De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 23 september pagina 2

23 september 1900 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

l -fit!*," DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD V O O R N E D E R L A N D. No. 1213 r aantal Standaardlezera nog maar slecht te spreken. En toch, ook de pokziekte is een »dood-dreigende" plage, waartegen God xeJf ons tot verweer en principieele bestrgding oproept. Examens en de marechaussee. Dat we in een tijd van examens, van wikken en wegen leven, heeft; menigeen voor ons al zoo vaak gezegd n bewezen, dat het onnoodig is het te herhalen. Dat die examen-manie voert tot nog meerdere examens is een noodzakelijk gevolg en wij zien dan ook reeds hoe aanstaande kinder meiden geëxamineerd worden door eene ?speciale commis'sie", aanstaande 'koddebeiers gewikt en gewogen worden door eene commissie van wege het Bsstuur van den Nederlandschen Politiebond. Brevetten worden uitgegeven en... men heeft waarborgen, dat de sollicitant, bezitter Tan dien schat, de noodige bekwaamheid heeft voor de betrekking. Want het is een fcetcjfs van bekwaamheid, zoo staat er met vette letters op het brevet gedrukt, uitge reikt aan hem, omdat «hij aan de gestelde eischen voldeed". Wrj hebben dus «bekwame kindenneiden en «bekwame" veldwachters in spe, waarvan het gevolg zal zgn dat onze baby's met «bekwame" hand zullen worden opgevoed CD onze dieven, moordenaars enz. in het vervolg met «bekwamen spoed", pardon, door bekwame handen zullen worden ge arresteerd, als ten minste arrestatie volgt. En, daaraan valt niet meer te twijfelen, wanneer we «bekwame" politieagenten, speurders, koddebeiers en marechaussees hebben. . Bij het wapen der marechaussee, of eigen lijk, «KoninklijkeWapen der Marechaussee" bestaat reeds sedert jaren een examen, waar aan ieder voldoen moet, wil hij den rang van brigadier er'angen. Heeft hij eenmaal de zilveren strepen, dan kan hij zonder verderen vuurproef opklimmen tot wacht meester. Wij weten niet of het bestuur van den Nederlandschen Politiebond, vóór het tot het instellen van een examen voor aanstaan de politieagenten besloot, omtrent een en ander informaties heeft ingewonnen bij het «Koninklijke Wapen". Is dit wel het ge val geweest, is genoemd bestuur met de inrichting, de resultaten van dat examen bekend, dan moet het zeker tot de conclusie komen, dat dit onderzoek al zeer weinig waarborg geeft omtrent de bekwaamheid van den persoon, die »met goed gevolg" zich daaiaan onderwierp. Behoudens enkele uitzonderingen is het met de intellectueele ontwikkeling van die gegradueerden treurig gesteld, terwijl de Nederlandsche Regeering notabene aan die brigadiers de bevoegdheid geeft van Hulp-officier van Justitie! Aan de marechaussees kan men daarvan geen schuld wijten, want hoe wordt men gewoonlijk lid van het Koninklijk Wapen ? half militair, half politie en daarom hoe hoog als politiecorps ook door Regeering en Kamer geroemd door zijne tweeslach tigheid niet een politiecorps, veel minder nog een korps, dat de Justitie van dienat kan zijn. Het korps heet politie, maar is geheel geschoeid op militaire wijze, zoodat het vaak aan tact ontbreekt als politie op te treden. Vandaar ook dat er commissarissen van politie zijn, die als zij versterking van politie noodig hebben deze van de Rijksveldwacht aanvragen, wijl zij in geen geval marechaussee willen requireeren, al is eene brigade van dat wapen in ds plaats hunner inwoning gevestigd. Een onzer burgemeesters, een man die bekend staat als autoriteit op het gebied van politie, schreef dan ook in een blad: »de waarde van het wapen der marechaussee is ge legen in de... paarden!" Bij dat corps wordt dan »examen afge legd" voor brigadier. De examinandus studeert daarvoor en stampt zoo goed mogelijk de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en een gedeelte van die van het Wetboek van Strafvordering in het hoofd, wel wetende, dat de examen-commissie daaraan groote waarde hecht. Nu zou men wanen, dat waar het een examen geldt, dat bevoegdheid en macht van «hulpofficier van Justitie," geeft de examen commissie voor het grootste deel bestaat uit ambtenaren der justitie, met name ambte naren van het Openbaar Ministerie. Geen kwestie van! De examen-commissie bestaat uitsluitend uit officieren van het wapen der marechaussee, zoodat militairen beoordeelen of iemand geschikt, althans bevoegd is, om op te treden als hulp-officier van justitie! Het is al te gek! Tal van onze leden der Tweede Kamer, die met dat lidmaatschap ook nog eene betrekking bij de justitie bekleeden (Mr. Smeenge kreeg bij zijn afscheid als kanton rechter te Hoogeveen zelfs eene fotografie van de brigade marechaussee aldaar als souvenir), moeten met dezen toestand bekend zijn en toch, men wijst er niet op, dat daarin verandering moet worden gebracht. Dat deze toestand soms «hulp-officieren van Justitie" schept, over wiens handelwijze men vaak de schouders ophaalt, is te be grijpen. Het is nog niet lang geleden, dat een dezer hulp-officieren in een café, ten aanhoore van een groot publiek, beweerde en hij wist het, want hij was brigadier hulp-officier van Justitie en daarvoor had hy examen gedaan! dat een officier van Justitie dan alleen van een vonnis der rechtbank in hooger beroep kon gaan, wanneer een beschuldigde, tegen wien door het O. M. straf gerequireerd was, door de rechtbank werd vrijgesproken. Gelukkig was er iemand in het gezelschap, die in dezen van ondervinding kon spreken. Hij was te Assen veroordeeld en het O. M. was toch in hooger beroep gegaan. Waar der gelijke feiten we zouden bijna zeggen dagelijks bij onze Justitie voorkomen, daar is Tiet toch wel wat al te kras, dat een geëxamineerd hulp-officier van Justitie, die eel uitmaakt van het Koninklijk Wapen der marechaussee, daarmee onbekend is. «Gebrek aan vakkennis" zou een timmerman zeggen «maar bij geëxamineerden komt het verstand vaak met het ambt." Doch deze brigadier maakte daarop een uitzondering, want hij draagt de zilveren strepen al zes jaren! Het tegenwoordige Engelsche Parlement ia in 1895 voor den tijd van zeven jaren verkozen en zou dus eerst in 1902 zijn natuurlijken dood sterven. Nu behoort het wel tot de uitzonderingen, dat een uit algemeene verkiezingen voortgekomen Parlement zijn geheelen tijd uitdient, maar gewoonlijk, worden de nieuwe verkiezingen eerst uitgeschreven in het laatste jaar, waarover het mandaat der afgevaardigden zich uitstrekt. De regeering heeft zich dus bijzonder gehaast, en daar zij in het tegenwoordige Parlement over eene aan zienlijke meerderheid beschikt en geen enkel votum van eenige beteekenis wijst op een ontrouw worden van die meerder heid, ligt de: conclusie voor de hand, dat' zij thans het tijdstip voor de verkie zingen bij uitstek gunstig acht en er vast op rekent, hare meerderheid' nog te ver meerderen en zich dus voor eene nieuwe legistatuurperiode de macht te verzekeren. Er waait over gan^ch Engeland een imperialistische wind. De beide ZuidAfrikaansche Republieken zijn geannex eerd, voorloopig wel is waar nog slechts op het papier, maar toch wordt de geweld dadige, buiten Engeland zeggen wij allen : misdadige vernietiging van de zelfstandig heid dier beide Staten reeds door bijna alle Engelschen als een voldongen feit beschouwd. Zelfs onder de tegenstanders van het tegenwoordige kabinet geven de meeSten toe: «de annexatie is onherroe pelijk." Zoo nog onlangs de heer Asquith. Als liberaal betreurt hij het. dat de financieele politiek, de binnenlandsche wetgeving, de sociale hervormingen, de onvervulde be loften van 1895, het afkeurenswaardig gebruik maken van het nationaal ver mogen in het belang van enkele klassen en bevoorrechte kringen, ja zelfs de meer dan gerechtvaardigde bezwaren tegen de organisatie en de leiding van den jongsten oorlog, op den achtergrond moeten treden voor. de exploitatie van de »patriottische koorts" door de conservatieve re geering. Maar toch zegt hij: »de annexa tie is onherroepelijk'1, ongetwijfeld om bij voorbaat te ontzenuwen het verwijt zijner politieke tegenstanders, dat hij en zijne vrienden geen goede patriotten zou den zijn. De heer Asquith spreekt van een patri ottische koorts, en niet ten onrechte. Want koorts is een ziekteverschijnsel, een ver storing van den normalen toestand. EQ een krachtig volk als het Engelsche, zal vroeger of later weer van die koorts ge nezen. Maar wanneer? Dat is de vraag, en de regeering wil blijkbaar het zekere voor het onzekere nemen. Zij weet, dat, zij binnen enkele maanden zal moeten overgaan tot eene zeer onaangename, maar onvermij delijke mededeeling, welke de koortstemperatuur van den patiënt zeer zeker eenige graden zal doen dalen: zij zal met de onkosten-rekening voor den dag moeten komen, en het zal dan blijken, dat de raming verre, zeer verre overschreden is. Vóórdat voor haar dit omineuse quart d'heure de lïabelais aanbreekt, wil zij zich zooveel mogelijk veilig stellen. Daarom moeten de verkiezingen onverwijld plaats hebben. Het nieuwe Parlement behoeft eerst tegen Februari te worden bijeenge roepen ; in de voorafgaande maanden hoopt de regeering de toestanden in Zuid-Afrika zoodanig te hebben geconsolideerd, dat zij althans met een schijn van recht kan spreken van aanwinsten, welke eenigszins opwegen tegen de ontzaglijke opofferingen in geld en bloed, die de Engelsche natie zich bij de vervulling eener zoo weinig eervolle taak heeft moeten laten welge vallen. Maar er is nog meer, dat de regeering tot spoed drijft. Zij wil aan de stemming, waarvan het resultaat vooruit bekend is, eene sanctie ontleenen voor haar daden, voor haar gebrek aan goede trouw in hare houding tegenover de republieken, voor de grenzenlooze lichtvaardigheid, die haar eene reeks van bloedige nederlagen be zorgde. Zij weet zeer goed, dat de ver kiezingen, onder de gegeven omstandig heden, haar nooit een bul of indemnüy kunnen geven. Het Engelsche volk is niet zoo gewetenloos als enkele van de mannen, die in het Kabinet den toon aangeven en, gesteund door niet nader aan te duiden relatiën in hofkringen en financieele kringen, het vertrouwen der hoogbejaarde koningin misbruiken. Alaar datzelfde volk zal zich waarschijnlijk laten vinden voor een votum, dat beteekent: »Laat ons van deze onaangename zaak maar zoo weinig mogelijk meerhooren! Schwamm d'riiber!" Zooals men weet, hebben in Engeland de verkiezingen niet in het geheele rijk op dezelfde data plaats. Er zijn namelijk daar te lande nog een aantal personen, die in strijd met alle begrippen van recht en billijkheid, het kiesrecht in meer dan n district uitoefenen, en die aan dit »recht" niets zouden hebben, wanneer zij niet gedurende eenige dagen nu hier, dan daar konden gaan stemmen. De verkie zingen zullen waarschijnlijk op l October aanvangen en eerst veertien dagen later geëindigd zijn. In dien tusschentijd zal nog wel het een en ander geschieden om de patriot tische koorts niet te doen afnemen. Bij voorbeeld de ontvangst van vertegenwoor digers der koloniale hulptroepen door de Koningin en de uitreiking van vaandels aan deze vaderlandsverdedigers. Mogelijk ook wel de triomfantelijke terugkeer van Lord Roberts, wien het waarschijnlijk hoogst aangenaam zal zijn, te worden ont heven van de minder aangename en min der eervolle besognes, die hem in den laatsten tijd zijn opgedragen. Zeker is het, dat de lezing der verkiezings-speeches voor de vrienden van de Boeren en van hunne goede zaak eene allesbehalve verkwikkelijke zal zijn. De Katoencrisis. De ontzettende ' orkaan in Texas, die mede een belangrijk deel van den katoenoogst in Amerika vernietigde, kon op geen noodlottiger tijdstip voorkomen ; al sedert eenige weken ondergaat de katoennijverheid opnieuw een zeer ernstige crisis. Het be drijvige Laccashire in Engeland, waarover de ellende zoo dikwerf is neergestreken, zal wel de meeste redenen hebben om over de ramp in Amerika te weeklagen. Tengevolge van de duurte en schaarste in ruw katoen, hebben spinfabrikanten al sinds weken halvo dagen laten arbeiden. En thans, nadat Vrijdag 7 Sspt. de fabrikantenvereenigingen, téManchester verga derd, het besluit namen, gedurende eenigen tijd geen ruw katoen te koopen en de fabrieken, zoo noodig te sluiten, zijn dui zenden werklieden geheel buiten verdienste geplaatst. Hunne vakvereenigingen zullen hen de eerste weken voor ellende kunnen vrijwaren; doch daar, naar verschijnselen te oordeelen, de crisis niet zoo spoedig voorbij zal zijn en het aantal werkloozen mot den dag schrikbarend toeneemt, zal de nood in duizende nijvere gezinnen hard en smartelijk gevoeld worden. Deze crisis is ten deele een gevolg van den slechten oogst in het (31 Aug.) afge loopen seizoen, naast een verhoogde vraag naar ruwe katoari; en ten deele van dien jammerlijken speculatiegeest, die een logisch gevolg van deze sociale orde van zaken schijnt te zijn. Volgens de Financial Chronicle van Ame rika (ik ontleen mijne mededeelingen voor namelijk aan een aantal verslagen van de Standard) bedroeg de totale opbrengst van ruw katoen in dit afgeloopen seizoen 9439559 balen met een totaal gewicht van 1751,029.038 ponden; tegenover 11,235.383 balen met een totaal ge wicht van 5,765,320,339 ponden in hetseizosn daaraan voorafgaande. Van de totaal-opbrengst namen de Amerikaansohe spinners in het afgeloopen seizoen 3,792,618 balen, wat eene belangrijke ver meerdering is, vergeleken met de vooraf gaande jaren, dank zij den groei van de katoennijverheid in de Zuidelijke Staten. De uitvoer was in het afgeloopen seizoen 6012,246 balen. Doch, ondanks den ver minderden uitvoer, veroorzaakten de ge ringere oogst en grootere afname in Amerika eene daling in den stapel-voorraad slechts 88,030 balen, tegen 392,280 vorig seizoen), hetgeen veel van de onrust en de ellende heeft teweeggebracht. De Lancashira fabrikanten zijn Jarig nalatig gebleven in het doen van vooruitbestellingen, ook uit een oogpunt van speculatie, en doordien een betere oogst verwacht werd; met het gevolg, dat, toen de schaarschheid van ruw katoen bekend werd, de markt in Li verpool, door buitengewone vraag, ongewoon opge jaagd werd. Week aan week, ja, dag aan dag, zag men de prijken stijgen, zoodat deze nu al meer dan 100 pCt. hooger zijn, dan ze in jaren waren. In het bijzonder slechte jaar 1810, stegen ze tot 7'/j stui vers het pond; thans zullen ze klimmen, ondanks de scherpe actie van de fabrikanteiivereeni^ingen, boven 8 stuivers. Een aantal fabrikanten hebben voor de levering van stukgoederen en garens con tracten gesloten, doch zijn onvoorzichtig genoeg geweest, zich niet intijds van ruw katoen te voorzien; en zij moeten nu, om aan hunne verplichtingen te voldoen, nolens valens eiken prijs betalen, die finantieele speculanten hun weten te doen betalen. Een aantal dezer fabrikanten gaan onver mijdelijk, al werkende, hun ondergang tegemoet. Want, behalve hoog in prijs, is het katoen, thans op de markt, zóó slecht, dat de werklieden steen en been klagen en hun een extra tarief voor de slechte grond stof is toegezegd moeten worden. Katoen, dat in Aug. '99 met 3% stuivers per pond al duur betaald heette, moest gisteren met 7% betaald worden. En het staat te bezien, of de fabrikanten er in slagen zullen, door negatie de markt krachtig te drukken en eenige finantieele ondernemers schaaktnat te zetten. Zooals ik zeide, is deze crisis mede een gevolg van een »truc" van «money makers". Een correspondent van de Standard schrijft daaromtrent het volgende: »De geschiedenis van de Liverpoolsche katoenmarkt gedurende eenige der vorige maanden, is in sommige opzichten roman tisch (? v. d. V.). Het blijkt dat, terwijl veel van de buitengewone en aanhoudende ver hooging der prijzen van ruw katoen aan de natuurlijke oorzaak van gering aanbod toe te schiijven is, de verhooging ook voor een zeer belangrijk deel het gevolg is van een vermetele handel van een kleine cóterie van speculateurs op de markt. Deze, meest jonge lieden, kwamen, na den feitelijken toestand bestudeerd te hebben, tot de con clusie, dat een belangrijke val in het aanbod niet uitblijven kon en besloten de markt te bewerken. Hun voornemen was niet geheel geheim gebleven en werd, eenmaal uitgelekt, door de grootere financieele huizen fel bestreden. En sinds dien gebeurde, wat in vele opzichten het karakter van een regelmatig duel droeg. Het is bekend, dat de grootere huizen herhaalde malen de kleine groep den ondergang nabij had gebracht, doch telkens kwam, de eene om standigheid na den andere, het laatst het onheil in Texas, de jongeren in het kritiek oogenblik ter hulpe, zoodat zij, tot op dit oogenblik, den markt wisten in te sluiten." Honderdduizenden guldens zijn hun door deze «financieele operatie" in de zakken gevloeid, en niet weinig hebben zij er toe bijgedragen het verzet op te wekken bij de spinners-fabrikanten, om gedurende eenige weken geen Amerikaansch katoen te koopen. Waarlijk, wanneer wij bedenken, dat zoo'n »tinantieele operatie" over duizenden gesinneu namelooze ellende uitstort, verliest zij voor ons al het «romantische". Doch, de fabrikanten kunnen moeilijk daarover verontwaardigd zijn, waar zij zoo dikwerf' zelf zulke «operaties" op de handelsmarkt uitvoeren. Het is een gevecht van kapjtaal tegen kapitaal, waarbij enkele kapitalisten menigmaal ten gronde gericht worden, doch waarbij de werklieden, helaas, altijd het loodje leggen. _Het comitévan de fabrikantenvereenigingen verzond thans een rondschrijven aan de leden dier vereenigingen in zoover ze Amerikaansche katoen gebruiken, met de vraag, ons voor Vrijdag de 2lste te willen melden, of zij genegen zijn op zijn minst 12 dagen in October hun fabriek te sluiten. Een groot aantal sluit ze thans al; som mige fabrieken zullen niet voor het begin van December weder geopend worden. En de verhoudingen van het verlies in Texas van den nieuwen oogst, die toch al reeds zoo ongunstig wordt genoemd, als met uit zondering van het jaar 1S9C, in geen 26 jaren het geval was, en dus zeer waarschijn lijk in opbrengst nog beneden dit slechte jaar zal blijven, zullen op deze crisis van grooten invloed zijn. Alles wijst er derhalve op, dat de katoen nijverheid een dier bange perioden zal heb ben door te worstelen, die in het verleden haar zoo zwaar teisterden, het bestaan der duizenden textielbewerkers zoo geweldig bemoeilijkten en op de maatschappelijke welvaart zoo zwaar te drukten. London, 14 Sept. 1900. J. K.V.D.VEER. Sociale* jmimimltlimMIIIIIIinttnilM mtmiriMiflIllllltmiimHIIIIHMII Eenip aanmerkingen omtrent liet Ontwerp Wontosfet, Op het ontwerp woningwet wensch ik slechts een paar aanmerkingen te maken. Geheel afdoende acht ik het wetsontwerp geenszins; de volkshuisvesting zal er slechts matig door verbeterd kunnen worden. Wordt het ontwerp tot wet dan kan de volks huisvesting in dier voege veranderen, dat er middenevenredige toestanden ontstaan tusschen die, welke er nu zijn, en die, zooals zij zouden kunnen worden, als er niet zoo bizonder vele bezwaren waren te over winnen. Groote illusies der gevolgen van zulk een wet moeten wij ons niet maken. Wie ze wel mocht hebben bestudeere eens de woningstoestanden in Engeland in verband rnet de Engelsche wetten op de volkshuis vesting. Laat ik slechts n zaak noemen, die blijven zal zooals ze was: de toevoer van lucht in de nieuwe woningen zal ten gevolge van de wet niet verbeterd worden d. w. z. in de kleine, nieuwe woningen zal een benauwde.slechte atmospheer heerschen, evenzoo slecht als in de oude krotten. De middelen om f'rissche lucht in arbeiders woningen te voeren zijn nog niet bestudeerd. Toepassingen kunnen derhalve door de wet 1102 niet voorgeschreven worden. Volkomen ben ik het daarom eens met de woorden uit de Memorie van Toelich ting, waar over de slechte volkshuisvesting gezegd wordt: »de regeering maakt zich geen oogenblik de illusie dat regeeringsmaatregelen, zij het oo_k gesteund dooreen krachtig particulier initiatief, voldoende zullen zijn tot algeheele beteugeling van het groote kwaad." Maar ook al zal het kwaad niet met wortel en tak worden uitgeroeid, dat het ontwerp zeer veel goeds bevat, wordt ge lukkig bijna algemeen erkend. Slechts twee bezwaren heb ik tegen dit ontwerp, welke daarop neerkomen : lo. dat ik, in afwijking van de iii de memorie ver kondigde ideeën, het wenschelijk acht dat enkele minimum eischen in de wet worden opgenomen; 2o. dat het mij wenschelijk voorkomt artikelen voor te schrijven, waar van het gevolg zal zijn, dat er gezonde woningen gebouwd zullen worden, die tegen dezelfde prijzen te huur zijn als de oude af te breken krotten. I. Lange uit\veidingen over het voor en tegen van rainimumeischen acht ik over bodig. Slechts met n voorbeeld wil ik de wenschelijkheid van het opnemen daar van trachten aan te toonen. Bij artikel 4, waarin bepaald wordt, de zaken omtrent welke door de gemeenteraden, voorschriftten zullen worden vastgesteld bij geheel of ge deeltelijk te vernieuwen of nieuw te bouwen woningen, wenschte ik b.v. opgenomen te zien: de bedsteden, met bijvoeging dat Jtel minimum aantal bedsteden drie moei bedragen. Daar men de dagloonerswoningen bijna altijd van te weinig bedsteden voorziet, houd ik de noodzakelijkheid vol, dat daar tegen bij de wet gewaakt worde. Ik kan medegaan met de gedachte dat niet voor geschreven kan worden, hoe groot, onder de verschillende omstandigheden, die zich over het geheele land voordoen, de woningen moeten zijn, maar zou het een groote stap vooruit vinden als werd vastgesteld, dat bij den nieuwen bouw van daglooners woningen als minimum voor iedere woning niet minder dan drie bedsteden gesteld werden 1), welke raen zóó zou kunnen in richten, dat bij kleine gezinnen er n of meer als kast dienst konden doen. Zonder een dergelijk voorschrift wordt omtrent de wijze van slapen bij de wet niets geregeld. Het aantal bedsteden in de dagloonerswoningen zal dan misschien bepaald worden, voor een enkele gemeente, volgens de inzichten van den gemeenteraad. Doch daar de gemeenteraden zoo goed als zeker over deze zaak geen bepaalde opinie hebben, bestaat de meeste kans dat het bedstedenvcaagstuk onaangeroerd zal blijven. Het treurige gevolg zal zijn: dat in woningen met slechts n bedstede weldra 4 of 6 personen moeten slapen. Er is geen middel dit tegen te gaan dan door het stellen van minimumeischen. Artikel 3 van het ontwerp-woningwet schrijft voor: »de eischen omtrent de ruimte der vertrekken in verband met het aantal der bewoners blijven buiten toepassing ten aanzien van woningen, waarin de over schrijding het gevolg is van vermeerdering door geboorte of' samenwoning van leden van eenzelfde gezin." Nemen wij nu het volgende, vaak voor komende, geval. Een paar jonggetrouwde lieden gaat een woning betrekken juist 1) Wie voor ziehzelven een huis bouwt is daar natuurlijk van vrijgesteld. groot genoeg voor henzelven. Na 6 jaren is de weekverdienste van den koetwinner niet verhoogd, doph heeft hij 4 kinderen ; de _woning is daardoor juist driemaal te klein geworden. De wet echter keurt dezen toestand goed krachtens artikel 3. De proef van »de bouwonderneming Jordaan" heeft geleerd; dat 40 pCt. van de bewoners hunne woning van 3 tot 50jaren bewoonden en verder: dat slechts 23 pCt. der woningen bewoond werden door alleen wonende personen of door gezinnen van twee personen, maar: dat daarentegen 77 pCt. der woningen gezinnen herbergden, waarvan het zielen aan tal wisselden tusschen 3 en 11, zijnde 29 p Cl. met 3 4 bewoners, 3!) pCt. met 5-G en 9 pCt. 7-11 bewoners. Mij dunkt dat deze Cijfers duidelijk zijn. Schrijft men niet bn de wet voor dat de kamers alle 3 bedsteden moeten bevatten, dan zal men wat nog te vaak gebeurt, huizenblokken bouwen waarvan iedere woning slechts n bedstede heeft; d. w. z. dat zelfs, als de wijze van slapen der be woners, op het oogenblik waarop zulk een nieuw huizenblok betrokken wordt, bevredi gend is, over 10 jaren de verhouding even slecht_ kunnen zijn als in de ellendigste krotten. Mij dunkt, het is thans het juiste oogen blik om dit te helpen voorkomen. II. Tegen paragraaf 5 «Onbewoonbaarverklaring, ontruiming, sluiting en afbraak" heb ik eenig bezwaar. Deze paragraaf doet de middelen aan de hand door welke een slechte woniug onbewoonbaar verklaard kan worden. Dat zeer slechte woningen bij voortduring verhuurd zijn, zal wel steeds daaraan zijn toe te schrijven, dat voor den prijs die het gezin verwonen kan geen aan merkelijk betere woning te verkrijgen is Men noodzaakt dus den bewoners, b\j onbewoonbaarverklaring der woning, in een andere woning te trekken, waar zij bloot gesteld zijn aan de kans, dat ook deze on bewoonbaar zal worden verklaard. De gevolgen van zulke on bewoon baarverklaringen komen mij niet zoo onschuldig voor, als men oogenschijnlijk zou meenen. Wanneer onbewoonbaarverklaring van een aantal huizen in een bepaalde buurt heeft plaats gevonden, zullen de eigenaars der niet afgekeurde, maar toch zeer slechte woningen, de huurprijs hunner eigendom men vernoegen. Het gevolg zal dus zijn: een verhooging der huurprijzen van die kamers, welke juist iets te goed zijn om onbewoonbaar verklaard te worden. Deze priis verhooging is zeer ongewenscht. Ik zou met deze paragraaf vrede kunnen hebben als de onbewoonbaarverklaring van krotten (niet bij uitzondering maar) in vrij grooten getale, alleen dan zou mogen plaats hebben, als er van het aantal woningen dat tegen dezelfda prijzen te huur is een zeker percentage (b.v. 10 pCt.) zouden leeg staan. In groote steden als b.v. in Amsterdam zal dit echter bijna nooit het geval zijn. * * * Het zelfde bezwaar heb ik tegen para graaf 6 «Onteigening". Het behandelt de wijze waarop het aan de gemeentebesturen mogelijk gemaakt wordt geheele huizencomplexen te ont eigenen, ingeval door gebrekkigen toevoer van licht en lucht als anderszins, afdoende verbetering der woningen langs anderen weg bezwaarlijk uitvoerbaar is enzoovoorts. Ook deze paragraaf' zou, volgens mij, tot de zelfde afkeurenswaardige toestanden kunnen leiden als de vorige. Uit de proef nemingen van »de Bouwonderneming Jordaan" is gebleken dat, als men een terrein dat volgebouwd is met krotten aankoopt (of onteigent), de woningen sloopt en het terrein weer bebouwt met nieuwe goede woningen, het feit zich voordoet, dat het aantal der nieuwe woningen aanmerkelijk kleiner is dan dat der ouden. De huizen op het terrein van de bouw onderneming »Jordaan" leverden op 13G woningen, waarvan er op het oogenblik van den aankoop 131 bewoond of' in bewoonbaren toestand waren, terwijl er 5 als berg- of werkplaats dienst deden, doch in geval van nood weer als woning konden gebruikt worden. De nieuwe huizen bevatten 92 woningen, waaruit volgt, dat door de verbouwing het aantal woningen met 44 van de T.IG is verminderd, dat is met ÓVJ pCl. Blijtt het onteigende terrein onbebouwd dan wordt het verschil natuurlijk nog grooter. Bij elke onteigening en daarop volgende nieuwe bebouwing der terreinen zal zich een dergelijk geval voordoen. Voor vele slechte huizen zal een kleiner aantal goede in de plaats komen. Daar men geneigd is op de dure ont eigende terreinen niet && minst rentcgevende, woningen te bouwen, zal zich, tenzii er bij zondere maatregelen worden getroffen, in de groote steden b.v. te Amsterdam het volgende voordoen: lo. vermeerdering der woningsnood voor de gezinnen die ?0.60?f 1.75 huishuur per week betalen en waarvoor niet gebouwd wordt, 2o. verhooging van huurprijs dierzelfde soort woningen omdat de vraag vermeerdert, en de huisjesmelkers van niet-onteigende woningen in voor hen gunstiger condities komen. Verder zal er plaats hebben verhooging der prijzen van den grond om de stad gelegen, omdat ook de vraag naar woningen van ?1.75??3 per week sterk zal vermeer deren, en men deze laatste zal bouwen op grond grenzende aan de buitenwijken der gemeente. Dat deze drie gevolgen de volkshuis vesting niet ten goede komen, behoeft, ge loof ik, geen nader betoog. Deze ernstige bezwaren kunnen, dunkt mij, gedeeltelijk voorkomen worden door bijvoeging van een artikel waarvan de strekking zou moeten zijn: dat geen ge meente mag overgaan tot onteigening, alvorens zij heeft zorg gedragen dat er, op het tijdstip van de ontruiming der huizen, woningen zijn gebouwd, minstens gelijk in aantal met die welke zij wenscht te onteigenen, en waarvan de huurprijzen even lioog moeten zijn als die, der oude af te breken woningen. Hotel Bellevue, Wiesen bij Davos, J. E. VAX DER PEK. 14 Aug.' 1900.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl