De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 23 september pagina 3

23 september 1900 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Nol 1213, D E AM S T E R ^A M M E R 'WE^E K-BÏA D V O -R N E D E RL A N D. 3Verstand en vrije wil, door Is. VOGELS S. J., Professor te Maastricht. Amsterdam, C. L. van Langenhuysen. 1900. Het onder bovengaanden titel verschenen werk ia een vervolg op het boek, dat de ge leerde Jezuïet twee jaar vroeger in het licht heeft gezonden on waarin de rnensch als zin nelijk wezen, enkel als een stuk natuur werd beschouwd. Thans spreekt hy volgei s de toen afgelegde belofte over verstand en wil, over de zuiver menschelyke vermogens, door welke de mensen in een bovennatuurlijke orde te huis behoort en aan onsterfelijkheid deel heeft. Misschien heeft thans reeds menig «-n ge noeg gehoord om bet boek van den heer Vogels met minachting van zich af te schuiven. Welk een ouderwetsche voorstelling l Het zouden niet de hersenen zijn, die denken en willen! Inderdaad is de beschouwing van prof. Vogels een getrouw beeld van de officier Ie Katholieke, van de Aristotelisch-scholastieke wijsbegeerte. Dienovereenkomstig onderscheidt hjj een lager en een hooger ken- en begeerveraogen, al naar gelang de ziel met het lichaam en zjjne organen werkt of geheel zelf standig, zonder behulp der stof. Dit is ouderwetsch. Dus geheel verouderd? Laat ons hooren wat een natuurkundige als "W. Wundt, die tevens wijsgeer P, zegt. Zintuigelijke voorstellingen en willekeurige bewe gingen, welke de uitdrukking idjn der betrek king tusschen bewustzijn en buitenwereld, zijn zeer stellig in de hersenen telocalis< ei en. Doch in de eerste plaats, zegt hij, is het de vraag, hoe die localisatie te verslaan is. En in de tweede plaats rijst de vraag, of toestanden en hande lingen van het sulyect, van het zelf, welke niet tot een zinnelijk object kunnen gemaakt wor den, oi b.v. de bedoeling een werking voort te brengen, of een gevoelsstaat, of een oordeel eveneens redelykerwyze a'8 iQ de hersenen gelocaliseerd beschouwd kunnen worden. Wat het eerste punt betreft: de voorbij gaande gebeurtenis in het bewustzijn, welke zintuigeiyke gewaarwording heet, mag niet als gewrocht van zekere hersenfunctie worden op gevat. Oorzakelijk verband tusschen gebeurte nissen is dan slechts aan te nemen, als volgens een algemeene wet het gevolg uit de oorzaak is af te leiden, m. a. w. als de gebeurtenissen gehjksoortig zyn. Er zou, ware de zinnelijke voorstelling gevolg der hersenweiking, een inbreuk zijn op de wet van bebj ud van het arbeidsvermogen. Er is enkel een parallelisme tnsschen het pby^sche en het psychische aan te nemer, waarbij het onmogelijk is van het eece gebied op bet andere over te stappen. En nu het tweede punt. Ik kan niet oordeelen: wit is niet zwart" zonder voorstellin gen van wit en zwart en dus zonder de ge beurtenissen in de hersenen, welke die twee beelden begeleiden. Maar er is geen reden om het vergelijkend deuken, dat de beelden tot een ontkennend oordeel samenvat, ook weder aan een hersenweikzaamheid vast te knoopen. Den zinnelyken inhoud, waarover wij oordeelen of waarin wy aesthetisch welbehagen scheppen, danken wy aan de medewerking der hersenen. Het oordeel of het welbehagen zelf niet. Vol gens Wundt ontbreekt ons ieder motief om de bearbeiding van het zinnelyke materiaal vol gens logische en ethische normen aan physiologische feiten te binden. De hersenen, zegt hij, denken niet, willen niet, maar leveren enkel de onombeerlyke stof voor het denken en verbinden de bewegingen zoo als de wil noodig keurt tot bereiking van zijne doeleinden. Waar zetelen dan gedachten en bfdoelingen? Er is geen reden, zegt Wundt, die vraag te stellen, zoolang wvj op het standpunt der zinnelyke ervaring, der natuurwetenschap ons SALOMY JANE'S KUS DOOR BRET HARTE. Er was n enkel schot gevallen. Mair het had zijn doel den aanvoerder der vigilan tes gemist; Red Pete, die 't gelost had, stond nu weerloos tegenover hun geweren, overgeleverd aan hun genade. Het woeste rjjden had zy'n hand onvast gemaakt, zóó plot seling was 't optreden der bende geweest, dat 't zijn oog had afgeleid.... nu was dan de onvermijdelijke ontknooping naby'. Norsch gaf hij zich aan zijne overwinnaars over; de man, die hem op de vlucht had vergezeld, paarden dief even als hy, zag eveneens met een zucht van verlichting van allen verderen tegenstand af. Zelfs de verhitte en wraakzuchtige over winnaars waren voldaan. Ze hadden hun prooi levend gevat. Tijdens de wilde jacht hadden ze ettelyke malen gelegenheid gehad de vluchtelingen neer te schieten; maar dat zou in strijd zijn geweest met hun beginselen. Er behoorde een waarschuwend voorbeeld ge steld te woiden. Overigens omtrent 't lot der gevangenen was reeds beslist, al mocht het vonnis dat hen wachtte de dood door mid del van de strop aan een boom ook onwettig heeten, het zou ten minste een schijn van rechtvaardigheid bezitten. Het was de schat ting der vigilantes aan 't beginsel van orde, ?waartegen zij zelven in de eerste plaats had den gezondigd, door de vervolging zoowel als de gevangenname. Maar deze eigenaardige logika der grenzen bevredigde hen volkomen, omdat hunne handeling er zekere ?waardigheid door verkreeg. Zoo ge nog iets tot de uwen hebt te zeggen," sprak de aanvoerder, zeg hetnuen zeghet vlug." Pete wierp een blik om zich heen. Men had hem gevat, vlak bij zijn eigen hut, in een opengekapte plek van 't bosch; eenige bloedver wanten en bekenden, voor 't meerendeel vrou wen en kinderen, die naar buiten waren ge komen, stonden de twintig Vigilantes, die een kring om hen vormden, met verbijstering aan te staren. Aan tooneelen van geweld, van bloed wraak van jacht en ontbering waren ze allen gewend, maar het plotselinge van dezen aanval en de snelle afloop hadden hen verrast. Ver bluft, eenigszins teleurgesteld keken ze toe: er ?was r.auwlijks gevochten! er was niets interes sants te zien geweest l Een knaap een neefje van Red Pete klom op de waterton, ten einde het tooneel meer op zijn gemak te plaatsen, wunt de uitwendige ervaring toont ons nergens geestelijke gebeurtenissen, enkel bewegingen. Op het standpunt der innerlyke ervaring echter oordeelen wij, dat onze opvat ting der buitenwereld door onze natuur wordt bepaald, dat de ruimte een voortbrengsel is van ons bewustzyn, dat het dus niet aangaat aan dat bewustzijn een plaats in de ruimte toe te wijzen. Uitwendige en innerlijke erva ring hebben geen gely'ke waarde. De dingen der eerste zijn slechts verschijnselen van werkelykheid. Gevoelen, denken zijn rechtstreeksche werkelykheid. Ziedaar oe zienswijze van den door en door modernen Wundt. Zg staat dichter bij de leer van den discipel van den doctor angdicus dan by die van den materialist. Wij danken, zegt Vogels, onze begrippen van onstoffelijke dingen als een mathematisch punt, een vlak, een rechte lijn niet aan onze zinnen en evenmin aan onze verbeelding. Zeer zeker, terwijl het verstand denkt: driehoek in het algemten, en daarvan een stelling bewijst, blijft de verbeelding niet wer keloos, stelt men zich een concreten drienoek v oor. Maar een op het bord geteekende driehoek is geen begrip; de redeneering van den wiskunstenaar geldt het onzinnelijke, het alge meene. Groeien begrippen als hond, kat, kleur in den geest op door de samensmelting der beelden van byzondere honden, katten, kleuren, op deze wijze, dat de gelijke bestanddeelen in onze vooratellirgen door de gedurige herhalug elkander versterken en dus helder op den voorgrond treden, terwyl de ongelijke elkander xerduisteren en wederkeirig uit net bewustzijn wegdringen ? Dit ij een gewone theorie, welke op geestige wijze door onzen auteur aan de kaak gesield wordt. Stel, zegt hij, dat een kind achtereenvolgans vier katten zag Van de eerste kat was het rolronde lijf' drie decimeter lang; zoo werd het derhalve afge beeld. De tweede kat was kleiner, haar lijf bedroeg slechts twee en een halven decimeter. Beide voorstellingen smelten samen; twee en een halve decimeter is helderder verlicht dan het overblijvende der eerste voorstelling. Nu valt er van de derde kat een nog k!ein> r beeld op, slechts twee decimeter gevende, en daarna van een grooten kater een, drie en een halven decimeter voorstellende. Vol gens de aangenomen verdeeling van licht en schaduw geeft de voorstelling een heldere verlichting van twee decimeter, die verder per hal,en diclmeter geleidelijk afneemt. Ziedaar nu, zou Diogsnes hebben uitgeroepen, het al gemeen begrip van het rolronde lijf' esne: kat. En we komen het gezond verstand ea de ware wijsbegeerte in hunne eer en rtch ea liet te na, geloof ik, als we het den Griek lachend nazeggen. Alies blijft even bijzonder als te voren, de heldere en donkere gedeelien laten zich met den duimstok afmeten en nauw keurig in getallen uitdrukken. Let er bjvendien op, dat, terwijl de voorpooten (bij de beelden der vier katten) samenvallen, fle achterpooten worden geprojicieerd, twee aan twee op een halven decimeter afstand, en, zonder lust de beschouwing te vervolgen, zegt gij tot u zelf: dat wordt niet de voorstelling tener kat, maar van een monster, welks figuur een gedrochtelijker aanzien krijgf, naarmate het kind meer katten zal zien." Natuurlijk betwijfelt de heer Vogels niet, dat er bijzondere voorstellingen, beelden, vereiscW worden om ons aan algemeene begrippen te helpen. Hoe zou iemand aan kleur kunnen denken, zonder vooraf rood, groen, geel enz. gezien te hebben'? Maar hij betwist, naar mijn oordeel te recht, dat kleur in het algemeen eene zin nelyke voorstelling zou zijn. Wat wij te aan schouwen krijgen is steeds een bepaalde kleur, een zekere tint van rood, groen. Het algemeene rood, groen doet zich nooit aan ons oog voor. En evenzeer betwist, naar mijn meening te recht, de heer Vogels, dat wij onze begrippen ver werven, door, wanneer twee of meer dingen in zeker opzicht overeenstemmen, de punten van verschil eenvoudig weg te laten en de punten liiliiiiniiilliMiiinil iiiiiiiiiiiHiiiiiiiiutiHniiiiiiiiiiiiminiiiiiiiiiM» kunnen gadeslaan; een lang-opgeschoten, knappe jonge meid uit Kentucky, die toevallig op bezoek was, stond lusteloos tegen de deur post geleund op een stuk gom te kauwen. Alleen een geel-harige jachthond gaf levendiger teekenen van belangstelling; hij verkeerde klaar blijkelijk in 't onztkere of de jacht nog een aanvang moest nemen dan wel reeds afgebopen was, en liep nu onrustig heen en weer van de eene partij naar de andere. De aanvoerder herhaalde zijn uitnoodiging, waarop Red Pete onverschillig de schouders optrok en zijn vrouw aankeek. Hierop trad Mrs. Red Pete naar voren 't Scheen dat zij den aanvoerder heel wat te zeggen had. Onsamenhangende wooorden, die ze toornig uitstootte, vol wraak zucht. Zijn ziel zou in de hel branden voor hetgeen hij dien dag had verricht ! Een man" durfde hij zich noemen, hij, die gluiperig op de loer had gelegen, en het niet had ge waagd zich te vertooi.en dan nu, gevolgd door een bende schurken, om een huis te omsingelen bewoond door weerlooze vrouwen en kinderen !" En terwijl ze beleediging op beleediging stapelde, afgevende op zijn lage afkomst, zijn ouders, zijn onechte geboorte, sloot ze met een venijnigen aanval op zijn kranke vrouw haar hoonend, zooals een vrouw alleen daartoe in staat is tot zijn bleek gelaat strak werd als marmer, en de aangeboren vereering van den West-Amerikaan voor de sekse hem slechts weerhield met de bevende vingers den trekker van zijn geweer over te halen. Zelfs Red Pete werd dit gewaar; met een hali-bevelend : Zóó is 't genoeg, ouwe'' en met een tik van zijn vrije linkerhand op haar rug, nam hij een laatst afscheid van haar. Toen wendde zich plotseling de aanvoerder nog onder den indruk der striemen hem door een vrouwentong toegebracht tot den tweede gevangene: En mocht gij hier nog iemand vaarwel willen zeggen, haast u dan!" De man keek op. Niemand, die zich verroerde of sprak. Hij was een vreemdeling onder deze menschen. Red Pete had hem toevallig opge pikt en als bondgenoot aangenomen, maar niemand wist van waar hi' kwam of wie hij was. Een jongeling nog. Van kindsbeen af had hij een rooversleven geleid, toen hij door zijn ontaarde ouders, aan wie hij niet dan met afschuw terugdacht, werd verlaten. Hij was een liefhebber van paarden, en had er zijn beroep van gemaakt ze te stelen, hoewel hij wist, dat de doodstraf aan de grens ieder bedreigde die het waagde zich het dier toe te eigenen, dat zoo vaak een menschenleven redt. Als uitnemend deskundige wist hij met een enkelen oogopslag de deugden van een paard te ontdekken, ge tuige het dier dat hij thans bereed, dat wei nige dagen te voren had toebehoord aan rechter Boompointer. Hierin bestond zijne eenige verdienste. van gelijkheid vast te houden. In dat geval zonden onze algemeene begrippen hoogst ar moedig zijn en kwalijk kunteii dienen om de dingen der werkelijkheid te ordenen. Het eene lichaam is rood, zacht, kneedbaar, groot, licht als een veer, het andere geel, hard, elasti&ch, klein, zwaar als lood; nu worden bij de vorming van het bfgripfe&aam niet deze eigenschappen, welke punten van verschil zy'n, eenvoudig op zijde geschoven, want dan zouden wij ten slotte als inhoud van het begrip niets overhouden, maar de bepaalde eigenschappen rood en geel, zwaar en licht, hard en zacht, groot en kltin worden vervangen door het onbepaalde, het algemeene: kleur, gewicht, cohaesie, uitgebreidheid. Het is dan ook on juist te beweren, dat een lichaam in het alge meen minder eigenschappen telt dan dit of dat bepaalde lichaam, dat een hond in het algemeen minder eigenschappen heeft dan een jachthond, dat een zoogdier in het algemeen minder eigenschappen heeft dan een hond; het algemeene is niet armer aan eigenschappen of kenmerken dan het bijzondere, maar armer aan bepaalde eigenschappen. Het zinnelijk voorwerp is in alle opzichten geheel bepaald; klimt men van daar op tot het genus proximum, tot het naastbijliggeude algemeene, hetwelk de geheele natuur van dat individu beheerscht, zonder haar in alle opzichten volledig te be palen (men denke a»n de verhouding tusschen Azor en hond), dan is dit algemeene minder bepaald; het daarop volgende weder hoogere algemeene (zoogdier) is nog minder bepaald; zoo gaat het voort, totiiat men, van een con creet ding uitgegaan zijnde, ten slotte bij het meest algemeene a&nlaridt, bij het begrip iets, waaronder alle dingen in den htmel en op aarde kunnen worden geoidend, gelijk alle kenmerken van dingen onder het hoogste be grip eigenschap, alle viranderingen, die er met dingen plaats grijpen, or.d.r het hoogste begrip icorden te huis behooren. (Slot volgt.) VAX DER WIJCK. Apes Soraa. In de maand van geluk en liefde, van lente De onverwachte vraag had hem een oogenblik uit zijn onverschillige houding opgeschrikt de houding, die bij zijn bedrijf j>aste. Misschien ook trof net hem, dat. hij eigenlijk er nog slechter aan toe was dan zijn metgezel en diers ht'lleveeg van een vrouw. Tot antwoord echter schudde hij slechts het hoofd. En intustchen b.'eef zijn blik toevallig rusten op het slanke jonge meisje, dat tegen de deurpost stond ge leund en dat ook hem aankeek. Blijkbaar was zelfs de aanvoerder getroffen door zijn algeheele verlatenheid, want hij aarzelde. Toen, den blik opvangende dien het jonge meisje op zijn gevangene wierp, kwam hij op een snaakschen inval: Salomy Jane, je zoudt er niet minder om wezen als je hier kwam om afscheid te nemen van een stervende, die in deze streek een vreemdeling is," sprak hij. Het voorstel pakte. Het potëtische zoowel als het ironische dat er in opgesloten lag, maakte indruk op de apathische menigte. Het was algemeen bekend dat Salomy Jane geen geringen du.ik van zich zelve had, en dat zij haar talrijke aanbidders met voorname min achting op een eerbiedigen afstand wist te houden. Tot ieders verbazing liet ze haar gemakkelijke houding tegen de deurpost varen, en trad met kwijnende gratie en uitgestoken hand op den gevangene toe. Een blos ver spreidde zich over 't geel-bleeke gelaat van den veroordeelde, dat den stempel van roekelooze onverschilligheid droeg, nu zij met hare rechterhand zijn linker greep, dia zoo juist doe r zijn bewaker was losgelaten. Toen stond ze een oogenblik stil en terwijl ze haar oogen op de zijne gericht hield, week de schuwe uitdrgkking uit haar blik, en werd die vrijmoe diger. Het stuk gom waarop ze gekauwd had nam ze uit den mond, veegde met den rug harer hand haar roode lippen af, plaatste haar voet met vluggen, elastischen stap op zijn stijg beugel en terwijl ze op zijn zadel steunend zich ophief, sloeg ze haar armen om zijn hals en drukte hem een kus cp de lippen. Zóó bleven die twee onder 't zwijgen der omstanders een oogenblik vereenigd de man aan den rand van het graf de jonge vrouw bloeiend van leven en schoonheid. Daarop barstte de menigte in een luid gelach uit; de uitdagende vrijmoedigheid van 't meisje had hen. 't lot der beide mannen doen vergeten. Langzaam liet zij zich weer op den grond glijden; thans was zij het brandpunt aller blikken zij alleen. De aanvoerder dit be merkende, maakte er handig gebruik van. Hij commandeerde: Voorwaarts! De tijd is ver streken ! dreef zijn paard aan de zijde der ge vangenen en 't volgende oogenblik joeg de gansche cavalcade over de open vlakte voort en verdween weldra in de duisternis der bosschen. Sawyer's kruispunt was hun doel; daar was en jengd, in de maand Mei is ze geboren, de kunstenares, die, op hare reis door een groot deel van Europa, weldra ook ons land bare kum-t zal doen genieten. Schoon als de maand harer geboorte, is tot dusver haar leven geweest. In geluk en liefde, in lente- en jeugdgevoel zyn de jaren van haar leven voorbijgegaan. Die jaren zy'n nog niet zoo vele, dat jeugd en lente tot te verre herinnering behooren. Meer dan dertig lente's heeft zij scdier niets dan de weelde en het geluk van het leven gekend; als meisje, als jonge vrouw en moeder, bovenal als kunstenares. Het tooneel is haar eerste liefde geweest. Als klein meifje heeft zij te Breslau, haar geboorteplaats, kinderrollen gespeeld. De eene kinderrol na de ai dere vervulde ze er; en het aanminnige, het natuurlijke, het frissche, het lieve, het vroolijke en het dartele in haar spel en in haar zyn, eigenschappen, die men zegt, dat zij nog in hooge mate heeft openden alle harten voor haar. Eene eigenlijke opleiding heeft zij niet gehad, eene tooneelschool niet bezocht. De natuur had haar alles geschonken. Met die gave heeft zij, door ernstig opmerken en overdenken, haar voordeel gedaan. Zij heeft nog het oude, goede tooneelleven geleefd, het tooneellevec, dat artiesten en geen spelende heertjes en dametjes vormt. Vele provinciën van Duitschland heeft zij als ambu lant tooneelspeelsterije leeren kennen, en in plaatsen als Gürlitz, Posen, Weimar. enz., her innert zich nog menigeen de kleine Agnes. In Oktober 1883 speelde zij het eerst te Berlijn in het »Deutsches Theater", onder di rectie van A. l'Arrorge. Zij trad er op, geheel onbekend. Niemand, die haar in het blijspelletje Jugendliebe zag spelen, wist wie Agaes Sorma was. Haar Jieve, zachte stem, een stem met hart, een stem met traan en lach trof allen. Hare groote beminnelijkheid en hare natuur lijkheid deed haar allen voor zich winnen. De triomf voor haar kwam, toen A. l'Arronge een proef nam of zij Ophelia zou kunnen spelen. Na zich goed »in de rol ingewerkt te hebben" waagde zij zich voor A. l'Arronge op eene repetitie. Zij had de rol nog niet ten einde, of I'Arronge voegde haar toe: »Du wirst die Opheha spielen.'' Rsin en jong, smeltend van taal, en hoogst dichterlijk was zij in hare créaiie van ffielia. Toen zij nu ook Ka'chen in Kütchen ton JIcilbronn allerbekoorlijkst vervuld had, werd zij de lievelinge van de Berlijners, en noemden zij haar al spoedig: »0nze Sorma." Dat is Sorma gebleven tot heden, hoewel zij niet meer tot een vast gezelschap te Berlijn behoort. Ook 7ij heeft zich, om roem en goud, laten verleiden de wereld als ster rond te reizen, overgehaald dour het zott gf fluit van een im presario. Het geluk beeft Agnes Sorma steeds gediend. Steeds hetft zij mooie rollen in mooie stukken te vervullen gekreger, d. i. zevenachtste van het succes en den roem van ieder tooneelist. Het geluk heeft bovendien gewild, dat zij leefde in een tijd, dat de ingenue's, ouder geworden, niet langer lieve, onnoozele, onschulj dige meisjes of vrouwtjes hadden uit te beelden, maar het haar taak werd de jonge, moderne vrouw voor te stellen. De Noorsche dramati sche literatuur bracht die omwenteling tot J stand. De jongere Duitsche dramatici toonden '? zich volgelingen der Noorsche richting. In | 1880 veranderde dientengevolge een groot deel van het Duitsche repertoire, en ordtrging de Duitsche tooneelfpeelkur.st belangrijke wijzi ging, en bleef niet langer kweekster van blauwe ; bloemen. Agnes Sorma was geschapen voor de nieuwere richting. Rollen in de werken van Ibsen niet alle rollen waren als voor haar geschreven. Gelijk voor zoo vele jonge actrices van talent werd Nora haar lievelingsrol. Zonder Lilly Petri in die rol te kort te doen, maakte Agnes Sorma met Nor a haar naam voor altijd. Na Nora speelde zij alle rollen in het nieuwe genre, in de werken van Sudermann en Hauptmann. In de Ven,unkene (ïlocJic van Hauptmann is zij het beeld der poëzie. Op het toppunt van haar roem kwam de verleidelijke aanbieding om naar Amerika te IIIHIIIIIIIIflIMIIMIIIIIIIINIHn tllliniHIIIIIIUIIMMUUitllllmiM het hoofdkwartier van het comitégevestigd, beide overtreders zouden er voor den Raad hun straf ondergaan, nu die Raad hen schuldig had bevonden. In wilde vaart joegen ze voort, een vaart waarin, vreemd genoeg, ook de ge vangenen behagen schenen te scheppen. En waarschijnlijk was die spoed oorzaak dat de ver andering onopgemerkt bleef die plaats had gegrepen met den tweeden gevangene sedert de episode van den kus. De blos was zijn wangen blijven kleuren, als had die zich in het masker van onverschilligheid doorgebrand; zija blik was onrustig, levendig en vastberaden ge worden; zijn lippen waren half geopend als vingen ze nog gretig den kus van het jonge meis-je op. Kn 't was ook de haast die de vigelantes zorgeloos maakte ; want het p-ard van den man, die den geboeide leidde, trapte in een molshoop, struikelde, wierp zijn berijder op den grond en trok zelfs den gebonden en weerloozen gevangene met zich mee van den rug van den rechter Boompointer's meest ge liefkoosde merrie. In een oogwenk waren allen ?weer op de been-, maar in dat beslissende oogenblik had de tweede gevangene bespeurd hoe de koorden waarmede zijn armen gebonden waren, nu op zijn polsen waren gezakt. Door de ellebogen stijf tegen zijn zijde te drukken, en de anderen te noodzaken hem bij 't opstijgen behulpzaam te zijn, wist hij ontdekking te voorkomen. Ook verder gelukte hem dit door vlak naast zijn bewakers te rijden, midden onder den troep, terwijl hij omzichtig en lang zaam zijn handen uit de strikken bevrijdde. De weg voerde door een woudrijke wildernis, waar manshooge varens met hunne lange stengels tegen de flanken der paarden sloegen onder 't woest voortgaloppeeren, zoodat ook onopge merkt bleef dat 't koord van den gevangene slap neerhing. Een eigenaardig contrast vormde dat vreed zame landschap, dat eerder deed denken aan een idylle van nymphen en herders dan aan menschelijke offerande en een wilde jacht van forsche, gewapende mannen. De gouden stralen der ondergaande zon drongen door 't gedempte licht en teekenden zich af als gulden pijlen op 't loover der boomen; vogels met blauwgetinte wieken staakten verschrikt hun gezang en namen de vlucht; aan weerszijden der woestvoort hollende ruiters deed zich 't zachte ge murmel van verborgen en vreedzame beekjes hooren. In weinige oogenblikken zouden ze den open bergrug bereiken van waar de weg afdaalt die voert naar Sawyer's Kruispunt, een mijl verder op. Terugkeerende cavalcaden plachten gewoonlijk die hoogte in weeste vaart op te stormen, met geroep en geschreeuw, om huine komst aan te kondigen. Dien dag werd dit nagelaten, als in strijd met het decorum; maar toen de ruiters uit het bosch te voorschijn kwamen, stormden gaan tot het geven van gastvoorstellingen. Zij verliet Berlijn, toog naar Amerika en verwierf er roem en goud. Het nt'geloopen jaar is zij met eigen gezelschap te Parys opgetreden en heeft ook daar lauweren behaald. Het op treden in Parjjs was eene gebeurtenis. Na den Fransch-Duitschen oorlog bleef Parijs voor Dnitsche artiesten gesloten. Agtie» Sorma heeft Pary's weer voor Duitschland heroverd. De Fransche pers beeft vriendelijk en gunstig over Sorma geoordeeld. »Het natuurlyke" zeide Fouquier, in den Figaro, »is de domineerende eigenschap der Duitsche kunstenares," al ontkent hij niet, dat haar eenvoud eenvoudiger kon z\jn, en dat het in kunst aanbeveling verdient met «effecten" spaarzaam te wezen. De tooneelbeoordeelaar van het Journal des Dibats maakt in andere woorden dezelfde opmerking; hy meent dat Sorma minder dan de Fransehen in 't oog houdt, wat men stijl noemt. Overigens heeft hij niets dan woorden van lof voor hare weergalooze naïviteit. Jules Claretie, de directeur der Comedie Fratc/«se, oordeelde in Le Temps over haar: »In de voorstellingen van mevrouw Sorma kan men zien, wat eene ware tooneelspeelster is. AcïEL'a-ACTiON! Mooi déclameeren alleen, volstaat bij komediespelen niet; de tooneelist moet met zijne geheele wezen tooiieelspelen. Dat doet mevr. Sorma. De oog»n spreken; het gezicht lacht, betrekt, alles leeft ea werkt. Dat is eenvoudige kunst en tevens kunst, die zeer hoog staat. Ibsen had gelijk toen hy', vriendelyk en dankbaar lachend, tot iny' van haar als zy'ne Duitsche Nura sprak.'1 Vele ardere Fransche tooneelbeoordeelaars hebben, bij kleine bedenkingen, groota waardeeringfin voor het gevoelige en Eaïve van Agnes Sorma als Nora. Het Hollandsch publiek, dat NORA schier droomen kan, Nura is in ons land, door twee gezelschappen, wel bij de drie honderd maal met groot succes in 't Hollandsch ge speeld zal spoelig zelf over de begaafde kunstenares kunnen oordeelen. Doch niet alleen als Nora, ook in andere stukken zal zij haar talent en gaven doen kennen, in de Versunkene Glocke, in Faust, in Liebelei en Johannii-feier. J. H. RÖSSING. Boel- en MüziekbeoorfleeliDEea. (Slot). Mennes' Lassa, De Nieuwe Muziekhandel, Amsterdan. ELISABETII GALAND, De Leer van Deppe, voor het pianospel, vertaald door ELISE P. B. - G. H. van Eek, dpn Haag. T. PIJPER, Strijdzang der Boeren, voor mannenkoor en piano. Op. 17. Woorden van Dr. W. Znidema. De Hollandsche Stoomdr. en Uitgeversmaatschappij te Amsterdam. GOTTFRIED MAXN, Lenteieeelde, gedicht van Jeannettd Nyhuis, voor .éne zangstem met piano. G. Alsbach & Co, Amsterdam. BEHNAiïri DIAMANT, Ze. wisten het wel, ge dicht van G. H. LOVENPAAL, voor ne zangstem met piano. W. F. Lichtenauer, Rotterdam. BERNAKD DIAMANT, Albiimblad. in F., voor orgel of harmonium. W. F. Lichtenauer, Rotterdam. F. R. FONTEIN TUINIIOUT, Si.r morccaitx, pour piano.»J. Hamelle, Paris. Het moge misschien bevreemding wekken dat den Lassa van den heer Mennes eene be spreking te beurt valt onder den titel Boek en Muziekbeoordeelirgen de lezer houde het mij ten goede, dat ik voor het apparaat van den heer Mennes geen nieuwe rubriek ge opend heb. Bij het lezen der brochure werd het mij duidelijk dat eene beoordeeling van de uit vinding des hëeren Mennes veel beter geschie den kon door een medicus, specialiteit in orthopaedie, dan door een practisch musicus. Ik ze een sneeuwlawine gelyk zwijgend de helling af. En terwijl ze aldus voortjoegen, slechts oog hadden voor hun paarden, wist de tweede gevangere zijn rechterarm uit de strikken vrij te maken en de teugels te grijpen die los op den hals van. zijn paard lagen. Een plots?linge ruk vsquero's eigen die 't goed afgerichte dier verstond, wierp het op de achterbeener, terwijl het zich met de voorbeenen stijf uitge strekt in zijn vaart stuitte. De rest van 't gezelschap stoof voorbij, de man die het paard van den gevangene bij de liata leidde, in de meening verkeerende dat het dier op nieuw struikelde, liet het touw los, om niet meege sleept te worten in den val. De veroordeelde zwenkte toen joeg hij wild de hoogte weder op. 't Was het werk geweest van n ooget;blik, een goed-afgericht paard en een geoefend ruiter! De cavalcade was een vijftigtal meters vooruitgestoven eer de paarden tot staan werden ge bracht; de bevrijde gevangene was dien halven afstand den heuvel reeds opgereden. De weg was zóó sma', dat w slechts twee schoten konden worden gelost, de kogels vlogen den vluchteling over het hoofd en deden een paar meters verder slechts 't zand van den weg opstuiven. Men had het niet duiven wagen laag aan te leggen; het paard was verreweg het kostbaarste van de twee. Ook de vluchteling, hoewel hij den dood voor oogen had, wist dit en veel liever dan zijn paard gewond te zien, zou hij door een kogel in zijn eigen been zyn getroffen. Er werden vijf mannen afgezonden om hem of te vangen f neer te schieten. Dit laatste scheen onver mijdelijk. Maar hy had zijn kansen berekend; vóór dat de geweren weer waren geladen, had hij 't woud bereikt, door zijn weg zigzagsgewijs tusschen de boomstammen te nemen, gaf hij zich niet meer bloot. Ze wisten dat hij 't beste paard had van hen allen; na verloop van twee uren keerden ze dan ook onverrichterzake terug, daar hij spoorloos verdwenen was. Men vond 't einde kort meegedeeld in de Sierra Record: Red Pete, de bekende paardendief, die zoo vaak het recht wist te ontduiken, werd ver leden week door de vigilantes van Sawyer's kruispunt gevangen genomen en opgeknoopt. Ongelukkig genoeg wist zijn medeplichtige te ontsnappen op een kostbaar paard, dat aan rechter Boompointer heeft toebehoord. Geen week te voren had de rechter nog duizend dollars voor 't dier geweigerd. Daar de dief, die nog altijd vrij rondloopt, moeite 2 al hebben zulk een kostbaar dier van de hand te doen zonder betrapt te worden, bestaat er weinig kans dat men een van beide ooit terug zal zien". (Wordt vervolgd.)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl