Historisch Archief 1877-1940
8
DE AMSTERDAMMER WEffiKBJLAD' TQO'ffi N E D E R,L;A N Dl
Noi 1211'
M Fries en de Friezen.
L
Het is 'en allerbelangrijkst besluit geweest,
dat er door het Setskip fbr fryske tael en
skriftekenBisw" op> z'rj laatste algemene ver
gadering genomen is: men zou het onderwijs
in d» Friese' taal ter hand nemen. Beschamend
is het dat het initiatief om dit besluit tot stand
te doen komen door 'en Hollander, de heer P.
de Clercq van Veenwouden, genomen is. Ge
lukkig kan men met de stukken in de hand
bewijzen dat er ook Friezen' waren, die
hetzelfrfe wilden vóór het voorgesteld was. 1) De
wenselikheid, nee de strikte noodzakelikheid
staat als' 'en paal boven water, dunkt me.
Hoe is de toestand nu? De grootste massa
van de Friezen spreekt Fries, maar velen
kannen hun taai niet lezen, de meesten niet
schrijven. Wie die taal wél kunnen schrijven
en dat ook doen, dat zijn de enkele meewerkers
aan de 2 Friese tijdschriften en dan noch
enkele anderen, die voelen, dat ze zich veel
beter in hun Fries kunnen uitdrukken dan in
het Htjrllanéto, of wel uit' liefde voor de wel
luidendheid en innigheid van die taai zich er
van bedienen. Op de grote massa zijn dat er
o zo weinig. Maar hun schrijven in de tijd
schriften wordt met graagte verslonden, door
die velen die de taal zelf niet schrijven kunnen,
zeggen ze, maar er toch mee op hebben, als het
maar. geen verzen zijn, want die worden
veelal alleen de eer waardig gekeurd van
gelezen te worden, als ze van bekenden zijn.
En er weïdl ook door beschaafde Friezen veel
drukte gemaakt van verzen op.... het fietsen
b.v. Die vinden ze mooi, de diepstgevoelde an
dere lezen- zo niet dan bij uitzondering. Voor
'en volk, zooals ze zich zo graag horen noemen,
dat trots is op z'n taal is dat al 'en heel pover
resultaat. Werkelik is het er maar 'en heel
klein beetje beter mee gesteld dan met het
Gronings, Drents, Ovcrijselsenanderediealekten.
Ook die worden gesproken, maar weinig of niet
geschreven, dan bij wyze van liefhebberij, en
als zodanig ook gelezen door meer mensen dan
er in schrijven, maar toch altijd niet velen.
Kasboeken worden er niet in bijgehouden,
geen rekeningen aan buren, in die diealekten
geschreven, toegezonden, geen
handelskorrespondentsie met provinsiegenoten daarin gevoerd,
geen famieliebrieven daarin geschreven dan
voor de aardigheid eens; kortom, het komt die
mensen niet in 't hoofd op om daar 'en andere
taal dan het Nederlands voor te gebruiken.
Nu, zo is in de praktijk ook de toestand in
Friesland; alleen het aantal brieven zal veel
groter zijn, omdat de vereerders van het Fries
hun taal daarvoor blijven gebruiken, niet voor
de aardigheid, maar uit diepgevoelde overtuiging.
Het Fries staat tussen het diealekt en de
algemene baschaafde taal in en als ik er 'en
beeld voor gebruiken mag, dan zou ik dit
zeggen: het diealekt is het kleine meisje, dat
zich eenvoudig geeft zoals het is, natuur-lik en
bekoorlik, dat wel eens ruwe dingen doet en
zegt die 'en groot mens niet zou doen en
zeggen, in 't openbaar ten minste niet, maar
dat door dit hele waas van onschuld en naïef beid
de mensen aantrekt, voor zover ze niet te
overbeschaafd geworden z\jn en al-te-fatsoenlik,
te deftig.
De. beschaafde algemene taal is de volwassen
vrouw, die alle poëzie meegevoelt en in haar
brieven zich geheel kan geven, die het volle
mensenleven in zich heeft en meeleeft, de mooie
vrouw die het middelpunt is van 'en grote kring
van vereerders en ze weet te blyven boeien door
haar kennis, kunst en wetenschap.
En nu is het Fries de bakvis, te klein voor
't tafellaken, te groot voor 't .servet; die zich
schaamt om zich te geven zooals ze is, liever
zich voornamer en vooral ouder voordoen wil
^an ze is, daarom velen afstoot, terwijl anderen
dat aanzien en zwijgen omdat ze weten welk
'en vrouw er uit die bakvis opgroeien zal. De
Friezen hebben hun woordenboek, hun volkslied,
hun litteratuur, hun spraakkunst net zo goed
als de Hollanders, maar hun taal onderling in
alles gebruiken ... dat doen ze niet.
Hoe komt dat zo ? Men geeft de schuld aan
de grote massa Hollanders, aan de school, waar
Nederlands geleerd wordt, aan de kerk me t de
taal van de statenbybel, aan het toenemend ver
keer door meer spoorwegen, meer stoombooten,
fietsen enz., maar men geeft de schuld liefst niet
aan zich zelf. En toch ... wij Friezen hebben de
zelfde beleefdheid over ons die de Nederlan
ders in 't algemeen onmiddellik doet aannemen
wat uit den vreemde komt, die dezen er toe
dwingt elke taal te spreken die 'en vreemde
maar wil als hy zich in ons land gevestigd
heeft, 'en beleefdheid, die fienansjeel noch al
wat opbrengt, maar overigens vrij wel de dood
is van alle zelfbewustheid, kracht. Hoeveel
viezietes, gezelschappen, enz. zyn er niet op de
Friese dorpen, waar n vreemdeling, burge
meester, dokter, domienee, ontvanger of notaris,
die jaren op die plaats gewoond en er de volks
taal gehoord heeft, in staat is de mensen in
plaats van het hun als van zelf
natuurlikafgaande Fries 'en soort van stadsdiealekt,
Fries-Hollands te doen spreken. EB de krachtige
persoonlikheid die daar niet aan mee wil doen,
nu, die wordt er op aangekeken en krygt 'en
tikkeltj e ruw- en onbeleefdheid over zich in de
ogen van de anderen, terwijl toch die Hollander,
als hij enig gevoel voor het echte, het ware
heeft, zich natuurlik half dood moet ergeren
over zoveel halfslachtigheid, die zonder
dringende noodzakelikheid, als b.v onverstaan
baarheid tegenover echte vreemdelingen zou
wezen, eigen taal opzijduwt.
Maar dat is zoo geen boos opzet van ons:
we zijn dat zo gewoon van kind af.
Ik heb hier vanzelf het oog op die hogere
standen, die het meest met vreemdelingen in
aanraking komen. In die kringen heerst dan
ook 'en moedeloosheid voor de toekomst van
het Fries, 'en verering van het Hollands om
redenen van praktyk die bedroevend is, en
beangstigend voor de toekomst zou wezen
als men niet wist dat er in de kern van het
volk meer zit dan zo voor 't uiterlik blijkt.
Die kern komt o.a. bloot, zodra de Friezen in
't buitenland d. i. buiten Friesland zijn. Dan
merken ze 't, dat ze behoefte hebben aan hun
eigen natuurlike taal. Het gaat hun dan als
de bakvis, die in 'en stadsomgeving loozjeert
en terugverlangt naar haar natuurlike dorpje,
waar ze zich zo vrij bewegen kon. En nauweliks
komt er 'en Friese advertensie in de krant om
ze op te roepen 'en vereniging te vormen, of
de leden stromen toe. En overal waar Friezen
zijn, ontstaan ze in de laatste tijden.
De kern gaat blykbaar uitlopen, het voorjaar
komt, is er al voor de Friezen buiten hun
land, komt nu ook over Friesland zelf. Velen
zullen daar nu alleen de Maatse buien, de
stryd, gaan zien, maar wie geloven aan de
toekomst; wie weten, dat in het kind op onze
dorpen grote voorliefde voor z'n taal is, blijkende
bij 't zingen van Friese liederen op de school;
1) Zieo.a. Forjit my net'; Maart en Mei 1900.
wie dat nieuwe leven in zich gevoelen, zy
moeten juichen, nu het Fries Selskip" eindelik
de zaak ter hand genomen heeft.
En wat zal er dan. moeten gebeuren ? Dit:
de Friese onderwijzers zullen hun taak krijgen.
Ook zij onder hun, die zelf schrijven in het Fries
en dus volkomen meedoen aan de tot nu toe
doodlopende Friese beweging, mair vooral zij
die dat niet doen, niet kunnen; ze moeten les
hebben. Dr. F. Buitenrust Hettema is tot m'n
groot genoegen bereid om die te geven. Waarin ?
l, in de Friese letterkunde van oude en nieuwe
tijden, 2, in de Friese taal, ook 'en beetje de
oude, maar in hoofdzaak in de tegenwoordige,
met z'n uiteenloopende vormen, met z'n ver
schillende diealekten in dorpen op 'en paar
unr afstand van elkaar, 3, in de Friese spelling
met z'n hier en daar nodeloze omslachtigheid,
terwijl juist het moeilike voor velen ook zit in
het weergeven van de tweeklanken, waaraan het
Fries zo rijk is. In een woord hy' zal hun ook
moeten wy'zen op het belang van goed luisteren
naar 't eigen woord voor het kind, om hem te
gemakkeliker aan 't schrijven te krijgen. Dat
daarbij 'en noodzakelin gevolg is dat de Friese
spelling zich wijzigt, is van niet zo veel gewicht.
Maar 'en Friese jonge mag natuurlik niet leren
b v. dat de woorden wui, hud, bud, (woord,
haard of hard, baard) geschreven moeten worden
wird, hird, bird. Dan rasfct hy het spoor bijster
en de moeite aan1 het les-geven verbonden wordt
er nodeloos groter door. 2) Heeft de onder
wijzer n van iedere schoot wag
voorloopigwel voldoende nu die denkbeelden in zich
opgenomen te Leeuwarden, dat het geschiktst
ligt voor die lessen, dan moet hij met steun
van het Selskip", de Friese gemeenten, als de
Gedeputeerde' Staten ten minste het belang er
van kunnen in zien voor de volksontwikkeling
en de duimen niet te stevig op de beurs drukken,
en verder de aanzienlike burgers les gaan geven,
aan de kinders van de hogere klassen dunkt
me, buiten de schooluren om, b.v. op Woensdag
en Zaterdag, Hij mag daarvoor niet gratis geprest
worden, met de goeie zaak voor de ogen enz., om
de heel eenvoudige reden dat de
onderwijzerstraktementen niet van dien aard zijn of het
zou dan heel gauw verlopen, zodra de eerste
geestdrift bekoeld was. En het kind ? Wel, dat
heeft ik weet het van onderwijzers ? nu
al veel met z'n Fries op a's het zich bij de
graatsie eens even op school vertoont, maar
ook hem kan men blijvend boeien door 1. het
oude middel aan te grijpen, dat in de tijd van.
de Halbertsma's beproefd bleek, n.l. het geven
van Friese schoolprenten f?heilingen"); niet
die oude, maar nieuwere, zoals ik weet, dat er
n klaar ligt om gedrukt te worden en velen
zullen komen en dan 2. door tegea het eind
van de kurzus 'en soort eksamen in 't voor
uitzicht te stellen in lezen en schryven met
als prijzen Frieze boeken b.v. of, als ze er
mochten komen, plaatwerken.
Als nu deze weg wordt ingeslagen; wanneer
déonderwijzers met geestdrift deze zaak aan
pakken, omdat ze er het grote gewicht van
inzien, dan twy'fel ik niet of we krijgen 'en
toekomst, waarin werkelik de Friese taal bij
de Friezen zelf tot haar recht komt, waarin
de bakvis tot 'en volwassen vrouw zich ont
wikkelt, vereerd in eigen kring, met ere genoemd
daarbuiten.
(Slot volgt).
J. B. SCHEPERS.
2) Intussen, als anderen er anders over
denken en niet aan het heilig huisje van de
spelling willen raken, dan moet het zonder
vereenvoudiging. De zaak is te urgent om op
bijzaken af te stuiten.
Bijdragen en mededeelivgen van het Histo
risch Genootschap, gevestigd te Utrecht.
21e deel. Amsterdam, Johannes Muller.
1900.
(Slot)
Terwijl de Hollanders aldus sachtelyck"
hun handel dreven, kwam er plotseling weder
een spaak in het wiel, doordien den 28 Decem
ber verboden werd goederen uit te voeren voor
en aleer de 30 pCt. over het geld en de
ingaande goederen betaald waren. Dit gaf weder
aanleiding tot langdurige discussies, die echter
ten gevolge hadden, dat de onzen verlof kregen
goed uit te mogen voeren. Ondanks die strub
belingen had ook de Hollandsche Leeuw zijn
volle lading gekregen en waren ia het jacht
reeds eenige schuiten ontladen.
Op den ochtend van den laatsten December
gebeurde het heuchelijke feit, dat men op
omstreeks twee mijlen van de stad vijf schepen
zag geankerd liggen, die, toen zij nader kwamen
de vermisten bleken te zijn. Vooral het terug
zien van de reddeloos verloren gewaande Zee
land baarde groote vreugde.
Onmiddelijk werd er scheepsraad gehouden
waarin, nadat het wedervaren der achterge
bleven schepen verhaald was, van Neck
mededeeling deed van het voorstel der Bantammere
om hun hulp te verleenen in den strijd tegen die
van Palembang Men besloot daartoe, mids de
conditiën aannemelijk waren. Intusschen zou
men ook uitzien naar iemand bekend met de
Molukken om de schepen daarheen te loodsen.
Zulk een persoon was spoedig gevonden.
Aangezien de onderhandelingen over het hulp
verleenen tegen Palembang op de onaanneme
lijke voorwaarden der Bantammere waren afge
stuit, werd besloten, dat van Neck met de vier
geladen schepen de Vriesland had namelijk
mede haar volle lading bekomen huiswaarts
zou zeilen terwijl de vier andere de reis naar
de Molukken zouden ondernemen. Aan dit
besluit werd den 9 Januari 159!) begin van
uitvoering gegeven, doordien op den avond van
dien dag een gunstige wind van de landzijde
opstak, zoodat de tocht naar de Molukken
kon ondernomen worden.
Des anderen daags begaf van Neck, die mede
van den gunstigen landwind wilde profiteeren,
zich naar den goeverneur om afscheid te nemen,
aangezien hij het, vermids wij sonder eenich
gbevecht uyt de stadt Bantam ons lading
ghecreegen hadden, docht gheraeden te syn
ons met alle vriendschap van daer te schijden."
En werkelijk had die scheiding in aller minne
plaats en beloofde de gouverneur alle Holland
sche schepen, die Bantam zouden willen aan
doen, een gunstig onthaal.
In den nacht van den Uden Januari werden
de zeilen geheschen en de terugtocht naar het
vaderland aanvaard.
Die terugreis was voorspoediger dan de heen
reis ; den 19de Juli kwamen de schepen op de
reede van Texel aan.
Ik meen in het bovenstaande het merkwaar
digst te hebben medegedeeld van het geen van
Neck's reisverhaal bevat. Er zijn echter in dat
journaal tal van bijzonderheden op het gebied
van land- en volkenkunde neergelegd, die het
in alle deelen de moeite waard doen zijn, het
in zijn geheel te lezen. Mij zou het echter te
ver gevoerd hebben op dat alles, al ware het
ook zoo kort mogelijk, te wijzen, en zoo ik er
een keuze uit had willen doen, dan zou ik mij
zelf voor de moeielijk op te lossen vraag gesteld
hebben, wat te kiezen.
Een memorie over den toestand
der West-Indische Compagnie in
het jaar 1633, medegedeeld d 0,0 r
dr. M. G. de Boer", is het derde der door
mij in het begin van mijn eerste artikel aan
gekondigde stukken.
Die memorie, door de- Kamer Amsterdam
uitgebracht, zag het licht naar aanleiding der
vredes onderhandelingen in 1632, na de inne
ming van Maastricht, met Spanje aangeknoopt
en moest dienen om tot een regeling der kolo
niale kwestie te komen.
In meer dan n opzicht schrijft dr. de
Boer in zyn inleiding scheen deze memorie
mij van veel belang. Waar het archief der Oude
Compagnie grootendeels verloren is gegaan,
moeten wy dankbaar zijn voor elke mededeeling
aangaande den omvang der handelsbetrekkingen
en de beteekenis der door de Compagnie bezette
kusten. Van even groote beteekenis scheen mij
echter de openhartige uiteenzetting van den
toestand der Compagnie, vooral de bekentenis,
dat voortzetting van den krijg, een levens
behoefte voor haar was, daar men in den aan
vang verzuimd had koloniën te stichten en den
strijd tegen Spanje zich als hoofddoel had gesteld.
Tevens doet het betoog uitkomen, van hoeveel
beteekenis deze Kaapvaart-Maatschappy" voor
den strijd tegen Spanje is geweest".
De rapporteurs beginnen met het geven eener
corte deductie van de proffijten, die 't gemeene
landt uit de Compagnie is treckende."
Die voordeelen worden onder verschillende
hoofden gebracht en het eerste is wegen de
consumptiën'. De compagnie, zeggen zij, heeft
gemiddeld 50 schepen per jaar uitgerust en, van
al het noodige voorzien, in zee gezonden. Zij
heeft steeds meer dan 6000, in de laatste j aren
zelfs over de 8000 , 9000 man, zoo soldaten
als bootsgezellen, in dienst gehouden, tot onder
houd van welke troepenmacht een zeer groot
aantal beesten jaarlijks gekocht en geslacht is
geworden, terwijl de leveranties van beschuit,
hard brood, meel, boonen, erwten, gort,
stokvisch, boter, kaas en diergelijke victualiën mede
belangrijke cijfers vertoonen; zoo ook die van
wijn, brandewijn, olie, azijn etc. en van
krygsbehoeften.
Het tweede hoofd luidt: wegen de convoyen"
en daaronder wordt gewezen op de excessive
groote menichte van seer costelycke waeren"
door de Compagnie ingebracht en waarvan, bij
het uitvoeren naar andere landen groote con
voyen door het land zijn genoten.
Ten derde, zeggen de rapporteurs, heeft men
een vermeerdering der neringen en een verrijking
der inwoners aan de Compagnie te danken. Zy
toch heeft enorme sommen, zoowel aan gemunt
als ongemunt goud en zilver in het land ge
bracht en zeer belangrijke hoeveelheden van
allerlei manufacturen uitgevoerd, want de
negotiatie op Guynea alleen vereyscht jaerlycx
aen cargasoen van allerhande manifacturen over
de vijf tonnen gouts; deselve brengt weder
jaerlycx in 't land over de thien tonnen gouts."
Evenzoo worden op verschillende andereplaatsen
van Afrca en America veel waren gelost, waar
van de Hollanders hunne voordeelen trekken.
In de vierde plaats noemen zij de voordeelen
verkregen door de versterckinge des lands".
De Compagnie had ongeveer 120 weigebouwde
schepen, eenige van 410 en 300 last, vele van
250, 200 en 150 last en minder, alle zoodanig
van metalen stukken en amunitie voorzien, dat
zij voor de beste van 's vijands schepen niet
behoefden onder te doen, van welke vloot bijna
altijd ' 3, des noods de heltt, door het land
kon gebruikt worden. En aangezien die schepen
ook bemand moesten worden, was de Compagnie
voor een ni?t geiïng gedeelte oorzaak, dat het
aantal kundige en bevaren zeelieden zoozeer
was toegenomen.
Ten vy'fde wijzen zij op de secoursen aen
't lant gedaen", want toen de vijand in de
Veluwe kwam, had de Compagnie zooveel
amunitie en lijf tocht verstrekt, dat de naar
Braziliëzeil-ree liggende schepen een oponthoud
van drie maanden moesten ondervinden.
Ten slotte memoreeren zij de voordeelen
verkregen doordien den viant soo excessiven
schade hebben gedaen ende een
onuytspreeckelyke diversie gecauseert", waarna een opsomming
dier toegebrachte schaden volgt met dezen
slotzin: door welcke alles sijn casse soo is
uytgeput ende sijn crediet verswackt. datttr
qualyck redres aen is, soodat daardoor meest
wert bewogen, om dese landen den Treves aen
te bieden."
Had de Compagnie tot op dat oogenblik den
lande reeds zooveel diensten bewezen en voor
deelen bezorgd, voor de toekomst maakte zij
zich sterk deze nog te vermeerderen. Thans
was zij in bezit der voornaamste en best ge
legen plaatsen in Brazilië; men wist nu door
jaren lange ervaring waar 's konings macht in
Amerika het zwakst was. Werd er een bestand
gesloten waardoor men hem (n.l. den koning)
de Compagnie schepen ende macht van den
hals" zou houden, dan zou hij weldra, door
het geregeld inkomen zijner rijke vloten zijn
crediet hersteld hebben ecdi eerlang
formidabelder weaen voor desen staet ende hare
geconfedereerde als ooit hiervooren is geweest,"
want hij zou lichtelijk de thans voor de Hol
landers openliggende plaatsen kunnen
fortificeeren en de reeds gefortificeerde nog meer
versterken, soodat hiernae alle onse macht
ende wetenschap om niets en sa! dienen."
Om deze en nog meer andere redenen zijn
de rapporteurs voor het doorzetten van den
oorlog. Ook in den toestand der gindsche landen
vinden zij daarvoor een motief. Zij stemmen
toe dat de oprichting der Campagnie ten doel
had handel en scheepvaart te bevorderen en
dat men gehoopt had, dat de landen van
WestIndien niet soo nauw bij onse vianden waren
beslagen, ofte men conde onderhandelingen
met verscheyden volckeren enda natiën
aenstellen, oock coloniën overbrengen ende
plantagiën van verscbeyde nutbaere gewassen
vervorderen ende daer gelycke emolumenten
uyttrecken, als onse viandsn in den haren tot
groote styvinge van des Conincx finantiön nu
veele jaaren hebben getrocken", maar de
ondervinding had al spoedig geleerd, dat de
handel met die volkeren, die alsnog buiten de
macht des konings waren gebleven, seer mager
ende gering is" en hun landen meestal on
vruchtbaar, terwy'l de vruchtbare wegens het
zware boomgewas, moeielijk te ontginnen waren,
voor menschen uit noordelijke streken, die
steeds met het heete kiimait te kampen hadden
en bovendien geen slaven bezaten, om haer
eygene insuffisantie" door deze aan te vullen.
Bovendien zou het bevolken dier streken zeer
moeielijk gaan, omdat de Hollanders er over
het algemeen niet voor te vinden zijn op goed
geluk naar verre streken te trekken, aangezien
zij, zoo zij maar een beetje willen werken in
het vaderland gemakkelijk aan den kost komen.
Ten einde Hunne HoogMogende omtrent alles
punctoelycke'' in te lichten geven de rappor
teurs daarop een overzicht van de gelegentheyt
van de; landen alg noch bij onse vianden
onbeset", en uit dat overzicht bly'kt duidelijk dat
er voor de Compagnie slechts weinig volkeren
te vinden waren om handel mede te drijven
en weinig land geschikt om' te cnltiveeren,
reden waarom de administrateuren der Com
pagnie zich dan ook van den beginne af te'
lichtelycker hebben laten bewegen om
oorlogswyse [zich] tegen den gemeenen viant te canten,"
hetgeen bestaan had nyt het feytelick
asntasten van des conincx ende syner subjecten
schepen ende goederen, overrumpelen van syne
plaetsen ende bewaringe derselver tot des lants
diensten", welke gewelddadigheid zij verklaren
dat soogenadelycke bij Godt gesegent is ge
weest dese laetste jaeren, dat daerdoor groote
ryckdom desen staet toegebracht ende des
vianti financiën in sulcke achterheyt en
confusie sijn gebracht, dat daeraen geen redres
en is te verwachten dan door stilstant van onse
wapenen ende thuyshouden van onse vlooten
uyt die quartieren."
Neen, oorlog moest er zy'n, wüde de Com
pagnie blijven bestaan en bloeian. Vrede of
zelfs een tijdelijke wapenstilstand zou haar de
doodsteek geven, want wat zou er gebeuren ?
De participanten sullen worden gedisconrageert;
de actiën sullen in prijs vallen; veel sullen de
haere vercoopen, gelyck eenige alreede hebben
gedien en dagelycx doen, oock selve degeene,
die tot noch toe luyster aen de Compagnie
hebben gegeven."
En er bleef oorlog omdat men onzerzijds
den eisch bleef handhaven, dat de vrede slechts
voor Europa zou gelden.
A. J. M. BROUWER AXCHER.
liiitiiiimiiMMimiiiiimiiiimitttiiuitiiiii
iiiiiiiiimtmiiiiiiniititui
Haagsche Zaken,
Het ideaal van menig Hollander, die over
tuigd is, dat de menscb voor zijn plezier op de
wereld kwam, en levens patriot genoeg om dat
plezier niet over de grenzen te zoeken, is nog; j
steeds: 's zomers in den Haag, respectievelijk
Sabeveningea, 's winters ia Amsterdam te wonen.
Als Hagenaar bekijk ik 't geval eijkel van
mijn standpunt en vind er dan veel voor te
zeggen. Voor wie zich de weelde van een
eenigszins goede woning kan verschaffen, in een onzer
mooie buiteowijken, tevens tijd en middelen
bezit om 'n beetj.; mee te doeu", is den Haag
in de drie zomermaanden verrukkelijk of liever
ScheyeniDgen; want het ondergeschikte deel is
langzamerhand »de betere helfi" geworden.
Zouder schokken is dit niet geschied, eu zonder
scènes ook niet, gelijk gemeenlijk de overdraging
van 't gezag tegen de bedo::lirig van het
huwelijkscontract in, niet zoo vlot gaat. En in die
Schevening^che suprematie, blijft altijd iets
van pantoffelré^ime; doch laten we eerlijk
bekenuen, dat 't langzamerhand een heel aardig
p&ntoffehje is geworden.
Scheveningeu geeft, ons gedurende den zomer
datgene, waarnaar wij zoo lang hebben gesmacht
en getracht: het, grootsteedsche, mondaine leven,
mit Sang und Klang, een speelbank niet uitge
zonderd.
Maar als zoo meteen het krimpen der dagen
en koelen van de zon ons weer brengen in de
periode van koude neuzen en natte voeten, dan
is 't uit met de glorie van Sohéveningue?La
Haye; dan wordt, de grandiose badplaats weer
de achtste wijk van een kleine residentie met
enorm groote, iloode voorsteden.
Want nog altijd wil het niet lukken, onze
agglomeratie te maken tot een werkelijk groote
stad van 200.000 zielen.
Ik sc'irijf dit voornamelijk toe aan de passieve
houding van onze uitlanders" want 't is
niet alleen Haagsche feconditeit, die het zielental
zóó sterk heeft do?n toenemen; jaar uit, jaar in
komt, er aanvoer van buiten: rijke en semi-rijke
lui, renteniers op eigen gelegenheid eu renteniers
van de staatsruif. Een tramconducteur mag nog,
krachtens atavistisch Haagsche geestigheid, de
eene nieuwe wijk na de andere promoveeren tot
//koude aardappelenbuurt"; een Leidsch student,
die onze gemeente met een burenvisite vereert,
moge varianten leveren op de oeroude houten
ham, dit abonnement bij den slager of de
Boschmuziek als plat-du-jour, wij weten wei beter.
Het zijn niet meer de adjunct comm ezen alleen,
die de hoofdrol bebben op te nemen, welke de
aan beurituberculose lijdende aristocratie moest
laten glippen; wij hebben hier tegenwoordig een
zeer talrijk element van ta nelijk welgestelde
lieden, die graag willen genieten en ook niet
karig zijn rnet de dubbeltjes. Scheveningen kan
het, getuigen. Want al wacht men met, de
zelfverloachenende beleefdheid van den Hollander
jegens al wat van au-dela de la frontièie komt
eerst de gasten af, om te beginnen, ze zouden
te Scheveningen raar opkijken, als de Haagsche
burgerij zicli eens ging onthouden.
Doch er is hier nog altijd een ouderwe'sche
opvattin?, die de nieuwe elementen negeert;
die zich verbeeldt, dit een stad in omvaug eu
zielental kan verdubbelen, zoudcr dat iiaar
karakter daardoor wordt gewijzigd.
Dit ancien-regime achtige komt weer uit, nu
de schouwburequaestie aan de orde komt. Reeds
het feit, dat 't gaat niet om een'1 schouwburg,
maar om n tl en" schouwburg is karakteristiek.
't Toeval heeft het, pruikendoui geholpen om
lauger dan anders mogelijk geweest zou zijn, iu
de sleur te blijven voortsoezeii.
Het zal toch niet licht voorkomen, dat in een
zelfde stad tot driemaal (oe het construeereu
van een lokaal voor openbare vermakelijkheden
(tooneelspel inbegrepen) aan zulke //deskundige1'
handen wordt toevertrouwd, dat het totaal
mislukt. Eeu koetsier, die boertjes van buiten
rondkart door de groene Haghc, zal niet ver
zuimen, ter plaatse gekomen, plichtmatig met
de zweep te wijzen naar den monunientalen
ingang van het Casino, den niet minder
pretentieufcn van het, gebouw voor Kunsten en Weten
schappen en de zonderlinge versierselen op de
groote zaal van het Kon. Zoölogisch-Botanisch
Genootschap; het ware echter voor den vreemde
ling een merkwaardigheid te meer, deze getim
merten inwendig te bezichtigen, teneinde zich
te verbazen over het naïeve idee, in zulke
lokalen tooneelvoorstellnigen te willeu geven.
Het blijft dan ook een bij een willen en een
pogen (van Zondagavond-successen bij uitzon
dering behoeft geen aanteekening te worden
gehouden) ; als er over ernstige
tooneelspaelkunst (met of zonder muziek) wordt gesproken,
dan kent men in Den Haag nog altijd maar
óéi komedie, a de" schouwburg, een gemeente
lijke, een koninklijke schouwburg tegelijk.
Ka hetgeen nu in verschillende Haagsche
en vooral in niet-Haagsche bladen over onze
schouwburgquaestie is "geschreven, mag ik die
in hoofdtrekken bij het geïnteresseerde publiek
bekend veronderstellen.
De verplichting, welke de gemeente tot 1001
bond tot directe bemoeiing met den stedelijken
schouwburg, loopt dit jaar af. En wie
gewöhnlich bleef onze gemeenteraad (door opeen
volgende burgemeesters eerst in een
bedwdmende beroering vau vraagstalsken, gestort en
vervolgens door VMtstelpolitiek, iu rust gebracht)
ia eebreke, bijtijds maatregelen te nemen.
Wij hadden gehoopt, tegen 19.01 verlost te
worden van het twijfelachtige voorrecht., een
gemeentegebouw vaa itooge huurwaarde te be
zitten, waar nog geld bijgelegd wordt, en
in plaats daarvan krijgen we een voorstel om...
den toestand te continueeren voor vijf jaar,
alleen met een kleine vermindering van bijslag.
Voor velen, ook voor enkele «?tpongevers" en
voorlichters van déopenbare meening, 'üschoone
gelegenheid om succes te constateeren, aange
zien het, subsidie ongeveer 8000 gulden minder
wordt. Er zou reden tot vreugde zijn, zoo we hier
iaderdaad te doen hadden met een annuïteits
rekening, bijv. ? 28,000, / 20,000, / 12,000
?4000, nul. '
Daarvan echter is geen sprake. De moreele
grond van het B. en-W. scbe voorstel is geen
andere dan uitstel vau een beslissin?, en daarvoor
wordt gedurende 5 jaren ? 20,000 gevraagd,
dus juist een ton, waarvoor men dan een verwar
mingstoestel voor rekening van de huurders krijgt,
die later //kosteloos" aan de gemeente overgaat.
Er zou nog maar bij komen, dat deze voor stads
rekening werd daargesteld, met de zekerheid,
hem na verloop der vijf jaar te kunnen af breker.
Want dat men na vijf jaar den koninklijken"
schouwburg nogmaals op den tegenwoordigen
voet zou kunnen handhaven is ondenkbaar.
't Gebouw is in-gezellig, daar gaat niets af, eu
ieder, die het ooit. maar eenigszins intiem ge
kend heeft, zal het betreuren, als 't niet meer
bestaat; betreuren echter, niet als een »te jung
gestorven vriend", maar als een beminnelijke
oude kenni«, die nitt in de wieg is gesmoord.
Het is te kleiu, te onveilig, te wrak en te
weinig modtrn met 't oog op het technische,
dat tegenwoordig vereischt wordt.
Elk jdar, dat het langer staat, is uitstel eu
anders niet, en in dien zin is elk jaar
huurderving met subsidie toe weggeworpen geld.
Gesteld echter, dat de andere bezwaren niet
bestonden en men rustig kon blijven doorspelen,
dan is nog het vf-rstrekkeu van het subsidie
niet, gemotiveerd. Het merkwaardig verschijnsel
heeft zich voorgedaan, dat dank zij ook voor
melden groei der stad de zaken er beter zijn
gegaan, naarmate het subsidie minder werd. En,
waar de tegenwoordige directeuren na vierjarige
ervaring nogmaals genegen zijn, ongeveer % van
het genoten cadeau te laten vallen, komt men.
onwillekeurig tot den toestand van onzekerheid,
waarin ieder verkeert, die van loven en bieden
tot een koop is gekomen; de onzekerheid: heb
ik 't nu heusch tot den naasten prijs, of betaal
ik nog te veel? Aan een ondernemer of direc
teur valt 't niet kwalijk te nemen, dat hij zijn
voordeel zoekt, zoolang in een. welvarende.
moderne stad met eeu genotlievende en niet
van middelsn verstoken bevolking de vroedschap
van oordeel blijft, dat, kunst en speciaal het
eenzijdige genre: Eransche Opsra moet
worden beschermd.
Ouze goede B. en W. en hunne artistieke
voorlichters vergaten dat deze
beschermingnoodwendig haar terugslag heeft in benadeeling.
Ik zal nu maar niet te »intiem" worden over
de eigenaardige manipulatie, waardoor de Kon.
Vereeniging van eerste huurder commensaal
wordt en de Ned. Opera buitengesloten enz. enz.
Ik wil alleen er op wijzen, dat de concurrentie
bemoeilijkt wordt door het protegeeren van n
iunc'iting.
Door concurrentie moeten wij komen tot een
behoorlijke afwisseling van openbare vermake
lijkheden, hier indeldaad een behoefte voor velen.
Het gaat nu heel bedroefd, waartoe, behalve
het gemeentelijk privilege, ook de ontoereikend
heid der aidere beschikbare lokaliteiten meewerkt.
Eigenlijk hebben we hier behosfte ain tieee nieuwe
schouwburgen, en ik ben overtuigd, dat die er
gauw zullen zijn, zoodra men het begrip van
den" schouwburg loslaat. Want alles aast op
dat gebouw ir. 't Voorhout; jaren lang bestaat
reeds een j/schouwburgmaatschappij", die zich
door koop en voorkoop van aangrenzende
perceelen strijdvaardig maakte en ook anderen
willen 't graag aan ? op kosten van ongelijk
namelijk; zij de baten en de gemeente het
risico. Alweer: aan ondernemers niet kwalijk
te nemen, maar dom van een stadsbestuur, dat
er invliegt. Het belang is niet algemeen genoeg
om de belastingcenten er aan te wagen, en 't
bezit van 't groote pand iu't Voorhout te mooi
om er nog geld bij te ieggen. 't Is plicht: of
den schouwburg door particulieren te laten
bouwen tegen een zeer voldoende erfpacht,
of en dit is het betere er een van ge
meentewege te bouwen en te verpachten aan
de sob'edste van de huarders, aan wie 't niet
zal ontbreken.
Wat die huurders er willen vertoonen, hebben
ze met het publiek uit temaken. Ten raadhuize
dient men afstand te doen van het, begrip, dat
een Hagenaar zonder driemaal in de week een
oude opera te hoort1 n niet zalig kan worden.
Met dat begrip heeft een zeer groot deel van
't publiek al lang gebroken.
Nog vaster zit 't, er in, dat de schouwburg
volstrekt daar in 't Voorhout moet staan. Zeker,
er is voor een schouwburg wel plaats in dat
vroegere centrum; rnen vergete echter niet, dat
voor de overgroote meerderheid van het gaarne
uitgaande publiek (ik wijs op Duinoord, Archipel
en de meer burgerlijke wijken achter de
Loosduinsche vaart) al onze vermakelijkheden na
genoeg op den verstmogelijken afstand vau hun
woning liggen. Xelfs zijn belasting raakt men
gemakkelijker kwijt dan zijn tribuut, aan de kunst.
Dat is nog het echt kleinsteedsche, dat alles
van eenig aanbelang most zijn iu de buurt van
Plein, Vijverberg en Voorhout, terwijl al jaren
geleden op een vernuftig samengestelde kaart
van //Duinoord" is aangetoond, dat het middel
punt onzer gemeente lag ongeveer ter hoogte
van de Russische kapel, bij 't begin van den
Scheveningschen weg.
Wat dit geografische deel der quaestie aan
gaat, zou 't niet ongeschikt zijn, als er een.
komedie kwam op 't terrein aan de Nas-saulaan,
dat vaag wordt aangeduid in enkele berichten,
waarschijnlijk de plaats, waar nu een groote
villa staat, die men niet kwijt, kan raken. Als
die grond behoorlijk bezet is, zijn we tevens
gevrijwaard voor gekke plannen om nieuwe
museums te bouwen, die geregeld opduiken, als
er iemand aan een perceel blijft hangen, dat
//gunstig gelegen", maar voor particuliere woon
huizen te duur is.
De openbare meening uit zich zwakjes, en er
is kans, dat 't zaakje wordt beredderd, eer men
er op verdacht is. Als we dan weer doorsukkelen
met reprises van Zampa" des Zaterdags, een
ex-tcnorals ,/Pomponnet" 's Maandags en //Dokter
Klaus" op verzoek, Dinsdags, kunnen mijne
stadgenooten weer gaan philosofeeren over de vraag,
hoe 't toch komt, dat 't hier 's zomers zoo ge
zellig en des winters zoo vervelend is.
SPECTATOR.