De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 16 september pagina 1

16 september 1900 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

B"." 1212 DE AMSTERDAMMER A°. 1900. WEEKBLAD YOOE NEDERLAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JüSTÏS VAN MAURIK Jr. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0-121/* Dit blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover het Grand Café, te Parijs. Zondag 16 September. Advertentiën van l?5 regels f 1.10, elke regel meer ? 0.20 Reclames per regel 0.40 Annonces nit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma RUDOLF MOSSE te Keulen en dooi alle filialen dezer firma. I M H O U ». VAN VEBBB EN VAN NABIJ: De financiën der hoofdstad, door Secans. De Reorganisatie onzer Landmacht,door W. M. Engelbcrts, beooixJe door A. E. B. SOCIAIE AANGELEGENHEDEN: Twee weken bedelaar, door mr. M. C. Njjland. KUNST EN LETTEBEN: Muziekbeoordeelingen, door Ant, Arerkamp. Bosboom, door W. S. ? Tentoonstelling van Oost- en West-Indisch bewerkt metaal.?Een Hollander, door W. G. van Nouhays. Bock en Tijdschrift, door G. van Hulzen. FEUILLETON: Ironie. Naar het Fransefa, van Ossit. BECLAMES. TOOB DAMES: Onze dienstboden (L), door Isidore Hen. Yroaweij'ke studenten te Moscou. Allerlei, door Caprice. -FINANCIEELE EN OEOONOMISCHE KEONIEK, door D. Stigter. SCHAAKSPEL. ALLEELEI. INGEZONDEN. PEN EN POTLOODKBASBBN. ADTEBTENTIEN. ?HftllMIIIIIIIIIIIIII iiiiin«inmm*i*Mmin»»Hwmmmmn De financiën der hoofdstad. In het nummer van dit weekblad 19 Augustus 1888 kwam een plaat voer, die een allegorische voorstelling gaf van den toestand der gemeenteen aa-ciën in dat jaar. Braakensiek liet, met bet Stadhuis op den ach tergrond, «en ledige geldkist zien, waarop een groote pet rustte:; de redactie schreef er onder: .?De Raad, ten einde raad, z:et onze stad ,»Nu de onbekeede kist een Pet werd opgezet." Plaat en versje dankten hun -ontstaan :aan het feit, dat, toen nar. W. Baron Röell, ?wegens aanvaarding zijner 'benoeming tol lid der Gedeputeerde Staten, ophield lid van den raad >en derhalve ook wethouder van financiën te zijn, en mr. P. S. Van Nierop verklaard had de op hem in de .zitting van 11 Juli van dat jaar .uitge? brachte benoeming -tot wethouder niet te kunnen aannemen, mr. P. Pet zich er ? eindelijk toe liet vinden om de moeilijke ?betrekking van .wethouder van .financiën te aanvaarden. Mr. Pet heeft niet den tijd .gehad de ledige schatkist .te vullen ; reeds in het <volgende jaar zooht hij ook zijn «eindelijk .alleen T' met de wetenschap en -de heer <C. Dyserinck, die hem qp volgde, en die zich volgens zijn eigen verklaring meer ?als administrateur -dan als wethouder van ?financiën beschouwde, schjjnt ook .geen vette dagen te hebben beleefd. Ten minste .in 1890, toen de kans zoe schoon was, durfde het gemeentebestuur den eigen aan leg en de exploitatie -van het. tramnet niet ;aan en vernieuwde <te raad -de concessie aan de A. O. M., welke daad aan .de ^gemeente latec zooveel geld heeft gekost. In die dagen en ook in die, welke in ?den eersten tijd daarop volgden, itoen reeots jas. Treui) wethouder was, werd ^er in dee raad, vooral bij de behandeling der be groeting, menigmaal op gewezen, .dat Am sterdam financieel »radel«os, redeloos en reddeloos" ten gronde ging en dit luguber ?memento mari werd in en kuiten den raad maar al te vaak herhaaW, toen .onder leiding van bet radicale element, het ge meentelijk beheer ten slotte door het paast en der concessiën nieuwe hanen betrad. Als thans Braakensiek weer een plaat voor het Weekblad zou teekenen, honderd teg.cn een zou hij ons een gevulde schat kist laten zien, daar naast een leeuw, die met sterken klauw gretige vingeren ver hindert daaruit te veel te halen en op den achtergrond het dagelijksch bestuur, dansende een vroolijk: »patertje langs den kant." Want de gemeenterekening over het afgeloopen jaar wijst een batig saldo aan van f 1,009,200 en het is zeker niet zonder trots, dat B. en W. dit buiten gewone en nog nooit geconstateerde cijfer als eerste post op de begrooting voor 1901 hebben geplaatst, een begrooting, die in ontvangst en uitgaaf sluit tot een bedrag van f 24,491,866 tegen ?23,449,227 als totaalcijfer der begrooting voor 1900. Het kan den een tneêloopen, en den ander tegen ; de heer Dyserinck, die nog meegewerkt heeft aan de begrooting van 1893, kon slechts als eerste post daarop brengen een cijfer van f 105,400 het batig saldo over 1891. Die begrooting werd dan ook door de raadsleden met een zóó treurig gezicht aangezien, dat niemand, totdat de heer Treub den ban der stilzwijgendheid brak, het eerst het woord durfde te voeren. De heer Fabius wees, zooals hij reeds elk jaar gedaan had, op den »zorgwekkenden toestand" en verlangde een »geheele reor ganisatie der gemeente-huishouding" en de heer Heemskerk uitte de gedenkwaar dige meening, dat de gemeente met snelle schreden naar den afgrond ging. In 1893 trad mr. Treub als wethouder van financiën op en toen wist men dat aan de reorganisatie der gemeente-huis houding de hand zou worden geslagen. Het liep hem mee, want hij kon over dat jaar op een batig saldo van f 520,200 wijzen; dit ging over 1894 weer terug tot ?350,900, steeg over 1895 inmiddels was mr. v. Leeuwen wethouder geworden tot ?792,700, daalde over 1896 tot ?168,600, stijgt over 1897 weer tot ? 557,800, klimt over 1898 tot ? 775,100, om thans over 1899 het record met ? 204,100 te slaan en ons over het millioen te brengen. Bovendien zijn de behoeften enorm ge stegen ; wees de begrooting voor 1893 een eindcijfer aan van ? 13,299,911, thans is de raming voor 1901 ruim elf millioen hooger. * * .* Er is ons, toen wij bij gelegenheid eens op dit groot batig saldo der rekening van 1899 wezen, de opmerking gemaakt, dat dit streven om een steeds klimmend batig slot te erlangen, wel eens kon geschied zijn ten koste van uitgaven die noodwen dig hadden moeten gedaan worden. Nu heeft zeker nooit een rekening en nooit een begroeting de stadsdmkkerij verlaten, 4ie zóó duidelijk en zóó helder toegelicht waren en dan zien we reeds dadelijk in de rekening dat het batig saldo wordt gevormd door ? 640,359 aan meerdere ?ontvangsten, en ,? 368,87®aan mindere wvtg&ven, dan wae geraamd. Die meerdere ontvangsten werden voor namelijk verkregen door hoogere opbreng sten der inkomsten van gemeente-eigen dommen en bezittingen >(? $1,1.75), aoor groot-ere opbrengst van belastingen en hefifingen >(?361^054) en door ruimere ont vangsten van verschillenden aard en toe vallige baten (? 156,143), aoodat de meer?dere ontvangsten voor ruim vestig procent 'deel hebben aan het batig saldo. In de 'toelichting van hun begrooting wijzen B. ?en W. er terecht op, dat die meerdere ontvangsten, vooral de hoogere opbrengst der verschillende directe belastingen, dan geraamd was, bewijzen, dat 4n 18H9 de algemeene welvaart onzer gemeente niet is v&r/mmderd. Wanneer we nu de mindere uitgaven nagaan, dan zien we dat op de «kosten van het huishoudelijk bestuur" ,? 4270 is bezuinigd. Dit loopt over verschillende posten, waarvan de grootste is ongeveer ? 1400 aan licht en brandstoffen, iets dat toch naar zuinigheid ten stadhuize heenwijst. De kosten der invordering van de plaatselijke belastingen zijn ? 9099 min der, welke post ook niet aantoont, dat men dingen zou hebben nagelaten, welke men moest doen. 'Qp de «kosten van on derhoud van gemeente-eigendommen" is f 57,486 bezuinigd en dit cijfer drukt vooral op de post «bestrating", waarop ruim ? 40;000 is uitgespaard. Nu is er in den raad altijd geklaagd, dat onze be strating zoo duur was. Zuinigheid stond daar dus OJD den voorgrond. Be vraag -is echter of met die bezuiniging hetzelfde iis bereikt, wat men bij de opmaking der begrootcng ziek voorstelde en het komt onc >voor dat bij het nazien der rekening da romtreBt wel «en;g iicht gevraagd en ge schonken kan worden. In ieder geval zou &an het batig saldo zeer weinig .worden a%edaan, indiea men aanneemt dat de w-erkzaatiheden, hoewel noodig, ter wille vaa ,het batig saido niet zouden zijn verricl&t. Dat politie en brandweer ? 17,036, de plaatselijke gezondheidspolitie ?22,701, het onderwijs ?75,680 minde/r hebben gekost dan geraamd was, wijst toch alleen maar heen naar zuinigheid in deze takken vaa dienst. Het is niet te denken, dat de verschillende administraties zich het noodige zouden hebben onthouden, ter wille van het batig saldo. Waar er nu verder op de kosten van bet armwezen, op de rente en aflossingen, de pensioenen en andere kleine uitgaven nog ongeveer f 180,000 is gespaard, zal toch wel niet daaraan liggen, dat men niet uitgaf wat men moest uitgeven. Zoo was de bijdrage voor het pensioenfonds geraamd op ? 357;850 en is gestort ?326,918, dat natuurlijk een buitenkansje is. Maar nogmaals, wanneer we de veertig jercent van het batig saldo die verkregen zijn door de mindere uitgaven, van nabij )ezien, dan wijzen deze wel heen naar een gepaste zuinigheid en een paar me vallertjes, maar niet naar een streven om door het niet-uitgeven van het noodige mcête werken aan het scheppen van een »root batig saldo, dat suggereerend zou werken op de gemeenteraadsleden. 1)S * * * bedrag der uitgaven aan van ?1,042,639 dan die van 1900. Zeker geen kleinig heid ! Om dat bedrag te dekken wordt in de eerste plaats genomen de ? 234,100, welke het batig saldo hooger is dan het vorig jaar en in de tweede plaats rekenen B. en W. op ? 504 500 meer aan inkom sten van gemeente-eigendommen, waar onder thans is begrepen een bedrag van ? 420,000, aan de gemeente uit te keeren voor rente en aflossing van de kapitalen voor de overname enz. van de Tram vereischt. Uit de opcenten van 's Rijks directe belastingen verwachten B. en W. ?48,000, uit de eigen plaatselijke belasting ? 172,000 meer, terwijl de heffingen en ontvangsten van verschillenden aard nog ruim ? 138,000 meer aanwijzen. Naar men wil, zal de heer Heemskerk candidaat gesteld worden voor de bestaande vacature in de gemeenteraad in district VII. Wij hopen met het oog op zijn bij zondere kundigheden, reeds vroeger als raadslid getoond, en zijn voorliefde voor de hoofdstad, dat hij zal gekozen worden; vooral, omdat wij dan gaarne uit zijn mond zouden willen hooren, wat hij thans denkt van den afgrond, waarheen volgens hem in 1892 de gemeente met snelle schreden ging. De reorganisatie der gemeente-huishou ding in haar verschillende takken van beheer werd door kundige mannen met flinke hand aangepakt, nieuwe banen, welke voerden tot nieuwe hulpbronnen, werden betreden en, hoewel het bekend is, dat de nieuwe richting bij 0,11e leden van het Dagelijksch Bestuur geen onbepaalde voorstanders vond, dient dit toch alle hulde te worden gebracht voor den grooten ijver en bijzondere nauwgezetheid waar mede bet zijn nieuwe taak opvatte en de besluiten van den gemeenteraad, vaak onder zooveel strijd genomen, heeft uit gevoerd. En de gemeentebedrijven, zal men vragen. Zoowel de rekening van 1899 als de be grooting >van 1901 bevatten nauwkeurige bedrijfsrekeningen, balansen en begrootin gen der ontvangsten en uitgaven met toelichtingen van alle gemeentebedrijven. Wie het lust kan alles in de bijzonderbieden nagaan. Wij zouden te uitvoerig ?worden, indien wij dit deden. Wel kunnen wij mededeelen. dat, volgens de begrooting, 'de vier genaaste bedrijven, - de telefoon, de waterleidingen, de gasfabrieken en de ?tram in 1901 aan de gemeente zullen op brengen ? £,£95,440, waar-van /'3j085,440 moet dienen vour rente en aflossingen van voor die bedrijven aangegane geldleeningen en ? 810)000 in de schatkist der ge meente voor haar bemoeiingen zal worden gestort. Voegt men hier nu bij dat, niet tegenstaande de zeer groote uitbreiding der gemeente, de verlichting voor 1901 ? 36,500 minder is geraamd dan voor 1&9.7, toen wij nog onder het imperialistisch regime leefden, dan zal men wel willen bekennen, dat waar het gas voor de burgerij twee «centen is afgeslagen en bovendien de mwntgasmeters zijn ingevoerd, n de gemeente, die een retributie ont vangt ;van ? 575)000, n de burgerij voorloopig .over de naasting der gasfabrieken nog niet te klagen hebben. De A. O. M. gaf in 1897 een retributie. van f v,2;~83; thans ontvangt de gemeente ? 81,000 .voor haar bemoeiingen, maar de zoo lang verbeide en zoo warm gevraagde lijnen door buurt Y Y .en door fcet Van .Lennepkwartier zijn onmiddelijk aangelegd .en de elecferische tram saort, nog altijd ?tot verbazing van honderden toeschouwers, van het Leidscheplein naar de Zoiitkeetsgtacht als de voorloopater .der groote din gen, die zullen komen. Over de telefoon behoeven we niet te spreken. De vroegere stekelnntige oppo sitie is verdwenen en de directie kan nauwelijks aan de aanvragen om aanslui tingen voldoen.. Alle pogingen worden aangewend om de waterleidingen ook aaa haar doel te doen beantwoorden eii terecht merkte de Wethouder v. Leeuwen op, toen in de warme dagen vaa den afge loopen zomer B. en W. werden geïnter pelleerd over het watergebrek: »men zou nog wat anders gezien hebben, indien de toestand van vroeger nog had bestaan." Niet n groote stad van Europa die niet te worstelen heeft met haar drinkwater voorziening. * * * De begrooting voor 1901 wijsteen hoog*r //Wij meenen," schrijven B. en W. in de toelichting der begrooticg, ,,ois te moeten ont houden van uitvoerige beschouwingen omtrent den fiuancieelen toestand der GemeeLte. Uiterst gevaarlijk toch. is het thans reeds voorsteUirgen te wagen omtrent de vermoedelijke resultaten van het volgende dienstjaar. Hoe de algemeene fficonomische toestanden, die ook op de financiën onzer Gemeente van groeten invloed zijn, zich weder zullen ontwikkezen valt nu niet te zeggen. Wij wenschen ons dan ock te beperken tot de opmerking, dat de resultaten van het afge'oopen dienstjaar onze verwachtingen hebben overtroffen en onze taak hebben vergemakkelijkt om deze begrooting sluitende te maken." Ook voorleden jaar verheugden B. en W. zich in het «buitengewoon hooge saldo" ? 217,000 meer dan dat der vorige reke ning en schreven dit ook wel toe aan de omstandigheid dat de gemeentelijke huis houding minder had gekost, dan daarvoor beschikbaar was gesteld, maar voor het grootste gedeelte «aan het ruimer vloeien der inkomsten, dan waarop men bij het opmaken der begrooting voor 1808 had durven rekenen.'" Er is dus een crescendo in de batige saldo's, voor het grootste gedeelte te danken aan het ruimer vloeien der middelen. Als voorzichtige financiers en lettende op de omstandigheden van politieken en oeconomischen aard, »die zeer zeker in staat zijn haren invloed op de geldmid delen der Gemeente te doen gevoelen'', hebben B. en W. het toch raadzaam geacht »ten einde voor teleurstellingen gevrijwaard te worden", om de ramingen der verschil lende ontvangsten met voorzichtigheid te doen geschieden. Dit is zeker loffelijk maar toch rijst de vraag op, of, waar de toestand in 1892 en later een vrij aanzienlijke verhooging der inkomstenbelasting, totdat we de 4 A percent bereikten, met zich voerde, thans niet overwogen kan worden of de burgerij, ook in het belastingbiljet zal bespeuren, dat zij, dank zij de goede zorgen van de hoofden der afdeelingen en het niet ver minderen der algemeene welvaart, van den rand des afgronds is weggerukt en op solieder grondslag staat. Hoewel thans de tijden voorbij zijn van het: »Gehorchen soll man mehr als immer Und zahien mehr als je vorher." is het toch altijd aangenaam de per centage der inkomstenbelasting is weer voor 1901 4^ percent gebleven ook in het belastingbiljet te bespeuren, dat men maar niet altijd moet boeten voor der vaderen zonden. Dat B. en W., al zeggen zij het niet, zelf een ruimen kijk hebben op de dingen der toekomst, blijkt uit de indiening eener voordracht om ?6,500,000 beschikbaar te stellen, ten einde geheel het bestaande tramnet te doen inrichten voor electrische tractie, voor dat doel een electrisch centraalstation te doen bouwen op het terrein van het oude Enirejot, en dit tevens te doen dienen voor verlichting en beweegkracht niet alleen voor eigen gebruik maar ook voor particulieren. Wij begroeten deze voordracht, geheel overeenkomstig de denkbeelden ook in dit blad meermalen verdedigd, 2) met groote ingenomenheid en wijzen er tevens op dat wij daartoe nooit zouden gekomen zijn, indien de raad was blijven toestaan dat de A. O. M. nog langer haar groote divi denden aan de aandeelhouders had uit betaald, maar het komt ons voor dat dergelijke plannen, waarvan de rentabili teit de voordracht bovendien wordt aan gewezen, voor de toekomst in het algemeen, van geen invloed .mogen zijn op de «voor zichtigheid' waarmee een begrooting wordt opgemaakt. Het huidige geslacht zou dan maar altijd moeten betalen totdat eindelijk nagenoeg wiskunstig vast stond, dat elke afgrond was gedempt en de gemeente op den meest vasten bodem stond. Wanneer men nagaat dat alle leeningen voor de genaaste bedrijven op vrij korten itermijn moeten worden afgelost die voor de gasfabrieken o. a. in dertig jaren tijds dan zal men zien, dat voor het vol gende geslacht in deze niet veel meer te doen zal overblijven. Het is waar die aflos singen komen uit het bedrijf, maar zij worden toek door het huidige geslacht betaald, en waar het nu daarom niet mogelijk is goedkooper gas te branden, voor een lager tarief te trammen of minder aan telefoon en waterleiding te betalen, daar zou het der belastingbetalende bur gerij door verlaging der percentage van de inkomstenbelasting kunnen getoond worden dat de magere jaren voorbij zijn en de rneer welgedane beginnen aan te breken. Waar B. en W. voorleden jaar het saldo van ?775.100 reeds buitengewoon hoog noemden, welke qualificatie moeten zij dan wel geven aan een saldo van meer dan n millioen? Thans spreken zij echter maar van een groot batig saldo". B. en W. beginnen oogenschijnlijk aan groote cijfers te ge wennen. Dit neemt echter niet weg, dat de pes simisten en alarmisten in en buiten den Raad, die de plannen der jongeren, sinds 1888 ontwikkeld, met zooveel wantrouwen en vaak met hoongelach begroetten, voor het oogenblik er het zwijgen toe kunnen doen. De «democratie" mocht, volgens sommigen, door het wassende aantal amb tenaren, door »het fonctionarisnae" bedreigd worden, nog nooit zijn een rekening en een begrooting op meer democratische wijze opgemaakt dan de rekening van 1899 en de begrooting van 1901, omdat niet alleen de Raad maar geheel de burgerij, indien deze laatste zich de moeite wil getroosten om haar na te zien, een juist overzicht kan krijgen van het beheer van de verschillende takken van dienst en van de bedrijven der gemeente. En wie er een blik in slaat zal met eenige studie ai zeer spoedig bespeuren, dat alle pessimistische en alarmistische beschouwingen en voorspellingen der man nen van het particulier initiatief tot nu toe nog geen steek houden of zijn uitge komen, maar dat de nieuwe aëra van ons gemeentelijk beheer, hoewel dit nog onder zeer moeilijke omstandigheden verkeert, reeds uitkomsten heeft geleverd, die tot blijdschap stemmen en voor de toekomst het beste doen hopen. Laten wij de mannen danken, die deze aëra, vaak onder veel miskenning, hebben voorbereid. SECANS. 1) Natuurlijk dat de bijdrage van htt Rijk in de kos'e.i der gemeentehuishouding over 1899 (? 2,357,019) mede heeft gewerkt tot htt vormen van het groot batig saldo. De desbetreffende wet dagteekent van 24 Mei 1897, zoodat deze bijdrage eerst over htt jaar 1898 is genoten. Volgens de begrooting van 1897 was het aandeel in de opbrengst der Rijksbelastingen op bet personeel ? 1,233,500 en zouden de opcenten op de hoofdsom der belasting op het personeel, welke in 1S99 ? l 077,279 opbrachten, opleveren een bedrag van / 1,340 000. Voegt men nu het verschil van deze beide laatste cijfers (? 268,721) bij bovengenoemd cijfer van ? l 238,500, dan verkrijgt men een totaal van / ],502,224. Trekt men dit cijtVr van de subsidie van het Rijk af, dan zal men zien dat de gemeentekas bij de wet van 1897 feitelijk slechts ongeveer 8y2 t^n bate voud. Deze berekening gaat ook nog eenigszins mank, want door de toename der bevolking en de uitbreidirg der gemeente zouden thans de op centen en het vroegere aandeel in de opbrengst der Rijksbelastfogen op het, personeel vrij wat meer bedragen, dan voor 1897 werd geraamd, waardoor bovengenoemd laatste totaal ook vrij wat grooter zou worden en de eigenlijke bate dus nog minder. 2) Sinds wij dit schreven, is er van de hand van de heer A. Roelvink, commissaris van de maatschappij Electra, et u. brochure v<rschenen, getiteld De Gemeente Amsterdam en De Blectriciteit." Hit ware beter geweest dat de titel had geluid: «De gemeente Amsterdam en het leveren van electrisch licht;" daarom toch alleen gaat bet. De beer Roelviuk, die i aar een zetel in den gemeenteraad dingt, verwijt den Dincteur van het Gemeeuttlijk Electrisch be drijf dat hij geen rekening hield met de con currentie, welke Electra aan de gemeente kan aatdoep, waardoor deze, wordt de voordracht zooals zij daar ligt, ouv< randerd aangenomen en uitgevoerd, met verlies zal moeten werken; waLt een tarieveaoorlog ten kobte dir Gemetnttkab" zal daarvan het gevolg wezen! De Electra zal toch, dal k zij de welwillend heid van baar aandeelhouders en de offervaar digheid van hatr obligatithouders die tarievenoorlog tot 1918, wanneer de concessie eindigt, kunnen volhouden. Hoewel wij nu niet, waar het noodig is de middelen voor dezen tarievenoorlog te verschsfferj, zulk een goeden kijk hebben op de btlaogloosteid en onbaatzuchtigheid van aandeel houders en obügatiehouders als de heer Roel vink, die meer met zulk slag van menschen omgaat dan wij, is het wel zeker dat Etectra last aan de gemeente zal kunnen bezorgen. De moraal van een en ander is ook weer in dit geval, dat de raad ia 1890 nooit concessie aan Electra verleenen, maar zelf de zaak ter hand had moeten nemen. De Reorganisatie onzer Landmacht, door W. M. ENGELBEETS. Bij den uitgever L. J. Veen te Amsterdam heeft van de hand van den heer Engelberts eene brochure het licht gezien getiteld »De Reorganisatie onzer Landmacht". Schrijver behandelt daarin de wetsont werpen tot regeling van de zamenstelling der landmacht en tot nadere wijziging en aanvulling van de wet betrekkelijk de Nationale Militie en van daarmede in verband staande wetten. Schrijver stelt zich op een bij uitstek practisch standpunt fn gaat na of met de personeele en financiëele offers welke de regeering voor de landsdefensie noodig acht, datgene is bereikt hetgeen men op goede gronden had mogen verwachten. Een volmondig »neen" is hierop het antwoord, en nieuwe ontwerpen worden ter overweging aangeboden. * * * De groote fout onzer defensie is haar tweeledige grondslag. Het ministerie van marine aanvaart het beginsel van een hardnekkige verdediging van het lini ncomplex genaamd de vesting Holland, terwijl de minister van oorlog in 1899 verklaart, dat de stelling van Amsterdam het zwaartepunt der verdediging is, alzoo geheel iets anders, en in de memorie van

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl