De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 9 september pagina 8

9 september 1900 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

8 DE AMSTERDAMMER WEffiKBJLAD' TQO'ffi N E D E R,L;A N Dl Noi 1211' M Fries en de Friezen. L Het is 'en allerbelangrijkst besluit geweest, dat er door het Setskip fbr fryske tael en skriftekenBisw" op> z'rj laatste algemene ver gadering genomen is: men zou het onderwijs in d» Friese' taal ter hand nemen. Beschamend is het dat het initiatief om dit besluit tot stand te doen komen door 'en Hollander, de heer P. de Clercq van Veenwouden, genomen is. Ge lukkig kan men met de stukken in de hand bewijzen dat er ook Friezen' waren, die hetzelfrfe wilden vóór het voorgesteld was. 1) De wenselikheid, nee de strikte noodzakelikheid staat als' 'en paal boven water, dunkt me. Hoe is de toestand nu? De grootste massa van de Friezen spreekt Fries, maar velen kannen hun taai niet lezen, de meesten niet schrijven. Wie die taal wél kunnen schrijven en dat ook doen, dat zijn de enkele meewerkers aan de 2 Friese tijdschriften en dan noch enkele anderen, die voelen, dat ze zich veel beter in hun Fries kunnen uitdrukken dan in het Htjrllanéto, of wel uit' liefde voor de wel luidendheid en innigheid van die taai zich er van bedienen. Op de grote massa zijn dat er o zo weinig. Maar hun schrijven in de tijd schriften wordt met graagte verslonden, door die velen die de taal zelf niet schrijven kunnen, zeggen ze, maar er toch mee op hebben, als het maar. geen verzen zijn, want die worden veelal alleen de eer waardig gekeurd van gelezen te worden, als ze van bekenden zijn. En er weïdl ook door beschaafde Friezen veel drukte gemaakt van verzen op.... het fietsen b.v. Die vinden ze mooi, de diepstgevoelde an dere lezen- zo niet dan bij uitzondering. Voor 'en volk, zooals ze zich zo graag horen noemen, dat trots is op z'n taal is dat al 'en heel pover resultaat. Werkelik is het er maar 'en heel klein beetje beter mee gesteld dan met het Gronings, Drents, Ovcrijselsenanderediealekten. Ook die worden gesproken, maar weinig of niet geschreven, dan bij wyze van liefhebberij, en als zodanig ook gelezen door meer mensen dan er in schrijven, maar toch altijd niet velen. Kasboeken worden er niet in bijgehouden, geen rekeningen aan buren, in die diealekten geschreven, toegezonden, geen handelskorrespondentsie met provinsiegenoten daarin gevoerd, geen famieliebrieven daarin geschreven dan voor de aardigheid eens; kortom, het komt die mensen niet in 't hoofd op om daar 'en andere taal dan het Nederlands voor te gebruiken. Nu, zo is in de praktijk ook de toestand in Friesland; alleen het aantal brieven zal veel groter zijn, omdat de vereerders van het Fries hun taal daarvoor blijven gebruiken, niet voor de aardigheid, maar uit diepgevoelde overtuiging. Het Fries staat tussen het diealekt en de algemene baschaafde taal in en als ik er 'en beeld voor gebruiken mag, dan zou ik dit zeggen: het diealekt is het kleine meisje, dat zich eenvoudig geeft zoals het is, natuur-lik en bekoorlik, dat wel eens ruwe dingen doet en zegt die 'en groot mens niet zou doen en zeggen, in 't openbaar ten minste niet, maar dat door dit hele waas van onschuld en naïef beid de mensen aantrekt, voor zover ze niet te overbeschaafd geworden z\jn en al-te-fatsoenlik, te deftig. De. beschaafde algemene taal is de volwassen vrouw, die alle poëzie meegevoelt en in haar brieven zich geheel kan geven, die het volle mensenleven in zich heeft en meeleeft, de mooie vrouw die het middelpunt is van 'en grote kring van vereerders en ze weet te blyven boeien door haar kennis, kunst en wetenschap. En nu is het Fries de bakvis, te klein voor 't tafellaken, te groot voor 't .servet; die zich schaamt om zich te geven zooals ze is, liever zich voornamer en vooral ouder voordoen wil ^an ze is, daarom velen afstoot, terwijl anderen dat aanzien en zwijgen omdat ze weten welk 'en vrouw er uit die bakvis opgroeien zal. De Friezen hebben hun woordenboek, hun volkslied, hun litteratuur, hun spraakkunst net zo goed als de Hollanders, maar hun taal onderling in alles gebruiken ... dat doen ze niet. Hoe komt dat zo ? Men geeft de schuld aan de grote massa Hollanders, aan de school, waar Nederlands geleerd wordt, aan de kerk me t de taal van de statenbybel, aan het toenemend ver keer door meer spoorwegen, meer stoombooten, fietsen enz., maar men geeft de schuld liefst niet aan zich zelf. En toch ... wij Friezen hebben de zelfde beleefdheid over ons die de Nederlan ders in 't algemeen onmiddellik doet aannemen wat uit den vreemde komt, die dezen er toe dwingt elke taal te spreken die 'en vreemde maar wil als hy zich in ons land gevestigd heeft, 'en beleefdheid, die fienansjeel noch al wat opbrengt, maar overigens vrij wel de dood is van alle zelfbewustheid, kracht. Hoeveel viezietes, gezelschappen, enz. zyn er niet op de Friese dorpen, waar n vreemdeling, burge meester, dokter, domienee, ontvanger of notaris, die jaren op die plaats gewoond en er de volks taal gehoord heeft, in staat is de mensen in plaats van het hun als van zelf natuurlikafgaande Fries 'en soort van stadsdiealekt, Fries-Hollands te doen spreken. EB de krachtige persoonlikheid die daar niet aan mee wil doen, nu, die wordt er op aangekeken en krygt 'en tikkeltj e ruw- en onbeleefdheid over zich in de ogen van de anderen, terwijl toch die Hollander, als hij enig gevoel voor het echte, het ware heeft, zich natuurlik half dood moet ergeren over zoveel halfslachtigheid, die zonder dringende noodzakelikheid, als b.v onverstaan baarheid tegenover echte vreemdelingen zou wezen, eigen taal opzijduwt. Maar dat is zoo geen boos opzet van ons: we zijn dat zo gewoon van kind af. Ik heb hier vanzelf het oog op die hogere standen, die het meest met vreemdelingen in aanraking komen. In die kringen heerst dan ook 'en moedeloosheid voor de toekomst van het Fries, 'en verering van het Hollands om redenen van praktyk die bedroevend is, en beangstigend voor de toekomst zou wezen als men niet wist dat er in de kern van het volk meer zit dan zo voor 't uiterlik blijkt. Die kern komt o.a. bloot, zodra de Friezen in 't buitenland d. i. buiten Friesland zijn. Dan merken ze 't, dat ze behoefte hebben aan hun eigen natuurlike taal. Het gaat hun dan als de bakvis, die in 'en stadsomgeving loozjeert en terugverlangt naar haar natuurlike dorpje, waar ze zich zo vrij bewegen kon. En nauweliks komt er 'en Friese advertensie in de krant om ze op te roepen 'en vereniging te vormen, of de leden stromen toe. En overal waar Friezen zijn, ontstaan ze in de laatste tijden. De kern gaat blykbaar uitlopen, het voorjaar komt, is er al voor de Friezen buiten hun land, komt nu ook over Friesland zelf. Velen zullen daar nu alleen de Maatse buien, de stryd, gaan zien, maar wie geloven aan de toekomst; wie weten, dat in het kind op onze dorpen grote voorliefde voor z'n taal is, blijkende bij 't zingen van Friese liederen op de school; 1) Zieo.a. Forjit my net'; Maart en Mei 1900. wie dat nieuwe leven in zich gevoelen, zy moeten juichen, nu het Fries Selskip" eindelik de zaak ter hand genomen heeft. En wat zal er dan. moeten gebeuren ? Dit: de Friese onderwijzers zullen hun taak krijgen. Ook zij onder hun, die zelf schrijven in het Fries en dus volkomen meedoen aan de tot nu toe doodlopende Friese beweging, mair vooral zij die dat niet doen, niet kunnen; ze moeten les hebben. Dr. F. Buitenrust Hettema is tot m'n groot genoegen bereid om die te geven. Waarin ? l, in de Friese letterkunde van oude en nieuwe tijden, 2, in de Friese taal, ook 'en beetje de oude, maar in hoofdzaak in de tegenwoordige, met z'n uiteenloopende vormen, met z'n ver schillende diealekten in dorpen op 'en paar unr afstand van elkaar, 3, in de Friese spelling met z'n hier en daar nodeloze omslachtigheid, terwijl juist het moeilike voor velen ook zit in het weergeven van de tweeklanken, waaraan het Fries zo rijk is. In een woord hy' zal hun ook moeten wy'zen op het belang van goed luisteren naar 't eigen woord voor het kind, om hem te gemakkeliker aan 't schrijven te krijgen. Dat daarbij 'en noodzakelin gevolg is dat de Friese spelling zich wijzigt, is van niet zo veel gewicht. Maar 'en Friese jonge mag natuurlik niet leren b v. dat de woorden wui, hud, bud, (woord, haard of hard, baard) geschreven moeten worden wird, hird, bird. Dan rasfct hy het spoor bijster en de moeite aan1 het les-geven verbonden wordt er nodeloos groter door. 2) Heeft de onder wijzer n van iedere schoot wag voorloopigwel voldoende nu die denkbeelden in zich opgenomen te Leeuwarden, dat het geschiktst ligt voor die lessen, dan moet hij met steun van het Selskip", de Friese gemeenten, als de Gedeputeerde' Staten ten minste het belang er van kunnen in zien voor de volksontwikkeling en de duimen niet te stevig op de beurs drukken, en verder de aanzienlike burgers les gaan geven, aan de kinders van de hogere klassen dunkt me, buiten de schooluren om, b.v. op Woensdag en Zaterdag, Hij mag daarvoor niet gratis geprest worden, met de goeie zaak voor de ogen enz., om de heel eenvoudige reden dat de onderwijzerstraktementen niet van dien aard zijn of het zou dan heel gauw verlopen, zodra de eerste geestdrift bekoeld was. En het kind ? Wel, dat heeft ik weet het van onderwijzers ? nu al veel met z'n Fries op a's het zich bij de graatsie eens even op school vertoont, maar ook hem kan men blijvend boeien door 1. het oude middel aan te grijpen, dat in de tijd van. de Halbertsma's beproefd bleek, n.l. het geven van Friese schoolprenten f?heilingen"); niet die oude, maar nieuwere, zoals ik weet, dat er n klaar ligt om gedrukt te worden en velen zullen komen en dan 2. door tegea het eind van de kurzus 'en soort eksamen in 't voor uitzicht te stellen in lezen en schryven met als prijzen Frieze boeken b.v. of, als ze er mochten komen, plaatwerken. Als nu deze weg wordt ingeslagen; wanneer déonderwijzers met geestdrift deze zaak aan pakken, omdat ze er het grote gewicht van inzien, dan twy'fel ik niet of we krijgen 'en toekomst, waarin werkelik de Friese taal bij de Friezen zelf tot haar recht komt, waarin de bakvis tot 'en volwassen vrouw zich ont wikkelt, vereerd in eigen kring, met ere genoemd daarbuiten. (Slot volgt). J. B. SCHEPERS. 2) Intussen, als anderen er anders over denken en niet aan het heilig huisje van de spelling willen raken, dan moet het zonder vereenvoudiging. De zaak is te urgent om op bijzaken af te stuiten. Bijdragen en mededeelivgen van het Histo risch Genootschap, gevestigd te Utrecht. 21e deel. Amsterdam, Johannes Muller. 1900. (Slot) Terwijl de Hollanders aldus sachtelyck" hun handel dreven, kwam er plotseling weder een spaak in het wiel, doordien den 28 Decem ber verboden werd goederen uit te voeren voor en aleer de 30 pCt. over het geld en de ingaande goederen betaald waren. Dit gaf weder aanleiding tot langdurige discussies, die echter ten gevolge hadden, dat de onzen verlof kregen goed uit te mogen voeren. Ondanks die strub belingen had ook de Hollandsche Leeuw zijn volle lading gekregen en waren ia het jacht reeds eenige schuiten ontladen. Op den ochtend van den laatsten December gebeurde het heuchelijke feit, dat men op omstreeks twee mijlen van de stad vijf schepen zag geankerd liggen, die, toen zij nader kwamen de vermisten bleken te zijn. Vooral het terug zien van de reddeloos verloren gewaande Zee land baarde groote vreugde. Onmiddelijk werd er scheepsraad gehouden waarin, nadat het wedervaren der achterge bleven schepen verhaald was, van Neck mededeeling deed van het voorstel der Bantammere om hun hulp te verleenen in den strijd tegen die van Palembang Men besloot daartoe, mids de conditiën aannemelijk waren. Intusschen zou men ook uitzien naar iemand bekend met de Molukken om de schepen daarheen te loodsen. Zulk een persoon was spoedig gevonden. Aangezien de onderhandelingen over het hulp verleenen tegen Palembang op de onaanneme lijke voorwaarden der Bantammere waren afge stuit, werd besloten, dat van Neck met de vier geladen schepen de Vriesland had namelijk mede haar volle lading bekomen huiswaarts zou zeilen terwijl de vier andere de reis naar de Molukken zouden ondernemen. Aan dit besluit werd den 9 Januari 159!) begin van uitvoering gegeven, doordien op den avond van dien dag een gunstige wind van de landzijde opstak, zoodat de tocht naar de Molukken kon ondernomen worden. Des anderen daags begaf van Neck, die mede van den gunstigen landwind wilde profiteeren, zich naar den goeverneur om afscheid te nemen, aangezien hij het, vermids wij sonder eenich gbevecht uyt de stadt Bantam ons lading ghecreegen hadden, docht gheraeden te syn ons met alle vriendschap van daer te schijden." En werkelijk had die scheiding in aller minne plaats en beloofde de gouverneur alle Holland sche schepen, die Bantam zouden willen aan doen, een gunstig onthaal. In den nacht van den Uden Januari werden de zeilen geheschen en de terugtocht naar het vaderland aanvaard. Die terugreis was voorspoediger dan de heen reis ; den 19de Juli kwamen de schepen op de reede van Texel aan. Ik meen in het bovenstaande het merkwaar digst te hebben medegedeeld van het geen van Neck's reisverhaal bevat. Er zijn echter in dat journaal tal van bijzonderheden op het gebied van land- en volkenkunde neergelegd, die het in alle deelen de moeite waard doen zijn, het in zijn geheel te lezen. Mij zou het echter te ver gevoerd hebben op dat alles, al ware het ook zoo kort mogelijk, te wijzen, en zoo ik er een keuze uit had willen doen, dan zou ik mij zelf voor de moeielijk op te lossen vraag gesteld hebben, wat te kiezen. Een memorie over den toestand der West-Indische Compagnie in het jaar 1633, medegedeeld d 0,0 r dr. M. G. de Boer", is het derde der door mij in het begin van mijn eerste artikel aan gekondigde stukken. Die memorie, door de- Kamer Amsterdam uitgebracht, zag het licht naar aanleiding der vredes onderhandelingen in 1632, na de inne ming van Maastricht, met Spanje aangeknoopt en moest dienen om tot een regeling der kolo niale kwestie te komen. In meer dan n opzicht schrijft dr. de Boer in zyn inleiding scheen deze memorie mij van veel belang. Waar het archief der Oude Compagnie grootendeels verloren is gegaan, moeten wy dankbaar zijn voor elke mededeeling aangaande den omvang der handelsbetrekkingen en de beteekenis der door de Compagnie bezette kusten. Van even groote beteekenis scheen mij echter de openhartige uiteenzetting van den toestand der Compagnie, vooral de bekentenis, dat voortzetting van den krijg, een levens behoefte voor haar was, daar men in den aan vang verzuimd had koloniën te stichten en den strijd tegen Spanje zich als hoofddoel had gesteld. Tevens doet het betoog uitkomen, van hoeveel beteekenis deze Kaapvaart-Maatschappy" voor den strijd tegen Spanje is geweest". De rapporteurs beginnen met het geven eener corte deductie van de proffijten, die 't gemeene landt uit de Compagnie is treckende." Die voordeelen worden onder verschillende hoofden gebracht en het eerste is wegen de consumptiën'. De compagnie, zeggen zij, heeft gemiddeld 50 schepen per jaar uitgerust en, van al het noodige voorzien, in zee gezonden. Zij heeft steeds meer dan 6000, in de laatste j aren zelfs over de 8000 , 9000 man, zoo soldaten als bootsgezellen, in dienst gehouden, tot onder houd van welke troepenmacht een zeer groot aantal beesten jaarlijks gekocht en geslacht is geworden, terwijl de leveranties van beschuit, hard brood, meel, boonen, erwten, gort, stokvisch, boter, kaas en diergelijke victualiën mede belangrijke cijfers vertoonen; zoo ook die van wijn, brandewijn, olie, azijn etc. en van krygsbehoeften. Het tweede hoofd luidt: wegen de convoyen" en daaronder wordt gewezen op de excessive groote menichte van seer costelycke waeren" door de Compagnie ingebracht en waarvan, bij het uitvoeren naar andere landen groote con voyen door het land zijn genoten. Ten derde, zeggen de rapporteurs, heeft men een vermeerdering der neringen en een verrijking der inwoners aan de Compagnie te danken. Zy toch heeft enorme sommen, zoowel aan gemunt als ongemunt goud en zilver in het land ge bracht en zeer belangrijke hoeveelheden van allerlei manufacturen uitgevoerd, want de negotiatie op Guynea alleen vereyscht jaerlycx aen cargasoen van allerhande manifacturen over de vijf tonnen gouts; deselve brengt weder jaerlycx in 't land over de thien tonnen gouts." Evenzoo worden op verschillende andereplaatsen van Afrca en America veel waren gelost, waar van de Hollanders hunne voordeelen trekken. In de vierde plaats noemen zij de voordeelen verkregen door de versterckinge des lands". De Compagnie had ongeveer 120 weigebouwde schepen, eenige van 410 en 300 last, vele van 250, 200 en 150 last en minder, alle zoodanig van metalen stukken en amunitie voorzien, dat zij voor de beste van 's vijands schepen niet behoefden onder te doen, van welke vloot bijna altijd ' 3, des noods de heltt, door het land kon gebruikt worden. En aangezien die schepen ook bemand moesten worden, was de Compagnie voor een ni?t geiïng gedeelte oorzaak, dat het aantal kundige en bevaren zeelieden zoozeer was toegenomen. Ten vy'fde wijzen zij op de secoursen aen 't lant gedaen", want toen de vijand in de Veluwe kwam, had de Compagnie zooveel amunitie en lijf tocht verstrekt, dat de naar Braziliëzeil-ree liggende schepen een oponthoud van drie maanden moesten ondervinden. Ten slotte memoreeren zij de voordeelen verkregen doordien den viant soo excessiven schade hebben gedaen ende een onuytspreeckelyke diversie gecauseert", waarna een opsomming dier toegebrachte schaden volgt met dezen slotzin: door welcke alles sijn casse soo is uytgeput ende sijn crediet verswackt. datttr qualyck redres aen is, soodat daardoor meest wert bewogen, om dese landen den Treves aen te bieden." Had de Compagnie tot op dat oogenblik den lande reeds zooveel diensten bewezen en voor deelen bezorgd, voor de toekomst maakte zij zich sterk deze nog te vermeerderen. Thans was zij in bezit der voornaamste en best ge legen plaatsen in Brazilië; men wist nu door jaren lange ervaring waar 's konings macht in Amerika het zwakst was. Werd er een bestand gesloten waardoor men hem (n.l. den koning) de Compagnie schepen ende macht van den hals" zou houden, dan zou hij weldra, door het geregeld inkomen zijner rijke vloten zijn crediet hersteld hebben ecdi eerlang formidabelder weaen voor desen staet ende hare geconfedereerde als ooit hiervooren is geweest," want hij zou lichtelijk de thans voor de Hol landers openliggende plaatsen kunnen fortificeeren en de reeds gefortificeerde nog meer versterken, soodat hiernae alle onse macht ende wetenschap om niets en sa! dienen." Om deze en nog meer andere redenen zijn de rapporteurs voor het doorzetten van den oorlog. Ook in den toestand der gindsche landen vinden zij daarvoor een motief. Zij stemmen toe dat de oprichting der Campagnie ten doel had handel en scheepvaart te bevorderen en dat men gehoopt had, dat de landen van WestIndien niet soo nauw bij onse vianden waren beslagen, ofte men conde onderhandelingen met verscheyden volckeren enda natiën aenstellen, oock coloniën overbrengen ende plantagiën van verscbeyde nutbaere gewassen vervorderen ende daer gelycke emolumenten uyttrecken, als onse viandsn in den haren tot groote styvinge van des Conincx finantiön nu veele jaaren hebben getrocken", maar de ondervinding had al spoedig geleerd, dat de handel met die volkeren, die alsnog buiten de macht des konings waren gebleven, seer mager ende gering is" en hun landen meestal on vruchtbaar, terwy'l de vruchtbare wegens het zware boomgewas, moeielijk te ontginnen waren, voor menschen uit noordelijke streken, die steeds met het heete kiimait te kampen hadden en bovendien geen slaven bezaten, om haer eygene insuffisantie" door deze aan te vullen. Bovendien zou het bevolken dier streken zeer moeielijk gaan, omdat de Hollanders er over het algemeen niet voor te vinden zijn op goed geluk naar verre streken te trekken, aangezien zij, zoo zij maar een beetje willen werken in het vaderland gemakkelijk aan den kost komen. Ten einde Hunne HoogMogende omtrent alles punctoelycke'' in te lichten geven de rappor teurs daarop een overzicht van de gelegentheyt van de; landen alg noch bij onse vianden onbeset", en uit dat overzicht bly'kt duidelijk dat er voor de Compagnie slechts weinig volkeren te vinden waren om handel mede te drijven en weinig land geschikt om' te cnltiveeren, reden waarom de administrateuren der Com pagnie zich dan ook van den beginne af te' lichtelycker hebben laten bewegen om oorlogswyse [zich] tegen den gemeenen viant te canten," hetgeen bestaan had nyt het feytelick asntasten van des conincx ende syner subjecten schepen ende goederen, overrumpelen van syne plaetsen ende bewaringe derselver tot des lants diensten", welke gewelddadigheid zij verklaren dat soogenadelycke bij Godt gesegent is ge weest dese laetste jaeren, dat daerdoor groote ryckdom desen staet toegebracht ende des vianti financiën in sulcke achterheyt en confusie sijn gebracht, dat daeraen geen redres en is te verwachten dan door stilstant van onse wapenen ende thuyshouden van onse vlooten uyt die quartieren." Neen, oorlog moest er zy'n, wüde de Com pagnie blijven bestaan en bloeian. Vrede of zelfs een tijdelijke wapenstilstand zou haar de doodsteek geven, want wat zou er gebeuren ? De participanten sullen worden gedisconrageert; de actiën sullen in prijs vallen; veel sullen de haere vercoopen, gelyck eenige alreede hebben gedien en dagelycx doen, oock selve degeene, die tot noch toe luyster aen de Compagnie hebben gegeven." En er bleef oorlog omdat men onzerzijds den eisch bleef handhaven, dat de vrede slechts voor Europa zou gelden. A. J. M. BROUWER AXCHER. liiitiiiimiiMMimiiiiimiiiimitttiiuitiiiii iiiiiiiiimtmiiiiiiniititui Haagsche Zaken, Het ideaal van menig Hollander, die over tuigd is, dat de menscb voor zijn plezier op de wereld kwam, en levens patriot genoeg om dat plezier niet over de grenzen te zoeken, is nog; j steeds: 's zomers in den Haag, respectievelijk Sabeveningea, 's winters ia Amsterdam te wonen. Als Hagenaar bekijk ik 't geval eijkel van mijn standpunt en vind er dan veel voor te zeggen. Voor wie zich de weelde van een eenigszins goede woning kan verschaffen, in een onzer mooie buiteowijken, tevens tijd en middelen bezit om 'n beetj.; mee te doeu", is den Haag in de drie zomermaanden verrukkelijk of liever ScheyeniDgen; want het ondergeschikte deel is langzamerhand »de betere helfi" geworden. Zouder schokken is dit niet geschied, eu zonder scènes ook niet, gelijk gemeenlijk de overdraging van 't gezag tegen de bedo::lirig van het huwelijkscontract in, niet zoo vlot gaat. En in die Schevening^che suprematie, blijft altijd iets van pantoffelré^ime; doch laten we eerlijk bekenuen, dat 't langzamerhand een heel aardig p&ntoffehje is geworden. Scheveningeu geeft, ons gedurende den zomer datgene, waarnaar wij zoo lang hebben gesmacht en getracht: het, grootsteedsche, mondaine leven, mit Sang und Klang, een speelbank niet uitge zonderd. Maar als zoo meteen het krimpen der dagen en koelen van de zon ons weer brengen in de periode van koude neuzen en natte voeten, dan is 't uit met de glorie van Sohéveningue?La Haye; dan wordt, de grandiose badplaats weer de achtste wijk van een kleine residentie met enorm groote, iloode voorsteden. Want nog altijd wil het niet lukken, onze agglomeratie te maken tot een werkelijk groote stad van 200.000 zielen. Ik sc'irijf dit voornamelijk toe aan de passieve houding van onze uitlanders" want 't is niet alleen Haagsche feconditeit, die het zielental zóó sterk heeft do?n toenemen; jaar uit, jaar in komt, er aanvoer van buiten: rijke en semi-rijke lui, renteniers op eigen gelegenheid eu renteniers van de staatsruif. Een tramconducteur mag nog, krachtens atavistisch Haagsche geestigheid, de eene nieuwe wijk na de andere promoveeren tot //koude aardappelenbuurt"; een Leidsch student, die onze gemeente met een burenvisite vereert, moge varianten leveren op de oeroude houten ham, dit abonnement bij den slager of de Boschmuziek als plat-du-jour, wij weten wei beter. Het zijn niet meer de adjunct comm ezen alleen, die de hoofdrol bebben op te nemen, welke de aan beurituberculose lijdende aristocratie moest laten glippen; wij hebben hier tegenwoordig een zeer talrijk element van ta nelijk welgestelde lieden, die graag willen genieten en ook niet karig zijn rnet de dubbeltjes. Scheveningen kan het, getuigen. Want al wacht men met, de zelfverloachenende beleefdheid van den Hollander jegens al wat van au-dela de la frontièie komt eerst de gasten af, om te beginnen, ze zouden te Scheveningen raar opkijken, als de Haagsche burgerij zicli eens ging onthouden. Doch er is hier nog altijd een ouderwe'sche opvattin?, die de nieuwe elementen negeert; die zich verbeeldt, dit een stad in omvaug eu zielental kan verdubbelen, zoudcr dat iiaar karakter daardoor wordt gewijzigd. Dit ancien-regime achtige komt weer uit, nu de schouwburequaestie aan de orde komt. Reeds het feit, dat 't gaat niet om een'1 schouwburg, maar om n tl en" schouwburg is karakteristiek. 't Toeval heeft het, pruikendoui geholpen om lauger dan anders mogelijk geweest zou zijn, iu de sleur te blijven voortsoezeii. Het zal toch niet licht voorkomen, dat in een zelfde stad tot driemaal (oe het construeereu van een lokaal voor openbare vermakelijkheden (tooneelspel inbegrepen) aan zulke //deskundige1' handen wordt toevertrouwd, dat het totaal mislukt. Eeu koetsier, die boertjes van buiten rondkart door de groene Haghc, zal niet ver zuimen, ter plaatse gekomen, plichtmatig met de zweep te wijzen naar den monunientalen ingang van het Casino, den niet minder pretentieufcn van het, gebouw voor Kunsten en Weten schappen en de zonderlinge versierselen op de groote zaal van het Kon. Zoölogisch-Botanisch Genootschap; het ware echter voor den vreemde ling een merkwaardigheid te meer, deze getim merten inwendig te bezichtigen, teneinde zich te verbazen over het naïeve idee, in zulke lokalen tooneelvoorstellnigen te willeu geven. Het blijft dan ook een bij een willen en een pogen (van Zondagavond-successen bij uitzon dering behoeft geen aanteekening te worden gehouden) ; als er over ernstige tooneelspaelkunst (met of zonder muziek) wordt gesproken, dan kent men in Den Haag nog altijd maar óéi komedie, a de" schouwburg, een gemeente lijke, een koninklijke schouwburg tegelijk. Ka hetgeen nu in verschillende Haagsche en vooral in niet-Haagsche bladen over onze schouwburgquaestie is "geschreven, mag ik die in hoofdtrekken bij het geïnteresseerde publiek bekend veronderstellen. De verplichting, welke de gemeente tot 1001 bond tot directe bemoeiing met den stedelijken schouwburg, loopt dit jaar af. En wie gewöhnlich bleef onze gemeenteraad (door opeen volgende burgemeesters eerst in een bedwdmende beroering vau vraagstalsken, gestort en vervolgens door VMtstelpolitiek, iu rust gebracht) ia eebreke, bijtijds maatregelen te nemen. Wij hadden gehoopt, tegen 19.01 verlost te worden van het twijfelachtige voorrecht., een gemeentegebouw vaa itooge huurwaarde te be zitten, waar nog geld bijgelegd wordt, en in plaats daarvan krijgen we een voorstel om... den toestand te continueeren voor vijf jaar, alleen met een kleine vermindering van bijslag. Voor velen, ook voor enkele «?tpongevers" en voorlichters van déopenbare meening, 'üschoone gelegenheid om succes te constateeren, aange zien het, subsidie ongeveer 8000 gulden minder wordt. Er zou reden tot vreugde zijn, zoo we hier iaderdaad te doen hadden met een annuïteits rekening, bijv. ? 28,000, / 20,000, / 12,000 ?4000, nul. ' Daarvan echter is geen sprake. De moreele grond van het B. en-W. scbe voorstel is geen andere dan uitstel vau een beslissin?, en daarvoor wordt gedurende 5 jaren ? 20,000 gevraagd, dus juist een ton, waarvoor men dan een verwar mingstoestel voor rekening van de huurders krijgt, die later //kosteloos" aan de gemeente overgaat. Er zou nog maar bij komen, dat deze voor stads rekening werd daargesteld, met de zekerheid, hem na verloop der vijf jaar te kunnen af breker. Want dat men na vijf jaar den koninklijken" schouwburg nogmaals op den tegenwoordigen voet zou kunnen handhaven is ondenkbaar. 't Gebouw is in-gezellig, daar gaat niets af, eu ieder, die het ooit. maar eenigszins intiem ge kend heeft, zal het betreuren, als 't niet meer bestaat; betreuren echter, niet als een »te jung gestorven vriend", maar als een beminnelijke oude kenni«, die nitt in de wieg is gesmoord. Het is te kleiu, te onveilig, te wrak en te weinig modtrn met 't oog op het technische, dat tegenwoordig vereischt wordt. Elk jdar, dat het langer staat, is uitstel eu anders niet, en in dien zin is elk jaar huurderving met subsidie toe weggeworpen geld. Gesteld echter, dat de andere bezwaren niet bestonden en men rustig kon blijven doorspelen, dan is nog het vf-rstrekkeu van het subsidie niet, gemotiveerd. Het merkwaardig verschijnsel heeft zich voorgedaan, dat dank zij ook voor melden groei der stad de zaken er beter zijn gegaan, naarmate het subsidie minder werd. En, waar de tegenwoordige directeuren na vierjarige ervaring nogmaals genegen zijn, ongeveer % van het genoten cadeau te laten vallen, komt men. onwillekeurig tot den toestand van onzekerheid, waarin ieder verkeert, die van loven en bieden tot een koop is gekomen; de onzekerheid: heb ik 't nu heusch tot den naasten prijs, of betaal ik nog te veel? Aan een ondernemer of direc teur valt 't niet kwalijk te nemen, dat hij zijn voordeel zoekt, zoolang in een. welvarende. moderne stad met eeu genotlievende en niet van middelsn verstoken bevolking de vroedschap van oordeel blijft, dat, kunst en speciaal het eenzijdige genre: Eransche Opsra moet worden beschermd. Ouze goede B. en W. en hunne artistieke voorlichters vergaten dat deze beschermingnoodwendig haar terugslag heeft in benadeeling. Ik zal nu maar niet te »intiem" worden over de eigenaardige manipulatie, waardoor de Kon. Vereeniging van eerste huurder commensaal wordt en de Ned. Opera buitengesloten enz. enz. Ik wil alleen er op wijzen, dat de concurrentie bemoeilijkt wordt door het protegeeren van n iunc'iting. Door concurrentie moeten wij komen tot een behoorlijke afwisseling van openbare vermake lijkheden, hier indeldaad een behoefte voor velen. Het gaat nu heel bedroefd, waartoe, behalve het gemeentelijk privilege, ook de ontoereikend heid der aidere beschikbare lokaliteiten meewerkt. Eigenlijk hebben we hier behosfte ain tieee nieuwe schouwburgen, en ik ben overtuigd, dat die er gauw zullen zijn, zoodra men het begrip van den" schouwburg loslaat. Want alles aast op dat gebouw ir. 't Voorhout; jaren lang bestaat reeds een j/schouwburgmaatschappij", die zich door koop en voorkoop van aangrenzende perceelen strijdvaardig maakte en ook anderen willen 't graag aan ? op kosten van ongelijk namelijk; zij de baten en de gemeente het risico. Alweer: aan ondernemers niet kwalijk te nemen, maar dom van een stadsbestuur, dat er invliegt. Het belang is niet algemeen genoeg om de belastingcenten er aan te wagen, en 't bezit van 't groote pand iu't Voorhout te mooi om er nog geld bij te ieggen. 't Is plicht: of den schouwburg door particulieren te laten bouwen tegen een zeer voldoende erfpacht, of en dit is het betere er een van ge meentewege te bouwen en te verpachten aan de sob'edste van de huarders, aan wie 't niet zal ontbreken. Wat die huurders er willen vertoonen, hebben ze met het publiek uit temaken. Ten raadhuize dient men afstand te doen van het, begrip, dat een Hagenaar zonder driemaal in de week een oude opera te hoort1 n niet zalig kan worden. Met dat begrip heeft een zeer groot deel van 't publiek al lang gebroken. Nog vaster zit 't, er in, dat de schouwburg volstrekt daar in 't Voorhout moet staan. Zeker, er is voor een schouwburg wel plaats in dat vroegere centrum; rnen vergete echter niet, dat voor de overgroote meerderheid van het gaarne uitgaande publiek (ik wijs op Duinoord, Archipel en de meer burgerlijke wijken achter de Loosduinsche vaart) al onze vermakelijkheden na genoeg op den verstmogelijken afstand vau hun woning liggen. Xelfs zijn belasting raakt men gemakkelijker kwijt dan zijn tribuut, aan de kunst. Dat is nog het echt kleinsteedsche, dat alles van eenig aanbelang most zijn iu de buurt van Plein, Vijverberg en Voorhout, terwijl al jaren geleden op een vernuftig samengestelde kaart van //Duinoord" is aangetoond, dat het middel punt onzer gemeente lag ongeveer ter hoogte van de Russische kapel, bij 't begin van den Scheveningschen weg. Wat dit geografische deel der quaestie aan gaat, zou 't niet ongeschikt zijn, als er een. komedie kwam op 't terrein aan de Nas-saulaan, dat vaag wordt aangeduid in enkele berichten, waarschijnlijk de plaats, waar nu een groote villa staat, die men niet kwijt, kan raken. Als die grond behoorlijk bezet is, zijn we tevens gevrijwaard voor gekke plannen om nieuwe museums te bouwen, die geregeld opduiken, als er iemand aan een perceel blijft hangen, dat //gunstig gelegen", maar voor particuliere woon huizen te duur is. De openbare meening uit zich zwakjes, en er is kans, dat 't zaakje wordt beredderd, eer men er op verdacht is. Als we dan weer doorsukkelen met reprises van Zampa" des Zaterdags, een ex-tcnorals ,/Pomponnet" 's Maandags en //Dokter Klaus" op verzoek, Dinsdags, kunnen mijne stadgenooten weer gaan philosofeeren over de vraag, hoe 't toch komt, dat 't hier 's zomers zoo ge zellig en des winters zoo vervelend is. SPECTATOR.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl