De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 7 oktober pagina 4

7 oktober 1900 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

D E A M S T E R D A M M E R WE E K B L AD VOOR N E D E R L AND. No, 1215 Iets over ontwerpen in arcnitectnnr", Ia 1896 verscheen, b'g Joh. 6. Stemler Cz. te Amsterdam, een boekje genaamd «Driehoeken bjj het ontwerpen van ornament" en thans is gedrukt, bjj J. van der Endt en Zoon te Maas sluis, een ander, onder den titel «Iets over ontwerpen in architectuur". Beide boekjes zrjn van de hand des heeren J. H. de Groot, archi tect en leeraar aan de Kunstnyverheidsschool ?Quellinns" te Amsterdam, welke heer doet zien, in zrjn werkje over ornament hoe het mogely'k is verschillende motieven te bewerken geheel volgens Iqnenschema's gevormd door hoeken van 15°, 30°, 45°, 60°en 75°, terwijl in dat, over architectuur handelend, aanschouwe lijk gemaakt wordt, hoe composities te maken zijn op een grondplan gevormd door gely'kvormige rechthoeken, kwadraten enz. Mg n indruk b\j het lezen van deze beide, uitgaven, zoowel door den toon waarop de boekjes geschreven zjjn, als door de wijze van voorstelling der zake, was deze, dat zy het zeer serieuse werk zy'n van een kundig leeraar by' het middelbaar onderwijs in rechtlijnig teekenen. # » * Beide zaken z\jn niet nieuw; de methode van versieren met behulp van driehoekenschema's was zelfs de uitsluitende versieringswy'ze der Mooren. Het gebruik van gelijkvormige figuren bij het ontwerpen van architectuur was bekend bij de ouden, en dat van gelijkvormige recht hoeken wat in het boekje' »quadratuur" genoemd wordt by de gothiekers en renais sancisten. (Om het werkje over quadratuur met succes te kunnen volgen is het wenschelyk dat, handelend over het ontwerpen van orna ment, gelezen te hebben.) Hoewel dus geen absolute nieuwigheden behandelend, zy'n de boelges systematische voortzettingen van min ot meer bekende, doch niet meer toegepaste versierings- en con structiemethoden. Van de versieringen verkregen door gebruik van driehoeken worden ons eenige voorbeelden in modernen geest getoond; de schrijver heeft echter van de »quadratuur'J slechts toepassingen gegeven op antieke motieven. Zoo bevatten de platen 9 tot 17 van het boekje over quadra tuur verschillende kolommen en hoofdgestellen in Dorischen, lonischen en Corinthischen geest, en verder eenige ontwerpen van kleine klassiek gedachte bouwwerken. Tot myn spijt moet ik wyzen op de afwezigheid van voorbeelden, waarby°het stelsel toegepast werd op andere dan klassieke werken. Doch ook zonder moderne toepassingen is de uitkomst van wat hier betoogd wordt zeer verrassend. De resul taten blootgelegd in plaat U en 12, 13 en 14 en in plaat 17 bijvoorbeeld, waarby de opstand van kleine bouwwerken ontleend wordt aan den overhoeks gestelden plattegrond, mogen bizonder genoemd worden. Zoowel het boekje over ornament, als dat overqnadratuur, zy'n het bestudeeren overwaard. Zrj zullen er toe leiden dat de blik van den ontwerper verruimd wordt, en de mogelijkheid bestaat dat hy, door gelukkige toepassing van het stelsel, in zy'n werk een kracht en een eenheid zal krygen, die hem anders zouden ontgaan. * De vraag mag gesteld worden: zal het ge bruik van driehoeken en van quadratuur een toekomst hebben in de bouwkunde? Van algemeene toepassing zal het gebruik mijns inziens niet worden. Alleen voor de beste bouwmeesters kan het van waarde zy'n. Immers slechts by' dezen zit de lust voor, om in hunne composities vastheid, kracht en eenheid van gedachte te brengen. Daarom zullen zij, dit werkje ter hand nemend en bestudeerend, zich aan den positieven invloed, die er van uitgaat, niet kunnen onttrekken, integendeel, er zich toe aangetrokken gevoelen en opgewekt worden op deze wy'ze de geestelijke kracht van hun werk te verhoogen. Men denke daardoor niet, dat in de toepassing van driehoeken en van quadratnur een red middel gevonden is tegen slapheid van archi tectonische gedachten en platheid van geest. Want de schoonheid van een bouwwerk hangt byna uitsluitend af van den geest van den ontwerpenden architect en van wat deze te uiten heeft. Echter zal van twee overigens gelijkwaardige werken dat, waarby quadratuur toegepast is, steeds meer eenheid bevatten en krachtiger van werking zy'n dan het andere. Tevens vergete men niet by' de beoordeeling van het al of niet algemeen worden dezer methode van werken, dat, waar quadratuur toe te passen is op monumentaal-bouw, en daarbij in vroeger eeuwen waarschijnlijk by werd ge bruikt, de aanwending by' den burgerbouw slechts beperkt kan zy'n, omdat er bij den laatste veel meer eisenen bevredigd moeten worden dan by monumentale architectuur. Ook was vroeger de wy'ze van ontwerpen met lynenstelsels een soort rekenmethode. Indien zekere lynen, op bepaalde wy'ze loopend, in de compositie en vooral in de doorsnede voorkwamen, was dit voor den empiricus een waarborg voor het steekhouden zy'ner con structie. Het ontwerpen op ly'nenthema's was dus tevens een middel om te voldoen aan eischen der statica. Tegenwoordig hebben wy' daarvoor andere middelen, omdat men thans veel nauwkeuriger en doel treffender dan vroeger, doch eveneens op graphische wy'ze, de evenwichtstoestanden der bouwconstructies berekenen kan. De quadra tuur is niet wat den vorm, maar wel wat het constructieve karakter betreft in onze eeuw vervangen door een wy'ze van berekenen, die niet minder belangrijk en zeker veel weten schappelijker is, en wel door de graphostatica. * * # En juist, omdat daarmede het practische nut der quadratuur ter zy'de gesteld is en slechts een theoretisch, een schoonheidsmotief aange voerd kan worden ter harer verdediging, is, dunkt my, het algemeen in gebruik komen der quadratuur uitgesloten en zal zy alleen een punt van studie gaan uitmaken voor die bouwmeesters, die, bezield met den lust hun gemoed in mooie werken te uiten, zoeken naar de middelen om aan den vorm dier uiting kracht by te zetten. 20 Sept. 1900. J. E. VAN DEB PEK. Het Binnenhuis", Eenigen t\jd geleden, reeds voor de opening van dezen kunsthandel, die gevestigd is Rokin 120, bespraken w\j hier wat ons inziens tot de op richting ervan geleid had. Het is dan ook niet een splinternieuw denkbeeld bepaald, iets dat ons komt verrassen, met buitengewone dingen, waar we versteld over staan, als over datgene waar we nooit van hoorden. Och neen, het is eenvoudig langzamerhand ontstaan, als vanzelf uit een zekere noodzakelijkheid. Meermalen werd hier en elders er op ge wezen, dat ons gewone handwerk in een periode van verslapping verkeert, dat er niet meer met pleizier gewerkt wordt, ter wille van het werk zelf, maar alleen om de verdiensten. Dat verder iemand die zijn vak dan zooge naamd goed verstaat, hiermede slechts be doelt, of al bedoelt hy met gepaste ver waandheid misschien meer, men het slechts moet opvatten als het technische gedeelte, de goede behandeling van het gereed schap, zonder verder het hoe en waarom der dingen, de aesthetiek van het handwerk zouden we kunnen zeggen, er by te moeten rekenen. Het werk zelf en de versiering werden lang zamerhand ook twee zeer van elkaar afge scheiden dingen, terwyl zij toch uit den aard der zaak zoo nauw aan elkaar verwant zijn, en de versiering eigenlijk van zelf met het werk samen moet komen. Ik kan me denken hoe in vroege ty'den men bijv. geen geteekende patronen ging naweven, maar al wevende de patronen, door het regelmatig overslaan der draden, ontstonden; hoe de versiering op aarde werk al draaiende op de schyf, in cirkels en spiralen werd neergeschreven, niet volgens een vooruit bestaand plan, maar onder de hand dat het voorwerp gemaakt werd. Eu zoo met meer handwerken, die men later eigenlyk is gaan terug werker, beginnende met de versiering, in plaats van met het dirg zelf; vandaar dat men ten slotte de belangrijkheid in de versiering ging zoeken, daargelaten nog dat deze op zich zelf onjuist was, misschien wel juist hierdoor. Slechte voorwerpen trachtte men door versiering goed) te maken, wat toch onmogelijk biykt, daar de deugdelijkheid van vorm, de juistheid van verhouding, de geschiktheid voor het gebruik, uit moet gaan van het voorwerp zelf, al was er geen ver siering op aangebracht. Het verkeerde begrip dus omtrent de eischen die men aan vele dingen rondom ons kan en moet stellen, leidde er van zelf toe dat enkele kunstenaars zich zelf op het handwerk gingen toelegger, om daardoor te trachter, te komen tot goede vormen die door het doel der voorwerpen hoofdzakely'k werden aangegeven, terwijl zy tevens door hunne technische kennis in staat werden gesteld, hunne versieringen aan te brengen zooals het materiaal en de bewerking ze zelven haast aangaven. Waar vele dezer kunstenaars op verschillend terrein werkzaam waren, doch allen vrywel door een zelfde hoofldenkbeeld geleid werden, ontstond van zelve ten slotte de behoefte deze verschillende resultaten vereenigd te zien, om te kunnen nagaan in hoeverre reeds samenwerking mogelijk was, en tevens, wilde men succes op zijn arbeid hebben, het publiek te doen zien op welke wy'ze, meubelen, aardewerk, smeedwerk, goed kan zy'n, zonder veel versiering, en hoe de versiering die haar toch aangenamer en rijker kan maken, er een geheel mede vormt. Zoo ontstond dus eigenlyk vanzelve, uit een soort noodzakelijkheid, »het Binnenhuis", als een concentratie, van wat verschillende menschen op onderscheiden terreinen der kunst nijverheid voor zich zelve gezocht hadden. We vinden er dan ook proeven, laten we het voorloopig nog zoo noemen, want zelfs de besten onder ons zy'i nog zoekenden, proeven van huisraad op eik gebied. Meubelen, ge dreven en gesmeed koperen voorwerpen, aar dewerk, borduurwerk, bindwerk enz.; en hier onder reeds veel «rat getuigt van helder inzicht, van goed begrip, en al kon menig ding beter, meer af, toch zien we dat het den goeden weg op is, dat het beginsel, dat tot het ontstaan leidde, goed is. Het lykt ons overbodig de lyst der mede werkers, die trouwens een ieder die het «Bin nenhuis" bezoekt, kan zien, hier op te sommen; even onnoodig komt het ons voor nu reeds mede te deelen wat goed en wat minder ge lukkig geslaagd is; h ervoor is later nog tyd genoeg, daar het trouwens niet de juiste maat staf is uit een enkel voorwerp iemands capaci teiten af te meten. Wat echter by een bezoek aldaar ons bijzonder opviel, was een groote collectie aardewerk, dat voornamelijk, waar men het niet door versiering mooi had willen maken, zeer goed waf, door eenvoud en be werking; verder metaalwerk dat door logische vorm en versiering in email of gedreven een belofte in zich bevatte, en meubelen, door ver schillende madewerkers ontworpen, alle uit muntend door goed materiaal, en waarvan de meesten aangenaam van vorm en verhouding waren. Waar hier dus reeds op verschillend gebied pogingen in het werk gesteld zy'n, om de voorwerpen uit onze omgeving, aangenamer en waardiger uiterly'k te geven, daar is zeker het terrein waarop »het Binnenhuis" zich beweegt, nog voor uitbreiding vatbaar, aan de moge lijkheid waaraan we echter volstrekt niet twyfelen, daar meei en meer zal bly'ken dat eenvoudiger en degely'ker werk voor velen een bepaalde behoefte is. Dat velen niet meer de overladen oppervlakkigheid om zich heen kun nen dulden en te vergeefsch zochten naar datgene, wat hiervoor in de plaats gesteld kon worden. R. W. P. Ju. 1) Weekbl. 26 Aug. 1900. Goudeket & Co., Rokin 50, Amsterdam, exposeeren deze week: Vincent van Gogb, «.Hooityd", schildery'; Anth. Beek, «Landschap", pastei; D. B. Nanninga, »Kerkintérieur", pastei. dllllllllllllllllll IIIIIIIIIIIIIMIIMH Beter zoo. JOSEPHINE GIESE, Fan een droom. T HOVEN, Beier zoo. L. J. Veen, Am sterdam. ,Ada kon nooit in woorden zeggen de hooge ideeën die in haar wezen lagen uitgedrukt...." Zoo getuigt mevrouw Josephine Giese van een harer heldinnen. Gelukkig is die heldin zoo verstandig, dan ook maar niet veel er van te zeggen. Maar mevrouw Giese zelve.... Zij heeft daar geen vrede mee, en zij zal in woorden zeggen de hooge ideeën die in haar wezen liggen uitgedrukt.'... Als zij nu ook maar niet zooveel van Aria had. Dat in woorden zeggen" ook! dat is zoo maar iedereens werk niet. 't Helpt niet of er al hooge ideeën in het wezen liggen uitgedrukt. Daarmee komt men er niet. 't Is al zco moeilijk voor wie niet zuiver ziet, voelt of denkt, het meest gewone goed *in woorden te zeggen." We willen b.v. vertellen dat kinderen onder toezicht van een nieuwe juffrouw stiller en minder vraagziek zijn aan tafel. Iets heel al!edaagsch dus. Nu zegt mevrouw Gieze dit zóó; «Onberispelijk gedroegen de kinderen zich aan tafei, die zij vroeger aanvulden met rumoerig gevraag." Welke voorstelling moet de schrijfster hier zelf gehad hebben? D't vraag ik mij telkens. Wat moet het er ia haar voorstelling wonderlijk uitzien, om iets te schrijven als dif.: »0m haar heen werd eensklaps bet stemmengonzen stil, want door de deur n as een donkere gestalte gegaan (gekomen ?), met achter hem, door den lakei uitgesproken, een korten naam, als afge beten met een slag. Ik blijf nog ver van de hooge ideeën", ik spreek maar over het weergevea van geziene werkelijkheid, omdat we hier om te beginnen het meeste houvast hebben, en omdat dit zij 't ten onrechte nog dikwijls het gemakkelijkst gevonden wordt. De tovelle Twee Levens Eén begint zoo: »Er ging een vroolijk troepje door de stille straten. Het was u a middernacht. Aan een aachtgewelf".... Dat staat er zoo maar ineens: aan een nacht gewelf. ... een zeker hier of daar ia d,e stille straat aanwezig, door het vroolijk troepje opge. merkt iets dat «nachtgewelf" heet. Kom'?we weten beter we weten dat mevrouw Giese niet 'n nachtgewelf" maar den hemei" bedoelt. Waarom zet zij het dan niet! Oin ons in de war te brengen? Of omdat het mof iet" is, ,dichterlijker"? Dat laatste zal 'c wel zijn. Aan een nachtgewelf, diep, zuidelijk blauw." Men lette vooral op het woordje zuidelijk. Als zoo'n gewelf diep noordelijk blauw was, zou 't lang zoo mooi niet zijn. Aan een nachtgewelf diep zuide'ijk blauw, stond hoog een groote maan, s*il kijkend over de verlaten stad...." E(n maan staat dus aan een gewelf te kijken, de pozitie moet niet heel gemakkelijk zijr, en geen wonder dat zij er wat stil" van wordt. Maar toch laat ze het niet bij stil kijken aan dat gewelf. Oordeel maar. uitstroomend haar vloeibaar goud over de mistig glanzende daken.'' Nog eens: hoe moet het er in de voorstel ling van mevrouw Girse wel uitgezien hebben, toen ze dit neerschreef? Er is nog iets karakteristieks in dit begin, nl. de plotselinge overgang. Na de twee eerste kalm constat.eerende zin netjes in eens een luchtsprong, een echte salto mortale. Dien vinden we herhaaldelijk. Zoo htt begin van Zielebandtn. «De natuuifi osoof Alfred Kauz had de dichte res Tl c se Heldt tot vrouw genomen." Nuchterder kan het al niet. //Tot vrouw genomen" En dat nog wel een dichteres ! . .. Wacht maar even de schrijfster is nog n!et op haar dreef. Nu neemt ze haar vlucht: «.Hun eerste zien (ontmoeten? v. N.) was ge weest als een blijde herkenning, een intiem?, verrassende vreugde, ware betoovering der harten, een plotselinge ontwakende pissie, die met het blind geweld eener natuurkracht hen in elk anders armen dreef." Dat wordt iets heel anders? Dan viel ervoor den natuuifi'osoof niet veel te nemen, hij had even ala de dichteres maar te gehoorzamen aan het blinde geweld eener natuurkracht enz.. .. Maar waarom geeft de schrijfster in haar eerste zinnetje dan ons zoo'n averechtsche lezing van dat feit? Och, ik geloof dat zoo'n zinnetje een penongelukje is van de auteur. Het is voor baar een zuiver accidentaal gewoonheidje. Want in haar is voortdurend het streven naar het onge wone, naar het verhevene. Ik heb er roven op gewezen dat het met de realiteitsweergtving niet pluis is, mair die realiteit zal haar niets kunnen schelen. Haar //wezen" zwetft er boven. Zij ziet het leven alleen van den hoogen kant. Haar htlden eii heldinnen zijn haast allen buitengewone menschen met artiesten-naturen, voor wie dus ook de maat van het gewoon-menschelijke niet geldt. Hun gedach ten en gevoelens zijn gewoon-menschelijke ver heven tot de zevende macht. En natuurlijk hebben we aan zulke ideale scheppingen geen houvast. Wat de auteur va-i hen vertelt moeten we maar op goed geloof aannemen. Zoo hooren we dat de dichteres Ti rcse onder den invloed van den natuui filosoof, die zich telkens weer verdiepte in de txicte weten schap" bair dichtvermogen verloar. Haar geest kon niet meer spreken in sym bolen ; zij had gei/ronken aan de bron der wer kelijkheid. //Getreden in de rij der sterfelijken.. . ." Vroeger heeft ze blijkbaar tot de ,oujterfelijken" behoort. Moest zij hun wet en noodlot deelen; met innerlijk verbalen richtte zich haar blik naar binnen; zij voelde dut zij moeder worden zou. Van nu aan leefde zij in voortdurend krankzijn. Was dit aan Inar ten antwoord der natuur?" Mevrouw, Gisse, vraagt het. £jj mocht ons niet met <en vraag afschepen. Xu blijven we even wijs, en heel veel begrepen wij er toch al niet van. In elk geval: a que'fjue cbose malheur ist bon, want : ,,Haar man droey haar nog meer op de handen" iets wat in de gegeven omstandigheden, de wenschelijkheid van een dergelijke manipu latie in 't midden latend, stellig een kn'iotitig blijk van liefde mag heeten. t)at de heldinnen van mevr. Gif se als schep selen van csn hoogere soort elkaar na verwant zijn, blijkt alt het feit dat Ada, de vrouw van den schilder R chard Forster, deze zelfde annonciatie op dezelfde wijze beleeft: Zij werd afgetrokken van pijnlijk uiterlijk beschouwen. Haaf blik richtte zich naar Linnen, in angs'ig zalige spanning op het raadsel dal zich ging ontcouwen: zij voelde dat zij moeder werd." Ik meen in bovenstaande regelen het proza van mevr. Giese eenigszins gekarakterizeerd te hebben. De schrijfstir lijdt aan mooi-doenerij. Haar p:.-sonen zijn opgeblazen, quasi-horgstrevende half-goden, die maar aldoor zwelgen in allerlei verheven" gevoelens Haar stijl is vol van versleten oratorie en rhetoriscben bombast. 't Zou me niet verwonderen dat juist deze eigenschap de gcêgemeente in den waan kan brengen dat het hél wat is, en daar ik haar op den titel vermeld zie als de schrijfster van Sfiüx," De Kring der Van Duyvesteins," enz., werken mij onbekend, die derhalve aan dezen bundel zijn voorafgegaan en waar de auteur zich een zekere reputatie mee schijnt verworven te hebben, lijkt het mij wel tijd even te waar schuwen. Onmachtig om het meest eenvoudige realiteits motiefje krachtig en raak te behandelen, meent zij zicti te kunnen redden met livper-romautische zinwendingen en opgeschroefde bolligheden. Alle sympathieke personen willen van de aarde weg, hooger hooger... leven in extazes... loopen als op stelten.... Hun zielen hebben vleugelen, onaardsche verlangens... dorsten naar de vreugden des hemels.... Als zij de oogen ophief naar de wolken, dan voelde zij een trekken wonderbaar, een heimwee onuitsprekelijk naar die gewesten, van zounegloed doortinteld. Het was haar land, het Kantan van haar verlangen, bet bloemenland van baar geluk. Hoog boven die vlot tende wolkgezichten, boven de onmetelijkheid van dat banm nd (?) blauw gewelf, in de ruimte grondeloos, op Serafwiekep," enz. enz. William Black heeft in een zijner romans (In silk attire) zoo heel snedig gezegd: The almost inevitable climsx of a commonplace poem is heaven, simp'y because heaven is the only idealism of commonplace minds" Volgens hem zou dus dat schijnbaar ideale, verhevene, ten hemel smachtende terug wijzen op het zeer alledaagsche. Waarschijnlijk is het leerzaam eens een van de novellen uit mevrouw Giese's bundel van het verblindend omhulsel te ontdoen, om tot de kern ervan te naderen. Ik kies daardoor In Perikelen, omdat we daarin Log het dichtst bij de aarde blijven. Het is de geschiedenis van Petje, de oudste dochter van het hoofd" eener bizondere school » met den bijbel." Die school gaat zoo achteruit dat Je oude man tot Betje zegt met bewogen stem": je bent nu bekwaam genoeg om je eigen bestaan te maken." De schrijfster cursiveert de laatste woorden, waarschijnlijk om met het bargoensch Neder landsen dat de onderwijzer spreekt, iets te ver klaren van den teruggang zijner school. In elk geval: Bclje moet haar (i^en kost gaan ver dienen. Na zijn oude oogen uitgewischt te hebben, wijst hij haar een advertentie. B«tje krijgt de daarin vermelde betrekking, wordt gouvernante, interne" Vijverberg 10 te 's Gravenhfge. Eerst heeft vader nog zijn oude hand op Bet jt's jonge lokken hoofd gelegd, heeft Betje zelf nog brandende tranen vergoten tegen moede, s trouwe borst, waaraan zij zoo dikwijls gevlucht was." Waarvoor dat vluchten noodig was, wordt nitt gezegd. Betje is geen gewoon meisje. Als ze in haar nieuw tehuis voor 't eerst in haar kleine kamer komt., loopt ze naar 't venster en begint bijna een bladzij hardop te praten. Allemaal mooie zinre'jes als : Kijk dat witte wolkje, net een schelp!.... het zeilt daarheen als ware het een scheepje .... Hoe blauw is de hemel, hoe intens, hce diep!" enz. We zijn met dat al alweer naar den hemel verzeild. Het mooie poëtische Betje leert in haar be trekking een Engelschen neef kennen van haren heer en meester, een echte Lord. Kort, en goed zij wordt op hem verliefd, hij op haar. En ze zeggen het elkaar. Hij schrijft naar Engeland. De fanrlie ver zet zich, als tweede zoan heeft hij geen rech ten, een oud-tante zul hem onterven, een huwe lijk zal hen beiden doodaim maken. Beijo, door de schrijfster allengs tot Elisabeth verplechtigd, spreekt van wachten. Maar de Engelschman is daarvoor te hartstochtelijk. Waarvoor wachten! Zij hielden immers van elkaar. Wij zouden in een schilderachtig oord een oud kasteel bewonen .... Door het leven zou ik u dragen; hoog zou ik u houden op mijn aan biddende handen! En als ik dan eindelijk vrij was om te nandelen . ..." Nu ji, dan zou hij ze trouwen. Zij weigert. Den nacht die volg', doet zij niets dan denken. Hij heeft mij niet lief niet lief! dit schreide telkens door de wanhoop van haar denken.... Hij was afgedaald van het hooge voetstuk der vergoding en had aan l;air voeten gelegen a's zondig mensch .... Want al had hij het woord niet uitgesproken, het had daar toch \oir haar oogen gestaan in brandende letteis : Miiitres! en dit woord, dat, als ze het vroeger ook maar ergens geschreven vond, haar reeds de ziel vervulde met kille afschuw, ontdekkend aan haar rein oog een wereld van zonde hij had bet haar aangeboden als etn prinselijk ge schenk." Duidelijk is dit aanbieden van een woord" niet, maar we begrijpen de bedoeling. En we weten metein wie de als sympathiek, als fijn en teergevoelend bedoelde Elisabeth" is, nl. een zeer, zeer alledaagseh kindje, met dito zieltje. Niet omdat zij terugschrikt voor zijn voor stel. Daarvoor kunnen zeer geldige argumenten bestaan. Dat kan zuiver plichtsgevoel zijn, het b(s-f haar ouders ongelukkig te maker, het ge voel dan toch niet gelukkig te kunnen worden ten koste van het geluk van anderen enz. enz. Maar.... wél is zij klein omdat zij denman die haar lief heeft en dien zij zegt lief te heb ben lager acht om zijn voorstel. We moeten aannemen dat de door hem geopperde bezwaren onoverkomelijk zijn. Welnu dan is het dan niet kleinzieli?, maatschappelijk-overleggend en bekrompen van haar, dat zij nu op eens in zijn verlangen om haar geheel te bezitten iets laags gaat zien? dat ze dit alleen zou billijken als hij in staat was eerst een briefje op 't Stadhuis te krijtreu ? Wat is me dat voor een onschuld, vcor een kuischheid ! . .. . Eu zou'n ptuzel pozeert met volledige autorizatie van de schrijfster als een model van deugdzaaml eid, omdat ze met haar archi-burgerlijk, verdord z eitje niet voelen kan de liefde die niet berekent en niet overlegt in practische wereldwijsheid. Had de schrijfster haar een zwaren strijd doen voeren tusschen haar liefde, d. w. z. tusschen den lust om zich te geven aan dien man, en haar kinderlijke gevoelens tegenover haar ouders, had hij haar in dien strijd ten slotte zichzelf doen verloochenen dan zou Betje inderdaad daarin iets van hooger opvat'ing hebben doen blijken. Maar na levert zij ten volle het bewijs dat haar kwazi-verheven gepraat en gemijmer, haar hemelzuchtigheid inderdaad het idealisme is van een commonplace mind. En Betje's geest is die der heele novelle. Ik geloof dat er geen geschikter tijd is om iets van mevrouw Hoven te waardeeren, dan als men juist een boek als van meviouw Giese gelezen h< cfr. Mevr. Hoven heeft al dadelijk dit, wat wel dadig rustig aandoet, dat ze nooit meer wil toonen, dan ze ie. Ze vermoeit ons nooit met mooi-doenerij, en, wat den geest van haar boeken betreft zij bekijkt het leven meestal zoo geheel van den gewoon praktischen kant, dat we er van dat standpunt vrede mee motten hebben. Haar Beatrice is een tijdje verliefd op een getrouwd man, die het haar moeilijk genoeg maakt. Zij houdt er geen opgeschroefde over peinzingen op na, maar vlucht de verleiding een oud, probaat middel. En als de veiliefdheid wat geluwd is, trouwt ze met een ander. Inderdaad, als men de werkelijkheid zdo ziet als mevrouw Hoven, en ik geloof niet dat het standpunt van mevrouw Giese feitelijk zooveel verhevener is, dan zegt men haar graas EB, bij het dichtslaan van baar boek: beter zóó. 17 Sept. 1900. W. G. VAN NOUHTJYS. NIEUWE UITGAVEN. FLAMMAKION. "De Wereld vóór de Schepping van den Mensch, bewerkt voor Nederland door dr. B. C GOUDSMIT, met meer dan 300 gravures, 2e geheel herziene en vermeerderde druk, compl. in 15 afi. a 30 cent. Zutphen, W. J. Thieme & Gie. Liederboek van Groot-Nederland, verzameld door F. R. COERS F.RZN. Derde druk. Uitgave van C. A. J. van Dishoeck, Amsterdam. Romans in proza, door dr. JAN TEN BRINK, 5e afl. Leiden, Boekh. en drukkery voorhE. J. Brill. Letterhindig Maandschrift. 2e jaarg. 5? afl. Sept. 1900. 's Gravenhage, M. van der Beek. Catalogus van Schalekamp's Photografie en Kunsthandel. (Uitgaveri). Buiksloot, J. M. Schalekamp. De Arbeid. Een maandschrift voor literatuur en kunst. 2e jaarg. 1899,1900. Afl. 12. Amster dam, C. A. J. van Dishoeck. School Idyllen, door TOP NAEFF, met 8 platen naar teekeningen van C. KOPPENOL. Amster dam, H. J. W. Becht. Europn. letterkundig maandschrift. 63e jaarg.. afl. 10. 1900. Dordrecht, Blussé& Co. VERNER VON HEID« STAND Endymion, naar het Zweeds, door PH. WIJSMAN. Amsterdam, C. A J. van Dishoeck. De vrouw in de sociale beweging onzer dagen. Naar het Duitsch van LAURA MARHOLM, door ED. VAN DEN GHEYN. Utrecht. H. Honig. Jaarverslag van de vereeniging «Centraal Bureau voor sociale adviezen" over het eerste vereenigingcjaar, loopende van 11 September 1899 tot 30 Juni 1900. Bas Veth, door OTTO KNAAP. (Indisch-man). Weltevreden, Boekh. Visser & Co. en Amster dam, P. Roem Jzn. »Lux'!. Geïllustreerd tijdschrift voor fotografie. Afl. 18. Boek-, Kunst- en Handelsdrukkerij voorh. Gebroeders Binger, Amsterdam. Geïllustreerd "Weekbladvoor Jfotogrofie.'&o. 39. Apeldoorn, Laurens Harsma. Cofmos. No. 9 Revue Illustrée, Mensuelle, Polyglotte, Littéraire et Sciences. Amsterdam, C, A. J. van Dishneck. De Correfpondent, maandblad voor de handels correspondentie in drie talen. Onder redactie van A. C. F. KRULL, correspondent met ervaring in verschillende branches, docent in talen en correspondent aan de cursussen van »Mercurius". Met medewerking der heeren A. A. HESKES, J. J. JANSSEN SCHOLLMANN, L LANDSMAN L Jz. Rotterdam, Kiosken-Ouderneming. Ingrid. Een roman uit het Zweedsch, van SELMA LAGEELOF, vertaling van MARGARETHA. MEIJBOOM. Uitgave van H. J. W. Becht, te Amsterdam, Inhoud van Tijdschriften. Eigen Haard, No. 40: Tineke, door de Meerulaer, I.* Het laatste bedrijf ? door Chr. N., met afbeeldingen naar phot uit de Zuid-Afrikaansche Republiek, I. «Twintipje", door Daisy E. A. Junius (slot). Het Her stellingsoord voor onderwijzers en onderwij zeressen, door Tbeièse van Arendaberg, met afbeeldingen. Ons ouwe dorpsveldwachter, door Jan van Katlijk. Bezoek door eenige Amsterdamsche werklieden aan Parijj en de Tentoonstelling, door A. L. H. R., met af beeldingen, I, Verscheidenheid. Feuilleton. 40 cents per regel. fl 2.4O en hooger 4 Me'erl Franco en vr|j van invoerrechten toegezonden ! Stalen ommegaand ; evenzoo van zwar'e. witte en gekleurde ,,IIenneberg-Zyde" van 45 et. tot il 11 l O per Meter. G. Henneberg. Zijde-Fabr. (k. & k. Hofl.\ .Zürich. Hoofd-Depót VAN Dr. JAEGEfi'S QKMG, Boraaal-WolaFtitÉii, K. F. DEÜSCHLE-BENGKB, Amsterdam, Kalverstr. 157. Eenig specialiteit in deze artikelen in geheel Nederl. Piano-, Oriel- en MralliaiÊl MEVHOOS «fc KAL,SIIOVJE]¥, Arnhem, Koningsplein. VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Huur. Repareeren Stemmen Ruilen. Q De behandeling van Jicht, Rheumatiek, Pisznre Dia(lio^e, IVier- en Blaasiyden, Suikerziekte is de speci aliteit van het Bad Assmanns hausen a/Rhijn. Prospectus over de drinkkuren in huis en het gebruik er van in Bad Assmannshausen verzendt de ? BRONNEN-DIRECTIE. ECHT VICTORIAWATER.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl