Historisch Archief 1877-1940
N°. 1217
DE AMSTERDAMMER
A°. 1900.
WEEKBLAD VOOE NEDERLAND
Dit nummer bevat een toevoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAÜRIK Jr.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Voor Indiëper jaar . . « » 3&ipl ?» i'O.?1
Dit blad is verkrijgbaar Kiosk '10 Boulevard des Capucines tegenover het Grand Caïe, te Parijs.
Zondag 21 October.
Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door
de firma RUDOLF MOSSE te Keulen en. dooi alle filialen dezet firma.
INHOUD.
VAN VEBBE ES VAN STAKKT: Koningin
Wilhelmina's vertering. Muilbanden. Heldere
begrippen omtrent Ki-ijfgszakeri'', door Motto.
Civis Bomanns som." SOCI&3LE AANGELE
GENHEDEN : Coöperatief bonwen c. a., door M. P,
de Clercq. WETENSCHAP: Hago de Vries en
de Matatietheorie, door E. T). P. KUNST EN
LETTEREN: Muziek in de Hoofdstad, door Ant.
Averkamp. Schilderijtjes .van leraëls, door
W. S. Theorie, door W. S. Het Pesthuis.
Boek- en Tijdschrift, door-G. van Hulzen. FEUIL
LETON ? Padre Ignazio. Kaar hst Engelsen van
Owen Wister, door G. W. RECLAMES VOOE
DAMES: Les femmes .de l'Exposition, door R. W.
P. Jr. Het Dienstbedenwraagstukiopihet Congres
te Parya, door Yera. Allerlei, door Caprice
FINANCIEELE EN OECONOMJPCHE KEONIEK,
door D. Stigter. SCHAAKSPEL. ALLEE
LEI. Haagscbe Za'fcen, door S.peotalor. INGE
ZONDEN. PEN- EN POTLuODKBASSEN.
ADVEETENTIBN.
IIMtllllltlHWMIIIIIIIIIIIHIIIIUIllllHIIHIIIimilll
Koningin Wilhelmiatf s
verloving.
De verloving van Koningin Wilhelmina
met Hertog Hendrik van
MecklenburgSchwerin, nog eenigszins -een verrassing,
is door de dagbladen, onder betuigingen
van ingenomenheid, den volte medegedeeld.
Het Handelsblad, acbt de verloving een
heuchelijke gebeurtenis, overtuigd dat dit
huwelijk «bevorderlijk zal zijn aan het
welzijn van ons land en van zijn ?bezit
tingen en koloniën in Oost en West."
»En wat dit huwelijk zoo bijzonder aantrek
kelijk maakt is, dat bet een poëtisch huwelijk is !
Prins Hendrik hoe gemakkelijk glijdt zijn
saam van Hollandsere lippen!... brengt hij niet
ia herinnerirg een anderen prins Hendrik, aan
wien alle Hollandsche harten dankbare heuchenis
hebben.' Prins Hendrik k slechts 24 jaar
?oud. Zijn uiterlijk neemt voor hem in en
?A\ wat wij van Z. H- vernamen geeft ons de
overtuiging, dat, het h«welijk onzer Koningin
?het evenbeeld zal zijn van dat van Koningin
Wictoria met Prins Albert van Cobursr, een
Tmwelijk van jonge liefde, dubbel gewijd door
de gemeenschappelijke toewijdir g van het vorsten
paar aan het land en volk dat ze voorgaan en
leiden."
.^Wanneer men 2<t jaar is begint het leven
pas. Zija Hoogheid huwt een jonge Vorstin,
die door en door Nederlandsch 1) i^ die met
geestdrift is bezield voor 'slaads machtig ver
leden, die deelt in wat het Hollandsehe hart
doet kloppen ... onze idealen zijn Haar idealen.
*Aan Hare zijde zal de Prins weldra j
worden met het Hollandsebe volk, dat een goed
volk is, dat diep gevoelt en dankbaar is aan
wien het begrijpt... maar dat tevens een
orafhankelijk en vrij volk i.% waarvan reeds in de
middeleeuwen de poorters vrije mannen waren,
die zieh zelf bestuurden."
De .Nieuwe Rotierdamsehe Courant
schrijft:
»Na al -de zware bf proevingen, die de laatste
jaren, over Nederland en Orasje gebracht hebben,
kan er geen blijder tijding tot ons komen."
Blijkbaar wordt met de »zware beproe
vingen" bedoeld, het afsterven van koning
Wiliem III zonder mannelijk oir te hebben
pagelaten. Uu het Huis van Oranje in
W ilhelmina haar laatste telg heeft, wordt
de mogelijkheid van een geleidelijke over
dracht van het erfdeel der Oranjes op
een ander Vorstenhuis, op hoogen prijs
gesteld.
En te meer verblijdt de N. Rott. CL
zich in Koningin Wilhelmina's besluit en
ieus, wijl
»De Prins, met wien Hare Majesteit zieh
betft verloofd, j'n afkomst en aanzien het door
luchtige Huis van Oranje w aardig is. Hij moge
persoonlijk ons vreemd zijn, zooals uit de straks
te vermelden bijzonderheden omtrent zijne af
stamming blijkt, is hij voor Nederland niet
geheel een vreemde, maar aan ons Vorstenhuis
in zekere mate verwant.
Eene bijzonderheid, die aan het Nederlandsche
volk eene reden te meer geeft om zich in de
keuze der Koningin te verblijden."
Pribielaw, de stamvader van het Her
togelijk Huis, regeerde reeds in de 12e
eeuw over de Mecklemburgers; en een
half broeder van Hertog Heinrich is ge
huwd met een princes van
Saksen-WeimarEisenach.
De Telegraaf noemt de verloving een
»uit de nevelen der onzekerheid en ver
moedens tot ons gekomen blijstemmende
waarheid."
1) De Duiische bladen spreken, naar aan
leiding van de verloving met een Duitschett
prins, over de stamverwantschap der beide
volkeren, en achten het noodig te verklaren,
dat Duitschland nimmer aan een annexatie
heeft gedacht of zal denken.
Intusschen begint de Toss. Zeitung al vast
met H. M. Wilhelmina te annexeeren, door zijn
lezers mede te deelen, dat Neèrlands koningin
ook Duittch bloed in de aderen heeft, ten deele
ook een Duitsche oproeding heeft genoten, en
Duitsch is naar haar gemoeds- en geestesleven!
.omdat wij weten, dat 'H. M. met Haar zelf
standig karakter bij Hare keuze bet hart heeft
laten spreken en Maar heden dezelfde gevoe
lens zullen beheerschen als.elke andere vrouw,
die zich van Haar liefde bewust wordt en deze
beantwoord ziet."
,Hertog Heinrich von Meeklenèurg?Sehwerin
kent ongetwijfeld onzen volksaard, en waar bij
dorg om de hand van onze Koningin, de incar
natie van onze beste nationale eigenschappen,
moet ook hij veel gevoelen voor datgene, waarin
waarin, om een historisch woord te gebrui
ken een klein volk groot kan zijn. Met de
liefde van Wilhelmina heeft hij zich verworven.
de toewijding van Haar onderdanen."
Het Nieuws v. d. Utag schrijft.:
»Den jongen Hertog heeten wij als den ver
loofde onzer Koningin hartelijk welkom. Zijn
Hoogheid is van een geslacht, aloud en goed
i«ls het geslacht der Oranje'«. Nog is hij een
vreemde in ons midden. Maar bet zal hem niet
moeielijk vallen aller harten te winnen wan
neer hij slechts onze Koningin gelukkig maakt,"
De Tijd;
»Dat da voor de jeugdige Vorstin, om meer
dere redenen, zoo moeilijke keuze van een
Gemaal mocht geschieden onder de wijze voor
lichting van Hare koninklijke Moeder, is ons
een waarborg te meer, <dat wij terecht de
gewichtige daad torjuichen, door welke voor
dynastie en volk thans nieuwe en verblijdende
vooruitzichten worden geopend."
»De wetten des lands veroorloven hem niet
als mederegent van Zijne Koninklijke Gemalin
ten onzent op te treden. Maar ook zonder
hierin, ook maar voor het geiingste, van de
grondwettelijke voorschriften af te wijken,
hoeveler!ei en hoe rechtmatigen invloed kan de
toekomstige echtgenoot van Hare Majesteit
oefenen ten bate mede der openbare zaak 1 Door
Zijn voorbeeld als hoofd van het koninklijk
huisgezin, door Zijn beleid en kunde, Zijn ijver
en toewijding in dienst vau Zijn nieuw vader
land ; door zijn trouwe zorg om wat wij
van 's Hemels gunst afsmeeken de toekom
stige erfgenamen van dan Nederjandschen Troon
te vormen tot echt Nederlandsche prinsen, die
voor het onafhankelijk en vrij voortöestaan van
het Nederlandsche volk, als zoo menig hunner
Voorzaten, bloed en leven veil hebben!"
Het Nederlandsch Dagblad ziet zonder
zorgen de toekomst te gemoet.
De koningin-moeder is, dat blad, een
waarborg, »dat eene alleszins verstandige
keus is gedaan."
.Uiterst teer en kiefch is de taak, die den
Prins-Gemaal wacht. Hij kan niet veel meer
zijn dan de man zijner vrouw. Noch als Minister
noch a's Directeur van het Kabinet, noch als
Kamerlid, noch als lid van den Baad van State
of als opperbevelhebber zal hij ooit kunten
optreden, zonder in eere vtlsche positie te
komen, maar streeft hij er alleen naar de
Koningin gelukkig te maken, Haar bij te staan
met raad en daad, zijne kinderen goed op te
voeden en in alle-s een goed voorbeeld te geven,
dan zal Nederland hem op de handen dragen
en hem door genegenheid vergoeden, wat hem
aan macht ontbreekt."
De Hiddelb. Gt. spreekt op gelijke wija
over de moeilijkheid van de positie van
een prins-gemaal, «chtgenoot en onderdaan
van H. M., en maakt daarbij de volgende
opmerking:
//Naast htt geluk van onze Koningir, zal hij
ook, zooveel hij daartoe bij machte is, het wtl
zijn van ons land moeten bevorderen.
Aan zijn goeden wil twijfelen mogen wij niet.
Maar jong als bij is, eal hij nog niet kunnen
inzien, welke moeielijkheden en bezwaren hij
wellicht zal ontmoeter.
Moge het hem niet ontbreken aan goede
raadslieden; aan mannen die hem volledig op
de hoogte stellen van het karakter van ons
volk, dat gehecht is aan zijne vrijheid, zijce
vrijzinnige instellingen, den vrijen geest, die
het bezielt, en die zeker allen wel eene sterke
tegenstelling vormen met die, welke Hertog
Hendrik in zijn eigen land heeft leeren kennen."
De Standaard verheugt zich over »de
goede tijding," en legt volgenderwijs iets
van de intieme huwelijksgedaehten Harer
Majesteit bloot:
«?Reeds sinds haar troonsbestijging was daar
naar uitgezien, en meer dan eens zelfs beging
de Ptrs de indiscretie om het Koninklijk Huwelijk
ter sprake te brengen.
Dit vond afkeuring, en terecht, want heel
Nederland stelde in zijn Koningin het volste
vertrouwen, dat Zij zei re, tot behoud der Dy
nastie, de noodzakelijkheid van het aargaan
van een Huwelijk op n'et te ver verwijderd
jdstip uit het klare plichtsbesef van Hare
hooge roeping zou inzier.
Ons volk begeerde zelfs geen overhsastirg.
Het begeerde niet enkel een Huwelijk tot
instandhouding der Dynastie, maar even beslist
een Huwelijk, dat de Koningin zelve gelukkig
zou maken."
Het Centrum wijst in het bijzonder op
de heuchelijke beteekenis van het aan
staand huwelijk voor het Oranjehuis.
,/Nicolaas Beets noemde het kroonprinsesje,
welks geboorte vóór twintig jaar de natie ver
blijden kwam, een teeder rijsje, ontsproten op
den ouden, uitstervenden Oranje-stam.
De nieuwe loot zal thans, in bloeiende
lenteEchoonheid, worden geënt op den forschen
stamboom van Mecklenburg-Schwerin. Een
ander geslacht zal dan oprijzen, bestemd voor
den Nederlandschen troon.
Maar de band, die verleden en toekomst
samenhfcht, die aan een nieuwe dynastie de
trouwverpanding der natie waarborgt, is Kon;ngin
Wilhelmina in eigen persoon."
De Maasbode zegt:
.Nederland heeft een onbeperkt vertrouwen
in zijne jonge Souvereine, en het is dus over
tuigd, dat hare keuze eene keus geweest is, die
den Lagen Landen zal strekken tot voordeel
en eere.
Daarom verheugt het Nederlandse hèvolk
zich, en roept het den jongen vorstenzoon, die
sinds korte uren binnen onze landspalen ver
toeft, een daverend wellekoin.
De keuze onzer Koningin typeert Ha*r.
Zij koos haren gemaal uit een Rijk, dat door
stamverwantschap ons na staat, en uit die
stamverwanten koos zij een der nauwst ver
bondene; een prins uit'eeu Nederduitsch huis.
Een prins uit het volk, dat aan ons volk bekend
is, ware bet slechts door de werken van den
veelgelezen en populairen Fritz Reuter; een
prins, wien het gemakkelijker dan een
Hongduitscher zal vallen, zich de Nedetlandsctte
taal, Nederlandsche zeden en gewoonten, Neder
landsche gevoelens eigen te maken."
Zoo zouden wij kunnen voortgaan, doch
de over 't algemeen korte beschouwingen
^aan dit onderwerp gewijd, getuigen al'en van
bijzondere ingenomenheid met het feit, dat
Koningin Wilhelmina zieh verloofd heeft,
en spreken evenzoo de verwachting uit,
dat de keuze blijken zal een goede te
zijn geweest, niet alleen voor H. M.'s .per
soonlijk geluk, maar ook voor het
federlandsche volk zelf.
Dit laatste is meer in 't bijzonder ver
kerend voor de Koningin.
Men vertrouwt haar doorzicht, haar
menschenkennis, haar vaderlandsliefde,
haar zelfstandigheid, haar plichtbesef in
die mate, dat ook het bericht aangaande
de verloving met een Hertog van
Meeklenburg?Schwerin, volstrekt niet met
tegeningenomenheid of zelfs met mindere inge
nomenheid wordt ontvangen.
Van alle woorden, bij deze gelegenheid
door de pers gebezigd, trof ons wel het meest
de juistheid van die, welke de Maasbode
schreef: «Nederland heeft een onbeperkt
vertrouwen in zijn jonge souvereine, en het
is dus overtuigd, dat haar keuze een keus
is geweest, die den Lagen Landen zal strek
ken tot voordeel en eere.''
Ware zulk een «onbeperkt vertrouwen"
afwezig, boe had de Pers zoo groote blijd
schap aan den dag kunnen leggen?
Immers het Mecklenburgsche
vorstengeslacht moge »oud en goed" zijn als dat
van Oranje men kan toch moeilijk
twee vorstenhuizen noemen, die naar
hun beteekenis in het verleden meer ver
schillen ; die, uitgezonderd hun
protestantsch geloof, sterker uiteenloopende be
ginselen en tradities vertegenwoordigen.
Mecklemburg het meest feudale staatje
dat in Europa te vinden is, geregeerd
door adel en patr ciers, zoo goed als zon
der deelgenootschap van het volk, ja,
zonder controle; en Nederland, van oueis
republikeinse!), met een der vrijzinnigste
constituties, die zelfs de regeermacht der
Kroon beperkt tot zij bijna uitsluitend in
formeelen zin nog iets beteekenen kan!
Stel nu, dat niet Wilhelmina, maar
een andere twintigjarige Vorstin die hier
de teugels voerde, den volke mededeeling
had gedaan van haar voornemen om wel
dra in het huwelijk te treden met een
Hertog van Mecklenburg-Schwerin ; iemand
dus opgevoed in het meest conservatieve
hoekje datWest-Europa thans nog heeft aan
te wijzen ; iemand die bovendien als
Pruissisch garde luitenant het Duitsche mili
tarisme heeft moeten leeren liefhebben;
een jong man van wien men weinig meer
weet, elan dat hij verleden jaar het
Meeklenburgsch Staatsrecht! is gaan bestudeeren
een staatsrecht, dat zelfs geen volksver
tegenwoordiging kent, alsmede de
Mecklenburgsche administratie en haar
recht, een administratie, waarbij ook
het woord »begrooting'' onbekend is...
zou niet ons Nederlanders als n man
de schrik om het hart zijn geslagen ?
Nu echter evenals de Koningin-Moeder
de Koningin zelve, haar naam als
ernstige en verstandige vrouw gevestigd
heeft juicht het Nederlandsche volk
in «volstrekt vertrouwen", en is de ver
klaring algemeen: bij een Koningin als
Wilhelmina kan dit geen gevaar zijn.
Nietwaar: dit vertrouwen is voor de
aanstaande koninklijke bruid, de hoogste
eer.
Intusschen, zooal niet het gevoel van
ongerustheid, althans het besef van de
mogelijkheid, dat het voor een
Mecklenburgsch Hertog ietwat moeilijk zou kunnen
zijn, zich tot Nedeilander om te scheppen,
vond in de pers toch ook uiting. Zoo
achtte het Handelsblad, te recht, het noodig
bij deze gelegenheid er aan te herinneren,
dat, in tegenstelling met Mecklenburgsche
zeden, »het Nederlandsche volk tevens een
onafhankelijk en vrij volk is, waarvan
reeds in de middeneeuwen, de poorters
vrije mannen waren, die zich zelf bestuur
den. 2) En niet minder duidelijk laat de
2) Wij cursiveeren.
Middelb. Ct. ziek uit, als hij den Hertog,
buiten diens koninklijke echtgenoote, «goede
raadgevers toewenscht; mannen die hem
volledig op de hoogte stellen van het ka
rakter van ons volk, dat gehecht is aan
zijne vrijheid, zijne vrijzinnige instellingen,
den vrijen geest, die het bezielt, en die
zeker allen wel een sterke tegenstelling
vormen met die, welke Hertog Hendrik
in zijn eigen land heeft leeren kennen."
En inderdaad; bet?zwt-eek-e. i bij een
zaak die van zoo hooge beteekenis voor
het Vaderland kan blijken te zijn, van al te
groote oppervlakkigheid getuigen, indien
men deze verlovingfoiet ook uit een pohtiek
oogpunt beschouwde. De meening toch
dat een prins-gemaal, wijl hij geen hooge
staatsbetrekkingen kan bekleeden, ook niet
zijdelings een zeer grooten invloed op de
richting, waarin de Regeering zich beweegt,
kan uitoefenen, is fcóó zeer onjuist, dat haast
elke weerlegginger van overbodig moet schij
nen. Wij noemen thans alleen maar het
?urecht van oorlog en vrede" nog altijd der
koningin toevertrouwd, en beroepen ons
daarbij op wat het Nederlandsch Dagblad,
naar aanleiding dezer verloving, o.m. schreef
over Victoria en Prins Albert: »wie weet
hoeveel nu anders zou zijn, indien Albert
het leven en daarmee ook zijn gelukkigen
invloed op Victoria had mogen behouden."
Geheel in overeenstemming hiermee
drukt zich ook De Tijd uit: »Maar ook
zonder ook maar voor het geringste van
de grondwettelijke voorschriften af te
wijken, hoe velerlei en hoe rechtmatigen
invloed kan de toekomstige echtgenoot van
H. M. oefenen ten bate der openbare
zaak!" Het spreekt echter van zelf, dat
men evenzeer kan gewagen van »hoevelerlei
invloed ten nadeele der openbare zaak "
door denkbeelden voor te staan, zeden en
gewoonten te bevorderen in strijd met
het Nederlandsch Volkskarakter.
Natuurlijk onderschrijft elk Nederlander,
van welke richting ook, gaarne een
gelukwensch aan Koningin Wilhelmina bij ge
legenheid harer verloving. Wie zou daarbij
willen achterblijven? Een gelukkige jonk
vrouw meer in de wereld, wat kan er tegen
zijn? en dan als die jeugdige, de
laatste telg van het Oranjehuis, door haar
onberispelijk optreden in haar betrekkelijk
moeilijken werkkring zoo veler sympathie
zich heeft verworven.
De toekomst echter ook van deze ge
lukkige is voor ons verborgen. Wij althans
zouden niet gaarne ons aan voorspellingen
wagen. Deze zijn een mensch, van ziju
onwetendheid zich bewust, steeds verboden.
Alzoo ook hier. En dat voor ons te
eer, nu wij, minder bevoorrecht dan
sommige onzer persbroeders schijnen te
zijn, noch het geestes- en zieleleven van
H. M. de Koningin, noch de werking
der hdfinvloeden, noch de persoonlijke
eigenschappen van den uitverkoren Hertog,
gezwegen daarenboven van de velerlei
omstandigheden, waarmee later rekening
zal zijn te houden, in voldoende mate
kennen, om zelfs in een aanval van over
moed, te dezen opzichte den horoscoop te
trekken.
Wij dienen ons dus, niet uit onwil,
maar in ons onvermogen, te bepalen, tot
het uitspreken van de hoop, dat de ver
loving van H. M. en Z. H. tot een ge
lukkig huwelijk moge leiden, en dat het
Vaderland, eenmaal in een volkomen ge
rustheid, waarbij alle politieke waakzaam
heid van de zijde des volks overbodig zal
zijn, den nieuwen Prins Hendrik als een
steun van de echt Nederlandsche belangen,
moge waardeeren naast den Oranjetroon.
Mnilbanden,
De heer mr. Caroli heeft in het Han
delsblad, na eenige zeer belangrijke op
merkingen over de «bedenkelijke huiszoe
king" bij de firma Rosenfeld gemaakt te
hebben, ook het volgende geschreven:
Ten slotte vestig ik de aandacht van wie het
zich aantrekken wil, op de zeer ernstige om
standigheid, dat ik een stuk als d.t niet meer
strtfföloos zal kunnen schrijven, indien en zoo
dra de door mr. Gort van der Linden voorge
stelde reactionaire wijzigingen van den titel over
uBeleedigitig" tot wet zullen verheven zijn. Dat
de Ned. Pers daaromtrent het stilzwijgen be
waart, is een treurig teeken dat zij geen besef
heeft van den muilband, die voor haar en voor
ieder die het vrije woord lief heeft, in gereed
heid is gebracht.
De redactie van het Handelsblad heeft
hierbij aangeteekend:
Omtrent de laatste tirade van mr. C. merken
wij op, dat er geen dringend gevaar aanwezig
is, en dat er nog ruimschoots tijd is om over
de pas voorgedragen herziening van het Wet
boek van S'rafrecht critiek te doen hooren.
Dit antwoord ia in hoofdzaak ook het
onze. Wij hebben de indiening van deze
wijzigingen, op dit oogenblik, meer beschouwd
als een welwillendheid van den Minister,
om die bladen, welke het aan stof ont
brak, in de gelegenheid te stellen eenige
kolomvulling te leveren. Komt lijd, komt
raad ; maar dat er nu reeds gevaar zou
bestaan, voor het invoeren in ons land van
Duitsche of Russische pers-muilbanden,
gelooven wij niet. Wetsbepalingen met zulk
een doel te vervaardigen is gemakkelijk
genoeg, zelfs voor een minister, als de heer
Gort van der Linden. De Volksvertegen
woordiging aanvaardt die niet.
Heldere begrippen omtrent
Krügszaken".
De «Vereeniging ter beoefening van de
krijgswetenschap" heeft, volgens art. l van
haar reglement een tweeledig doel, t. w.:
A. onderlinge oefening in de krijgswe
tenschap, en
B. algemeene verspreiding van heldere
begrippen omtrent krijgszaken.
Volgens een rondgezonden circulaire gaat
het eerste gezegend, maar wil het tweede
niet al te best vlotten, in zooverre dat de
niet-militairen, waarbij vooral die "heldere
begrippen" ingeprent moeten worden, steeds
minder animo betoonen om van die
vereeniging lid te worden, en in zich op te
nemen wat van harentwege voor hun «voor
lichting" verkondigd wordt.
«Wetenschappelijke leergangen voor vol
wassenen" zullen nu worden beproefd, en
op den 2Gsten October a. s. zal in de ver
gadering moeten worden beslist, of het
bestuur zal worden gemachtigd, bij wijze
van proef, alvast twee zulke «leergangen",
elk van eeii serie van tien S, twaalf voor
drachten, te doen houden.
Geen twijfel er aan, of dit voorstel wordt
aangenomen. De vereeniging zit wel zoo
in elkaar, dat afstemmen van een
bestuursvoorstel zoo goed als ondenkbaar is. En
als men de vergadering zelf nog niet al te
best vertrouwt, zijn er altijd wel reeds ge
noeg stemmen »bij procuratie" geworven
om van de zaak.zeker te zijn.
Het is o. i. echter zeer twijfelachtig, of
de burgerij heel sterk geneigd zal worden
bevonden, ons »tegen een matige contributie"
die hergangen-behandeling, vanwege het
Bestuur dezer Vereeniging, op zich te laten
toepassen.
Want, let wel, het is het Bestuur, dat in
dezen alles doet. Het Bestuur dat zich zelf
steeds aanvult met geestverwanten, wel na
stemming der vergadering, maar een ieder
weet, hoe de candidaten gesteld, en hoe de
stemmen geworven worden.
Dit oppermachtige Bestuur noodigt, reeds
een jaar te voren, ztlt' de sprekers uit,
zonder aan iemand hoegenaamd ooit ver
antwoording te doen van de motieven die
het hierbij leiden.
Het Beatuur van de vereeniging tot be
oefening der krijgswelecschap, waarin
menschen van 't meest enghartige militair con
servatisme zitten, zal dus ook de uitverkoren
docenten aanwijzen, die op de leergangen
voor volwassenen les moeten geven.
Jammer alleen, dat de «volwassenen"
tegenwoordig zich ook mondig genoeg zijn
gaan voelen om uit eigen oogen te zien,
en zelf vergelijkingen tusschen het
binnenen buitenland te maken. En al gaat de
onderlinge bewondering binnen de vereeni
ging ook nog zoo naar wensch, de buiten
wereld heeft, na vol leergeld te hebben
betaald, van de »krijgswetenschap"-wijsheid
volslagen haar bekomst.
Orn «heldere begrippen omtrent krijgs
zaken" op te doen, zal het «volk zeker niet
wenschen op nieuw geschoolmeesterd te
worden door het dompige, zich zelf
vergodende, Nederlandsch half-militairisme.
Het begint, hoewel laat, zich eindelijk vol
wassen genoeg te voelen om zich niet meer
tot «luisteren en betalen" te laten beperken,
maar om ook het recht van meespreken
op te eischen.
Motto.
Civls Romanus sum/'
Z. M. de Duitsche keizer heeft wederom
de sluizen zijner welsprekendheid geopend
en, als gewoonlijk, de wereld verbaasd.
Het was ditmaal niet bij een leger- of
vlootrevue, maar bij eene plechtigheid die
een zuiver historisch-wetenschappelijk ka
rakter droeg, de inwijding van het zooge
naamde Linies-museum.
Die Limes (limiet) is de oude grens
tusschen het Romeinsche rijk en het land
der Barbaren, oorspronkelijk eene reeks van
versterkte legerplaatsen, van wallen en
forten, die in de beide eerste eeuwen onzer
jaartelling werden aangelegd. Sedert j aren
bebben de Duitsche archaeologen, en aan
hun hoofd de groote Mommsen, zich met
Limes-nasporingen bezig gehouden.
Indien wij hier spreken van een
historischwetenschappelijk karakter, dan neemt dit
niet weg, dat op de Saaiburg voor eene
miseen-scène was gezorgd, die eerder thea
traal verdiende te heeten. De ambtenaren
van het nieuwe Limes-museum waren
voor deze gelegenheid alleen, gelukkig