelling van een pleitster
voor vrouwenrechten was: een groote magere
vrouw, hoekig en onbehouwen, met een
mannelyk uiterly'k en een kryschende stem, de
mannen uitscheldend.
Inplaats daarvan zagen zy een nietig per
Moyen-age van Gaston Paris en over Zwer
vers" van G. v. Hulzen.
Dan enkele aacteekeningen door mr. J. N.
v. Hall, over Molières malade imaginaire, een
gedicht van Jul. J. C. de Boer, De Kerk",
het muziek-overzicht door Henri Viotta, de
beschouwing over het Buitenland en de gewone
bibliografie-rubriek.
Van Frans Netscher, die tengevolge zyner-vele
journalistieke bezigheden, als litterator zoo
lang zweeg, wordt nu in De Gids voor een der
eerste afleveringen nieuw werk aangekondigd.
* *
*
De Arbeid (repliek).
Een der medewerkers van De Arbeid stelt
me eenige vragen.
Er is iets komisch in een vraag te stellen,
en het antwoord, wat er noodwendig op volgen
moet, tegelijk in ontkennenden zin er by' te
voegen. Ontegenzeggelijk grappig zoo'n wijze
van vragen te stellen.
De heer E. vragend waarop ik de bewering
baseer, dat De Arbeid is omgezwaaid, zegt
tegelijk: het feit, dat v. Deyssel, ook Kloos en
anderen de eer wordt bewezen die hun toe
komt, is daarvoor geen bewys.
Ja, maar dat erkennen van v. Deyssel, Kloos,
Verwey, Gorter enz. is wél het bewijs. Dat is
juist het bewijs.
Immers, dat zijn en waren de hoofdmannen
van de richting, die ge wilt bestrijden, waar
voor ge uw tijdschrift hebt opgericht, de groote
trom geroerd. Ge wilt de N. 6ri<fe-richting
bestryden en ge looft en prijst de hoofdmannen.
Begrijpe, wie dat begrijpen kan!
Indien ge, want, daar zal de spitsvondigheid
wel heen moeten, dadelijk bij de oprichting
had gezegd, dat ge deze voormannen uitzon
derde, dan zou het, hoe inconsequent ook,
omdat men nooit den aanhang, maar wel de
kern bestrydt, dan zou het nog gegaan zyn.
Maar, dat is niet gezegd!
Integendeel. Ge hebt Beets, Conscïence en
soontje, met bedaarde, eenvoudige manieren,
innemend van uiterly'k en met de liefste stem,
die men van een spreker ooit gewend was te
hooren.
Die stem werd vermaard. Zy' was zoo mu
zikaal en sympathiek, dat menschen, die haar
ns hadden hooren lezen, als zij haar jaren
daarna enkele woorden hoorden spreken in den
trein of in een diligence, waar het te donker was
om de menschen te herkennen, zonder aarzeling
uitriepen: «Dat is Lucy Stone."
Oude menschen, die zich die lezingen her
inneren, zeggen eenparig, dat zij buitengewoon
welsprekend was. Het waren geen oratorische
kunstgrepen, maar de zuiverste oprechtheid,
eenvoud en intense ernst van de spreekster,
gevoegd by een zonderlinge, magnetische kracht,
die van haar uitging en hare zelfvergetelheid,
die de talrijke toehoorders imponeerden. Dik
wyls luisterde het gepeupel naar haar, terwy'l
het een anderen spreker wegbrulde. Op een
meeting te New-York, waar over »de rechten
der vrouw" zou worden gesproken, maakte het
volk zoo'n geweld, dat het voor geen enkelen
spreker mogelijk was zich te laten hooren.
De eene spreker na den ander beproefde het,
doch te vergeefs: hun stem ging verloren onder
het gejouw en gehuil der menigte. Men dacht
er over de vergadering te verdagen, toen Lucy
Stone optrad. Het gepeupel werd zoo stil,
alsof zy' in de kerk zaten; nauwelijks begon
de volgende spreker of daar begon het spek
takel opnieuw en duurde tot het laatste toe
voort. By het einde van de meeting, toen de
sprekers naar de kleedkamer gingen om hun
hoeden en mantels te halen, stroomde het volk
naar binnen en omringde hen. Lucy Stone,
die meer dan verontwaardigd was, begon hun
hun schandelyk gedrag te verwijten. «Och wat"
antwoordde een hunner, »U hebt niet te klagen,
voor u hebben we ons stilgehouden."
Op een openlucht meeting tegen de slavernij
te Cape-God, werd er een tribune opgericht
voor de sprekers, en een menigte menschen
woonde de vergadering bij, maar een menigte
met zoo'n dreigend aaöziört, blykbaar met het
doel geweld te plegen, dat de sprekers een
voor een de tribune verlieten en ongemerkt
wegslopen, totdat er niemand overbleef dan
Stephen Foster en Lucy Stone.
Zij zeide: »Je doet beter weg te gaan,
Stephen; daar komen zy al aan." Hij ant
woordde: «Maar wie zal voor u zorgen?"
Op hetzelfde oogenblik kwam het gepeupel
voor de tribune, en een zware man sprong
er op, zwaaiende met een knods. Lucy wendde
zich tot hem en zeide zonder aarzeling: «Deze
heer zal my' beschermen." De man verklaarde,
.dat hy het doen zou. Hy nam haar onder den
eenen arm en met den anderen den knods
vasthoudend, baande hy voor haar een weg
door de menigte, die Fo'ster erg mishandelde,
evenals de andere sprekers, die zij te pakken
konden krijgen. Hare persoonlykheid had
zoo'n invloed op den man, dat deze, na haar
op een boomstam te hebben neergezet, naast
haar de wacht hield met den knuppel in de
hand, terwy'l zij het gepeupel toesprak. Zy
waren zoo bewogen door hare woorden, dat
zy' niet alleen verder geweld nalieten, doch
eene collecte hielden van 20 dollars voor
Stephen Foster, wiens jas zij van boven tot
onder hadden doorgescheurd.
In 1855 huwde zy' Henry Blackwell, een
koopman in yzerwaren uit Cincinati, een vurig
voorvechter van vrouwenrechten en een
abolitionist. In 1853 woonde hy eene vergadering
by' in het Stadhuis, toen Wendell Phil
lips, Theodore Parker en Lucy Stone spraken
over een verzoekschrift om vrouwenkiesrecht,
aan het hoofd waarvan de moeder van Louise
Alcott stond; van dat oogenblik besloot hy
haar te trouwen, als zy hem tot echtgenoot
wilde hebben. Lucy Stone dacht nimmer te
huwen, doch zich geheel aan haar werk te
wy'den. Maar hy' beloofde met haar samen te
werken en overtuigde haar, dat zij samen
meer konden doen dan zy' alleen. Het huwelyk
werd thuis voltrokken bij de ouders der bruid
in West-Brookh'eld (Mass.). Zij moesten een
predikaat laten halen, die ,"0 mijlen ver af
woonde, omdat geen dominéin de buurt hen
wilde trouwen zonder het woord «gehoorzamen"
te bezigen. De reverend Higginson, die later
zy'n pastorie verliet om zich te wy'den aan
maatschappelijke hervormingen en aan het
leger (sedert is hy' meer bekend onder den
naam van kolonel Higginson), was toen pre
dikant in Worcester. Hij kwam en het hu
welijk werd door hem voltrokken.
Tijdens hun huwelyk gaven zy een geschrift
uit, bevattende een protest tegen de onrecht
vaardigheid der wet, die den man het recht
geeft het beheer te voeren over de goederen
der vrouw, over haar persoon en hare kinderen.
Dit protest, dat overal door de couranten
verspreid werd, gaf aanleiding tot heel veel
discussie en tot de verbetering der wetten.
Haar by'na 40-jarig huwelyk was zeer ge
lukkig.
Hare verdere levensgeschiedenis kan nu in
enkele regels worden samengevat. Zy en haar
man hielden lezingen op verschillende plaatsen
in de Vereenigde Staten. Zij namen deel in
de bewegingen, die ten doel hadden de ver
beteringen in de wet te onderwerpen aan het
volksvotum.
Zy hebben adressen gericht tot de wetgevende
macht, artikels gepubliceerd, wy'd en zijd
meetings gehouden. Zy zy'n krachtig werk
zaam geweest voor het aanbrengen van menige
verbetering in de wet en hebben ontzettend
veel bijgedragen tot verkryging vaa gelyke
rechten voor man en vrouw. In 1866 hielp zy
de Amerikaansche «Vereenigiug voor gelyke
rechten" organiseeren, die ten doel had het
verkrijgen van gelyke rechten voor negers en
vrouwen, en zy was presidente van het uit
voerend comitédier Vereeniging.
In 1869 stichte zy met Garrison, Curtis,
Higginson, mrs. Howe, mrs. Livermore en
anderen de Amerikaansche Vereeniging voor
Vrouwenkiesrecht, en gedurende by'na 20 jaar
was zy eveneens presidente van het uitvoerend
comitédier Vereeniging. Zy nam steeds op
zich niet de hoogste functie, maar die, welke
het meest te doen gaf. Door hare bemoeiingen
was het mogely'k in 1870 de Womans Journal
in Boston op te richten. Twee jaar later nam
zy de redactie van het blad op zich na het
aftreden van mrs. Livermore. Sedert zy'n zy
het blad blyven redigeeren, later bygestaan
door hare dochter.
De laatste jaren was zy' aan huis gekluisterd
door rheumatiek; toch werkt zij aan haar
schrijftafel even zoo hard voor vrouwenkies
recht als vroeger op de tribune.
Haar vriendelijk, goedig gelaat onder het
witte mutsje is steeds welkom op de vergade
ringen van de Vereeniging voor Vrouwenkies
recht.
Zy beleeft een gelukkigen ouden dag, be
mind en geëerd door tal van jonge vrouwen,
en het meest geliefd door degenen, die haar
het best kennen.
E. K.-H.
tiiiiiiimiiiiiiimiuiiiiiiiiiiiiiimmmmimiiimiinmmtiiiiiimitniiiiiit
ItlllllllllllllllllllHlllllttlllllllllllllltllllllllllllllll
IMNIIMIIIIIIMN
Erika Paulas.?Gaarkeukens in Londen.
Zwemmen. Bazaar te Lemburg.
Erika Paulas, de vrouwelijke bouwkundige
van wie eenige maanden geleden in deze rubriek
gewaagd werd, is niet langer een onbekende.
By andere naties zal ons typisch «onbekend
maakt onbemind" ook wel met belemmerende
kracht werken. Natuurly'k ! men moet nog een
beetje wennen aan de gedachte van een vrou
welyke bouwkundige.
Weest op uw hoede heeren ! Wij hebben
nog andere verrassingen voor u in petto ! De
grootste verrassing houden wij voorzichtig en
overleggend als wy'len Pandora nog een ty'd
lang op den bodem van onze doos verborgen !
Een vrouw van talent en zeldzame bekwaam
heden ndist u dulden, strookt niet rechtstreeks
met uw aangeboren autocratische begrippen.
Maar. in een tijd van concessiën vóór-en-na,
zijt gy gelukkig conciliant genoeg, uw
ouderwetsche denkbeelden in den modernen stroom
te verfrisschen. Het gevaar loopen voor een
kranige vrouw in nig opzicht te moeten
onderdoen, dat zal uw eerzucht nimmer
gedoogen.
Des te beter. Wy' zijn slagvaardig, maar met
vrouwelyke slimheid verbergen wy onze wape
nen en den onuitputtelyken voorraad van ons
arsenaal. Vast besloten zy'n wij, die slechts
dralend en noode te vertoonen. Vóór alle din
gen wenschen wij niets te verliezen aan
liefj tallige bescheidenheid en lokkende
beminnelykheid.
De sociale wedloop blijft wenschelyk voor
beide seksen.
Mannen zullen dan niet indommelen over
hun verkregen brevetten en diploma's;
vrouwen zullen juist daardoor gevrijwaard
worden, ooit de verrassende maar py'nly'ke
ervaring op te doen, dat het geen groote kunst
is gelyken tred te houden met hare natuurlyke
tegenstanders.
De teekeningen en bouwkundige plannen
van de fysiek karig bedeelde Erika Paulas
zijn van dien aard, dat zij de bewondering
wekken van vakmenschen. Een door haar ont
worpen plan voor den bouw van een kazerne
ontlokte n kreet van ongeveinsde, niet be
studeerde verbazing.
Een plan zoo kloek en practisch ontwor
pen, en geteekend door een jong meisje ! Het
was bijna niet te gelooven.
Op zeer jeugdigen leefty'd, openbaarde zich
reeds haar teeken-talent. Erika's vader is
ingenieur en op zijn werkkamer ingekwartierd,
gewapend met potlood en een blank vel
papier, was het kind muis-stil en fantaseerde
lynen en figuren, die toen reeds haar vaders
aandacht gaande maakten.
Erika werd in 1875 te Zürich geboren, waar
haar vader desty'ds ingenieur was. In 1883
vestigde de familie Paulas zich te Bistrisz.
Thans heeft de stad Mediasch in
Siebenbürgen den bouw van een nieuw ziekenhuis
opgedragen aan Erika, die ook eenige jaren
praktisch werkte, zoodat zy in 1883 als metse
laar schitterende proeven van bekwaamheid
aiiegde. Nu is zy' in het bezit van haar diploma
als architect en reeds heeft zy zich met uitste
kend gevolg gekweten van eenige vereerende
opdrachten.
* *
*
De gaarkeukens in Londen zy'n met n
vermeerderd. Aan de mildheid van een
Londenaar, Thomas Lipton, heeft deze nieuwe in
richting haar bestaan te danken.
In het centrum der Londensche bedrijvig
heid, waar honderdduizenden doorénkrioelen,
zich haastend naar fabrieken, kantoren of
winkels, heeft de heer Lipton een gebouw doen
anderen, als goede voorbeelden gesteld tegen
over de demoralieeerende invloed van de N.
Gidsrichting. En niet in 't begin, maar lang
zamerhand, bij stukjes en beetjes, eerst Van
Deyssel, daarna nu ook de anderen, gaat ge
de waarde erkennen van hen, die ge eerst met
een enkele streek, de N. Gidsrichting wil iet
bestrijden. Ik weet niet hoe De Arbeid zelf
zoo iets betitelt; in goed Hollandsch hebben we
maar een benaming, dat is: z'n draai nemen.
Hoe lang is het geleden, dat in De Arbeid
Kloos op heftige, ja soms op kwajongensachtige
wijze werd bestreden, terwyl nu alle lof en eer
over hem wordt uitgezwaaid?
Niet minder grappig is de vraag het bewy's
te leveren dat zij decadenten zijn en dat zij
dit zelf hebben erkend.
't Is toch werkely'k my'n schuld niet, als de
eene medewerker niet leest wat een ander
schrijft.
Op pag. 453, in' het opstel van den heer
A. ehm staat toch letterlyk gedrukt:
verrijzen, met een groote eetzaal, waar ongeveer
500 personen kunnen eten.
Mannen en vrouwen kunnen hier voor twintig
cents een uitstekend verzorgd en voedzaam
middagmaal krijgen. Groote afwisseling in het
menu. Men kry'gt soep, groenten, vleesch en
een of andere meel- en melkspys, een gerecht
waaraan wy' den vervelenden naam «toetje"
geven. Naar verkiezing kan men het toetje
laten vervallen en daarvoor thee, koffie of
chocolade vragen.
Voor «Feinschmecker" is een afzonderlyke
eetzaal, waar men tegen spotprys »a la carte"
kan eten.
* *
*
Weer heeft de Londensche Bath-Club een
zwemwedstryd voor dames gehouden. De
kunstverrichtingen te water werden door een
talry'k en aanzienlyk publiek levendig toe
gejuicht.
In radheid en bedrevenheid behoeven de
leden van de Bath-Club niet onder te doen
voor draai- en zwaai-artisten van een beroemd
specialiteiten-gezelschap.
Men voelt zich stram als een oud bonkie
wanneer men ziet hoe log en krachtig de
spieren zy'n, van al die spartelende, zwem
mende, duikende, in 't water dansende en salto
mortales uitvoerende dames.
Weer heeft de weergalooze zwemster Lady
Constance Mackenzie den eereprys en medalje
behaald. Beide werden haar uitgereikt door
Overste Dawney.
Het schaduw- of spiegel-zwemmen viel
bijzonder in den smaak der toeschouwers.
Twee uniform gekleede zwemsters gaan te
water en zwemmen boven elkaar. Zy die onder
water zwemt ligt op den rug. Beide zwemmen
in volkomen gely'k tempo. Het effect van dit
kunstje bestaat hierin, dat men stellig meent
dat het beeld der boven-zwemster weerkaatst
wordt in een onder haar geplaatsten spiegel.
Achterwaarts van de loopplank springen om
een salto mortale te volbrengen zy'n kleinig
heden voor de dames van de Bath-Clnb. Het
marcheeren en walsen in het water gaf aan
leiding tot uitbundige vroolijkheid.
Lady Mackenzïb voerde een solo-dans uit
met muziek-begeleiding. Haar keurige onna
volgbaar sierlyke passen werden daverend toe
gejuicht.
* *
*
In Lemberg is met klinkend gevolg een
weldadigheids-bazaar gehouden ten bate van
vondelingen.
De fine fleur van Lemberg maakte zich hier
verdienstelyk en verzamelde in korten ty'd
fabelachtige sommen.
Aan den ingang verkochten mevrouw Papara
en jonkvrouw Smarzewska toegangskaarten.
Mevrouw Papara was gekleed in zwart kanten
japon met application. Het corsage was n
gitten -flonkering.
Jonkvrouw Smarzewska had een licht zy'den
japon aan in changeerende tinten.
Gravin Andrée Dzieduszycka in pastei -blauwe
zijde en mevrouw van Janowicz in hoogst
elegant blauw toilet met wit borduursel namen
vrooly'k de honneurs waar aan het buffet.
Het goud vloeide haar van alle kanten toe.
Prinses Alexandra Pininska in hel-blauwe
foulardzyde met kostbare kant, schonk Cham
pagne. Ook zy schonk ten behoeve van de
verlaten stnmpertjes met tastbare resultaten.
Deze Lembergsche bazaar was een echte
«Vanity Fair". De verkoopsters wedyverden in
sierlyke toiletten.
Van champagne gesproken. Op een
weldadigheidsfeest te Amsterdam, vroeg een be
zoeker aan een champagnebar naar den prijs,
van het hem geboden glas champagne.
Tien gulden.
Drink u dan eerst, verzocht de bezoeker en
bood de gevulde coupe aan de dame, die hem
het sprankelend vocht had geschonken.
Gracieus nam zy het glas aan, dronk een
teuge, overhandigde den kooper nogmaals den
beker, zeggend met onverstoorbare kalmte:
«Asjeblieft, meneer, maar op die manier, betaalt
men twintig gulden, voor een glas champagne.
Hilariteit onder de omstanders.
Pauvre Sire ! men vraagt op
liefdadigheidsfeesten niet naar den pry's van ververschingen
en van bloemen.
Men geeft en hoe ruimer, hoe beter.
Mokkend ledigde hy zy'n kelkje, dat hy op
onbescheiden wy'ze had trachten te «credenzen".
Gravin Choloniewska droeg een kleed van
koren-blauwe zy'de metboléro; een hoedje met
korenbloemen geheel in toon met haar toilet
verhoogde het lieve en gedistingeerde van haar
verschyning.
Barones Jakisch verkocht rozen. Zy was
geheel in 't wit. Wit zy'den rok met drie
volants van point-lace; een lange tunica even
eens van point-lace viel over den rok. Corsage
in blouse-vorm, was met dezelfde kant gegarneerd.
Hals en armen waren luchtig bedekt met
doorschynende witte, mousseline de soie.
Mejuffrouw Obtulowick verkocht sigaretten.
Zy had een witte japon aan, met veel
entredeux van geele kant. Een hoedje, eigenlyk
niets anders dan n touffe vergeet-my-niets
stond haar coquet en bekoorlyk.
Prinses Tola Pininska droeg een lichtgry's
kleed met wit geborduurden Figaro en hooge
zwart satijnen ceintuur.
CAPBICE.
gr e xx
venfrissolxoxido d
xxx