De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 14 oktober pagina 4

14 oktober 1900 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1216 dwijnen moet, en verder hoe de verminking van Amsterdam slechts een gevolg is van groote fouten die begaan zijn 'u 25 jaren geleden. Ik dacht er aan, hoe de kiem voor dat verval van Amsterdam ais mooie oude stad gelegd werd eeuwen her bij het bouwen van huizen en van een beurs op den Middeldam, hoe di dam oorzaak werd dat het karakter van den Aanstel, als door de stad stroomende rivier, werd verminkt. Hoe het karakter der geheele stad daar order is gaan lijden. Ik dacht er aan, hoe het voor 25 jaren nog mogelijk ware geweest alle fouten te herstellen door het Benrspleintje en de daarop staande huizen te sloop-n, benevens het Commandantshuis en de Oude Beurs. Verder door de ver binding van het water van Rokin en Damrak ook voor het oog weer te herstellen en den Amstel daar ter plaatse te overwelven door eenige ruime breede bruggen, ieder 'u 80 meter breed. Ik dac'it er aan, hoe daarentegen het Centraal-Station geplaatst was, juist daar, waar het 't allerminst had moeten staan. Als men het mooie karakter eener oude s'ad als onze hoofd stad met voorbedachten rade had willen ver woesten, ware het aan te bevelen geweest een dam te werpen en een groot bouwwerk te maken, juist op de meest karakteristieke plek van de waterstad, namelijk daar, waar Amstel en IJ te samenkomen. Dommer, onartist'eker p'aatsing is ten eenenmale ondenkbaar. De gevolgen bleven niet uit. Het groote verkeer werd met opzet door de oude stad ge leid, dis men had moeten ontzien. Toen er een postkantoor en een nieuwe beurs noodig waren moes*en die natuur'ijk staan in de buurt van 't S'ation, d. w. z. <5ók in het centrum van de Oude Si.ad. De misplaatsing van het s'ation heeft zich gewroken. Amsterdam, als ou 1e stad, stort in. Ik dacht er aan, hoe mijn vaderstad haar karakter verliest en hoe zij niet langer ititact kan blijven, maar re.elmatig wordt ontdaan van alles wat haar mooi maakte, hoe zij door de misplaatsing van het station eigenlijfc ver moord is. De! oude verkeerswegen worden nu te smal; daarom moeten grachten dichtgevrorp n, bruggen verlaagd, boomen uitgeroeid worten. De demping van heH Rikin en van de an dere Burgwallen is slecbts een kwestie van tijd. De straten moeten verwijd en er moeten nieuwe straten getraceerd worden in de oude wijken. De gevellijuen worden verminkt en verburger lijk*', zooals al sinds jaren geschiedt. E k jaar, ja tlke drie maanden verliest de oude stad een deel harer mooie, fatsoeiilijke gevels, die door ploertig moderne vervangen worden. De waterspiegcl ngen met de weerkaatsii gen van huizen en hemel zijn reeds veel zeldzamer geworden. Weldra hebben wij geen k'euriffjcten en geen ontours meer, maar is alles breed, vldk, nieuw en p'oertig, versierd met rechtopstaai.de, omhekte boompjes. Het mco:8 Venetiëvan het Noorden is bezig een ploertig Berlijn van het Westtn te worden! Ik dacht aan de verminkingen van mijn vader stad en natuurlijk a m de recente slooping van bet Buitenga^thuis. lu mijn herinnering staat dat gebouw als zoo'n mooi fatsoenlijk bouwwerk, heerlijk schuilend tusscben hoogopaaand hout, z>ch rondom spiegelend in eei smal grachtje. E«n gcbnuw te bewaren, dat niets ploertigs aan z ch hef f. is voor Amsterdam een onmogelijk heid. H*d men het behauden, er ware een wonder geschied! Want het blijkt niet genoeg te zijn, dat er ook in onze nieuwe wijken nog ergens iets fatsoenlijks zou blijven staan. Waarom ook dat oude bouwwerk te willen bewaren P Amsterdam kan nog sneller verploerten dan tot heden geschiedde en het gaat er aardig naar toe. Alsof het niet voldoende ware dat de oude s'ad onherstelbaar verminkt is wordt thans de hand geslagen aan een fatsoenlijk bouwwerk, dat toevallig kwam te staan in de nieuwe wijken. Ook daar mag nii ts goed blijven want het komend geslacht zou eens kunnen gaan bevroeden hoe Amsterdam er uit kon zien als het met meer p teit met open oog voor schoonheid en met minder burgerlijke kleinzieligheid verzorgd ware. Eu de Amsterdammer, die zijn stad lief heeft? De woorden, die Vondel boven zijn Gijsbrecht schreef, willen hem niet uit den zin. Hij denkt er met smart aan, hoe vóór 25 jaren geleden alles ware te herstellen geweest, en hoe alles nu verloren schijnt. De angst slaat hem om het hart, als hij nagaat hoe de woningwet, die een onteigening par zone zal mogelijk maken, door de wijze waarop ze zal toegepast worden, de verploertiug par zóae zal in ds hand wer ken. Eu wrevelig keert hij zic'i af om elders te genieten van steden wier cachet behouden, wier karakter gebleven is. Arm Oud Amsterdam! Voor kleine provincies'adjes als Luzern gaat ge onderdoen. Wiesen bei Davos, 3 October 1900. Hotel Bellev-ue. J. E. VAN DER PEK. Galerjj van Portretten van Nederl. Tooneelkunstenaars in den Stads schouwburg te Amsterdam. Erkenteiyk voor den steun, welken wy in het eerste jaar onzer werkzaamheid mochten ondervinden, waardoor het mogelyk werd, de galerij te openen met de portretten van mevr. M. J. Kleine-Gartman, den heer J. R. Jelgerhuis en mevr. Chr. Stoeiz en de buste van mevr. Sophie de Vries, stellen wy ons nu voor, de beeltenis van den heer A. Peters daaraan toe te voegen. Wij hebben reden te vermoeden, dat nog portretten in olieverf bestaan van kunstenaressen en kunstenaars, die in de galery niet mogen ontbreken, wil z\j, na verloop van jaren aan spraak maken op eene verzameling, den eersten ( schouwburg van het land waardig. Gedachtig aan enkele aanmerkingen, welke wjj veriiamen, is het bekende gezegde: >La critique est aisée, mais l'art est diffioile", ook in deze van toepassing, want met bescheiden middelen veel tot stand te brengen, is een pogen, dat aan den steen der wyzen doet denken. Toch zullen wij rusteloos ijveren, om het doel te bereiken, en bleven ons streven aan bevelen in de sympathie van het publiek. Geldelyke bydragen (/l.?of meer) zullen natuurlyk hoog gewaardeerd worden en dit steeds blijven, omdat z\j de grond zijn, met welks vruchtbaarheid wij zullen moeten woekeren. Behalve materieele zorgen, drukken ons andere van meer idealen aard, en om te trachten ook die het hoofd te bieden, veroorlooven wy ons een beroep te doen op de voorlichting, welke van in kunst belangstellenden verwacht mag worden. Een der groote moeilijkheden welke wy' ont moeten, is, personen te vinden die portretten van grootmeesters der tooneelspeelkunst in hun bezit hebben, of kunnen mededeelen waar die schuilen. Wy denken onder meer aan: T. J. Majofski, Andries Snoek, Joh. Reinier Engel man, G. C. Rombach, T. A. Rosenveldt, Jan Punt, J. H. Albregt, P. A. Morin, Mevr. Naret Koning, mevr. van Ollefen?da Silva, mevr. Engelman?Bia, mevr. Sablairolles en mevr. Stoetz?Majofski, en vleien ons met de hoop, dat eenige vriendelijke aanwyzing ons in staat zal stellen, indien niet alle dan toch enkele te vinden, welke voor het doel wellicht kunnen worden afgestaan, of om nageschilderd te worden, in bruikleen gegeven. Ten slotte, ieder de verzekering gevende, dat elke steun met de meeste dankbaarheid zal worden aanvaard, vervoeken wy mogelijke brieven te richten aan het adres van den laatst ondergeteekende, Raadhuisstraat 20. De Commissie voor de Galery van Portretten in den Stadsschouwburg: S J. Bouberg Wilaon, C. Th. J. Clous en J. L. A. Schut. By de firma E. J. van Wisselingh & Co. zal in haar lokaal Spui 23, van 12 October tot eind October tentoongesteld zijn: eene collectie van 12 origineele etsen door Win. Witsen, 'indrukken uit Dordrecht." Alwinc fntaow-Balasar. De naam van bovengenoemde dichteres, die 16 Sept. j.l. haar 8(hten geboortedag vierde, is misschien aan weinig lezers van dit blad bekend. Toch schreef zij, vooral in het Platduitsch menig liefelijk, kernachtig ged.cht, dat door hen, die het lazen, werd bewonderd en gewaardeerd. De groote bescheid«nheid van de begaafde vrouw, vooral echter de ziekte des geestes, waaraan zij hurhaaldelijk is onderhevig geweest, waardoor zij genoodzaakt was zich jaren lang van de wereld af te zonderen, magen wel de oorzaak zijn van deze weinige bekendheid. Den 16 Sept. 1820 aanschouwde Alwine Wuthenow als dochter van den predikant Balthasar in Neuenkirctien bij Greifswald het levensl.c'it. Reeds vroeg open baarde zich bij het hoogbegaafde meisje het dichterlijk taleut. Ecmige e genaardigheden, die haar kenmerkt.-D, wekten aanvankelijk noch bij haar vader, noch bij haar tweede moeder, noch bij iemand, die haar kende, bezorgdheid, maar weldra was men genoodzaakt de IZjarye naar het gesticht S^cbsenberg bij bchwern te brengen. Ni een tweejarig verblijf aldaar, waar men haar voort durend met naai en kaipwerk had beziggehouien, waar zij ook meni^ schoon gedicht, heeft ge maakt want sLchts bij tussc'.ienpoozen was zij aan vlagen van waanzin ten prooi keerde zij, naar mtn hoopte, volkomen genezen naar het oiderlijk huis terug. IQ 1842 huwde, zij met Ferdinand Wuthenow, burgemeester vanGützkow, die, hoewel hij geheel bekend was met den toe stand zijner bruid, zicïi door niets en niemand van zijn voorgenomen huwelijk liet afüouden. erdinand Wutheuow was een zeer ontwikkeld man, een vrieLd van wetenschap eu kunst, vooral van de poëiie; even als Frits Reuter, dien hij in zijn jongel ugsjaren had leeren kennen, had brj zijn groote liefje voor ziju vaderland met jaren lange vestingstraf mott n boeten. De eerste huwelijksjaren gingen vuor het echtpaar zonnig en gelukkig voorbij; Alwine nam deel aan al de werkzaamhtdm haars ec'jtgenoats en was een teedere moeder voor haar kinderen, zij was vol komen gezond naar l chaam en geest. Het jaar 1848 biaaht echter in d-zen toestand een groote verandering te weeg. Ook Güt^kow deelde in den storm dier tijden; even als elders keerde zich de opgewondenheid der btvolkirg vooral tegen het bestuur der gemeente. Het huis des burge meesters moest voortdurend door soldaten be waakt worden. G^en wonder, dat als g;volg van de unrust en den schrik dijr dagen, de oude kwaal zich weldra vertoonde bij dealtijleenigszins zwak gebleven vrouw; in 1849 moest men haar ten tweeden male naar Sachsenberg brengen. Van di;n tijd af vertoefde de ongelukkige met korte tusschenpoozen bijna eeu kwart eeuw in verschillende gestichten. Ia 1S74 keerde zij na een onafgebroken zevenjarig verblijf in het St. Katharinagesticht in Rostock geheel hersteld naar den djor haar aange beden echtgenoot en haar geliefd- kinderen terug. In die» droeve, sombere jaren was de dichUunst steeds haar troost gebleven. Een groot aantal, ja, de beste harer liederen schreef zij in de lichte oogenblikken in haar kerker. Hoeveel zij echter geleden heeft, dat verraden gedichten als : //Ik mat furt" en het van innige dankbaarheid ov,jr haar herstel ge tuigende Wudder tu Hus". Het Unterhaltungs-blati für beide Mecklenburg und Pommern", in 1855 en eenige volgende jtren door Fritz Reuter uitgegeven, bevat ongeveer een twaalftal gedichten van de hand van Alwine Wuthenow, en daar ds dichter ze de beste gaven van zijn blad noemde, vond Ferdinand Wuthenow daar door aanleiding hem het verzoek zijner onge lukkige vrouw over te brengen, haar gedichten afzonderlijk uit te geven. Fntz Reuter gaf aan dat verlangen gehoor en zoo verschenen dan in 1857 bij Theador Kennike in Greifswald onder den titel van //Eu por blomeu ut Aunmarick Schuiten ehren Goren" de gedichten van zijn landgenoot. In zijn voorwoord prijst R-uter niet warmte het taleut der dichteres en draaft het boekje op aan Klaus Groth, die het van zijn kant hartelijk welkom heette Wanneer men in de kunst van natuur ia'i spreken", zoo Juilde zijn oordeel over Alwine's wtrk, dan moet men deze harmonie tusschen in- eu uitwendig natuur noemen". Alwine's verzen werden met graagte gelezen, weldra was een erdruk noodig. Daar door aangemoedigd deed zij in 1SG1 de Nige Blomen" verschijnen en in 18 >2 een buudel Hoogduitsche gedachten, die op verre na echter niet zoo schoon en oorspronkelijk ziju als da in het Platduitsch geschrecen liederen. De beide laatste deeltj-s beleefden dan ook gaen herdruk; van den eersten bundel daaren tegen verscheen in 1873 een djrde uitgave en toen in 1896 bleek, dat bijna alles was uit verkocht, verzamelde Marx MöIer, een landgenoot en jong vriend van de toen reeds Oude vrouw, het oeste wat Alwine hal gemaikt tot ca geheel, en gaf het bij Julian Abel m Greifswald uit onder dsn ouden titel. Van deze vier Strüziugs of ruikers heeft de eerste hoofdzakelijk betrekking op de vogels, waarmi de het buitenkind van hsar vroegste jeugd af bekend was. Nu eens leert zij ons levenswijsheid uit den vogelmond, dan schildert zij het geluk der liefde van haar lieveliugen, of de trouwe zorg der moeder voor haar kleinen, zonals blijkt uit het volgend gedicht Dubenmutter. Dubemmitter sitt so still, t. p ehr lüttea Nest, Fast, as ob sei seggen \vill, l)it's mien Allerbest. As wenn unncr elive Fliicht Sei Jat Leiwste holt, Wat sei nich vertusclien inü:gt Mit de sauze Welt. Dubemuutter, \vavd du Tied Di denn goi' nich lang? Segg, «at, di dorfiir geschiiht Un wat is diea Dank? Kikst ini an so wunnei'Iich? Aeh, da drukst fjewiss: Du, liitt Dumming, weitst man nich Wat 'ne Muiter ij? TJn wenn du man weiteüwallst, Wat ick gern di lihr: Unse Herrgott liett Geduld Mit di noch vel iniljrl" Allerlei klanken doen zie1! in den tweeden Strüdng hooren, Allerband l'rüadliches". Lie felijk en teeder klinken //Mudders Suinnrad" en het echt kinderlijk gevoelde liedje, dat ik hier afschrijf. Das Kind sien Nachtgebed. Ik bun so milnd un sleprig De Ogen gahri mi tau Kami kiim die Ililu'n n'ieli folgen (falten) Weit nifk, wat 'k beüen dau. Müggt leivven Gott blot seggen, Dat gieru ik orig wier, Un dat hei khv nuigg! hcbbeu Mi (immer doch recht sihr! TJn dat ik nu woll sacht.'U In sienen Schoot iniiggt rauhn Dat Anner segg 'k di morren; Leiw Golt, du wardst 't woll daun!" De hartelijkste klank der innigste liefde doet zich kennen in: .Still, keiner darw dat weiten". Nog aangrijpender tonen vinden wij in de derde afdeeliug, o. a. het van innig heimwee getuigende: A n E m. Magst mi noch Jieben, Hest mi noch leiw ? Ach, legg dien Hart iloch Mit in den Breif! Ob sei noch lictt den Leiwlichsten Pla:z, Ob sei noch d.'mi dien Allerbest Scliatz. W il l mnl upflutcu, Wat dariii stciht, Oh noch dien Wiewing Walmen d'rin de'iht. Wenn ik dat sein liew, SI u t ik dat tau, Keiner sall weiien Wat ini giwt Ka'.ih." De vierde S'rüzing is misschien wel de belang rijkste: hij beva1; liederen, die getuigenis sfL-ggen van fijn gevoel eu hooge ontwikkeling. Niettegenstaande de zware beproevingen, die het leven aan de dicht res oplegde, maakt to:h de humor de grondtrek van baar karakter uit. Dit is niet alleen merkbaar iii vtl6 harer ge dichten, maar tevens in hara gesprekken. Daar van kan eeu ieder genieten, d,e haar bezoekt in haar liefelijke woning in Greifswald, door haar echtgenoot opzettelijk voor haar ingericht. Ofschoon zij nauwelijks ooit haar huis verlaat, is zij toegankelijk voor ieder, die waarlijk belang in haar stelt. Acht jnar lang mocht Ferdiuand Wuthenow ziju geliefde gade geheel hersteld naast zich zien, toen nam de dood hem van haar zijde weg. S;dcrt voert de oude vrouw, goed en teeder verzorgd door de eenige onge huwde harer dochters, een rustig en kalm leven: zij leest en werkt nog a'tijd veel, maakt nu en dan nog een fieiicht, eu geniet dankbaar van den ouderdom vol lic'it na de dui terr.is en den nacht, waarin haar jeugd zoo dikwerf was ge huld. Moge het zoo blij'en, t >t zij insaat in bet rijk des liclits, waar ^eeu i.acht noch duis ternis den geest meer kan overvallen. L. rM- en TödscMft, De Nieuwe Gids. De October-HÜevering draagt nu ook den naam van Jeanne Rryueke van Stuwe als mede in de redactie vao de JV. Git/s. Het werd in Ari-adia, wat ophield te bestaan, en nu met de N. Gids is samengevloeid, medegedeeld (de uitgever voad het dwaas twee tijdschriften, nu hij de N. Giih had in handen gekregen tegelijk uit te gever*), maar in dit tijdschrift zelf werd het niet vermeld. De lezers krijgen dus het nieuwe mede-lid van de redactie op den koop toe. Dat het een aanwinst moga blijke, is de beste wenscli. De inhoud van deze &fl ivering, die ook weer uit drie vel druks bestaat, is: ,Tragische levens ' (vervoigstuk) van Jeaane Riyueke van S1 uwe. vGeer'.je" (vervoigstuk) van J >han de Meester. Liefde verzen" van \Fillem Kioos. Dan een legendf-vertelling »De lief-Ie der oude vrouw" docr P. H. van Moerkerken. fAanteekenui^en over Historie en L'teratuur" (vervoigstuk) van H. J. Boeken, waarin toetsenderwijze even gesproken wordt over de decoratiebeschrijviig v<tn Jac. v. Looy's Macbeth; het verschil van zien en aanvullen in kunst door den schilder en door den dichter waar nu door den schilder-litterator Jac. v. Looy in z'n dub bele qualiteit zijn visie van het werk des dic'iters voir ous is neergelegd. Volgt nog twee gedichten van G. C. van 't Hoofr, met een l tleraire kroniek van Kloos, waarin zeer waardeerend besproken wordt, het boek //Catherine" van mejuü'cr M. Autink. Kloos getuigt er dit van: //Zooals men zijn e'gen lichaam vo^lt leven als ten prettig stuk leven vol gezondheid en kracht, zoo leeft ook dit boek voor ons onder het lezen, en a's men het ten slotte wcar dicht heeft geslagen, broeit het nog lang in onze hersenen eu zinnen, zwaar-bewo»en en fonke lend na." Het boek van mcj. Antink is van subtiel doorwerkte, en toch breed-natuurlijke, bloed-warme kuust. Van Jeane R yneke van Stuwe in de aflevering nog dit sonnet opgedragen aan een Traasvaalsche strijder: WO, eeillr in eenvoud! dappere in woord en daaJ, Die toen het huid inv krachtige armen cischte, l'jén cijfer meer werd o > de hiirgerlijsten, K,.-n strijder meer voor 't goed recht van den Staat...! C), vreesloos vechtend, ondanks wreed verraad, Om de onafhankelijkheid ten allen prijs te Behouden, strijdt het volk, of ile oorlogszeis te Vernielen dreig', wie stand houdt tegen 't kwaad! O, moedig strijder, zonder zwakte of vreezen, Houd stand! Vecht voort! Of ook rond om u vallen Uw wapenniakkers, bloedende en doorspeerd! Eens komt du dag, dat glorievol herrezen, Ter felle wraak der doode duizendtallen, Het prachtig Recht hoog-heerlij k triomfeert!" Wij hop-n natuurlijk ook dat het recht moge zegevieren, maar 't was maar eens heel zelden, dat het prachtig recht boog-heerlijk triomfeerde, alleen om dat begrip van recht. * * * Letterkundig maandschrift. Ik weet niet of het mijn schuld is, dat ik onbekend bleef met het bestaan van dit tijdsehrift, nu al in zijn derden jaargang. Ik weet niet of ik veel verzuim pleegde door dit onbe kend er mee blijven en ik weet nu al even min waarmee ik dit letterkundig mannd.-c'irift in 't bijzonder moet aan kond gen, omdat erzoo bitter weinig in afgedrukt is, wat aanspraak mag maken op bijzon lere vermelding. Reden waarom nu er zoo weinig te ze?gen valt, ik dit aanloopje neem ter algemeene introductie. De inhoud is: //Wijiiug" door G. de Graaf, met portret. waarschijnlijk van den schrijver, een schets of novelle, die verv ilgd wordf, met veel zinnen er in, waarbij men zegt, dank je wel voor de mededeeliug. Dan een causerie, die ook weer voort?ezet moet worden in een volgend nummer //Over Kaapstad'» verleden", door S. Kalff (-en spikspliiiter nieuw onderwerp). Dan een paar ge dichten van Willem Gijssels, van Willem v. Ddorn en va i een oi.b.kende een boekbeoor deling. Niet het slechtste in dit letterkundig tijd schrift m»g genoemd wor3«n de reisbeschrijving over een plaatsje aan de R^viera di Poneute. * * -xDe Hollandsche Revue. O.jder den titel: //liet boek van de vorige maand" nu een re- en dupiek, onderscheiden lijk van Pior. Bolland en pater Ermaun, over de bekende q'iaestie: Petrus eers-te stedehouder van Rome of ii.-t. Het eigenaardige is, dat zij b;;id.n beweren, het gewonuer, huu tegen stander verslagen te hebben, reeds lang. Net. sclier, die tusschen de twee inzit,, en die de vorige keer naar de zijde van p\ter Ermann over helde, waardoor Prof. Bolland zijn brief inzond, doet nu zijn best, al blijft bij bij zijn eeus inge nomen standpunt, een liefwaariiig gezicht te zetten naar beiden kanten. Het is dan ook niet zoo benijdenswaardig, al heb je als grif journa list nog zooveel godgeleerde vertogen, bijbelcritiek en geschriften van kerkvaders gelezen, tusschen twee van zulke kampioenen als Prof. Bolland en pater Ermann bekneld te worden, en Netscher is dau ook handig genoeg om met een waardig en leuk gezicht zoo'u polemiek, die Bollaud op hem wilde neerdreunen naar pater Ermana over te schuiven. De afl. is door dit geval intusschen eeu belangrijk onderwerp rijker geworden. Het b)ek van deze maand, dat besproken wordt, is De wetten der erfelijkheid en het toenemen der krankzinnigheid" door dr. W. Kos ter, een onderwerp van zeer verstrekkend be lang. Wijl de redacteur geen kritiek of besp-eking, maar meer een uittreksel en overzicht er van geeft, valt er mneielijk uit te citeeren. Als karakter werd besproken de wijd vermaarde Li-Hnn-Sharig, een actucele baas op dit oagenblik. Nrttscher had, dat tp'eekt, een gelegenheid alles wat op de Chiueetche kwestie betrekking heeft er bij te halen en hij vertelt en compi leert deze dingen zeer aardig te zamen. Rotterdam's Kunstbeschermers als ige eeuwsche Regenten. In Hollandia, het weekblad voor Nederlanders in den vreemde, doet Johan de Meester nu een boekje open over de R itterdamsche tooneeldetaele. Het is wel geen extra nieuws, in de tooneelkriugen was het reeds al te gader bekend, maar zoo rondwfg, en openlijk kwam het, geloof ik nog niet ter al?'emjeje kennisse. Het, oude, reputatie-hebbende gezelschap, zoo zegt J. de Meester ongeveer, is vervangen door een 11 uwe, dat, evenwel dezelfde bes'auddeelen bevat als het, oude. (het heel-oude is, zoo men weet, uilgestorven) Het oude is nieuw geworden minus Jaa C. de Vos ea plus de heer Moor. Dat oude gezelschap is gefaiLterd met een pissief va-i /6.188 41, onge'wijfeld een achtenswaardige som voor een burgerman. Maar toch zal menigeen ziju oogen niet geloofd hebben toen hij dat las. Dat was dus het tekort, de deriL-le, die zoolang in de lucht ha ! gezweefd. waarbij zoo"«len betrokken waren, van een tirma met historischen naam, jaren lang gevierd. En die kuustbtschermers dan, die Rotterdamsche tooneelbeschermers, die altijd zoo'n hoog woord hebben over de offers, die ze zelfs bren gen, konden zij die zes lapjes van duizend niet leenen ? Leeuen was maar noodig, niet eens geven. Want, de koningin had zoo goed als zeker een subsidie vai ? 5000 toegestaan. ... Maar hier kwam het, bommetje, dat springen moest. Terwijl Jan C. de Vos voor dat doel u mr den Haag trok, gingen eeuige medeleden van 't gezelschap, met den vroegeren boekhouder, door De Vos zi-lf tot mede-directeur gepromovetrlen heer Roelauts, in een telegram protesteeren t 'gen het toekennen van subsidie aan Jan C. de Vos. Door zijn mede-directeur en door leden van zijn gezelschap gedesavoueerd, zag hij de kans op subsidie tot nul da'en eu de katastrofe door hfit successtuk «Het Goud van Transvaal" tijdelijk ontweken, kwam LU binnen weinige dagen. Hrt faillissement was het middel om Jan C. de Vos eruit te krijgen. Zou hij h"t anders gehouden hebben, vraagt Johan de Meester verder: De slappe tijd was er, er zou moeten geleend worden, maar er was aldoor geleend en 't was aldoor terecht ge komen. Met die Koninklijke ondersteuning zou 't wel gegaan ziju. Biveidien toen Jaap Has pels was gestorven, De Vos directeur werd, bleek'i, passief grooter dau liet voor zulk een'vennootschap luttel bedrag. Er is dus verdiend, af be taald op de oude schuld, maar toch het moet springen, De Vos er uit, .... Voor een deel, zegt Johan de Meester heeft hij het zichzelf te wij en, zooals wij aardwor men bijna altoos, althans gedeeltelijk schuld zijn van ons ongeluk. De Vos heeft zeer slordig huis gehouden. 0;n bij den laatsten tijd te blijven. Toen van den winter, geld verdiend werd, is er niets gedaan, Om den geabonucerden te kunnen toonen: we hebben zoolang niets nieuws gegeven, maar zie hier is iets moois, goed voorbereid". De Vos is geen geregeld menseb, levende m'et zelfbeheerschingr, naar de eischen vau een gemeen schap. Wat heeft hij de artiesten vaak ver geefs aan den schouwburg doen komen, wat heeft hij ze vaak doen hooren: ook vandaag geen repetitie ! Van een krachtig artistiek be heer is in die twee jaar geen sprake geweest. Maar hij heeft in dien grooten schouwburg toch enkele ernstige stukken gegeven, zooals men er daar nog nooit had gezien, degelijk door hem voorbereid. Eu geldelijk blijkt de zaak thans onder zijn beheer vooruitgegaan. Was hij niet gehaat geweest, h'j badde wellic'it, den moed gevonden om ons weder gere geld die krachtsinspanning te toonei), bij welke tij, zelfs volgens zijn vijanden, meer kon doen. dan andereu. Maar de artiesten hadden een hekel aan hem, aan die slordigheid en aan zijn drift, zijn ruwe, niets o tiiende opvliegendheid. En toen is onder eenige de jalouzie aangewakkerd, door den weerzin, die zij wisten dat er bij *Kunstbeschermers" tegen Da Vos bestond. »Hij er uit en wij er in...." Het zou mij niet ver wonderen, zoo enkele onderteekeDaars en onderteekenaarsters van dat telegram aan Jhr. de Rinitz, danig het land hebben gekregen over hun haastigen spued, toen zij merkten, dat de heer van Eysden alleen dat zaakje opknappen ging. Waaraan die weeriin der Kun&tbeschermers" was te wijten ? Men heeft er dingen uit htt particuliere leven van de Vos bij te pas ge bracht. Maar dat was toch niet de grond van dt-n weerzin. Met . het particuliere leven van anderen had datzelfde hoogmoreele besturen zich nooit bemoeid. De wezenlijke oorzaak was dat, De Vos maling had aan al die rijk" heeren, d/e, overdag in koffi; of tabak opgaand, 's avond» eens even Z"ggen zullen, hoe het met het tooneel moet gaan, omdat, ze een vaste plaats gehuurd hebben en misschien een honderd of wat ge leend. Ojk Jaap Haspels kon die inmenging van deze (negentiende-eeuwsche!) ^regenten" niet goed verdragen, maar hij 'maakte althans geen ruzie. De Vos daarentegen stoof dadelijk op en dat, opstuiven was een fout. De zelf beheersching ontb:ak hem belaas en zoo werd het een triumf voor de Kunstbescherming. Plomp heeft de heer v. Eysden het in zijn eerste circulaire gezegd, dat hij, dank zij den steun van rijke Rotterdammers, de eer had zich als direkteur voor te stellen. Wat heeft bij met dat, geld gedaan en wat zal hij ermee doen, vraagt de heer de Meester. Een krachtig gezelschap g ;vormd heeft hij niet gedaan, want behalve Moor die al in de zestig is, hetfr, hij niemai.d van beteekeuis erbij geengegeerd. Het is ietwat dritst nu de toekomst al te zeggen, maar er mag toch op gewezen worden, dat de gunst der vermogende stad^enooten, beschermers die tls ze wat te zeggen hebben, het liefst, Mevr. v. Eysden?Vink de eere gemoedelijke Duitsehe klucht op de andere zullen laten spelen, de factor is in de nieuwe vorming. Dat is de kunst waar de kooplui nooit genofg van hebben. Evenwel, Johan de Meester constateert, dit de eerste voorstelling van het Van Eysden'sche gezelschap gelukkig geen diaak was. De Rotterdamsche kunbtbeschermers zullen het denkelijk wel niet, prettig vinden, dat een eigen Rotterdamsch journalist zoo onmeedoogend ue waarheid gaat, onthullen, maar wij mogen den heer De Meester er dankbaar voorzijn.dat hij het toch maar eens gedaan heeft. Al zal het niet dadelijk reinigen, het kan toch zijn nut hebben. G. VAN HULZEN. NIEUWE UITGAVEN. Het Land van Rruyer en Steyn, Afl 13 en 14, door J. H. VAN HESTBEEN. Utrecht, Jac. C. van der Stal. J. H. NOSNY Di gouden naald, naar het Fransch door TITIA VAN DER TUNK. Almelo, W. Hilarius Wzn. Letterkundig Maandschrift, 3e jaarg. 63 afl. Den Haag, M. van der Beek. »De Ziel van een volk." Het Boeddhisme ah volksgeloof fin Burma, door H FIELDING, vertaald door Felix Ortt. 's Gravenhage, druk kerij »Vrede". Weg met het militarisme, door Lod. VAN MIEROP. Den Haag, drukkerg »de Vrede." Handboek voor Bloemtuinen en buiten plaatsen met wenken voor de behandeling der planten en de koude en warme kas, naar Witte's Handboek voor den Bloementuin be werkt door ERICÜS, met pi. m. 150 illustraties. afl 7. Zwolle, W. E. J. Tjaenk Willink. Hoe soorten ontstaan, door Huoo DE VRIES, Haarlem, II. D. Tjeenk Willink. Voetbal op de scholen. Amsterdam Ned. Voetbalbond. Inhoud van Tijdschriften. Wetenschappelijke Bladen, afl. 10: De ver sterking van het Rijk en de bevestiging zy'ner eenheid. Rousseau in eer hersteld. De staatkundige en Maatschappelijke kracht der katholieke kerk in Frankrijk. ? Engelsch Soedan. Herbert Spencer en het socialisme. De Duitsehe vrouwen en het Burgerlijk Wet boek. Oud-Rome in hedendaagsch Rumenië. Eigen Haard, no. 41: Tineke, door de Meerulaer, II Het laatste bedrijf? door Chr. N., met afbeeldingen naar },hot. uit de Zuid-Afrikaansehe Republiek. (Slot). Stil leven, naar de schilderij van A. Mignon, in de Collectie- Six te Amsterdam, met byschrift door Jer". de Vries. De telegraaf van Baudot, met afbeeldingen naar teekeningen, I. Bezoek door eenige Amsterdamsehe werklieden aan Parijs en de Tentoonstelling, door A. L. H. R., met afbeeldingen. (Slot.) Hondemepont. Uit de portefeuille van een Zwerver, met afbeelding: Grachtje te Monnikendam, naar eene teekening van W. O. J. Nieuwenkamp. Verscheidenheid Feuilleton. 40 cents per regel. IIIIIIIIIIHIIIIMIIIinllllUIIMlMIIIIIIII IMIIIIIIIIMIIIIIMIIIIIIIIIIIIMMIIII 11 6.3O en hooger 14 Meter l 'Franco en A rij van invoerrechten toegezonden I Stalen ommegaand ; evenzoo van zwarte, witte en gekleurde Henneberg-Zyde" van 4öet. tot 11 11.1O per Mater. G. Henneberg, Zijde-Fabr, (k. & k. Hofl.), Zürich. Piano-, Orpl- en Mnzieta JIEYUOOS «t K ALS HO VEN, Arnhem, Zoningsplein. VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Huur. Repareeren Stemmen Ruilen. SAM, PICKWICK PUNCH P. J. A.CHRISPUN's Sara. l'ickw. Punch is prima kwaliteit en veel waterliondende puiu^li van Kaïn eu dnarom ook de voordbeligste. Fabriek: Boomsloot, AmsterJ,.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl