De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 14 oktober pagina 1

14 oktober 1900 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 1216 DE AMSTERDAMMER A°. 1900. WEEKBLAD VOOE NEDEBLAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAURIK Jr. Uitgevers: VAN HOLKSMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/2 Dit blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capuuines tegenover het Grand Café, te Parijs. Zondag 14 October. Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer ? 0.20 Reclames per regel » 0.40 Annonces uit Duitarhland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. I N H O O D. VAN VEERE EN VAN SIABI3: Wamdigheid. TEen vergissing? Iets ' over bet OLager Onderwijs j in Mannheim en Müttdhen, L, doorJL Horn. SOCIALE AANGELEGENHEDEN: Een jaar arbeid, ?'door H. KUNST EN LETTEREN: Over oethe's r^Faust", door Joh. B. Broedelet. Muziek in de Hoofdstad, door Ant. Auerfcatïip. Les musiques :bizarres, par Judith Gawtier, beoordeeld door .B. W. P. Jr. TJrba antiqaaa-uit, (De oude stad stort :.in.), door J. E. vauderPek. Alwine WuthenowBaltbasar, door L. Boek- «n Tydsohrift, door G. -van Hulzen. FEUILLETON: Salomy Jane's ?fctis, IV, (Slot), door Bret Harte. RECLAMES. "V0OK DAMES: Bescherming der jeugd, door Bertha van 't Sticht. Jenge-meisjeslectuur, door .F. -J. van Uildriks. Allerlei, door Caprice. FINANCIEELE EN OECOSOMISCBE EKONIEK, door D. Stigter. SCHAAKSPEL. SCHETSJES.': Ontnuchterd, door F. J. .ALLEBLEI. INGE ZONDEN. PEN- EN P0TLOODKBASSEN. ADTERTENTIEN. IIMIlllllllllHllllllHIIIIMIIIIHMMIIIIIIIIIIIimi-UIMIMIIIMmilllMIIIIIIIIII Waardigheid. Lieve hemel, wat was de h-eer Kerdijk dapper! Men zou zoo zeggen, «prak de heer Kuyper, en anderen dachten het, dat hij tot de --oppositie is overgegaan. De heer Kerdijk in de oppositie tegen dit ministerie, en hij niet alleen, maar ook zijn «vrienden en geestverwanten".; hij be paalde zich alleen tot het uitspreken van een getuigenis aangaande hetgeen in de Jaatste maanden in dien kring was omgegaan. Wij laten hier zijn speech mlgen, naar 'het verslag der N. Rotö. Ct. De heer .Kerdijk zegt, dat de M«narie van ;Antwoord ijem in zoover heeft bevredigd, dat .zij hit r en daar uitroepingsteekens bevat, als tgestrooid uit een peperbus over dit stuk. Het .is alsof de , RegeeriDg hare veibazj«g lieeft millen te kennen geven over lie'geen in het Verslcg is gezegd over de houding dtr I&egeenig in deze. Daaromtrent verschilt Lij met de Regeering in opvatting ,en daarvan wenscht hij reden te geven, al ware bet slechts om den schijn te vecmijder, alsof hij schud wilde gaan aebter de anonimiteit «au het verslag. De Regeei i«g ween preekt het betoog,, dat zij <ie Eertte Kamer heeft willen wionea door cor.eessie. Toch is 'c onbetwistbaar ea het blijkt, dat sommigen reeds bevredigd zijn. Spr. kan echter niet m«egaan in zoover de Regeermg z. i. te ver is gegaan. Eene carecatuur as door de Rfjgeering in de stukken gt maakt van .de eist hen van het parlementair gemeen overieg. Dit ov«rleg is tijdens de behandeling van eet ontwerp ju het algemeen eisch tan het parle mentair stelsel. De omstandigheden kunnen Uiopen tet 'tdcen «aa coucessiën .aan de wet gevende vergadering, Tijdecs de behandel ui ;van de wet kan de iRegeering ver gaan met ,ziilke coicessie. Maar zij mag een ontwerp jiiet ontwrichten door ,het probeeren met eeu gewijzigd stelsel als ««n hoofdbeginsel is ge vallen. Zoo doet een .kleermaker met een afgckeurdeu rok, waaraan hij een nieuw pand zet. Maar zoo handelt Biet een Regecring die zich van hare waardigheid ,i»ewust is. .Daarbij: de Minister Fierson hsd ,in de Eerste Kamer met .verbazing gevraagd, 'hoe men kon .deuken dat «en verweving van de ,wet geen politieke beteekenis zou hebben. Koshtans heefe men die politieke beteekenis daarna geheel ter zijde gezet, .fin ook dut standpunt .g-eheel losgeiaten. De preaaer was jnderdaad ajan de politieke betetkeois van eea afkeurend votum blijkbaar .aanvankelijk doordrongen, doet ,is in den JHaad wan Ministers tot andere gedachten gekomen. Pat nu strookt niet met den ,ernst van den Staatsman. JSpr. kan ,ian ook niet aannenaea, dat velen sullen willen erkennen dat de Kqgeeriig hier gehandeld heoft overeiakomstig te'geen men van .een Regeeriug mag verlangen. Al zal men 't, om verschillet de redeuer, niet openlijk erkenner, toch wordt er zoo over gedacht. En wat spr. in die houding van de ftegeering vooral zeer betreurt, is de cons( quenüe daar van voor verdere hervormingen. Spr. moet hier even aanraken de attributen" der Eerste Kamer. Hij zal daar niet te diep in treden. Maar een feit is he^ dat de gedragslijn der Regeering het machtsbesef der Eerste Kamer heeft ver sterkt en dat de echte hervoriningsgezinden daarvan de wrange vruchten zullen plukken. Wat had de R< geering dan wél kunnen doen? Zij bad een keus: Zij had hare taak eenvoudig kunnen vooitzetten, zonder de Kroon er in te mengen, of zij had kunnen trachten overeen komstig den geest onzer staatsinstellingen, de portefeuilles ter beschikking van de Kroon te stellen en zich dan naar haar welgevallen lebben kunnen schikken. Ware dan de Regeering aangebleven, dan had de gewone wetgevende arbeid kunnen worden voortgezet in afwachting van de a'gemeene verkiezingen. Dan hadden de kiezers kunnen uitspraak doen en zouden de hervormingsgezinden een krachtigen steun hebben gehad in de houdiig der Regeering, Ware dan de zaak andermaal voor de Eerbte Kamer ge bracht, dan zou spr. wel eens hebben willen zien of die Eerste Kamer opnieuw de wet had durven verwerper, na de uitspraak dfr kiezers. Hal zij dit gedaan, het zou hebben girlijkgestaan met .poli't i e k e n zelfmoord.., ?Hij meent, dat een feit krachtiger zou hebben gesproken dan eea theoretische beschouwing over 't gemeen overleg. Een krachtige houding zou de positie van een doortastende Regee/iug hebben versterkt. Hij bfgrijpt, dat er zijn die beducht zijn voer den wassenden stroom der democratie en dat de zoodanigen den dijk willen verbreeden of verhoogen en dat dezulken het gebeurde niet als een schaduwkant beschouwen. Maar er zijn toch anderen, die niet zoo denken, en die nochtans onder die dijk verbreed ing of verhooging den schouder hebben gezet. En als nu straks in den strijd over de invaliditeits- en ouderdomsverzttkerinp, over den arbeidsduur voor volwaas-en arbeiders, over hervorming van het -kiesrecht: de Eerste Kamer zich opnieuw mocht verzetten, dan zullen die 'hervormings gezinden daarvan de schuld dragen. De iRegeeriug meende echter, dat het zwaarst hier moest wegen de oplossing van het vraag stuk .der 'Ongevallenverzekering. En nu behoort spr. toch ongetwijfeld tot de warmste voot-stai. ders van die verzekering. Reeds jaren geleden heeft hij de .urgentie daarvan aangedrongen. 'En desniettemin had hij de voorkeur gegeven willen zien aan een gedragslijn, waardtor een op zieh zelf betreurenswaardig uii« el van de regeling der zaak 'van twee kwaden het geringste was. Het .nadeel aan uitstel verbonden, zou opgewegt-n aijn door 't belang der hervormingszaak in 't algemeen en vau sociale .politiek. Het nu .gebeurde zal zich op die latere hervor mingspolitiek wreken. Over de wet ,ze!ve -kan beter bij de artikelen gesproken worden, Hij erkeut den heiligen ernst en de liefde van de IJ,"geering voor heit heil van den werkman. Daarover en over het inzicht der Regeering omtrent het _vraagstuk, behoeft dus niet getwist te worden. Hij wilde zich alleen bepalen tot een getuigenis van hetgeen ;in de laatste maanden is omgegaan in den kring zijner vrienden en geestverwanten. De Regeering heeft dus het gezag, de macht, deun invloed der Eerste Kamer versterkt; dies is ais gevolg van de handeling der iiegeering te verwachten, dat de »eehte hervormingggezinden" daar van de wrange vruchten zullen plukken. Het zij ons veroorloofd hierbij op te merken, dat de heer Kerdijk c. s. zelf schuld dragen aan dien toestand. Reeds vóór jaren en herhaaldelijk hebben -wij er op aangedrongen, dat het een der -eerste eischen van de Democraten zou zijn, afschaffing of grondige hervorming van de Eerste Kamer, als de meest plulocratische en dus antidemocratische instel ling in ons op wetgevend gebied zoo traag, zoo treurig langzaam zich bewegend land. Uic een democratisch oogpunt beschouwd is de Eerste Kamer een onrecht en eea gevaar. Dit stond voor ieder, die demo cratisch dacht, ook voor Kerdijk en de zijnen, vast. En wat deden zij? Steunden zij ons in ons pogen om der natie in het alge meen,en der Volksvertegenwoordiging in het ?bizonder, aan het verstand te brengen, dat ?hier zonder uitstel verandering, doortastende hervorming noodig was, aangezien diezelfde Eerste .Kamer een der hoofd-organen was, ?welke ons de zoo lang verbeide sociale her vormingen moesten brengen? Ganschelijk niet. De heeren zwegen voortdurend, 't Had ?er vv-eel van alsof zij vreesden zich onfat soenlijk te zullen aanstellen, wanneer zij met .ons een campagne tegen dat deel van het wetgevend lichaam zouden openen , en hoekan het dan anders, die onaan ge vochten erete Kamer acht zich nu, ia 1900 nog, zoo veilig als ooit! Maar daar leert de ervai-ing met de Ongevallenwet den ^echten hervormingsgezinde!! I", zooals zij zich zelf noemen, hoe zij hun plicht hebben vergeten, en zij overstelpen Fierson en Lely met luidklinkende smaadr. denen Toch niet tot bedekking van hun eigen verzuim? Immers, .eigenlijk had de rede van den heer Kerdijk,in dezea toon behooren te zijn gesteld : Excellentie, wij betreuren het zeer, dat een conflict met de Eerste Kamer U heeft moeten leiden tot de indiening van een gewijzigd wetsontwerp. Maar wel verre van thans, naar aanleiding hiervan U, te grieven met «enig woord over de waar digheid, die U daarmede hebt ingeboet, erkennen wij gaarne openlijk, dat de oor zaak van dat droesrig iei,t in ons eigen verleden ligt, hetwelk zonder waardigheid, zonder geestdrift en veerkracht, het moge lijk beeft gemaakt, dat toestanden zijn bestendigd, die onzen naam als democraat in opspraak moeten brengen. O, wij schamen ons zoo! Maar wie is sterker dan de man, die schuld belijdt? En van nu af zult gij ook ons als den zoodanige mogen beschou wen wij, die hopen, dat de arbeiders ons evenmin over ons verzuim zullen hard vallen, als wij U de gevolgen daarvan hebben toegerekend. Maar wat de heer Kerdijk thans te berde bracht, ging geheel buiten deze schuldbe lijdenis om. Integendeel, hij oreerde in een toon van heldhaftigheid, als had hij niet jaren lang te beschroomd zich betoond, om dat lichaam te verzwakken, hetwelk vóór de aanbieding der Ongevallenwet, door hem en de zijnen van zijn overmoed had be hooren te zijn genezen. Immers de kracht, waarin de Eerste Kamer zich verheugi; de macht, die zij gevoelde, zoodat zij de Ongevallenwet dorst te verwerpen, was haar deel, omdat zij in haar onveranderd bestaan, bevestigd was door zijn zwijgen en gedoogen. Onder deze omstandigheden klonk de verklaring van den heer Kerdijk, namens zijn vrienden en geestverwanten, dat hij een terugnemen van de Ongevallenwet wel zou hebben aangedurfd, eenvoudig als een lofzang tot eigen eer, terwijl de oneer haar schaduw wierp op het gelaat van hem en zijn vrienden. Da heer Kerdijk c. s. wien sleed j de moed in de schoenen zonk, als het tijd was tot handelen , zouden nu, in het felle vuur van hunnen waardigheidsijver, en bij de behoefte aan een klinkende leus voor stembus-agitatie, de arbeiders er wel aan wagen nog een jaar of wat het buiten een Ongevallenwet te moeten stellen; alsof - de Regeering nu de toestand eenmaal is, zooals die ten gevolge van Kerdijk en der zijnen onver antwoordelijke flauwhartigheid en zorge loosheid is geworden, niet den lande en in 't bijzonder den arbeiders een dienst bewees, door dezen de dadelijke zeker heid van althans eenigen waarborg tegen plotselinge armoe, d<K>r ongevallen veroor zaakt, te verschaffen. Ach waarom moest nu ook dit staaltje van democratisclie zorg voor de arbeiders geboekt in de Handelingen der Staten?Generaal ? Laat ons hopen, dat het nageslacht, de rede van den heer Kerdijk zonder toelich ting lezende, den diepsten zin er van niet zal begrijpen. Een vergissing? Het is niet voor de eerste maal, dat de Standaard-redacteur ' zijn Program op-zij schoof, toen hij, gelijk wij in ons N r. van voor?verleden week mochten constateeren, ten opzichte van de vaccinatie, zich ten slotte onderwierp aan de uitspraak der medische ?wetenschap; iets dergelijks werd in het breede door ons besproken naar aanlei ding zijner houding bij de voorbereiding voor de verkiezingen van 1897. Destijds was het een niet minder belangrijke blad zijde uit het anti-revolutior.air program. die, bij het opmaken van het stembusplan met het oog op de samenwerking met de katholieken, voorloopig als niet geschreven werd beschouwd. »Thans vloekt'' zoo luidt het in Ons Program »heel het platteland een in stelling, die een deel onzer landsbevolking letterlijk dernoraliseeit, om ze straks zelf naar ziel en lichaam bedorven, het gif, dat ze inzogen, in het stille dorpsleven te doen overbrengen. Vloekt de lagere klasse der bevolking een leger inrichting, die, noodzakelijk tot plaatsvervanginor nopend, haar zonen bij voorkeur ten i fier kiest. En heeft niet minder elk man van nobelen zin een woord van af keuring op de lippen voor een organisatie van onze levende strijdkrachten, die met menschen manoeu vreert, zonder »den mensch'' in hem te eeren. Dit mag in geen geval langer. En het is uit dien hoofde, dat ook wij, op het voorbeeld van Groen van Frinsterer, en krachtens het anti-revolutionair beginsel, dat allen menschenhandel, ook in zijn zwakste vormen, veifoeit, ons aansluiten bij den eisch, dat aan alle dienstvervanging een einde kome, en hiermee de kan ker worde uitgesneden, die dusver ons leger bedierf." Ea ofschoon de man, die dit in 1879 schreef, dus reeds twintig jaar lang, zich het hart had voelen ineenkrimpen, bij die voortgaande «vergiftiging" van het plattelandsvolk, dat »naar ziel en lichaam be dorven", letterlijk «gedemoraliseerd werd;" ofschoon hij steeds een »woord van toorn en afkeuring" op de lippen had, ja zelfs een kanlier wist aan te wijzen, die uit gesneden moest worden, wilde hij in 18.97 dien kanker maar stilletjes laten voortwoekeren, wijl wel de liberalen, maar niet de katholieken dit Godgeklaagd euvel wenechten uit te roeien! Destijds echter heeft de heer Kuyper al thans nog een poging gewaagd zich te verdedigen, en te betoogen, dat hij des alniettemin onkreukbaar trouw zich be toonde aan zijn program ! Nu bleef zelfs zulk een poging uit, en zoo schijnt het geoorloofd aan te nemen, dat ten opzichte van vaccinatie-dwang er inder daad in zijn denken een evolutie heeft plaats gegrepen, zoodat niet meer de oot moed van de overheid voor den Almachtigen God, de conscientie, en het prin cipieel gebod : blijf van ons lijf af, enz., enz., hem, gelijk weleer, zullen doen schrij ven : »van gedwongen koepok-inenting mag wis uit dien hoofde, dan ook nimmer sprake wezen". En toch, soms komt de gedachte bij ons op : zou dr. Kuyper zich in rijn briefje van 24 Sfpt. ouk verschreven hebben, en ontbreekt het hem aan den moed, aan den lust, aan den tijd misschien, te erkennen, dat hij »in de gauwigheid" zich er deerlijk heeft, ingewerkt? Ook menschen van zijn voortreffelijken aanleg hebben hun zwakke zijde. Te eer rees dezen twijfel bij ons, nu wij in de laatste dagen verscheidene beschouwin gen moesten lezen, die, zoowel naar den vorm als naar den inhoud, getuigenis schenen af te leggen van onnadenkendheid, gehaastheid en gejaagdheid: het pardoes beetgrijpen van een onderwerp, orn daarover een extempore te geven; inval len in zijn brein, die er zoo maar uitvallen. * * * Zoo Kv. verraste hij zijn lezers den 14 September met de bedreiging: »het moet komen tot een instelling van een Docto raat voor de Pers." Deze fameuse verklaring van een pro fessor aan de Vrije Universiteit, waarbij zoo menig persman zal hebben opgekeken, alsof hij het te Keulen hoorde donderen, werd, gewaarmerkt door drie sterretjes, met zóó weinig toelichting, geheel en al zonder ernstig betoog, gegeven, als kwam zij van het een of ander jongmaatje, gekweld door de gedachte, dat hij toch over dit onder werp ook eens iets zeggen moest.' Daar komt het bericht, dat Kruger de «Gelderland" is aangeboden voor zijn reis naar Europa, en het valt den heer Kuyper in: tot dat besluit is de Regeering ge bracht .... eindelijk bevreesd geworden door een artikeltje van ... Prof. de Lou(er! Heusch, zoo'n mooi ideetje, hij zet het dadelijk in de krant. Maar over die aanbieding van de «Gel derland''' schrijvende, blikt zijn geesteso' g op de Transvaalsche vlag. Ah, zegt hij bij zich zelf: daar heb ik een quaestie! Voor Kruger moet en zal dan ook op het Nederlandsen, oorlogsschip geheschen wor den de vierkleur van den President. Hij gunt zich geen oogenblik den tijd, om na te denken over de portee van zijn schrij ven .... dien eisch alweer, hij stelt hem dadelijk in zijn blad. Natuurlijk wordt hem aan 't verstand gebracht, dat takt, beleid, vaderlandsliefde en wat niet meer, hem behoorden te heb ben weerhouden, rauwelijks zulk een t<óre quaestie op te werpen ; en dadelijk vindt hij tweeërlei: ten eerste, dat Kruger zelf voor zulk een aanbod van uittartend vlag vertoon maar bedanken moet; en dan hij schrijft, het met evenveel genoegen neer, als waarmee hij zijn uittailenden eisch stelde, »dat men iri de^e dagen met het oog op Engeland alleen voorzichtige taal moet spreken \" Dil alles getuigt van et-n losheid, een on nauwkeurigheid en een ongestadigheid iii het deuken, welke hielden zij op den duur aan, tot zonderlinge gevolgen zouden moeten leiden. En toch, de meest opzien barende inval, dien Dr. Kuyper in een zelfverdediging, als argument gebruikt, is hierbij nog uiet genoemd. Het sterkste bewijs, van een schrijven zonder ernstig over wegen, vinden wij in Kuyper's excuus, na het zwijgen der kamer bij het adres debat. Immers, de verklaring, »dat een vluchtige bespreking zoo ter loops en met enkele klinkende phrases, benedenden ernst der zaak en berieden de waardigheid van deze groote nationale nnart zou zijn ge weest" kon voor den leider der oppositie zelf alleen dan een gepaste verontschul diging heeten, wanneer hij te kennen had willen geven: ik gevoel mij tegenwoordig zóó abnormaal, dat ik bij dergelijke ge legenheden voor mijzelf niet meer insta; en dit zal toch wel buiten de bedoe ling hebben gelegen. Een ander voorbeeld van Dr. Kuyper's »lijden aan invallen" treffen wij aan, wij bepalen ons uitsluitend tot de laatste paar weken in een artikel over arbeidsorganisatie, voorkomende in De Standaard van 26 Sept. Daar lezen wij: «Daarentegen was het ons een verras sing, uit een lezing van Yves Guyot (anders onze vriend niet) door hem te Luik gehouden, te zien, dat ons denkbeeld over doeltreffende organisatie van den arbeid ook elders voorstanders vindt, ja, dat het te Parijs, onder de typografen, ten deele reeds verwezenlijkt is. »De typografen te Parijs, zoo verhaalde hij, vormen een bond, die niet dan door zijn bestuur met de drukkers en uitgevers in onderhandeling treedt. »Zelf verhuurt niemand zijn diensten. Er bestaat tusschen patroons en zetters geen enkel individueel contact. »Niet de zetters verdienen elk op zich zelf, maar de Bond als zoodanig neemt het werk aan, verdeelt het werk onder zijn leden, int het loon, en betaalt het aan zijn leden uit. »Een drukker die veertig man noodrg het f t, vraagt 40 man bij den Bond aan, en het Bestuur van den Bond zendt hem het gevraagde personeel, dat onder ver antwoordelijkheid van den Bond te werk komt, en verder niets met den patroon te maken heeft." VVel^ een verrassing voor Dr. Kuyper, nu hij ziet, dat zijn denkbeeld over doel treffende organisatie van den arbeid ook elders voorstanders vindt! Wel, wel, het vormen van een neutrale vakvereeniging, welker bestuur met de patroons kan contracteeren, is dus een denkbeeld van Dr. Kuyper, zoo iets heeft hij nu «steeds" voorgestaan... en men heeft er maar niet aangewild! Edoch, wanneer men nu weet, dat Dr. Kuyper tot het najaar van 1890 zich steeds voorstander van een fede ratieve arbeiders-organisatie heeft betoond; dat hij eerst vóór vijf jaar, na veel tegen stribbelen, eindelijk de neutrale vakvereeniging, die de toepassing van het hem thans zoo zeer verrassende Parijsche stelsel mogelijk maakt, heeft durven goedkeuren, tegelijkertijd zich als de uitvinder daarvan voordoende; en men bedenkt daarbij, dat hij na die bekeering noch voor de neu trale vakvereeniging heeft geijverd; noch, ofschoon de gelegenheid daartoe menig maal werd aangeboden, ja zich opdrong, tegenover de patroonswereld heeft in het licht gesteld, dat de arbeiders door hun bestuur met de patroons behoorden te onderhandelen en te contracteeren, dan klinkt het toch zeker een weinig belachelijk den leider der anti-revolutionairen, na de lezing van Yves Guyot, te hooren uitroepen! precies mijn idee, zoo htb ik het altijd gemeend. Steeds drong ik sterk op organisatie van den arbeid aan." En dit te meer, nu dezelfde man, die in 1890 schreef: »én gilde of corps en onder n statuut wat de vakbelangen en de verhouding tot de patroons aangaat'' nu weder de federatieve organi satie voorstad, dat wil zeggen eene, waarbij het door Guyot aangeprezen stel sel onmogelijk blijft, wijl ook de beharti ging der vakbelangen en van de regeling der verhouding tot de patroons onderge schikt gerek iid wordt aan de verdeeling der ne arbeidersklasse naar politiek of kerkelijk geloof en dat uit vrees voor besmetting met radicalisme en socialisme. Maar al ware nu dit alles niet zoo, welk ernstig man zal zich zoo naïef betoonen dat hij verrast is, als zijn denkbeeld, dat is: het denkbeeld van duizenden vóór hem, ook elders voorstanders vindt, »ja" en dat is dus nog meer dan verrassend, als het denkbeeld ergens in de wereld reeds ten deele verwezenlijkt is, op een wijs waarvan liyzelf nooit had gedroomd, en waaraan hij zeker niet heeft gedacht op den 10 Sept, toen hij ruet geestdrif tige woorden Patrimonium den weg op stuurde van den Ned. Katli. Volksbond; ongetwijfeld nogal de aangewezen bond genoot, om federatief het stelsel van Yves Guyot in toepassing te brengen! De Tijd, verbaasd ontstemd bij het ver nemen van Dr. Kuypers lofrede op het bedoelde stelsel, heeft dan ook reeds haar verbazing aan den dag gelegd nu zulk een denkbeeld, waarbij elke zedelijke band tusschen patroon en werkman vervalt, in bescherming wordt genomen, door iemand, die tegenover de revolutie het Evangelie stelt! Zoo zouden we kunnen doorgaan, met te wijzen op voorbeelden, waaruit blijkt, dat _de redacteur van de Standaard, al schrijvende, maar al te dikwijls zich laat leiden door het een of ander denkbeeld, dat hem daar juist, of even te voren is ingevallen; zich den tijd niet gunnende, zijn ideetje van het oogenblik te toetsen aan of in samenhang te brengen met hetgeen vroeger door hem is geschre ven; óók zonder zulk een denkbeeld, als het denkbeeld van een groot staats man de vuurproef van de meest alledaagsche logica te doen ondergaan. Zeker, van deze »invallen-ziekte" zijn niet -an daag of gisteren voor het eerst de symptomen waarneembaar geworden. Ook vroeger werd men er wel eens door verrast, of bij een sympathiek volgen van den schrijver, van onthutst. Maar toch, een zoo voort durende herhaling van dit verschijnsel, als in den laatsten tijd het geval is, kwam, naar wij meenen te weten, enkele jaren geleden nog niet voor. En, wat de zaak niet beter maakt, het is niet alleen al schrijvende, dat Dr. Kuyper zich zelf maar al te dikwijls niet controleert, ook in het spreken toont hij gelijke zwakheid tegenover de invallende gedachten van zijn vernuftig brein. Zoo lezen wij b. v. in het verslag van de algemeene beschouwingen, gewijd aan de opnieuw ingediende Ongevallenwet, hoe

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl