Historisch Archief 1877-1940
No. 1217
D A M S T E R tf A4I-M 'EE W E E K B L A D V O O R' N E D E R L A N D,
al har* kenmerken constant; zij blijft precies
dezelfde van het eerste begin van haar
verschenen, totdat zjj later, hetzy ra andere
soorten te hibben voortgebracht, hetzij zonder
cakomelii gen, in den ttryd voor het bestaan
h«t onderspit zal delven. Deze theorie herstelt
de oude leer van de onveranderlijkheid der
soorten in eere. En deze onveranderlijkheid
is een zoo algemeene ervaring, dat zij steeds
een zeer zwak punt in Darwin's afstammingsleer,
gebleven is.... Veranderen doet de soort dan
alleen, wanneer zij andere voortbrengt. Of liever,
zy verandert daarbij zelve niet; zij blijft naast de
nieuwe soorten onveranderd voortbestaan. Zij
is als een stam, die wel zijtakken voortbrengt,
maar zelf zich in zijn groei daardoor niet laat
storen. Alleen als er onder hare nakomelingen
typen zijn, veel beter voor den stry'l voor het
leven toegerust dan zij, kan zij daardoor
plaatsely'k te gronde gaan. Maar het kan lang duren,
voordat zulk eeie nieuwe soort de oude op
baar geheele gebied uitgeroeid hetft."
* ?*
Theorie tegenover theorie, zal men misschien
zeggen. Wie heeft gelijk?
Be aanhangers van de leer der geleidelijke
doch onbegrensde variabiliteit kunnen het bewy's
hunner hypothese niet leveren. Wanneer men
hen wy'st op de geringe erfelijkheid der variaties,
zullen zy antwoorden, dat die erfelijkheid zich
toch in enkele gevallen heeft geopenbaard, en
wanneer men hen doet opmerken, dat zij voor
het geleidelijk ontstaan van nieuwe soorten
geen voorbeelden kunnen aanwijzen, zullen zy'
u zeggen, dat een menschenleeftijd maar een
korte spanne tijds is en dat er \oor zulk eene
vervorming, door accumulatie van zeer kleine
afwijkingen ontstaan, wellicht eeuwen noodig
z|jn. Minder gemakkelijk zal het hun vallen te
antwoorden op eene ardere bedenking. In den
strijd om het leven blijven die vormen over
winnaars, welke zich hec best aan de omgeving
hehben aangepast". Volkomen waar. Maar
indien de hiertoe noodige organen zich slechts
zeer geleidelijk vormen en ontwikkelen, welk
aut hebben zij dan voor plant en dier in een
ontwikkelingsstadium, dat zich misschien over
eeuwen uitstrekt?
Grau ist alle Theorie, mair wanneer een
man als de Vries als verdediger eener theorie
optreedt, dan is z\jn eerste werk de neielen
te doen verdwijnen. En daartoe beroept hij
zich op feiten en experimenten. Volgens hem
moest men het ontstaan van soorten kunnen
waarnemen. Maar dit is gemakkelijker gezegd
dan gedaan, ook si gaat men hierby stelsel
matig te werk .Weldra bleek mij", zoo
schrijft hij dat waarnemingen in de natuur
en in tuinen daarbij niet tot het beoogde
doel leiden. Al bezoekt men ook dezelfde
exemplaren en groeiplaatsen herhaaldelijk, in
verschillende jaargetijden en jaren, de waar
nemingen blijven toch veel te onvolledig. Na
tuurlijk; wat, t de mutabiliteit begint met het
zaad, en hoe weinig z»ad kornt in de vrije
ratunr tot vollen wasdom l Ik besloot dus mijn
toevlucht te nemen (ot uitzaaiproeven en ver
zamelde in het wild zooveel zaad als ik slechts
kon. Dit zaad zaaide ik in mijn proeftuin,
coms op groote schaal. Daarna oogstte ik eigen
zaad van wilde planten, door enkele planten
in den tuin voldoende geïsoleerd te laten
bloeien, en zaaide dit zaad zoo ruim mogelijk.
Mijn doel was natuurlijk de vraag, of ik een
of meer soorten zou aantreffen, die juist in
eene mutatie-periode verkeerden."
Het is vrij duidelijk"?zegt de hoogleeraar
dat de kans van slagen, trots het vele werk,
maar eene zeer geringe was. Toch heb ik het
geluk gehad te vinden wat ik zocht. Onder
een honderdtal soorten was er een, die bleek
mutabel te zijn. Aanvankelijk wel in geringe
mate, maar voldoende om mij spoedig te doen
besluiten alle andere pioeven op te geven, en
alleen deze plant zoo grondig mogdijk te
bestudeeren."
Grondig bestudeeren is hier waarlijk niet te
veel gezegd. De bedoelde plant behoort tot
het geslacht Oenothera (Sr. Teunisbloern); het
is de, oorspronkelijk Amerikaansche, Otnntliera
Lamarckiana, die bij 's Graveland en Hilver
sum in het wild wordt aangetroffen, en die om
hare prachtige, groote bloemen ook wel Oeno
thera grand/flora wordt genoemd. Sedert veer
tien jaren heeft de Vries deze plant op groote
schaal en met ii achtneming van alle denkbare
voorzorgsmaatregelen uitgezaaid, en reeds in
het tweede jaar van zijn proefnemingen vond
hy onder de door hem opgekweekte platten
eene beslist nieuwe soort, de Oenothera lata.
In de volgende jaren kreeg bij nog twee nieuwe
typen, ten dwergvorm en een met glanzige
bladen. Onder de 150(0 planten van het
zaaisel, van 1888 waren 5 dwergen en 5 lata's;
later klom dit aantal tot ongeveer l pareert
van het zaaisel. De Vries had nu de
zekerheid dat hij in de Oenothera Lamarcki
ana eene muteerendo plant had gevonder.
Bij de voortzetting zijner waarnemingen werd
zijn moeite ruim beloond door het vinden
van nog een vijftal duidelijke mutatie vormer,
die thans alle onveranderlijke, zaad va-te
sor-rten zijn geworlen. Sedert 1895'' zoo besluit
hij hft relaas zijner proefnemingen btb ik
jaarlijks de Oenothera Lamarckiana gezaaü',
daarbij steeds zorgende, dat het zaad van zui
vere afkomst was. De bevruchting geschiedde
daarbij kunstmatig, met eigen stuifmeel, onder
uitsluiting van al!e insecten. Jaarlijks had ik
duizend of meer kiemplanten, en vond ik onder
deze een zeker aantal mutatiën. Daarbij kwamen
de eenmaal gewonnen nieuwe soorten tel
kens terug; nieuwe het.ben zich daar, meteen
enkele uitzondering, niet bijgevoegd. Ook bleef
het gehalte aan mutanten telken jure onge
veer het zelfde, natuurlijk met allerlei wis
selingen.
Herhaaldelijk zag ik nieuwe soorten ontstaan,
die of niet bloeiden, of steriel waren, of ten
gevolge van ha'e zwakte reeds vroeg te gronde
ging n. Enkele van die ontstonden duidelijk
meermalen, andere zóó zeldzaam, dat het niet
goed mogelijk was eene diagnose van haar rp
te maken. Eenige van deze vond ik ook op
de wilde groeiplaats. De naMiur maakt
klaarblijkelijk niet alpen bestaanbare, maar ook
onbestaanbare sporten. Maar de laatste gaan
sposdig te gronde en worden dus haast nooit
gezien; da eersten houlen e:n langere of kor
tere reeki van jaren stand."
Aan de eisenen, door de theorie gesteld,
heeft de Vrus in de praktijk ruim voldaan.
De nieuwe soorten zijn niet in n enkel
exemplaar maar in een aantal indhiduen, en
niet eenmaal maar gedurende eene reeks van
jaren onts'aan; hare levenskansen zijn dus
voldoeiide. Zij zijn, met enkele uitzonderingen,
van haar optreden af, zaadvast en zonder
| terugkeer tot het type der moedersooit. Niets
verraadt vooraf haar optreden; er is zelfs geen
aanduiding van een overgang. Eenmaal ont
staan zijn zij volkomen gereed en blijven, ook
in den loop van verscheiden generatiën, haar
eerste kenmerken behouden. Zij ontstaan m? t
een sprong of schok en zijn dan constant. Zij
ontstaan uit de moedersoort, als zijtakken van
deze, f n niet doordat deze laatste zelve allengs
verardtrt; integendeel, naast alle mutatiën blijft
de soort onveranderd bestaan, zoolang althans
de strijd voor het leven de kansen niet zal
doen koeren. En ten slotte, ds mutabiliteit is
een veelzijdige, zooals uit Darwin's beginsel» n
moest worden afgeleid. Van de r ieuw ontstaande
vorrmn hebben waarschijnlijk enkele gunstige
levenskansen, andere niet; alleen de meest ge
schikte zullen blijven bestaan.
* *
*Het hcogst belangrijke opstel, waarvan wij
j hier een overzicht gaven, is een zelf weder
j resumévan de eerste aflevering van Hugo de
! Vries' werk: Jlntationstlieorie, Versuche und
\ Bcob''clitunqen ber die Knlstehung von Arten
mi P/lumetireich, (Leipzig, Veit und Cotnp.)
Het boek" zoo doelde ons prof. de Vries
mede komt in twee deelen, elk van drie
afleveringen, uit; c'e eerste aflevering is gereed
| en verschijnt ciezer dagen; de overige hoop ik
j in den loop der beide volgende jaren gereed
te kunnen mak^n.'1
E.c utif/ne leonem. Wat thans reeds door
schrijver is openbaar gemaakt, geefc ons de
zekerheid, dat zijn Mutationstlieorie een werk
zal worden, dat den beoefenaars der biologische
weterschfp as een ervaren gids nieuwe wegen
zal openen; een werk dat een monument zal
zijn voor de vaderlaiidsche wetenschap ?
hierin immers kan een klein volk groot zijn ?
en voor onzen Amsterdam?chen hoogleeraar,
die haar zoo waan.ig vertegenwoordigt.
E. D. P.
Muziek in de Hoofdstad.
Het begint al meer en meer gewoonte te
worden, dat componisten er prijs op stellen,
bij nieuwe werken bun auditorium voor te be
reiden op hetgeen zij zullen hoorer. Ea
terecht. De toondichters komen vaak onder
den indruk van een onderwerp, ontleend aan
litteratuur of geschiedenis, of ook wel aan da
natuur, met hare tallooze impressies; en die
indruk geven zij op hunne wijze weder, in
hun taal de muziek, en in hun vorm ?
de symphonie, in den meest uitgebreiden zin
der beteekenis. Door nu den toehoorder voor
te bereiden, wordt de fantaisie, die steeds in
meer of mindere mate bij hem aanwezig be
hoort te zijn, door den toondichter geleid
naar die paden waar langs hij wenscht gevolgd
te worden.
Mejuffrouw Cornelie van Oosterze.% wier
symphonie is f kl. 3 Donderdag 11 dezer in
het Concertgebouw werd uitgevoerd, heeft
wijselijk die gewoonte gevolgd en zoo deelt
zij ors dan mede, dat in het eerste deel tot
ons spreekt eene ziel, die lydt en strijdt en
ten slotte overwint doch teri koste van veel
teeders.
In het tweede deel luistert de ziel ademloos
vol troostverlangen naar de rustige stem der
natuur, die van uit het ernstig-stille woud tot
haar doordringt. De stormen van bitterheid
en twijfel, die voor haar opdoemen, vermogen
slechts voor eena wijle die stemmir.g te doen
verdrijven ; ten slotte lost zich de melodie van
Berusting op in de reine stemming van het
woud, bij avondschemering.
In het derde deel wordt een vraag opge
worpen door celli en contrabassen. Als dan
die vraag herhaalt wordt, komt een motief
van levenslust haar onderbreken. Het Trio
VOOE( DAMEjS.
Les femmes de FEigMn,
In het laatste nummer van l'Illustration,
bespreekt de ten onzent ook bekende criticus
Arsène Alexandre, de vrouwen, die op de
Parysche tentoonstelling de verschillende na
tionaliteiten vertegenwoordigen. Het overzicht,
aan de hand van enkele pboto's is, zoo als de
schrijver zelf zegt, zeer beknopt daar een
geheel boekdeel dikwyls nog niet eens vol
doende is om slechts n enkele te leeren
kennen, vandaar dat hy dan ook, hier en
daar alleen het bijzondere, het kenmerkende,
aanstipt.
Allereerst de Javaansche danseressen, die
in 1889 zulk een overweldigende indruk heb
ben nagelaten. Waren het toen enkele sterren
uit het corps de ballet, van den prince
MangkouNegoro van Solo, waarvan Gustave Geffroy
zegt: «c'étaient des idoles au fond d'un temple,
des idoles que les ptêtres surchargent sans
cesse d'étoffas et d'ornements"; des ie moeilijker
is het thans voor haar, die nu hunne dansen
?van gratie en schoonheid aan het publiek doen
zien, om die vorigen te evenaren of te over
treffen. Door het klimaat gedwongen, hebben
ze helaas de beenen in kousen en schoenen
moeten steken, wat wel eenigszins den indruk
afbreuk doet.
Naast de bevalligheid der Indische schoenen
staat de echte Parisienne in hare onnavolg
bare elegance, zooals wy ze ors in het palais
des costumes, waar ze geheel op hare plaats
is, kunnen gade slaan.
Het Creoolsche type is hier ook vertegen
woordigd onder meer door de kleine
photografieën-verkoopster Eldja, een ietwat ernstige
schoonheid; Engeland vinden we hier terug
in de laitières anglaises in hun
Greenewayoostumes, douce comme la crème
qu'ellesservent, en van de Hollandsche boerinnetjes zegt
Arsène Alexandre: Elles comptent toujours,
grace & leur costume amusant, jupes ballonées,
coiffes blanches, fiehus croisés, bras nus. parmi
les plus pittoresques personnes dans les
expositions ou elles ti'urent."
Natuurlijk zijn de Japansche schoonen even
min aan zyn aandacht ontsnapt, »ces jolies
bibelots-femmes." Die brooze poppetjes, door
Ontamaro verheerlijkt, en die als kleurige
vlinders, in hunne zyden kimono's voorbij
zweven, liefelyk zonder weerga. En zoo laat
de schrijver nog enkele andere nationaliteiten
de revue passeeren, zonder echter hetzij met
betrekking tot kleeding of betreffende schoon
heidstype in meerdere bijzonderheden te treden,
wat mogelijk wel tot belangwekkende verge
lijkingen aanleiding kon geven, maar waarschy
nlyk voor een artikel in de Illustration te uit
gebreid zou worden. Juist waar thans van
allerwege tegen de dameskleeding uit
gezondheids zoowel als uit aesthetisch oogpunt te
velde wordt getrokken daar geven wellicht de
nationale costumes die minder aan mode
onderhevig zy'n, eenige grondslag om verder
op voort te bouwen. In ieder geval moeten
we het betreuren dat die, ook bij ons te lande
meer en meer in verval geraken, en dat zoodra
de dragers of draagsters der volks eigen
kleeding hunner voorouders, in een grootere
plaats hunne werkkrachten komen aanbieden,
zy' meestal de kleeding van het dorp hunner
geboorte afleggen om de steedsche manieren,
zy' het dan alleen ook in hun uiterlyk aan te
nemen.
Dat kleeding, dames zoowel als heeren, wel
eenigszins, een artistieke opfrissching noodig
heeft, bewees de Sonderausstellung ter gelegen
heid van de»Deutsche Schneiderstag" te Krefeld.
Hier waren verschillende kunstenaars
uitgenoodigd hunne denkbeelden betreffende de
asthetiek der dameskleeding door voorbeelden
kenbaar temaken. Enkelen zochten verbetering
alleen in garneering, kleur en stof. terwijl
anderen ook doel en bestemming der costumes
aan hun oordeel onderworpen hadden.
In een »Album moderner, nach
KiinstlerEntwürfen auff/eführten Dam'.n kleider" 1)
zijn een twee en dertig tal dezer costumes
afgebeeld, die doen zien op wat wijze verbe
tering is aan te brengen, maar helaas ook hoe
een zoeken naar iets extra-nieuws tot vreemde
resultaten kan leiden. De Belgische
kunstnyverheids-virtuoos van de Velde voorspelt
zelfs: »Von heute ab fallen die
Kleiderausstellungen indieKategoriederKunstauPstellungen,"
terwijl hy in een binnenkort in druk te ver
schijnen lezing op bedoelde Schneiderstag «Die
künstlerische Hebung der Frauentracht" heeft
uiteengezet. Zoo zullen we door al die artis
tieke bemoeiingen weldra misschien smaak
voller kleeding te zien krijgen, als ze nu maar
niet ontaarden in het ultra-moderne, dat reeds
in kunstnijverheid is op te merken.
R. W. P. Jr.
1) Verlag von Friedy Wolfrum, Düsseldorf.
Het DienstbofleEYraastfnt op liet Congres
te Parijs.
Zooals men wtet, werd er op ds Parijsche
Tentoonstelling een congres gehouden, waar
de rechten der vrouw werden besproken.
Zooals op elk congres, was ook hier weer
de markt overvoerd. Niet minder dan 59
vraagstukken moesten worden behandeld in
zeven zittingen.
Neemt men daarby in aanmerking, dat het
aantal sprekers en spreeksters over n enkel
vraagstuk dikwijls niet minder bedroeg dan
twintig, dan kan men zich een denkbeeld vor
men van de massa woorden ik k:m niet
zeggen ideeën die men op n zitting kreeg
te hooren.
De redactie-commissie meende dan ook te
moeten waarschuwen, tegen de spreekmanie
die een groot aantal der toehoorders en toe
hoorsters scheen te bezielen.
Mijn opinie is, dat de Franschen de kunst
nog moeten leeren, niet van te spreken, maar
van te kunnen zwijgen.
Dat men onder al dat discussieeren dikwijls
van het eigenlyke onderwerp afdwaalde, is
natuurlijk ! Zoo gebeurde het, dat men van den
geuiten wensch: »Dat de vrouwelijke werklieden
een costuum zonden kunnen dragen, overeen
komstig hare werkzaamheden in fabrieken als
anderzins", afdwaalde op de wenschelijkheid
der verplichting voor alle vrouwen, om op
straat korte rokken te dragen, en van dit
onderwerp weer kwam op de lastige hoeden
der dames in de theaters !
Een der dames brak een lans voor het dragen
van heeren pantalons; waarop weer eenander
haar vrees uitte dat, wanneer dames en heeren
dezelfde kleederdracht aannamen, er veel gevaar '
voor de zedelijkheid uit zou ontstaan! i
Maar orn nu op het dienatbodenvraagstuk
te komen. Het congres uitte den wensch, dat
het aantal werk- en rusturen evenzoo geregeld
zou worden bij de wet, als dit voor andere
werklieden het geval is.
Op de vraag van een der aanwezigen hoe
dit mogelijk zou zijn, werd de wensch geuit,
dat een aantal inspectrices zouden worden aan
gesteld, om dit in de verschillende huishou
dingen na te gaan.
Op de aanmerking, dat bij het groote aantal
dienstboden, de benoemde inspectrices een
onmogelijke taak zouden hebben te vervullen,
werd besloten, de zorg voor het welvaren der
dienstboden slechts uit te strekken tot de
minderjarigen, omdat rnen van oordeel is, dat
de ouderen wel voor haar eigen belangen
konden optreden.
Mevrouw Bogelot, de directrice van de
»Libérées de Saint Lazare" sprak een zeer
waar woord door te zeggen: »Ik vind het zeer
prijzenswaardig, dat de commissie het
dienstbodenvraagstuk op dit congres ter sprake
brengt. Maar met mijn veeljarige ondervinding,
moet ik hier opmerken, dat mér dan alle
wetten, noodig is, dat de vrouwen, onder wier
bevelen de dienstboden staan, moeten beginnen
met zichzelf te hervormen, en door haar eigen
voorbeeld, eerbied moeten leeren inboezemen!
»Als dit eenmaal tot een der eerste plichten
van de huisvrouw wordt gerekend, dan kunnen
alle beschermingswetten of bureaux van infor
matie verdwijnen; en wij allen, die werkzaam
zijn op dit gebied, zullen dit van harte, en
zelfs zeer gaarne doen !"
Er werd veel gesproken over de onvoldoende
slaapplaatsen van vele dienstmeisjes, in hy
giënisch opzicht, en ook over de weinige be
trouwbaarheid der Bureaux de placements
(tout comme chez nous). Men wilde gratis
plaatsing en informaties, door middel van
Arbeidsbeurzen.
De wenschen tot verbetering van het lot der
dienstboden door de commissie geuit, werden
allen aangenomen. liet volgen van de door
mevrouw Bogelot gesproken woorden zal er
er echter zeker wel het meest toe bijdragen,
een wenschelijke en duurzame verbetering tot
stand te doen komen.
P a r ij s. VERA.
HIIIHIttlllllMimilUMIIIHIIMIIINMI
Ulaflamede Tlilbes Ahnanachféminis'c.
Universiteit roor rrouicen te
Conftartinojicl. Jennne C/tatirin. Inj<)>ectrice
van den arbeid. Prent-brie f kaarten.
liet geheimzinnige zit in de lucht. Mystiek
en symboliek zijn in vollen bloei. Wat er in
onze dagen aan somnambulisme en spiritisme
gedaan wordt, grenst aan het ongeloofelijke.
Manifestaties zonder eind. Het voeren van ge
sprekken met lieden wier lichamen seilert
jaar-en-dag tot de assche hunner voorvaderen
zijn afgedaald, gebeurt in alle kringen ; oncier
alle standen. Het onbekende, het geheimzinnige,
het «wonderbare", het griezelige heeft altijd
getrokken met lokkend geweld.
De beroemde waarzegster te Parijs, Madame
de Thfebes, heeft het zeer druk. Zij beeft haar
vaste spreekuren. Het loopt storm bij haar; de
schel staat niet stil. Volgnummers worden uit
gereikt, als bij een specialiteit in de genees
kunde.
By die specialiteiten loopt het tegenwoordig
óók storm; hoe verzot sommigen onzer ook
zijn op het turen naar het ongeziene, op
manifestaties en geesten-conversatie, meer dan
ooit wordt er gemorreld aan het menschelijk
lichaam.
Madame de Thèbes is niet een armzalige
slons, met stoppelige grauwe haren, een paar
flikker-oogen, een zwarte kat, een pak
groezelige kaarten en een kom koffiedik.
Het lijkt er niet naar. Een uiterst
gesoigneerde dame, gekleed in ruischende zij of
glanzend fluweel. Zij is een bolleboos in de
chiromancie. Van de handen, haar vorm, grootte
en spankracht, van de formatie der vingers en
vingertoppen en vooral van de lijnen in de
hand, die lijnen met haar vertakkingen en
willekeurige kronkelingetjes heeft zij een
diepzinnige studie gemaakt. Toon haar uw
hand en gij zijt bij haar te biecht. Zij weet
alles van u af; zij {eest in uw hand wat voor
individu gij zijt en wat de toekomst over u
beschikt.
Haar salon-wachtkamer en haar spreekkamer
smaakvol en kostbaar gemeubileerd, bewijzen
dat het waarzeg-baantje lang niet te versmaden
middelen van bestaan oplevert. Zij laat zich
(link betalen. De handen die haar worden
voorgehouden, zijn in den regel zacht en blank ;
handen waarin de »ligne de vie", de »ligne de
coeur'' en de »ligne de töe" duidelijk
geteekend zijn; het lezen in zwarte, roeterige,
stoffige, met verf besmeerde, of aan de
binnenzijde vereelte handen zal madame de
Tlièbes waarschijnlijk moeilijker vallen. Ge
lukkig dat die noeste werkers, die God danken
zoo zij toekomen van den eenen dag op den
anderen, niet zoo ongezond nieuwsgierig zyn
als talloos veel lediggangers voor wie dergelyk
geheimzinnig spelletje een variatie is in hun
hol bestaan. Nu Parijs, vroeger Berlijn, waar
een andere »voorname" waarzegster in een der
eerste hotels druk bezoek ontving van dames
uit de booge aristocratie, die hare openba
ringen met goud betaalden.
Onder directie van mevrouw Maria Chéliga
is een »Almanach feministe" tot stand gekomen.
liet boekje wordt door Cornély uitgegeven.
Het is verkrijgbaar voor den prijs van circa
2 gulden. Deze almanak bevat heel wat ver
klaringen aangaande den socialen toestand en
den arbeid der vrouw in verschillende landen;
allerlei wenken en verklaringen aangaande
nieuwe werkkringen voor de vrouw. Te midden
van al dit nuttige en zaakry'ke ook een aan
trekkelijk artikel van Adrienne Neyrat. Zij
verzoekt alle vrouwen, met of zonder femi
nistische neigingen en geavanceerde denkbeel
den, haar vrouw-zijn allereerst te openbaren
in het beschermen der dieren. Zij dringt er
op aan dat de vrouwen een goed voorbeeld
zullen geven aan de kinderen, in de wijze
waarop zij zorgen voor eigen dieren, en haar
medelijden vooral uitstrekken tot dieren die
dikwijls slecht verzorgd en mishandeld worden.
Sadert een jaar is er in Constantinopel een
universiteit voor vrouwen. Deze hoogpschool
is op Amerikaansche wijze ingericht. De col
leges worden meestal gegeven door
Amerikaanscbe dames. Zij doceeren in de Engelsche taal.
Ook haar voordrachten zijn, met kleine wijzi
gingen ter wille van de zeden en gewoonten
der Oosterlingen, geheel Amerikaansch naar
vorm en inhoud. Een aantal vrouwelijke
studenten uit de Balkan-Staten, uit
KleinAziëen Eaypte zijn toegestroomd. Haar aan
tal bedraagt reeds honderd-en-zestig.
* *
Men heeft het Jeanne Cfmuvin nadat zij op
zoo schitterende wijze was gepromoveerd als
dokter in de rechten, noch aangenaam roch
gemakkelijk gemaakt. Zij heeft den moed niet
opgegeven en de knappe juriste heeft net zoo
lang gestreden voor haar billijk recht, om als
advokaat bij een openbaar ministerie in aan
merking te komen, tot zij heeft gezegevierd
over alle bezwaren en tegenwerking. Nu is
haar wens-cb. vervuld. Zij zal in 't opanbaar
kunnen pleiten.
* *
*
Anna Gtindelfingar is in Beieren benoemd
tot inspectrice van den arbeid. Haar woonplaajs
is Neurenberg ;? van daar uit maakt zij inspectie
reizen in haar distrikt.
Witte en blauwe prent-brief kaarten een tijd
lang verzameld, kan rnen heel goed gebruiken
als wandversiering, in gangen, op portalen of
in serres. Met smaak en overleg gesortesrd en
opgeplakt, maken zij een niet onaardig effect
en doen hél even denken aan Delftsche tegels.
CAPRICE.
* *
*
Notentaurt. 125 gram tarwebloem met ge
lijke deelen boter en witte suiker en het sap
van aen citroen vermengt men goed dooreen.
Dan bergt men het deeg weg op een zeer
koele plaats. In dien tijd pelt en stoot men
30 groote, blanke noten. Men laat 100 gram
suiker en een weinig water even opkoken,
roert de lijn gestooten noten er door heen.
Nu doet men de helft van het deeg in een
geboterde, met gestampt beschuit voorziene
taarten-pan; het mengsel noten, suiker en
water in een dikke laag over het deeg uitge
spreid. De andere helft van het deeg er over
heen en een groot uur laten bakken in matig
heete oven.
P(tl»'ikaxann. Iïliter zoete room, !* liter
water, een weinig Liebig's extract en een thee
lepel paprika, laat men onder gestadig roeren
even koken. De saus moet gebonden zijn en
wordt bij versch gebraden ossevleesch door
liefhebbers van gekruide spijzen zeer geroemd.
Aan de Redactie van De Amsterdammer.
(rcac'tte liedactie.
Mag ik u beleefd verzoeken het volgende
op te nemen als repliek op het artikel van
»Vera" in uw nummer van 7 October jl.
liet komt niet in mij op mij te verdedigen
tegen den op mij gemunten Sütenldeb in de
laatste paragraaf van »IIet
Vrouwen-vredecongres te Parijs". Eene vrouw als ik verdedigt
zich niet tegen courantenaanvallen. Het is
mij alleen om eene rectificatie te doen, en
om voor hen ook onder onze leden - die
niet met de oprichtingsgeschiedenis van den
Ned. Vrouwenbond ter Intern. Ontwapening
bekend zijn, het ware licht op de Parysche
ligue geschiedenis te doen vallen.
De Fransche ligue, die zoogenaamd door
mevr. Wiszniewska is opgericht de ware
stichteres was mevr. Camille Fiammarion
zocht alle bestaande vredevereenigingen. hoofd
zakelijk vrouwen in haar bestuur hehbend,
aan om zich bij haar aan te sluiten en deelde
aan de presidenten dier vereenigingen den
titel van vice-presidenten uit, zoo ook o. a.
aan mevr. v. Suttner. Het kan zeer gotd zijn
dat de aangesloten vereenigingen gezamenlijk
5.000000 leden teilen. Dit is echter niet het
zelfde alsof de door mevr. Wiszniewska
gestichtte ligue, nu in Alliance universelle des
femmes pour les paix herdoopt, zooveel leden
telt.
De Nederlandsche Bond werd eerst onder
de auspices der fransche ligue gesticht nadat
de namen der vreemde i-ice-presidenten mij ver
trouwen in de_ zaak hadden ingeboezemd.
'2(j Aug. 1898 hield ik mijne stichtingsrede,
'28 Aug. kwam het rescript van den Tsar. Vol
vreugde deed ik 31 Aug. in de voorhal van
de tentoonstelling van vrouwenarbeid een adres
teekenen, dat ifi 2 uur tijds 300
handteek"?ningen verkreeg en dadelijk bij den
llussischeii^ gezant, met verzoek van opzending aan
den Tsar, werd gebracht. Tevens zond ik den
tekst van dit adres met eene circulaire aan
alle andere presidenten ran croiucencerceiiitjingen
dus ook aan mevr. Wiszniewska, met verzoek
om in hare resp. landen eenzelfde adres te
doen doan teekenen. Uit Parijs orilving ik een
verontwaardigd schrijven, inhoudend dat ik
niet internationaal mocht optreden en voor al
wat ik wilde ondernemen parmissie vragen
moest. Ik schreef toen aan mevr. v. Suttner
om raad en ook aan andere dames om aan
deze te vragen of var. haar ook geëischt werd
hare contributies après que vous aurez fait
vos premiers frais naar Parijs te zenden.
Mevr. Stefani van Palermo antwoordde ont
kennend en vond den eisch absurd, mevr.
v. Suttner schreef o. a. het volgende: »Ich
bin durchaus dafïu- dass im jeden
handese/foistandig or^anisÉrt wird. Was mir betrift'c so
habe ich mir die Liga gegenüber ganz passiv
erhalten. Das vice-praesidestenthum dass ich
annahm, betrachte ich als eine art Ilöllichkeit
von mir etc. otc Ich begrüste mit
Vergnügen die Tbatigkeit dieser Damen
aber das Centrale Spieien wollen achte ich
für durchaus unberechtigt und habe es
stillschweigend bergangen. Tuan sie's auch so.
Ilandeln sie weiter als lloll. Friedensgruppe
Entrieren sie alle ein Jüufende Beitrage nur
selber und für eigene Zwecke ein. Die Kue
Débarcadère 7 kann nimmermehr zum Cantrum
der Beweguag werden, ist auch gar nicht
nüthig
Dit en nog andere zaken in aanmerking
nemend, werd op onze eerste algem. verg.
S Xov. '98 besloten een geheel zelfstandigen
bond op te richten en alleen op denzel/den
roet als de andere cerceniginyen ons bij de
Fransche ligue aan te sluiten; wij maakten
onze statuten op en zonder eene vertaling
hiervan naar Parijs ter kennisgeving, liet ant
woord was, dat men mij mijn onMaij <jaf als
nee presidente. liet mag nu het Hollandsche
hart van Vera leed doen dat onze vereeniging niet
aangesloten is en het mag mevr. Wisniewska's
ijdelheid kwetsen dat n land zich onthoudt
en ik niet nederig ben komen smeeken om
toch maar aangesloten te worden, (dit bleek
mij uit al wat in Parijs van dien kant verleden
week tegen mij ondernomen werd) maar dit
is geen reden voor mij om over al het onaan
gename dat sints twee jaar gebeurd is heen
te stappen. Zelfs al bestonden er niet redenen
van overwegenden aard die mij verbieden in
nadere verbinding met mevr. Wisniewska te
treden.
Het verheugt mij te hooren dat het
VrouwenVrede-congres goede resultaten heeft opge
leverd, maar ik acht het voor den Ned.
Vrouwenbond voldoende, aangesloten te zyn
bij het Bureau van Bern en bij de nieuw op
gerichte Union Internationale. Dat onze Bond
op het of/icieele vredescongres waardig ver
tegenwoordigd geweest is en een groot aandeel
genomen heeft in het werk op de Trans
vaaldagen blijkt voldoende uit de fransche cou
ranten en uit veel anders bovendien, waarover
ik het niet noodig acht te spreken.
B. WASXKLEWISC/
VAN SCHILFGAAEDEN.
EI, n. gr
et X3CL verfris