De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 23 september pagina 8

23 september 1900 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

8 rente uit te betalen. Neem ik de betrek kelijk geringe .kasmiddelen en de groote be hoefte »an vermeerdering van het rollend materieel in aanmerking, dan dringt de vraag: is het bestuur wel voorzichtig genoeg geweest ? zich .aan jny' «p. In elk geval scbynt my de kans voor de houders van de B incomebonds op eeQige winst uitkeering voorloopig uiterst gering. A'dam, 20 Sapt 1900. P. STIGTER. Kantoor Singel .221.. JBMimilllllluimHimillllHUHMlUI'Ml'ttm" "23 aagscke Zaken, Het was beden de dag; wij hadden weder onzen jaarlykschen »show', welke het Haagsche publiek en de toegestroomde provincialen een zoo .duidelijke symbolieke voorstelling geeft van de kern onzer staatsinstellingen. De optocht onderscheidde zich niet van vorige; alleen werd er naar ik verneem zeer tegen anarchisten en bommen gewaakt, zoodat zelfs Kamerleden aan de deur van hun Huis zich door een toe«»ngkaart haddan te legitimeeren. Uit gesprekken onder de menigte bleek my', dat de legende al aardig veld wint, als zou het leven onzer Koningin elk oogenblik worden belaagd. Deze buitengewone zorg heeft de politie waarschijnlijk ook belet, ons vooralsnog te ver gasten op een noviteit, die voor velen het bijwonen van den plechtigen ommegang aan merkelijk indrukwekkender zou hebben ge maakt. Alle aandacht was gevestigd op de voorste rijen van het publiek, en daardoor ont&napte aan de politie de wanorde, heerschende op verschillende hoekpunten, veroor zaakt door ry- en voertuigen, handkarren, in 't kort belemmeringen van allerlei aard, die een chaos vormen, welke bij 't minste onge lukje een paniek zou veroorzaken'en. eyentjieel een bommenwerper een allergunstigste gelegenheid aanbieden om nader te sluipen. De plechtige afkondiging der buitengewone politiemaatregelen wordt op die manier een ironie, en zelfs de meest algemeen bekende artikelen van de politieverordening worden overtreden, zonder dat iets gedaan wordt het te beletten. Jaar op jaar is dit de ergernis van velen, jaar op jaar vergalt dit 't genoegen van honderden, die gemakkelijk zouden kunnen kijken zonder de wagenburcht en de menschen op karren en stoelen vlak voor hun neus. Jaar op jaar ook wordt er over geklaagd, zonder eenig succes. 'Het zou overigens wezenlek overweging ver dienen, met 't oog op de toenemende bevolking en' den telken jare grooteren aanvoer van vreemdelingen, dezen ry'toer welks doel toch is, de openbare meening te imponeeren, wat uit te breiden, om door een langeren weg aan meerderen de gelegenheid te geven, de uniformen te bewonderen. Een bizonder genotvol oogenblik is 't voor mij altijd, na het passeeren van den hofstoet onze groote mannen van het Binnenhof te zien komen, in equipage, huurkoetsje of te voet, het statiekleed in nederigen eenvoud gedragen of 't een huif j at j e was, soms zelfs weggestopt onder een demi of een regenmantel. Vooral het sierlijke hoofddeksel imponeert my' geweldig, en dan de last van nationale en internationale burgerdeugd, door velen getorst. Er zijn er, wier jas letterlyk gegarneerd is met veelkleurig lint, wat toch altijd nog iets fijner staat dan de adjudant stressen of de roode rok van den hoffoerier te paard. En dan eerst de unifor men der diplomaten, de vertegenwoordigers van al die natiën, waarmee wij van troonrede tot troonrede blijven leven op den meest vriendschappelijken voet. 't Zou niet onaardig zijn, als die allen zich aansloten hij den optocht, in rijtuigen of te voet, de Tweede-Kamerleden natuurlijk achteraan, als de anonymi bij een Leidsche maskerade. Er kon dan ook eenige variatie komen in de krantenverslagen; byvoorbeeld: «De vorstelijke stoet, vermeerderd met al wat Eyropa aan groot- en andere krui sen oplevert, gevolgd ook door de vertegen woordigers des Nederlandachen volks, kron kelde zich als een gouden slang door de straten der residentie", enz. enz. Ware het als Engelsch voorbeeld niet uit den booze (welk rechtschapen Hagenaar drinkt er tegenwoordig nog whisky-soda ?) men zou er eens over kunnen denken, evenals den Lordmayor-show ook onzen jaarlükschen optocht in te richten ; de jeugdige kameefrijders by voorbeeld, die we dezer dagen op den Scheveningschen weg konden zien, zouden zeker niet minder geestdrift verwekken by het publiek dan de gepluimde generaals. Want als 't op extase aankomt het gejubel, dat ik Dinsdag op straat hoorde, bleef verre ten achter bij 't daverend gejuich, gedurende zeven of acht achtereenvolgende weken vernomen in den circus Schumann by de wonderbare vertooning van de «Chevaliers blancs et noirs", met dui kende paarden, varkens, eenden ; met draken en «jonkvrouwen", en vele andere heerlijkheden. Het was dan ook een feest, dadelijk na vertrek van den troep te vernemen, dat «onder handelingen waren aangeknoopt" met het gemeentebestuur, om de ter,t te laten staan. Nu, men zou in Den Haag geheel vreemdeling moeten zijn om een oogenblik te denken aan de mogelijkheid, dat die nieuwe tent, wier brandvryheid zoo geestdriftig werd verdedigd in onzen Raad, een, twee, drie zou worden opgeruimd na n seizoen. Er is immers een precedent, dat ons bestuur feitelyk daartoe verplicht. En waar een precedent is, niet waar ? ... Hangende de onderhandelingen met Carréover den bouw van een steenen circus, is diens houten kast twee of drie jaren lang, toegelaten, niettegenstaande in den Raad her haaldelijk geopponeerd was tegen het conti nueeren van houten barakken. Dat is men later maar gaan vergeten, en de heer Schumann kreeg opnieuw permissie voor een tent. Spoedig daarna hoorde men van Schumannsche plannen om ook een vast circus hier te bouwen. De tent dient dus te blyven staan, zoolang er van die plannen sprake is. En waar men met zekerheid de duikende paarden c.s. een volgend jaar terug te wachten heeft, zon 't gekkenmanswerk zijn, de tent, die in 't drukst van 't seizoen de badplaats heeft «versierd", weg te breken voor den win tertijd, als er geen mensch op dat gedeelte van Scheveningen komt. Wat overigens het brandgevaar betreft! Wat drommel! we leven toch in een vrij 'and! Zou 't een Hagenaar niet geoorloofd zijn, z'n leven te wagen in een houten tent, waar gerookt wordt, behalve gedurende de pantomime, wyl dan het gazen scherm, op en neer gehaald op korten afstand van eenige open gasvlammen, brandgevaar genoeg oplevert om de illusie te wekken, dat men met zoo'n uitvoering bewijs geeft, hoe de courage er nog inzit. Dat gaan we nu ook op andere manier eens toonen. De leeuw gaat brullen als de Kamerleden niejt aan t redeneeren gaan. Want menschen, die aan coöperatie, verkiezingen en wat dies meer zy, doen, blyven netjes; je moogt nog zoo verontwaardigd zyn, een fatsoenlijk Hagenaar vergeet het .decorum niet: vóór alles den volksvertegenwoordiger en diens recht tot redeneeren erkend. Ga begrijpt, dat ik hier denk aan het mani fest der vijf Hagenaars, waarvan ik .maar niet meer zal zeggen, daar ik een voorgevoel heb, dat elders in »de Groene" wel een buitenHaagsch woordje over die »daad" zal .worden gezegd. We leven trouwens in de periode van mani festen. En in hetzelfde «Vaderland" bracht ons een tegenmanifest van den heer Kempe, van generaal den Beer Poortugaal, een «uit daging" van professor Bolland en dan nog de mededeeling, dat onze gemeenteraad een ge heime zitting had gehouden, op verzoek van acht leden. In die zitting zal ook wel ge manifesteerd of geprotesteerd zijn. 't Kan echter ook wezen, dat men 't gek vond, al twee raads vergaderingen te hebben gehad, zonder dat B. en W. comité-generaal voorstelden, en 't daarom zelf maar aanvroeg. Overigens week die zitting niet .van de andere af; het aanvullingscrediet voor een werk, waarvan de Raad vroeger een «nauw keurige" raming kreeg, bedroeg ditmaal slechts /"24.000, voor een kaaimuur in verband met de Laakkanaalwerken. Wie praat er nog over 24000 pop ! Er was wel 'n beetje verzet, maar een raadslid wil zoo min als een huisvader mot maken over een bagatel. In dezelfde zitting werden de stukken betreifende den schouwburg naar de afdeelingen verwezen. Die stukken zijn nog vermeerderd met een adres van de «Schouwburgmaatschappy" die vroeger het «Huis van Wassenaer" (de voormalige woning van wijlen graaf Otto v. W. Catwyck) heeft gekocht, nadat een poging om dit door den Nederlandschen Staat te doen aankoopen was mislukt. Indertijd deed genoemde «Sehouwburgmaatschappy" al aanbiedingen aan den Raad, om met gebruikmaking van dat huis ons aan een idealen schouwburg te helpen. Dat werd van de hand gewezen; maar de «maat schappij" komt nu een beroep doen op haar andere brieven. Als je eenmaal 'n huis koopt, om er een schouwburg bij te naasten, krijg Je feitelijk recht op zoo'n schouwburg. Eofin, hoe meer zielen, hoe meer vreugd! Intussehen is het winter-seizoen begonnen, met een ingezonden stuk in't Vaderland, houdende een klacht over het plaatskaartenbureau in de Koninklijke gesubsidieerde, en een opvoering door het Ned. Tooneel «Richard III." Bij den »Richard" ben ik niet geweest (ik ben pro-yaderlandsche kunst en anti-Engelsch, waarom ik hier wacht op 'n stuk van een Hollandsen auteur), maar wel heb ik genoten van den Nederlandsohen «Tannhiiuser", door den heer v. d. Linden gegeven voor een top zware zaal. Beneden was 't dun bezet, de balkons in het «Gebouw voor K. en W." als naar gewoonte ledig, of eigenlijk nog wat lediger dan naar gewoonte, daar de heer v. d. Linden (door een slecht advies geleid) de prijzen der eerste rangen nogmaals verhoogd heeft, geheel vergetend, dat zijn illustre voorganger het succes der eerste Nederlandsche Opera in den Haag voor een groot deel dankte aan de matige entree-prijzen. Maar op de galerij was 't goed bezet; daar zaten, onder meer, tal van «beschermers", die als lid van de «Ned. Opera-vereeniging" 25 a 30 procent reductie genieten op hun entree. Dank zy de opvoedende kracht van «Eigen Hulp", zyn de Hagenaars genoeg doorkneed geraakt in de leer van het dividend, om uit te rekenen, dat je, op deze wijze de Neder landsche Opera begunstigend, gemakkelijk het lidmaatschap »er uit slaat" en, als je er veel gebruik van maakt nog een saldo geniet boven den «ongeorganiseerden" kunstanarchist, die in zyn onnoozelheid voortgaat met het gewone entree te betalen. Indien nu de «kwartjaskaartjes", bekend bij zekere adhaerenten der Ned. Opera, denzelfden aftrek vinden als vroeger, en de even bekende blinde passagiers in het «Gebouw" hun plicht doen als van ouds, zal het den heer v. d. Linden ongetwijfeld niet aan het gebruikelijk applaus mangelen en zal hij meer last hebben van 't buigen voor 't publiek dan zyn kassier van 't buigen onder de geldzakker, die uit het Haagsche plaatsbureau worden meegezeuld. Aan «succes" ontbreekt het de Nederlandsche Opera hier zelden ; het kunstminnend publiek, door bovengenoemde exploitatie-trucs voor die instelling gewonnen, is van de leer, dat in een opera zoowel als een circus «every man bis duty" heeft; en die plicht is voor 't publiek : in de handen klappen voor elk nummer. Er over zeuren of 't goed is of niet, doen alleen de azynmenschen, die er den volgenden dag over in de krant schrijven. SPECTATOR. itilliiiiiiiiiiiiiiuiiHUiiimiiiiiiimiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiuiiiimiiiiiiiiiiiii L L E R L E I De eenige Chineesche . courant buiten China. In San Francisco in California treft men 't eenige Chineesche dagblad aan, dat buiten 't groote keizerrijk uitgegeven wordt. Het bestaat uit een zesbladigc courant, Chung Sai Y&t Po genaamd, wat Middel en West dagelijksch nieuws'' beteekent. Ofschoon nog geen vyf maanden oud, telt 't reeds 3.r 00 inschrijvers, waarvan de helft ongeveer buiten San Fran cisco wocen. 't Drukken van dit dag'olad is zeer interessant. In plaats van de eenvoudige zes en twintig letters van ons alphabtt te gebruiken, moet de Chineesche typograaf te midden van een hon derdtal laden ronddwalen, die de elf duizend verschillende letterteekens bevatten, waarmede de zonen van den ouden Confusius hun gedachten in woorden uitdrukken. Deze hieroglyphen zijn in twee honderd en veertien verschillende groepen verdeeld, naar gelang van hun beteekenis. Zoo treft men b. v. alle bouwsooi ten in eene. allerlei ziekten in een andere groep aan. Op deze wijze is het werk van den typograaf ver eenvoudigd. Hij heeft dus niet de respectievelijke plaatten van de elf duizend letterteekens te onthouden, maar slechts die van de twee honderd en veertien groepen, hoewel dit toch een hoogst ingewikkeld werk is. Op rekken, in den vorm van een hoofdletter a, zijn de teekens gegroe peerd. Uitdrukkingen, die 't meest voorkomen, vindt men vooraan, terwijl zeldzamer woorden geheel achteraan, geplaatst zijn. Voor 't typograpbeeren van een enkel stuk, moet de man gewoonlijk een paar kilometer loopen. De plaats, door al deze letters ingenomen, is zoo uitgebreid, dat de typograaf een goed wandelaar moet wezen om drie duizend woorden in tien uur tijds bijeen te zoeken. Gelukkig voor hem heeft de Chineesche schrijftaal 't groote voordeel zich niet met punctuatie op te houden ; zelfs hoofd letters zijn onbekend. De lezer weet precies waar een zin begint oi eindigt door de eigenaardige rangschikking der woorden. Ofschoon de boekdrukkunst in China vele eeuwen geleden uitgevonden geworden is, zijn dagelijksche bladen toch heel schaarsch. In het heele rijk zyn er slechts dertig, waarvan vier te Canton, drie te Hongkong, twee te Peking en in verscheidene andere groote steden een. Waarschijnlijk de oudste courant der wereld is de Peking Gazette, die op geelachtig papier, ongeveer 't zelfde waar de Japantche serveijes van gemaakt worden, gedrukt is. 't Bestaat uit een vijftigtal kleine bladzijden zonder eenige illustraties, behalve 't portret van een der mandarijnen in gelen druk op 't laatste bladzy, dat 't begin van de courant is. Vijf en zeventig percent der volwassenen in China kunnen lezen en schrijven en toch zijn er maar dertig dagbladen, dus op de bevolking van 400 millioen is dat slechts een op elke 13 millioen menschen. De C/iung SM Yat Po is 't voortbrengsel der hersenen van slechts n oosterling en van de financieele bystand van velen der invloed rijke Chineesche kooplieden van San Francisco. Ng Poon Chew, de redacteur, is in zuidelijk China geboren, maar kwam op veertien jarigen leeftijd al in California, waar hy achtereenvol gens de Chineesche missie school te San José, de Presbyterische school en 't theologisch seminary te San Francisco afliep en tot Presbyterisch dominee benoemd werd te Los Angelos, waar hij gedurende zes jaar onder 't mongoolsche ras gepreekt heeft. Anderhalf jaar ge leden richtte hij aldaar een Chineesch wekelyksch blaadje op, toen hij kort daarop op den lumineusen inval kwam om de financieele hulp der rijke San Francisco kooplieden in te roepen en een dagelijksch nieuwsblad in the City" uit te geven. Dit idee werd met geestdrift ontvangen en zijn weekblad te Los Angelos werd gestaakt om spoedig daarop te San Francitco als een veel grooter en beter georganiseerd dagblad te herleven. Ng Poon Chew kreeg een jaar verlof, terwijl hij vrouw en kinderen achterliet. Duizenden dollars zijn door rijke laugstaarten m deze zaak gestoken. Op de tweede verdieping van een groot steenen gebouw in het hartje van Chinatown" werden kantoren gehuurd. Gedurende de eerste week deelde men zeven duizend exemplaren gratis onder de landgenooten uit, die met belangstelling gelezen werden. Honderden nummers vonden hun weg naar vrienden buiten de stad en toen begonnen de inschrijvingen binnen te komen. Terwijl het weekblad in 't Zuiden vijf dollar per j iar kostte bedroeg de abonnementsprijs van de Uiting Sai Yat Po slechts zes dollar. Gestadig neemt de courant in circulatie en ontwikkeling toe; op 't oogenblik vindt men er zelfs illustraties van de Chineesche onlusten in. Elk bladzij is verdeeld in vifr kolommen, die van rechtsch naar links loopen in plaats van boven naar onder. De twee bovensten bevatten 't nieuws, de twee ondersten worden door advertentiën in beslag genomen, 't Personeel aan de courant verbonden bestaat uit zestien man. In de eerste plaats Ng Poon Chew zelf, dan twee schrijvers, zes t ypographen, een belast met 't corrigeeien, een drukker, een klerk, een advertentie-colporteur, twee bestellers en een kok. Hun loonen bedragen vijf en twintig dollar per maand benevens kost en inwoning. De drukmachine is een der meest cornpleete van de wereld en wordt af en toe nog uitge breid om gelijken, tred met de eisenen der steeds wassende circulatie te houden. Met elektrische kracht worden de machines in beweging gebracht. Er zijn ruim een millioen drukletters in de meer dan honderd laden, terwijl er behalve dat nog een kleine twee duizend pond ingepakt in voorraad klaar staat. Heel origineel is het blad niet; bijna al het nieuws wordt overgenomen uit de San Franc isco ochtend edities door den redacteur, die 't meest geschikte voor zijn landgenooten condenseert en aan een der echryvers dicteert. De Presbyterische gemeente te Los Augelos dringt op ds. Ng Poon Chew's terugkomst aan, ofschoon zyn verlof tot aanstaanden winter duurt. De kooplui te San Francisco daarentegen doen alles wat in hun vermogen is, om hun redakteur in hun midden te houden. Op Zondag verschijnt de Cliung Sai Yat l'i> niet, daar dit niet zou overeenkomen met de godsdienstige gevoelens van haren redakteur. 's Middags om vier uur komt de courant van de pers en wordt dan grootendeels aan een half dozijn Chineesche krantenjongens over handigd tegen twee en een halve dollarcent per exemplaar, waarop zij ze voor 't dubbele op straat en in de winkels verkoopen. Zoodra 't blad van de pers af is, houdt 't geheele personeel op met werken en valt op de chowchow" ('t eten) aan, dat de ki,k van te voren bereid heeft. Na dit genuttigd te hebben, keeren zij naar hun arbeid terug om tot elf uur 's avonds in touw te zijn. J. P. ROELOFSZ JR. miiiiiiiitHittMiMMMimiiiiHiMiMMHMiiiiiinmiiiiiriimiimiiiiiiiMMiiiM Mijnheer de Redacteur. Wanneer u mij nog eenmaal eenige ruimte zou willen afstaan, zou u me zeer verplichten. Aangezien mr. Levy in de eerste plaats mij dingen laat zeggen, die ik zoo niet wensen, te zeggen, en in de tweede plaats niet ingaat op mijn gewichtigste bezwaar, wou ik hem dit nog wel even trachten aan te toonen. Ten eerste : 't Dualisme, dat voor den individu recht vindt, wat 't voor de gemeenschap niet zou zyn, verwerpt mr. Lavy. Ik ooi;. Wat voor n individu recht is, is het eo ipso voor die verzameling individuen, die 't geheel van de gemeenschap vormen. Maar dit bedoel ik toch niet, wanneer ik scheid: subjectief en objectief recht. Wel dit: Wat de enkeling recht meent te zijn, hoeft de gemeenschap nog niet als zoodanig te billijken. Waar de enkeling handelt naar den categorischen imperatief, daar legt de gemeenschap de maatstaf van de gevolgen aan. En wat voor den enkeling subjectief recht is, veroordeelt de gemeenschap objectief als onrecht. Gaëtano Bresci handelde naar den categorischen imperatief, naar wat hij, subjec tief, recht vond, en de gemeenschap keurt 't, objectief, onrecht en zal hem wel er voor goed van afhouden, ooit weer zijn categorischen imperatief te volgen of Recht te doen. En van de gemaakte scheiding (subj. en obj. recht) die mij nog al einleuchtend voor komt, brengt mr. Levy mij niet af, door me als 'n boeman de sTJtihstiche Reehstaat" voor te houden. Wanneer ik daar «mijn eigen lijn doortrekkende" kom, veronderstel ik, dat ik me er ook wel zal gaan thuisgevoelen. En buitendien, dfl ccmsequentievrees mag nooit verhinderen 't aannemen van op zich zelf ware, of niet tegen te spreken, principes. Ten tweede: De straf, die als noodzakelijk gevolg moet komen, waar 't recht overtreden is de straf, die »selbst zweek" is en nooit >om voor de maatschappij of voor den mis dadiger eenig goed te bevorderen", maar nitr darum, »weil er verhrochen hat verhangt" mag worden (Kant), die straf is een andere, dan de straf, die zich ten doel stelt de maatschappij te beschermen en den misdadiger te verbeteren. En 't is verkrachting van logica, als men deze beide met geweld willende combineeren, schrijft: «zelfdoel der straf is dat ze verbetert tevens". Op het begin «zelfdoel der straf is" kan slechts volgen: dat zy straft; nog juister: zij zelve. En als nu mr. Levy zegt: van 't begrip straf is verbetering 'n element, dan zegt hy iets, wat even onwaar is, als: vaneen maal zuurkool is worst een element. Hij bedoelt te zeggen, of liever, hy noilg slechts zeggen ; ik verkies geen zuurkool zonder worst, of, ik verk'.es geen straf, die niet tevens verbetert. En aangezien hier de straf weer 't middel wordt, dat de verbetering beoogt, en mr. Levy dit coute que coute vermijden wil, zoekt hij onder 't begrip straffen iets te vangen, wat zioh best de weelde van een eigen begrip te zyn kan permitteeren, en 't dan ook vry'moedigly'k doet. Maar, my dunkt, Kant zou zich bedroeven, als hy zag, hoe men zijn beginsel aanvaardt, dat hij in iijfl consequenties zoo zuiver hield, en 't bezigt, om zich in de practijk tegen over hem te stellen. Want wél is de volgeling, die door de straf verbeteren wil, en die tegen ons strafrecht polemiseert, omdat het dat doel niet bereikt, ver afgeweken van zijn meester, die, wars van alle «teilnehmender Empfindelei einer affsktierten humanitat', de doodstraf voorstaat. Of ziet mr. Levy misschien kans, ook daarmee nog iemand te willen verbeteren? Mij leek 't niet gemakkelyk, en zeker al te radicaal om iemand te willen verbeteren, door hem dood te maken, Maar dit komt zeker, omdat ik weer de begrippen «naast mekaar" houd ? Wat me voors hands echter nog beter blijft lijken, dan ze zoo op mekaar te leggen, dat het eene spoor loos verdwijnt, om voor het andere plaats te maken. Met vriendelijken dank aan u, mijnheer de redacteur, Uw dw. dn. G. HoBuKus DE HAAS. Winsum (Fr.), 11, 9, 1900. * * * Ir. Le?y contra Prof. Jelprsma, Jfijnlieer de Redacteur, Sta mij een weinig ruimte af na lezing van den strijd die in uw blad plaats vond tusschen den Amsterdamschen advocaat mr. J. A. Levy en den Leidschen hoogleeraar dr. G. Jelgersma. Spinoza gaf den raad zich niet boos te maken noch verontwaardigd te worden in zijn leven, maar de menschelijke dingen te begrijpen; en het is zeker wel goed dien raad met name te volgen als men met iemand in opinie verschilt. Bij het verschil dat daar in opinie bestaat tus schen de heeren Levy en Jelgersma komt het mij voor dat de laatste zich vrij wat kalmer gehouden heeft en veel meer in den geest van Spinoza handelde dan de eeiste wiens geschrijf vol was van toorn en verontwaardiging. Ik schrijf dit toe aan het milieu waarin beide heeren leven. De opgewonden stemmirg van cliënten die recht zceken te verkrijgen, moet aanetekelijker werken, dan dezelfde stemmirg van patiënten die niet goed meer weten wat zij derken, spreken en doer, en daarom mede lijden en kalmte opwekken. Maar dit daar gelaten, de groote grief die mr. Levy heeft tegen prof. Jelgersma schuilt blijkbaar hierin dat deze hoogleeraar in zijn qualiteit als psy chiater neer ziet op Kant. Er is een neerzien op philosofen dat ik niet gaarne voor mijn rekening zou nemen, inen vindt het bijvoorbeeld in de volgende woorden van Multatuli: »Nog altijd verkeeren duizenden en «duizenden in de meening, dat er iets als «wijsheid is te berde gebracht door mannen »als Kante d". (Millioenen studiën p.274 en 275). Hulde aan alle groote denkers, maar daarom nooit vergeten dat denken veel minder waard is dan weten. De systemen der denkers zijn luchtkasteelen in vergelijking met de ontdekkingen van de mannen der wetenschap. Prof. Rudolf Virchow een Duitsche collega van prof. Jelgersma, schreef eens: »In dern «Maasse, als die philosophischen systeme in »den Ilintergrund gediiingt wurden, sind die «nüchterne Beobachtung und der gesunde Men»schen verstand in ihr Recht getreten" »Aus den Studirzimmern der Philosophen «war kein Aufschluss ber wirklicbe Naturvor«Eange hervorgegangen." (Die Griindung der Berliner Universiliit und der Uebergang aus dem philosophischen in das naturwissenschaftliche Zeitalter, Berlin 1893. S. 21. 20.) Helaas behooren de krankzinnigen en de krankzin nige misdadigers tot de «wirkliche Naturvorgiinge", en gelukkig daarom de man die den Konir.gsberger wijsgeer in dezen niet raadpleegt maar zich aan de nuchtere waarneming houdt, waar hij geroepen wordt deze origelukkigen zoo mogelyk te genezen. Als dr. G. Heymans de Groninger hoogleer aar in de Wijsbegeerte zegt: »Voorloopig hebben wij de natuurwetenschap «te erkennen als een model van goede en zorg«vuldige methode, dat tot dusver door de gees teswetenschappen nooit is 'geëvenaard, en te »weinig nagestreefd geworden," (de Gids 1890 p. 509) dan moet deze methode die ook de methode is van het gewone, gezonde verstand uitingen voorkomen als : «Recht is recht omdat »het Recht is" of «Recht kort en goed; «Recht, niets meer en niets minder". Deze zinnen beteekenen toch niets, tenzij dan in den mond van den Spiritist en ontoloog die vau het bijvoegelijkenaamwoord >recht", een zelfstandignaamwoord en een wezen maakt. Dankzeggend voor de plaatsing, Hoogachtend, Amst, Uw abonn 11 Sept. 1900. J. A. IlELi'Eit SESBRUGGER. * * * Aan de Redactie. Tusschen den heer Ilorrëus de Haas en mij, bestaan drie geschilpunten: 1. »Wat de enkeling recht meent te zijn, «heeft de gemeenschap nog niet als zoodanig «te billijken." Overtreding van het recht der gemeenschap mag de enkeling niet meenen recht te zijn. In die richting derhalve vervalt de scheidslijn tusschen subjectief en objectief recht. 2. »Consequentievrees mag nooit verhinderen »'t aannemen'van op zich zelf ware principes". Neen, maar van de waarheid der principes kan de consequentie een toetssteen zijn. :). »IIet is verkrachting der logica, als men «schrijft: zelfdoel der straf is dat ze verbetert «tevens". Indien verbetering buiten het strafbegrip viel, kwam zy in het strafrecht nooit te pas. Meent overigens de heer de Haas, dat men Kant volgt, door hem af te schrijden? Tusschen den heer J A. Helper Sesbrugger en my schijnt .de afstand grooter. Eene poging om haar te overbruggen Ijjkt mij even ijdel, l als zjjne grammaticale weord&peiir.g, op W\JBS geerige vraagstukken toegepast. Dit slechte: tusschen denken en weten maakt j myn geachte wederpartijder methodologisch j verschil. Gevoelt hy niet het onuitsprekelijk onzinnige dier onderscheiding? Bestaat er een i weten, dat nitt op denken steunt, en dus aan j de denkwetten onderdeel der wijsbegeerte | niet rekenplichtig zijn zou? Hoogachtend, Amst., 19Sept. 1900. J. A. LEVÏ. Een paar Tragen, Naar aanleiding der kritiek van den heer Averkamp in I)e Amsterdammer, Weekblad voor Nederland van 2 Sept. 1.1. over mijn werkje «Hoogere techniek van den zang", heb ik ZEd. verzocht, mij mondeling te willen toelichten zyn beweren, dat het werkje geen nieuwe gezichtspunten biedt, maar slechts waarheden die niet genoeg herhaald kunnen worden Aangezien de heer Averkamp er de voor keur aan gaf deze vraag in het openbaar te be handelen, verzoek ik hem mij te willen mededeelen, in welke methode of brochure hij de volgende punten in overeenkomst vond met de wijze, waarop ik ze voor het practisch gebruik heb omschreven. 1. De overeenkomst tusschen viool en stem. II. De verschillende manieren van ademgebruik ter bereiking van verschillende ex pressies in de stem. III. Het heterogene van legato en portamento, zoowel in de stemvoering, als in de werking dtr stembanden. IV. De noodzakelijkheid om alle tonen (hetzij hooge of lage) .een hoogen aanslag te gevea en hoe men at kan bereiken, vooral by het legato van een neerwaarts gaand interval. V. Een oefening ooi te voorkomen, dat door drukking van de in de bovenste luchtwegen verzamelde lucht, neerwaarts stee.ds een portamecto wordt veroorzaakt. VI. De figuurlijke voorstelling van foutief klinkende vocalen. VIL De figuitrlyke voorstelling van de toonladder, waarvan het tegengewicht ligt in den adem. Zoo zou ik myn vragen nog kunnen voort zetten, maar wil my bepalen bij deze zeven. Zooals ik hier boven zeide, zal ik het zeer op pry's stellen wanneer de heer Averkamp mij de titels wil opgeven van de werkjes voor zang, waarin deze aanduidingen voorkomen, mij zyn ze niet bekend. CORSEUE VAN ZiNTEN. * * * In mijne bespreking van het werkje van mejuffrouw van Zanten schreef ik: al biedt het werkje geen nieuwe gezichtspunten, de waarheid kan nooit genoeg gezegd en herhaald worden. Mfj. v. Z. schreef my daarop particulier, dat zij bij deze woorden bleef stilstaan en dat zij gaarne een onderhoud zou willen hebben of een schriftelijke opgave van den titel van de methode, waarin enkele punten uit bovenstaand vragenlijstje vooikwamen. Ik antwoordde n»j. v. Z. dat ik mij nooit inliet met particuliere gesprekken of correspondentiën nasrr aanleiding van hetgeen ik geschreven heb; dat ik echter in het openbaar hierover geïnterpelleerd, ook in het openbaar zou antwoorden. Het komt mij voor dat mej. v. Z. zich stoot aan het eerste gedeelte van den ge ncrimineerden volzin: «al biedt het werkje geen nieuwe gezichtspunten" want het is moeilyk aan te nemen dat mej. v. Z. het niet eens zal zijn met het tweede gedeelte: «de waarheid kan nooit genoeg gezegd en herhaald worden". Mejuffrouw van Zanten meent dus dat haar boek wél nieuwe gezichtspunten biedt en om dat als het ware aan te toonen, wil zij mij. met het beantwoorden harer vragen, een formeel verhoor doen ondergaan. Ik meen echter dat hare vragen buiten mijne bewering om gaan. Had ik geschreven: in het boekje van mej. v. Z. komt niets voor dat door anderen ook niet zoo, of ongeveer zoo is gezegd, of het zou niet moeilijk vallen mej. v. Z. van plagiaat te beschuldigen, of mej. v. Z. heeft in haar boek min of meer verdienstelijk compilatiewerk geleverd dan voorzeker zou.ik mij gebonden achten de vragen van mej. v. Z. te beantwoorden. Dat deed ik echter niet; ik schreef met waar deering over het boekje en zei: «al biedt bet geen nieuwe gezichtspunten," enz. Ik geloof nu gaarne dat mej. v. Z. langs eigen weg is gekomen tot de opmerkingen die zij op hare eigenaardige, moeilyk door anderen te begrijpen wyze, geboekstaafd heeft, ik wil ook gaarne aannemen dat mej. v. Z. tot de gewaarwording komt, dat zij iets wonder-nieuws heeft ontdekt; ook dat zy zulks nog nooit in een boek heeft zien staan. Maar zou mej. v. Z. nu echter waarlijk denken dat niet alle goede en degelijke zangleeraressen en -leeraren tot de ontdakking komen van dergelijke nieuwe gezichts punten zou mej. v. Z. zeggen?nees ; beweer ik van eigenaardige gebruiken, manieren, trucs, foefjes of hoe men ze verder noemen wil, die het onbetwist persoonlijk en onver vreemdbaar eigendom zijn van hen die ze uitdenken en in toepassing brengen en die eveneens meestal niet in boeken of brochures te vinden zijn? Daarin juist ligt het voorrecht van den leerling, om in persoonlijk verkeer met zijn leeraar de gemakkelijkste manier te verkrijgen tot het bereiken van het een of ander, zij het een loonschaal of een portamento of iets dergelijks; en is dan voorts het levend voorbeeld van den meester niet het allerbeste wat den leerling geboden kan worden? Mej. v. Z. doet dit nu zus en heeft dat op geschreven en laten drukken; een ander doet het zoo en heeft het niet opgeschreven en laat het niet drukken. Gebeurde dit wel wat al nieuwe gezichtspunten zouden er ge boden worden bij het zangonderwijs ! Neen mej. van Zanten. Toen dr. Ilugo Riemann met zijn nieuwe harmonieleer kant en klaar voor den dag kwam, toen hij een geheel anderen blik wierp op het wezen der accoorden en hunne verbindingen, toen bood hij een nieuw gezichtspunt in dat genre der muziekleer. Dat zullen zelfs zijne tegenstan ders niet ontkennen. liet doet mij leed u te moeten verklaren dat ik met alle waardeering voor uw boekje l en uwe opmerkingsgave daarin ten toon ge' spreid, toch niet kan verklaren dat op het i gebied der zangleer in uw werk nieuwe geI zichtspunten geopenbaard worden. ! ANT.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl