De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 30 september pagina 5

30 september 1900 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1214 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Amste GENERALE SITION IIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIMHIItlllHIIIIIIIIIIIIIIIIIM NMNMMmNIINMNHtMINMIMimilMMMIMIH l nMIMMIIMHftMMIIMIIHI 1111 IIMIIIMIMin m DAMEjg. Een blijde begroeting yan liet nienwe licht. i. De economische toestand der mouw. Een studie orer de economische verhouding tusschen mannen en vrouwen als een factor in de sociale evolutie. Naar het Eogelsch van CHAB.LOTTE PEKKINS STETSON, door dr. ALETTA H. JACOBS. Haarlem, H. D. Tjeenk Willink en Zoon. 1900. Nog eens een driehonderdtal bladzijden over het vrouwenvraagstuk! 't Is te veel, zal menig een zeggen; wij hebben het betoog niet meer noodig, nu de feiten ons dagelijks leeren, dat de vrouw naar economische zelfstandigheid streeft en nu meer en meer de waarde en de beteekenis van den arbeid der vrouw ook buiten de eigen woning worden erkend. De schrijfster zelve zegt op verscheiden blad zijden van deze beschouwing, dat zij geen pleit bezorgster wil zijn voor de verandering, die zij in de economische verhouding tusschen mannen en vrouwen wenscht, want die verandering beeft reeds onder de kracht der sociale evolutie plaats gevonden en zij behoeft alleen tot ons bewustzijn door te dringen, om den nutteloozen, maar prikkelenden tegenstand onzer zelfmisleiding te overwinnen." Zeker, de snelle uitbreiding van den werkkring der vrouw laat zich in onzen tijd niet meer ontkennen; de strooming is krachtig en zij voert ons allen mee; de emancipatie van de vrouw wint veld mét ons, door ons of ondanks ons. Was het dan nog noodig, dit betoog te leveren F Wie daaraan twijfelt, vergeet dat wat in't groot de maatschappij beweegt en haar onweerstaan baar voortdrijft, in de duizenden kleinere centra der iudividueele gezinnen den tegenstand moet overwinnen, dien de liefde voor het traditioneele er tegen opwerpt, en dat we nog niet zoover zijn, of ieder nieuw geslacht heeft nog behoefte aan den steun van 't betoog en de overredings kracht der met overtuiging verkondigde leer. Daarom heeft Dr. Aletta H. Jacobs een goed werk verricht met het vertalen van dit degelijk stuk gedachtenwerk, dat eenige inspanning vraagt van den lezer en in 't oorspronkelijke hier zeker weinig zou zijn gelezen, ook al heeft mevrouw Truus Kapteijn?Muysken uit Londen er op sympathieke wijze voor gepleit in Belang en Recht. Nu eerst kan het boek hier zich vrienden maken, nu het in mooi, vloeiend Nederlandsch is overgebracht, zoodat de vorm althans geen moeite geeft. De redeneering geregeld te volgen eischt nog altijd nadenken en inspanning genoeg, en een reusachtig debiet zal de uitgever zich wel niet hebben voorgesteld, daarvoor is het lezend publiek te- gemaklievend. Wie den tijd heeft zich rustig tot de lectuur te zetten, zal zich de moeite intusschen niet beklagen; aan denkbeelden verrijkt, legt hij het boek neer en met weiwillenden, ruimer blik zal hij de worsteling van de zich vrij makende vrouw aanzien. Laat mij enkele hoofdpunten hier voor de lezers van het Weekblad mogen releveeren. De getrouwde vrouw, vooral die uit wat men beschaafde en gegoede kringen noemt, leeft onder eigenaardige economische verhoudingen. Nu hebbeu de economische levensvoorwaarden, waar onder iemand leeft, dat is de manier, waarop wordt voorzien in zijn stoffelijke behoeften, op ieder levend individu een geweldig grooten invloed; de noodzakelijkheid om voedsel en dekking te veroveren, is de grootste actieve macht in de ontwikkeling der levende wezens op aarde, en zoo kan het niet anders, of de in de menschenwereld geldende toestand, dat de vrouw haar levensonderhoud ontvangt van en door den man, moet van grooten invloed zijn op haren aard en haar wezen. Het wordt beter, maar het is toch nog steeds een feit, dat economisch gesproken, de vrouw in de wereld heel weinig beduidt. Wanneer men uit de gemeenschap al de mannenwerkers verwijderde, zou dit veel verlammender zijn, dan wanneer daaruit al de vrouwenwerkers verwijderd werden; mannen zouden het werk kunnen doen, dat nu door vrouwen wordt ver richt; maar het maken en besturen van de groote machines der moderne industrie; het scheppen der uitgebreide stelsels van vervoer te land en ter zee, de behandeling van onze samengestelde beroeps-, handels- en regeeringsinstellingen, deze zaken kunnen door vrouwen in haar tegeuwoordigeu staat van economische ontwikkeling niet zoo goed worden gedaan. In het algemeen kan men zeggen, dat mannen goederen voortbrengen en zorgen voor de ver deeling, en dat vrouwen, die van hen ontvangen. Als mannen jagen, visschen, veehoedeu of het land bebouwen, dan eten de vrouwen, wild, visch, biefstuk of koren. Het is nu de vraag, wat de vrouwen aan de gemeenschap teruggeven voor de economische goederen, die zij verbruiken. Het werk, dat de vrouwen in huis doen, stelt de mannen zeer zeker in staat, meer goederen voort te brengen, dan zij anders konden doen, en in zoover zijn vrouwen economische factoren in de maatschappij. Bovendien zal een man, die een gelukkig gezin heeft, meer kunnen voort brengen, dan een, die ongelukkig en vol zorgen is, maar wie het huwelijk met een vennoot schap vergelijkt, ziet in, dat de vrouw daardoor toch geen deelgenoot wordt en dat in elk geval het niet de waarde der huiselijke bezigheden is, die door het recht op onderhoud wordt beloond. Haar arbeid wordt niet gegeven, noch ge nomen als een factor in den economischen ruil, en er bestaat geen verhouding tusschen de hoe veelheid van dit werk en haar economischen staat, tenzij een omgekeerde, want de vrouwen die het meest verteren, werken het minst. Geven dan de plichten en diensten van de moeder haar recht op levensonderhoud? Ook dat niet. Er is nergens eenig verband te be speuren tusschen het moederschap en den econo mischen staat der vrouw. De kinderlooze echtgenoote heeft evenveel geld te verteren als de moeder van veel kinderen; haar economische welvaart houdt geen verband met haar moeder schap, en zoo kan dat laatste moeilijk de reden zijn van haar economische afhankelijkheid. Er is beweerd, dat het moederschap de vrouw ongeschikt maakt voor economische productie en dat het daarom rechtvaardig is, dat de vrouw door haar man onderhouden wordt; maar dat wordt weersproken door allerlei werk, dat de mensch-moeder over de geheele wereld dagelijks uren lang verricht, 'twelk met het moederschap niets te maken heeft. De gezonde, flinke vrouw heeft 25 levensjaren, alvorens zij moeder is en zal over 25 jaren te beschikken hebben na de periode, waarin moederdiensten van haar ver wacht worden, en geenszins verliest de vrouw door haar moederschap de macht over haar geest en haar lichaam of de geschiktheid, de kracht en den lust voor elk ander werk. De hier geschetste eigenaardigheid nu in de economische verhouding tusschen mannen en vrouwen staat in verband met hun geslaehtsverhouding. Omdat er aan de op verschil van geslacht berustende betrekking iets hapert, daarom is ook de economische verhouding zoo onzuiver en zoo beslist nadeelig voor de ge zonde ontwikkeling van ons ras. Bij de evolutie der diersoorten namen steeds de geslachtsverschillen toe van af het moment, dat de twee geslachten in twee afzonderlijke organismen zetelden, en hoe meer het verschil toenam, des te grooter werd de onderlinge aan trekking. Nu hebben echter in de menschen wereld de verschillen geleid tot een gedragslijn, die den loop der maatschappelijke ontwikkeling heeft tegengehouden. Een onnatuurlijk abnor maal groot geslachtsverschil, waarbij niet enkel de primaire geslachtskenteekenen, die bij de voortplanting wezenlijk noodig zijn, maar ook de secondaire verschillen in vorm en functie der organen, die slechts een ondergeschikte rol moesten spelen, teveel op den voorgrond tre den, zóó zelfs, dat zij ernstig het proces van zelfbehoud belemmeren en op het proces van rasbehoud, dat zij verondersteld worden te die nen, een nadeeligen invloed uitoefenen. Het monogame huwelijk als de vorm van geslachtsvereeniging, die het best berekend is, om de belangen van het individu en van de maatschappij te bevorderen, heeft ten gevolge van den buitensporigen geslachtslust bij den man de prostitutie naast zich moeten dulden, die wij nu eens een sociaal kwaad, dan weer een sociale noodzakelijkheid noemen. De zieke lijke buitensporigheid in de uitoefening der geslachtsfunctïe leidde tot de buitensporige ontwikkeling van het geslachtsonderscheid, maar wij zijn geen beter ouders, noch beter menschen, omdat onze geslachten zoo sterk ver schillen. Onze sexueel economische verhouding nu werkt juist de ontwikkeling dier verschillen in de hand. Want in haar positie van economi sche afhankelijkheid is het geslachtsonderscheid voor de vrouw tevens het middel, om in haar levensonderhoud te voorzien, hetgeen bij geen ander wezen op aarde zóó gevonden wordt. Elke sekse bezit zekere kenmerkende eigen schappen, die echter binnen zekere grenzen moeten worden gehouden, of zij zullen schadelijk werken. De overdreven drang naar geslachts gemeenschap in den man is een buitensporig geslachtskenmerk, de ongeövenredigde zwakheid der vrouw is het ook. Maar bij hem bestaat er een tegenwicht in de gezonde werkzaam heden van het rasleven, waardoor zijn kracht werd gebruikt en zijn talent werd ontwikkeld langs de geheele linie van den menschelijken vooruitgang. Voor haar was er zulk een tegenwicht niet. Het geheele veld van menschelijken vooruitgang werd als een mannelijk prerogatief beschouwd; hem de wereld, haar het huis, en 't gevolg is geweest, dat het wijfje van het geslacht mensch onloochenbaar oversekst is geworden, en dat wij bij de opvoeding van kleine jongens en kleine meisjes ons best reeds doen, toch vooral het geslachtsbewustzijn aan te kweeken. Dat alles zou veranderen als niet het econo misch voordeel der vrouw verkregen werd door de macht van geslachtsaantrekking, als de vrouw niet economisch afhankelijk was van den man. (SM volgt.) F. J. VAN UILDHIKS. De Annamitisclie Yrow. Volgens den mandaryn Trang-hai-duc, den geschiedschrijver van Cochincbina, is de Annamitisehe begaafd met gratie en schoonheid en vele geestesgaven. Vele reizigers zijn echter een andere meening toegedaan en kunnen den platten neus, grooten mond, dikke, vooruitstekende, door betelsap gebarsten lippen, de wollige ruwe haren, met kokos-olie glanzend gemaakt, onmogelijk mooi vinden. Toch zeggen zy dat het lichaam dier vrouwen zeer goed is gebouwd. Zij zijn niet groot, 1.50 M. gewoonlijk, hebben tengere vormen en ronde armen. Zij behagen door haar poppe righeid en schitterende gewaden. Maar de ge volgen van het gebruik der araknoot, van tabak, kalk en betel bekoren de Europeanen niet. Bovendien verlakken zy' haar tanden zwart of donkerbruin. Het geslacht is zeer vruchtbaar en daar iedere man verscheidene vrouwen heeft, zyn de gezinnen groot. De vader bemoeit zich volstrekt niet met de meisjes die alleen door de moeder geleid worden. Het goed opgevoede jonge meisje moet kunnen naaien, het huishoudboek byhouden eii koken, zij is des te volmaakter opgevoed naarmate zy' meer koeken kan bakken. Het onderwy's beteekent niets. Het getal harer die kunnen lezen of schrijven is zeer gering, Het grootste genoegen der jonge meisjes is kaart te spelen op de Chineesche wy'ze. De passie van het spel is de voornaamste harts tocht der Annamiten, zoowel mannen als vrouwen. Zij gaan er niet alty'd eerly'k by te werk. De man heeft groot gezag. De vrouw is hem onbegrensden eerbied en gehoorzaamheid ver schuldigd, de kinderen aan vader en moeder beiden. Opmerkelijk is de gelykheid voor de wet van de door onze wetgeving onderscheiden wettige en natuurlyke kinderen. De moeder kan na den dood van den man niet alleen voogdes zy'n over haar eigen kinderen, maar ook over die der andere vrouwen. Zoo worden de echtgenooten van minderen rang by vooroverlyden der weduwe van hoogeren rang geroepen om te genieten van alle inkomsten, om administratie te houden en voogdy uit te oefenen over de kinderen, die zij natuurlijk dan moet voeden en onderhouden. De kinderen die in geen geval een aanklacht tegen hun vader kunnen indienen, kunnen dit wel tegen de voogdes en de moeder. Gewoonlijk is de Annamitische vrouw trouw, misschien vooral uit vrees voor de geeseling die de man haar met volle recht mag toedienen indien zy hem bedriegen. Vroni elöe iotters. Niet ieder zou willen gelooven dat de ge schiedenis der vrouwelijke artsen reeds een zeer dik boekdeel kan vormen. Wel was het verplegen van zieken altijd eene door de natuur der vrouw haar toebedeelde taak en in haar ordekleed stelt de vrouw reeds eeuwen lang bewonderenswaardige toewijding te hunner beschikking. Als priesterresse, toovenares of heks heeft de vrouw voortdurend de empirische genees kunde beoefend; eindely'k ook verrees hier en daar een vrouw met byzonderen aanleg voor de wetenschap, die als uitzondering in haar soort werd beschouwd. Maar weet ieder dat reeds de Grieken vrouwelyke artsen hadden in den modernen zin van het woord ? B.v. leerlingen van Pythagoras: zy'ne vrouw, zy'ne dochters, zooveel anderen, met mooie idyllische namen z.a. Theano, Myia, Arignote, Phintis, Olympias, Sotira, eene Laïs, in de door Plinius aange haalde werken, Elephantis, Antiochis, die het gezag harer namen aan Galienus ontleenen. Op het kerkhof van Corychos vindt men daarop wijzende inscripties. Rome heeft waarschy'nlyk veel dergelijke vrouwen gekend. Hiervan getuigen de opschriften der graven: Secunda, slavin van Livilla, vrouwelijke arts... Julia, Piae ancilla, medica... Aan zy'ne echtgenoot Valia, der beste vrouwelyke arts, heeft Esilius Lysimachus dit gedenkteeken gewijd ... Men zou nog meer kunnen aanhalen. Het is nu bewezen dat Trotula in de lle eeuw heeft bestaan en dat zij beroemd was. De van haar overgebleven werken zijn belangrijk. De Tailles en andere documenten brachten het bestaan aan den dag van vrouwelyke artsen, chirurgen en apothekers. In 1292 noemt men 12 doktoressen te Pary's. Te Frankfort a'Main leefden zij in groot aantal en waren voornamelyk jodinnen. Maar toen begon de heerschappij der uni versiteiten, der faculteiten, die alles regle menteerden en zich van alles meester maakten... voor den man. Er werden processen tegen de vrouwelijke artsen gevoerd, Italiëbehield langen tyd vrouwelyke artsen en chirurgen, waaronder Ghilietta in Piemont, Leonetta te Tury'n, Maria Incarnata te Napels en nog zoovele anderen. iiiiiiiiiiiiiilitiiiiiinmmi Pepito Rodriguez Ariola. Mevrouw Kada Yacco. Marie Ebncr von JEschenliach. Vesitvius. Mevr. Kopacsy. Veroordeeld met onderscheiding. Pepito Rodriguez Ariola, zoo heet het Spaansche wonderkind, wiens naam thans op veler lippen zweeft. Pepito is drie-en-eenhalf jaar. Een geboren musicus, voor de rest, een gewoon schrander, in alle opzichten normaal kind. Toen hij twee-en-een-half jaar was, tokkelde hy' op de piano, de melodieën die hij in zijn omgeving hoorde zingen. Tegen woordig, wanneer hij zich voor de piano zet, speelt Pepito krachtig en vlot, voor zoover zyn handjes het toestaan al de wy'sjes die hij in zyn geheugen verzamelde, gaat met onberispely'k zuivere variaties over van het een in het ander en speelt composities van eigen vinding. Het Span j aar dj e is nog niet in de broek, maar draagt nog het meisjesjurkje; de twee lange zydeachtige krullen, die langs zy'n oortjes bengelen, doen hem nog meer op een meisje gelyken. Is in den kleinen Ariola een tweede Mozart in aantocht? * # * In het onaanzienly'k schouwburgje in de rue de Paris, waar de Amerikaansche danseres Loie Fuller haar dwarrel-dansen uitvoerde, worden 's middags en 's avonds voorstellingen gegeven door een uitgelezen troepj e Japansche tooneelspelers. De hoofdpersoon van dit gezel schap is mevr. Sada Yacco. Zy heeft gebroken met de eeuwenoude vooroordeelen van haar land en als vrouw waagt zy hei m het open-* baar comedie te spelen. Mevrouw Sada Yacco was niet in de gelegenheid, zich als leerlinge te doen inschryven aan een tooneelschool; zy bezocht ook geen conservatorium. Haar spel is haar onbetwist eigendom; alles wat zy te zien geeft, is eigen vinding. Dank zy haar verstand en haar temperament speelt zy op een wy'ze, waarover de knapste tragedienne zich niet zou behoeven te schamen. Het Japansche gezelschap vertoont een aangry'pend klein drama [in twee bedry'ven: sde Geisha en de ridder". De Geisha, een Japansche Marguerite Gauthier, doodt haar mededingster en sterft daarna zelf. De sterfscène is schit terend. Met verwilderde haren, strakke neus vleugels en smartelyk verwrongen mond, sterft deze Japansche tooneelspeelster staande. Voor dat de ziel aan het kleine, buigzame lichaam ontvliedt, is haar opperste uiting van weedom zoo intens, dat een siddering van medelyden de toeschouwers schokt. * * * * Op haar zeventigsten verjaardag heeft men aan Marie von Ebner-Eschenbach, honoris causa, het doctoraat in de philosophie aange boden. Het is de eerste maal, dat in Oostenrijk, deze onderscheiding aan een vrouw is te beurt gevallen. Weer is de Vesuvius in volle actie. Een zware rookkolom hangt boven den krater. 's Avonds ziet men gloeiende lavastroomen, die ter hoogte van 300 meter de lucht worden ingeslingerd. In de onmiddelyke nabyheid van Pompei' vallen groote steenen neer. Nie mand mag voorloopig den berg beklimmen. Mevrouw Kopacsy, de gevierde operettenzangeres, werd te ,Marienbad door den Shah van Perziëverzocht in zyn salon te komen zingen. Hy wachtte met zyn heele gevolg de zangeres op. Meer dan een nur heeft zy' allerlei liederen voor den Perzischen vorst gezongen. Op zyn uitdrukkelyk verlangen zong zy enkele liederen in zyn phonograaf. By het afscheid schonk hy aan mevronw Kopacsy een medaljon, oorknoppen en een ring. Zuiver antiek Perzisch maaksel, dit liet hy' der zan geres door zyn tolk weten. De byouterieën vertegenwoordigen een waarde van 5000 moderne guldens. In Washington veroordeelde de president van de rechtbank den heer Charles Redman tot een geldboete van 25 gulden. Charles Redman stond terecht omdat hy op den open baren weg zyn vrouw en de haar te hulp snellende vriendin een pak slaag had toege diend. Mevrouw Redman houdt veel van wielryden; haar fietscostuum, de wy'de pan talon, was de ergernis van haar echtgenoot. Eindelyk verbood meneer Redman zyn vrouw uitdrukkelyk, zich in dat toilet langs 's heeren wegen te vertoonen. Mevrouw Redman lachte haar man uit en deed toch wat hy' haar drin gend verzocht had na te laten. Op zekeren dag toen zij weer lustig wielde in het onbelemmerend kleedingstuk, ontmoette haar meneer Redman. Hy wenkte haar stil te houden. Zy' voldeed aan zyn verlangen. Onmiddellyk deelde hy haar eenige stokslagen toe. De vriendin, die mevrouw Redman vergezelde sprong van haar wiel en kwam tusschen de vechtende echtelingen. Die interventie bekwam baarslecht. Zij kreeg de helft van de kastijding. Oploop. Schandaal. Aanklacht. Veroordeeling. Het is my'n plicht u te veroordeelen tot een geldboete, meneer Redman, zei de president, maar ik verklaar, dat u alle eer toekomt voor uw onverschrokken daad. Spanning en afkeurend gemompel onder het publiek. U is een voorstander en beschermer der zedelykheid. Het is schande, dat een vrouw zich in een mannenpak op den publieken weg vertoont. Hilariteit onder het verbluft auditorium. CAPRICE. O. "'&,'&, n a- o n. v o r ±" r issoli.oii.cio dr^tn.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl