De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 21 oktober pagina 3

21 oktober 1900 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1217 D A M S T E R tf A4I-M 'EE W E E K B L A D V O O R' N E D E R L A N D, al har* kenmerken constant; zij blijft precies dezelfde van het eerste begin van haar verschenen, totdat zjj later, hetzy ra andere soorten te hibben voortgebracht, hetzij zonder cakomelii gen, in den ttryd voor het bestaan h«t onderspit zal delven. Deze theorie herstelt de oude leer van de onveranderlijkheid der soorten in eere. En deze onveranderlijkheid is een zoo algemeene ervaring, dat zij steeds een zeer zwak punt in Darwin's afstammingsleer, gebleven is.... Veranderen doet de soort dan alleen, wanneer zij andere voortbrengt. Of liever, zy verandert daarbij zelve niet; zij blijft naast de nieuwe soorten onveranderd voortbestaan. Zij is als een stam, die wel zijtakken voortbrengt, maar zelf zich in zijn groei daardoor niet laat storen. Alleen als er onder hare nakomelingen typen zijn, veel beter voor den stry'l voor het leven toegerust dan zij, kan zij daardoor plaatsely'k te gronde gaan. Maar het kan lang duren, voordat zulk eeie nieuwe soort de oude op baar geheele gebied uitgeroeid hetft." * ?* Theorie tegenover theorie, zal men misschien zeggen. Wie heeft gelijk? Be aanhangers van de leer der geleidelijke doch onbegrensde variabiliteit kunnen het bewy's hunner hypothese niet leveren. Wanneer men hen wy'st op de geringe erfelijkheid der variaties, zullen zy antwoorden, dat die erfelijkheid zich toch in enkele gevallen heeft geopenbaard, en wanneer men hen doet opmerken, dat zij voor het geleidelijk ontstaan van nieuwe soorten geen voorbeelden kunnen aanwijzen, zullen zy' u zeggen, dat een menschenleeftijd maar een korte spanne tijds is en dat er \oor zulk eene vervorming, door accumulatie van zeer kleine afwijkingen ontstaan, wellicht eeuwen noodig z|jn. Minder gemakkelijk zal het hun vallen te antwoorden op eene ardere bedenking. In den strijd om het leven blijven die vormen over winnaars, welke zich hec best aan de omgeving hehben aangepast". Volkomen waar. Maar indien de hiertoe noodige organen zich slechts zeer geleidelijk vormen en ontwikkelen, welk aut hebben zij dan voor plant en dier in een ontwikkelingsstadium, dat zich misschien over eeuwen uitstrekt? Grau ist alle Theorie, mair wanneer een man als de Vries als verdediger eener theorie optreedt, dan is z\jn eerste werk de neielen te doen verdwijnen. En daartoe beroept hij zich op feiten en experimenten. Volgens hem moest men het ontstaan van soorten kunnen waarnemen. Maar dit is gemakkelijker gezegd dan gedaan, ook si gaat men hierby stelsel matig te werk .Weldra bleek mij", zoo schrijft hij dat waarnemingen in de natuur en in tuinen daarbij niet tot het beoogde doel leiden. Al bezoekt men ook dezelfde exemplaren en groeiplaatsen herhaaldelijk, in verschillende jaargetijden en jaren, de waar nemingen blijven toch veel te onvolledig. Na tuurlijk; wat, t de mutabiliteit begint met het zaad, en hoe weinig z»ad kornt in de vrije ratunr tot vollen wasdom l Ik besloot dus mijn toevlucht te nemen (ot uitzaaiproeven en ver zamelde in het wild zooveel zaad als ik slechts kon. Dit zaad zaaide ik in mijn proeftuin, coms op groote schaal. Daarna oogstte ik eigen zaad van wilde planten, door enkele planten in den tuin voldoende geïsoleerd te laten bloeien, en zaaide dit zaad zoo ruim mogelijk. Mijn doel was natuurlijk de vraag, of ik een of meer soorten zou aantreffen, die juist in eene mutatie-periode verkeerden." Het is vrij duidelijk"?zegt de hoogleeraar dat de kans van slagen, trots het vele werk, maar eene zeer geringe was. Toch heb ik het geluk gehad te vinden wat ik zocht. Onder een honderdtal soorten was er een, die bleek mutabel te zijn. Aanvankelijk wel in geringe mate, maar voldoende om mij spoedig te doen besluiten alle andere pioeven op te geven, en alleen deze plant zoo grondig mogdijk te bestudeeren." Grondig bestudeeren is hier waarlijk niet te veel gezegd. De bedoelde plant behoort tot het geslacht Oenothera (Sr. Teunisbloern); het is de, oorspronkelijk Amerikaansche, Otnntliera Lamarckiana, die bij 's Graveland en Hilver sum in het wild wordt aangetroffen, en die om hare prachtige, groote bloemen ook wel Oeno thera grand/flora wordt genoemd. Sedert veer tien jaren heeft de Vries deze plant op groote schaal en met ii achtneming van alle denkbare voorzorgsmaatregelen uitgezaaid, en reeds in het tweede jaar van zijn proefnemingen vond hy onder de door hem opgekweekte platten eene beslist nieuwe soort, de Oenothera lata. In de volgende jaren kreeg bij nog twee nieuwe typen, ten dwergvorm en een met glanzige bladen. Onder de 150(0 planten van het zaaisel, van 1888 waren 5 dwergen en 5 lata's; later klom dit aantal tot ongeveer l pareert van het zaaisel. De Vries had nu de zekerheid dat hij in de Oenothera Lamarcki ana eene muteerendo plant had gevonder. Bij de voortzetting zijner waarnemingen werd zijn moeite ruim beloond door het vinden van nog een vijftal duidelijke mutatie vormer, die thans alle onveranderlijke, zaad va-te sor-rten zijn geworlen. Sedert 1895'' zoo besluit hij hft relaas zijner proefnemingen btb ik jaarlijks de Oenothera Lamarckiana gezaaü', daarbij steeds zorgende, dat het zaad van zui vere afkomst was. De bevruchting geschiedde daarbij kunstmatig, met eigen stuifmeel, onder uitsluiting van al!e insecten. Jaarlijks had ik duizend of meer kiemplanten, en vond ik onder deze een zeker aantal mutatiën. Daarbij kwamen de eenmaal gewonnen nieuwe soorten tel kens terug; nieuwe het.ben zich daar, meteen enkele uitzondering, niet bijgevoegd. Ook bleef het gehalte aan mutanten telken jure onge veer het zelfde, natuurlijk met allerlei wis selingen. Herhaaldelijk zag ik nieuwe soorten ontstaan, die of niet bloeiden, of steriel waren, of ten gevolge van ha'e zwakte reeds vroeg te gronde ging n. Enkele van die ontstonden duidelijk meermalen, andere zóó zeldzaam, dat het niet goed mogelijk was eene diagnose van haar rp te maken. Eenige van deze vond ik ook op de wilde groeiplaats. De naMiur maakt klaarblijkelijk niet alpen bestaanbare, maar ook onbestaanbare sporten. Maar de laatste gaan sposdig te gronde en worden dus haast nooit gezien; da eersten houlen e:n langere of kor tere reeki van jaren stand." Aan de eisenen, door de theorie gesteld, heeft de Vrus in de praktijk ruim voldaan. De nieuwe soorten zijn niet in n enkel exemplaar maar in een aantal indhiduen, en niet eenmaal maar gedurende eene reeks van jaren onts'aan; hare levenskansen zijn dus voldoeiide. Zij zijn, met enkele uitzonderingen, van haar optreden af, zaadvast en zonder | terugkeer tot het type der moedersooit. Niets verraadt vooraf haar optreden; er is zelfs geen aanduiding van een overgang. Eenmaal ont staan zijn zij volkomen gereed en blijven, ook in den loop van verscheiden generatiën, haar eerste kenmerken behouden. Zij ontstaan m? t een sprong of schok en zijn dan constant. Zij ontstaan uit de moedersoort, als zijtakken van deze, f n niet doordat deze laatste zelve allengs verardtrt; integendeel, naast alle mutatiën blijft de soort onveranderd bestaan, zoolang althans de strijd voor het leven de kansen niet zal doen koeren. En ten slotte, ds mutabiliteit is een veelzijdige, zooals uit Darwin's beginsel» n moest worden afgeleid. Van de r ieuw ontstaande vorrmn hebben waarschijnlijk enkele gunstige levenskansen, andere niet; alleen de meest ge schikte zullen blijven bestaan. * * *Het hcogst belangrijke opstel, waarvan wij j hier een overzicht gaven, is een zelf weder j resumévan de eerste aflevering van Hugo de ! Vries' werk: Jlntationstlieorie, Versuche und \ Bcob''clitunqen ber die Knlstehung von Arten mi P/lumetireich, (Leipzig, Veit und Cotnp.) Het boek" zoo doelde ons prof. de Vries mede komt in twee deelen, elk van drie afleveringen, uit; c'e eerste aflevering is gereed | en verschijnt ciezer dagen; de overige hoop ik j in den loop der beide volgende jaren gereed te kunnen mak^n.'1 E.c utif/ne leonem. Wat thans reeds door schrijver is openbaar gemaakt, geefc ons de zekerheid, dat zijn Mutationstlieorie een werk zal worden, dat den beoefenaars der biologische weterschfp as een ervaren gids nieuwe wegen zal openen; een werk dat een monument zal zijn voor de vaderlaiidsche wetenschap ? hierin immers kan een klein volk groot zijn ? en voor onzen Amsterdam?chen hoogleeraar, die haar zoo waan.ig vertegenwoordigt. E. D. P. Muziek in de Hoofdstad. Het begint al meer en meer gewoonte te worden, dat componisten er prijs op stellen, bij nieuwe werken bun auditorium voor te be reiden op hetgeen zij zullen hoorer. Ea terecht. De toondichters komen vaak onder den indruk van een onderwerp, ontleend aan litteratuur of geschiedenis, of ook wel aan da natuur, met hare tallooze impressies; en die indruk geven zij op hunne wijze weder, in hun taal de muziek, en in hun vorm ? de symphonie, in den meest uitgebreiden zin der beteekenis. Door nu den toehoorder voor te bereiden, wordt de fantaisie, die steeds in meer of mindere mate bij hem aanwezig be hoort te zijn, door den toondichter geleid naar die paden waar langs hij wenscht gevolgd te worden. Mejuffrouw Cornelie van Oosterze.% wier symphonie is f kl. 3 Donderdag 11 dezer in het Concertgebouw werd uitgevoerd, heeft wijselijk die gewoonte gevolgd en zoo deelt zij ors dan mede, dat in het eerste deel tot ons spreekt eene ziel, die lydt en strijdt en ten slotte overwint doch teri koste van veel teeders. In het tweede deel luistert de ziel ademloos vol troostverlangen naar de rustige stem der natuur, die van uit het ernstig-stille woud tot haar doordringt. De stormen van bitterheid en twijfel, die voor haar opdoemen, vermogen slechts voor eena wijle die stemmir.g te doen verdrijven ; ten slotte lost zich de melodie van Berusting op in de reine stemming van het woud, bij avondschemering. In het derde deel wordt een vraag opge worpen door celli en contrabassen. Als dan die vraag herhaalt wordt, komt een motief van levenslust haar onderbreken. Het Trio VOOE( DAMEjS. Les femmes de FEigMn, In het laatste nummer van l'Illustration, bespreekt de ten onzent ook bekende criticus Arsène Alexandre, de vrouwen, die op de Parysche tentoonstelling de verschillende na tionaliteiten vertegenwoordigen. Het overzicht, aan de hand van enkele pboto's is, zoo als de schrijver zelf zegt, zeer beknopt daar een geheel boekdeel dikwyls nog niet eens vol doende is om slechts n enkele te leeren kennen, vandaar dat hy dan ook, hier en daar alleen het bijzondere, het kenmerkende, aanstipt. Allereerst de Javaansche danseressen, die in 1889 zulk een overweldigende indruk heb ben nagelaten. Waren het toen enkele sterren uit het corps de ballet, van den prince MangkouNegoro van Solo, waarvan Gustave Geffroy zegt: «c'étaient des idoles au fond d'un temple, des idoles que les ptêtres surchargent sans cesse d'étoffas et d'ornements"; des ie moeilijker is het thans voor haar, die nu hunne dansen ?van gratie en schoonheid aan het publiek doen zien, om die vorigen te evenaren of te over treffen. Door het klimaat gedwongen, hebben ze helaas de beenen in kousen en schoenen moeten steken, wat wel eenigszins den indruk afbreuk doet. Naast de bevalligheid der Indische schoenen staat de echte Parisienne in hare onnavolg bare elegance, zooals wy ze ors in het palais des costumes, waar ze geheel op hare plaats is, kunnen gade slaan. Het Creoolsche type is hier ook vertegen woordigd onder meer door de kleine photografieën-verkoopster Eldja, een ietwat ernstige schoonheid; Engeland vinden we hier terug in de laitières anglaises in hun Greenewayoostumes, douce comme la crème qu'ellesservent, en van de Hollandsche boerinnetjes zegt Arsène Alexandre: Elles comptent toujours, grace & leur costume amusant, jupes ballonées, coiffes blanches, fiehus croisés, bras nus. parmi les plus pittoresques personnes dans les expositions ou elles ti'urent." Natuurlijk zijn de Japansche schoonen even min aan zyn aandacht ontsnapt, »ces jolies bibelots-femmes." Die brooze poppetjes, door Ontamaro verheerlijkt, en die als kleurige vlinders, in hunne zyden kimono's voorbij zweven, liefelyk zonder weerga. En zoo laat de schrijver nog enkele andere nationaliteiten de revue passeeren, zonder echter hetzij met betrekking tot kleeding of betreffende schoon heidstype in meerdere bijzonderheden te treden, wat mogelijk wel tot belangwekkende verge lijkingen aanleiding kon geven, maar waarschy nlyk voor een artikel in de Illustration te uit gebreid zou worden. Juist waar thans van allerwege tegen de dameskleeding uit gezondheids zoowel als uit aesthetisch oogpunt te velde wordt getrokken daar geven wellicht de nationale costumes die minder aan mode onderhevig zy'n, eenige grondslag om verder op voort te bouwen. In ieder geval moeten we het betreuren dat die, ook bij ons te lande meer en meer in verval geraken, en dat zoodra de dragers of draagsters der volks eigen kleeding hunner voorouders, in een grootere plaats hunne werkkrachten komen aanbieden, zy' meestal de kleeding van het dorp hunner geboorte afleggen om de steedsche manieren, zy' het dan alleen ook in hun uiterlyk aan te nemen. Dat kleeding, dames zoowel als heeren, wel eenigszins, een artistieke opfrissching noodig heeft, bewees de Sonderausstellung ter gelegen heid van de»Deutsche Schneiderstag" te Krefeld. Hier waren verschillende kunstenaars uitgenoodigd hunne denkbeelden betreffende de asthetiek der dameskleeding door voorbeelden kenbaar temaken. Enkelen zochten verbetering alleen in garneering, kleur en stof. terwijl anderen ook doel en bestemming der costumes aan hun oordeel onderworpen hadden. In een »Album moderner, nach KiinstlerEntwürfen auff/eführten Dam'.n kleider" 1) zijn een twee en dertig tal dezer costumes afgebeeld, die doen zien op wat wijze verbe tering is aan te brengen, maar helaas ook hoe een zoeken naar iets extra-nieuws tot vreemde resultaten kan leiden. De Belgische kunstnyverheids-virtuoos van de Velde voorspelt zelfs: »Von heute ab fallen die Kleiderausstellungen indieKategoriederKunstauPstellungen," terwijl hy in een binnenkort in druk te ver schijnen lezing op bedoelde Schneiderstag «Die künstlerische Hebung der Frauentracht" heeft uiteengezet. Zoo zullen we door al die artis tieke bemoeiingen weldra misschien smaak voller kleeding te zien krijgen, als ze nu maar niet ontaarden in het ultra-moderne, dat reeds in kunstnijverheid is op te merken. R. W. P. Jr. 1) Verlag von Friedy Wolfrum, Düsseldorf. Het DienstbofleEYraastfnt op liet Congres te Parijs. Zooals men wtet, werd er op ds Parijsche Tentoonstelling een congres gehouden, waar de rechten der vrouw werden besproken. Zooals op elk congres, was ook hier weer de markt overvoerd. Niet minder dan 59 vraagstukken moesten worden behandeld in zeven zittingen. Neemt men daarby in aanmerking, dat het aantal sprekers en spreeksters over n enkel vraagstuk dikwijls niet minder bedroeg dan twintig, dan kan men zich een denkbeeld vor men van de massa woorden ik k:m niet zeggen ideeën die men op n zitting kreeg te hooren. De redactie-commissie meende dan ook te moeten waarschuwen, tegen de spreekmanie die een groot aantal der toehoorders en toe hoorsters scheen te bezielen. Mijn opinie is, dat de Franschen de kunst nog moeten leeren, niet van te spreken, maar van te kunnen zwijgen. Dat men onder al dat discussieeren dikwijls van het eigenlyke onderwerp afdwaalde, is natuurlijk ! Zoo gebeurde het, dat men van den geuiten wensch: »Dat de vrouwelijke werklieden een costuum zonden kunnen dragen, overeen komstig hare werkzaamheden in fabrieken als anderzins", afdwaalde op de wenschelijkheid der verplichting voor alle vrouwen, om op straat korte rokken te dragen, en van dit onderwerp weer kwam op de lastige hoeden der dames in de theaters ! Een der dames brak een lans voor het dragen van heeren pantalons; waarop weer eenander haar vrees uitte dat, wanneer dames en heeren dezelfde kleederdracht aannamen, er veel gevaar ' voor de zedelijkheid uit zou ontstaan! i Maar orn nu op het dienatbodenvraagstuk te komen. Het congres uitte den wensch, dat het aantal werk- en rusturen evenzoo geregeld zou worden bij de wet, als dit voor andere werklieden het geval is. Op de vraag van een der aanwezigen hoe dit mogelijk zou zijn, werd de wensch geuit, dat een aantal inspectrices zouden worden aan gesteld, om dit in de verschillende huishou dingen na te gaan. Op de aanmerking, dat bij het groote aantal dienstboden, de benoemde inspectrices een onmogelijke taak zouden hebben te vervullen, werd besloten, de zorg voor het welvaren der dienstboden slechts uit te strekken tot de minderjarigen, omdat rnen van oordeel is, dat de ouderen wel voor haar eigen belangen konden optreden. Mevrouw Bogelot, de directrice van de »Libérées de Saint Lazare" sprak een zeer waar woord door te zeggen: »Ik vind het zeer prijzenswaardig, dat de commissie het dienstbodenvraagstuk op dit congres ter sprake brengt. Maar met mijn veeljarige ondervinding, moet ik hier opmerken, dat mér dan alle wetten, noodig is, dat de vrouwen, onder wier bevelen de dienstboden staan, moeten beginnen met zichzelf te hervormen, en door haar eigen voorbeeld, eerbied moeten leeren inboezemen! »Als dit eenmaal tot een der eerste plichten van de huisvrouw wordt gerekend, dan kunnen alle beschermingswetten of bureaux van infor matie verdwijnen; en wij allen, die werkzaam zijn op dit gebied, zullen dit van harte, en zelfs zeer gaarne doen !" Er werd veel gesproken over de onvoldoende slaapplaatsen van vele dienstmeisjes, in hy giënisch opzicht, en ook over de weinige be trouwbaarheid der Bureaux de placements (tout comme chez nous). Men wilde gratis plaatsing en informaties, door middel van Arbeidsbeurzen. De wenschen tot verbetering van het lot der dienstboden door de commissie geuit, werden allen aangenomen. liet volgen van de door mevrouw Bogelot gesproken woorden zal er er echter zeker wel het meest toe bijdragen, een wenschelijke en duurzame verbetering tot stand te doen komen. P a r ij s. VERA. HIIIHIttlllllMimilUMIIIHIIMIIINMI Ulaflamede Tlilbes Ahnanachféminis'c. Universiteit roor rrouicen te Conftartinojicl. Jennne C/tatirin. Inj<)>ectrice van den arbeid. Prent-brie f kaarten. liet geheimzinnige zit in de lucht. Mystiek en symboliek zijn in vollen bloei. Wat er in onze dagen aan somnambulisme en spiritisme gedaan wordt, grenst aan het ongeloofelijke. Manifestaties zonder eind. Het voeren van ge sprekken met lieden wier lichamen seilert jaar-en-dag tot de assche hunner voorvaderen zijn afgedaald, gebeurt in alle kringen ; oncier alle standen. Het onbekende, het geheimzinnige, het «wonderbare", het griezelige heeft altijd getrokken met lokkend geweld. De beroemde waarzegster te Parijs, Madame de Thfebes, heeft het zeer druk. Zij beeft haar vaste spreekuren. Het loopt storm bij haar; de schel staat niet stil. Volgnummers worden uit gereikt, als bij een specialiteit in de genees kunde. By die specialiteiten loopt het tegenwoordig óók storm; hoe verzot sommigen onzer ook zijn op het turen naar het ongeziene, op manifestaties en geesten-conversatie, meer dan ooit wordt er gemorreld aan het menschelijk lichaam. Madame de Thèbes is niet een armzalige slons, met stoppelige grauwe haren, een paar flikker-oogen, een zwarte kat, een pak groezelige kaarten en een kom koffiedik. Het lijkt er niet naar. Een uiterst gesoigneerde dame, gekleed in ruischende zij of glanzend fluweel. Zij is een bolleboos in de chiromancie. Van de handen, haar vorm, grootte en spankracht, van de formatie der vingers en vingertoppen en vooral van de lijnen in de hand, die lijnen met haar vertakkingen en willekeurige kronkelingetjes heeft zij een diepzinnige studie gemaakt. Toon haar uw hand en gij zijt bij haar te biecht. Zij weet alles van u af; zij {eest in uw hand wat voor individu gij zijt en wat de toekomst over u beschikt. Haar salon-wachtkamer en haar spreekkamer smaakvol en kostbaar gemeubileerd, bewijzen dat het waarzeg-baantje lang niet te versmaden middelen van bestaan oplevert. Zij laat zich (link betalen. De handen die haar worden voorgehouden, zijn in den regel zacht en blank ; handen waarin de »ligne de vie", de »ligne de coeur'' en de »ligne de töe" duidelijk geteekend zijn; het lezen in zwarte, roeterige, stoffige, met verf besmeerde, of aan de binnenzijde vereelte handen zal madame de Tlièbes waarschijnlijk moeilijker vallen. Ge lukkig dat die noeste werkers, die God danken zoo zij toekomen van den eenen dag op den anderen, niet zoo ongezond nieuwsgierig zyn als talloos veel lediggangers voor wie dergelyk geheimzinnig spelletje een variatie is in hun hol bestaan. Nu Parijs, vroeger Berlijn, waar een andere »voorname" waarzegster in een der eerste hotels druk bezoek ontving van dames uit de booge aristocratie, die hare openba ringen met goud betaalden. Onder directie van mevrouw Maria Chéliga is een »Almanach feministe" tot stand gekomen. liet boekje wordt door Cornély uitgegeven. Het is verkrijgbaar voor den prijs van circa 2 gulden. Deze almanak bevat heel wat ver klaringen aangaande den socialen toestand en den arbeid der vrouw in verschillende landen; allerlei wenken en verklaringen aangaande nieuwe werkkringen voor de vrouw. Te midden van al dit nuttige en zaakry'ke ook een aan trekkelijk artikel van Adrienne Neyrat. Zij verzoekt alle vrouwen, met of zonder femi nistische neigingen en geavanceerde denkbeel den, haar vrouw-zijn allereerst te openbaren in het beschermen der dieren. Zij dringt er op aan dat de vrouwen een goed voorbeeld zullen geven aan de kinderen, in de wijze waarop zij zorgen voor eigen dieren, en haar medelijden vooral uitstrekken tot dieren die dikwijls slecht verzorgd en mishandeld worden. Sadert een jaar is er in Constantinopel een universiteit voor vrouwen. Deze hoogpschool is op Amerikaansche wijze ingericht. De col leges worden meestal gegeven door Amerikaanscbe dames. Zij doceeren in de Engelsche taal. Ook haar voordrachten zijn, met kleine wijzi gingen ter wille van de zeden en gewoonten der Oosterlingen, geheel Amerikaansch naar vorm en inhoud. Een aantal vrouwelijke studenten uit de Balkan-Staten, uit KleinAziëen Eaypte zijn toegestroomd. Haar aan tal bedraagt reeds honderd-en-zestig. * * Men heeft het Jeanne Cfmuvin nadat zij op zoo schitterende wijze was gepromoveerd als dokter in de rechten, noch aangenaam roch gemakkelijk gemaakt. Zij heeft den moed niet opgegeven en de knappe juriste heeft net zoo lang gestreden voor haar billijk recht, om als advokaat bij een openbaar ministerie in aan merking te komen, tot zij heeft gezegevierd over alle bezwaren en tegenwerking. Nu is haar wens-cb. vervuld. Zij zal in 't opanbaar kunnen pleiten. * * * Anna Gtindelfingar is in Beieren benoemd tot inspectrice van den arbeid. Haar woonplaajs is Neurenberg ;? van daar uit maakt zij inspectie reizen in haar distrikt. Witte en blauwe prent-brief kaarten een tijd lang verzameld, kan rnen heel goed gebruiken als wandversiering, in gangen, op portalen of in serres. Met smaak en overleg gesortesrd en opgeplakt, maken zij een niet onaardig effect en doen hél even denken aan Delftsche tegels. CAPRICE. * * * Notentaurt. 125 gram tarwebloem met ge lijke deelen boter en witte suiker en het sap van aen citroen vermengt men goed dooreen. Dan bergt men het deeg weg op een zeer koele plaats. In dien tijd pelt en stoot men 30 groote, blanke noten. Men laat 100 gram suiker en een weinig water even opkoken, roert de lijn gestooten noten er door heen. Nu doet men de helft van het deeg in een geboterde, met gestampt beschuit voorziene taarten-pan; het mengsel noten, suiker en water in een dikke laag over het deeg uitge spreid. De andere helft van het deeg er over heen en een groot uur laten bakken in matig heete oven. P(tl»'ikaxann. Iïliter zoete room, !* liter water, een weinig Liebig's extract en een thee lepel paprika, laat men onder gestadig roeren even koken. De saus moet gebonden zijn en wordt bij versch gebraden ossevleesch door liefhebbers van gekruide spijzen zeer geroemd. Aan de Redactie van De Amsterdammer. (rcac'tte liedactie. Mag ik u beleefd verzoeken het volgende op te nemen als repliek op het artikel van »Vera" in uw nummer van 7 October jl. liet komt niet in mij op mij te verdedigen tegen den op mij gemunten Sütenldeb in de laatste paragraaf van »IIet Vrouwen-vredecongres te Parijs". Eene vrouw als ik verdedigt zich niet tegen courantenaanvallen. Het is mij alleen om eene rectificatie te doen, en om voor hen ook onder onze leden - die niet met de oprichtingsgeschiedenis van den Ned. Vrouwenbond ter Intern. Ontwapening bekend zijn, het ware licht op de Parysche ligue geschiedenis te doen vallen. De Fransche ligue, die zoogenaamd door mevr. Wiszniewska is opgericht de ware stichteres was mevr. Camille Fiammarion zocht alle bestaande vredevereenigingen. hoofd zakelijk vrouwen in haar bestuur hehbend, aan om zich bij haar aan te sluiten en deelde aan de presidenten dier vereenigingen den titel van vice-presidenten uit, zoo ook o. a. aan mevr. v. Suttner. Het kan zeer gotd zijn dat de aangesloten vereenigingen gezamenlijk 5.000000 leden teilen. Dit is echter niet het zelfde alsof de door mevr. Wiszniewska gestichtte ligue, nu in Alliance universelle des femmes pour les paix herdoopt, zooveel leden telt. De Nederlandsche Bond werd eerst onder de auspices der fransche ligue gesticht nadat de namen der vreemde i-ice-presidenten mij ver trouwen in de_ zaak hadden ingeboezemd. '2(j Aug. 1898 hield ik mijne stichtingsrede, '28 Aug. kwam het rescript van den Tsar. Vol vreugde deed ik 31 Aug. in de voorhal van de tentoonstelling van vrouwenarbeid een adres teekenen, dat ifi 2 uur tijds 300 handteek"?ningen verkreeg en dadelijk bij den llussischeii^ gezant, met verzoek van opzending aan den Tsar, werd gebracht. Tevens zond ik den tekst van dit adres met eene circulaire aan alle andere presidenten ran croiucencerceiiitjingen dus ook aan mevr. Wiszniewska, met verzoek om in hare resp. landen eenzelfde adres te doen doan teekenen. Uit Parijs orilving ik een verontwaardigd schrijven, inhoudend dat ik niet internationaal mocht optreden en voor al wat ik wilde ondernemen parmissie vragen moest. Ik schreef toen aan mevr. v. Suttner om raad en ook aan andere dames om aan deze te vragen of var. haar ook geëischt werd hare contributies après que vous aurez fait vos premiers frais naar Parijs te zenden. Mevr. Stefani van Palermo antwoordde ont kennend en vond den eisch absurd, mevr. v. Suttner schreef o. a. het volgende: »Ich bin durchaus dafïu- dass im jeden handese/foistandig or^anisÉrt wird. Was mir betrift'c so habe ich mir die Liga gegenüber ganz passiv erhalten. Das vice-praesidestenthum dass ich annahm, betrachte ich als eine art Ilöllichkeit von mir etc. otc Ich begrüste mit Vergnügen die Tbatigkeit dieser Damen aber das Centrale Spieien wollen achte ich für durchaus unberechtigt und habe es stillschweigend bergangen. Tuan sie's auch so. Ilandeln sie weiter als lloll. Friedensgruppe Entrieren sie alle ein Jüufende Beitrage nur selber und für eigene Zwecke ein. Die Kue Débarcadère 7 kann nimmermehr zum Cantrum der Beweguag werden, ist auch gar nicht nüthig Dit en nog andere zaken in aanmerking nemend, werd op onze eerste algem. verg. S Xov. '98 besloten een geheel zelfstandigen bond op te richten en alleen op denzel/den roet als de andere cerceniginyen ons bij de Fransche ligue aan te sluiten; wij maakten onze statuten op en zonder eene vertaling hiervan naar Parijs ter kennisgeving, liet ant woord was, dat men mij mijn onMaij <jaf als nee presidente. liet mag nu het Hollandsche hart van Vera leed doen dat onze vereeniging niet aangesloten is en het mag mevr. Wisniewska's ijdelheid kwetsen dat n land zich onthoudt en ik niet nederig ben komen smeeken om toch maar aangesloten te worden, (dit bleek mij uit al wat in Parijs van dien kant verleden week tegen mij ondernomen werd) maar dit is geen reden voor mij om over al het onaan gename dat sints twee jaar gebeurd is heen te stappen. Zelfs al bestonden er niet redenen van overwegenden aard die mij verbieden in nadere verbinding met mevr. Wisniewska te treden. Het verheugt mij te hooren dat het VrouwenVrede-congres goede resultaten heeft opge leverd, maar ik acht het voor den Ned. Vrouwenbond voldoende, aangesloten te zyn bij het Bureau van Bern en bij de nieuw op gerichte Union Internationale. Dat onze Bond op het of/icieele vredescongres waardig ver tegenwoordigd geweest is en een groot aandeel genomen heeft in het werk op de Trans vaaldagen blijkt voldoende uit de fransche cou ranten en uit veel anders bovendien, waarover ik het niet noodig acht te spreken. B. WASXKLEWISC/ VAN SCHILFGAAEDEN. EI, n. gr et X3CL verfris

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl