Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1217
Surplus ds. 4.083.819
Sald. v/h. vor. j. 1.420.986
ds. 3.209.902
387.703
ds. 5.504.805
Besteed voor
vernieuw, eu
verbeteringen
Saldo op nieuwe
rekeoing ds. 2.504.805
3.000.000
ds. 3.597.605
2.176.619
ds. 1.420.986
Beziet men deze opera ietwat nauwkeurig,
dan blijkt den lezer dat de mpij ongeveer 8
pCt. over het aand. kapitaal heeft verdiend.
Ka betaling van het volle dividend op de pref.
aand. en 3 pCt. op de commons bleef nog 4
"millioen dollars over. Voor vernieuwingen
en verbeteringen werd 3 millioen besteed,
waarna nog 2 K millioen voor de nieuwe reke
ning beschikbaar bleef. Wat merkt de pre
sident ten aanzien van den nieuwen dienst
pp? Be bloeiende toestand van den handel
in het westelijk gedeelte van het transport
terrein zal vermoedelijk een groot deel van
het verlies door schade aan den oogst in
Minnesota, Manitoba en Dakota, dekken. En
hoe staat het dan met de ontvangsten in het
nieuwe boekjaar ? Het eerste kwartaal daarvan
gaf 87 millioen dollars bruto tegen 7.9 millioen
dollars in dezelfde drie maanden van het
vorige boekjaar. Onder deze invloeden kan
de boven geconstateerde koersverbetering geen
bevreemding wekken.
Het thans in druk verschenen verslag van
de Sint Louis en San Francisco toont aan,
dat de vracht per ton en per mijl ruim l dollar
cent hooger was dan gedurende den vorigen
dienst, de exploitatiekosten zyn ruim l pCt.
lager. Deze uitkomst is door het gebruik van
grootere wagens en zwaardere locomotieven
verkregen. Na uitkeering van 520 duizend
dollars voor dividend bedroeg het overschot
nog 3% ton dollars. De president verklaart
onder de algemeene beschouwingen dat de Mpy'
geen vlottende schuld heeft. Verbeteringenen
nieuw materiaal zyn sedert de reorganisatie
voldaan zonder de hulp van de uitgifte van
nieuwe obligatiën.
De Union Pac. die in bovenstaande verge
lijking zich ook gunstig onderscheidt, betaalt
het 5ie dividendbewijs van de certif. van Pref.
Aand. als volgt:
f 48 85 voor 10 Aandeelen
» 24.425 » 5
Het 2de dividend-bewy's van de eert. van
gewone aand. is betaalbaar met dezelfde be
dragen.
In de onmiddellijke nabijheid van de groep
der Am. Sporen staat die der Loten waarvan
de Amsterdammers (kleine stukken) wat mon
teerden. In grootere mate kan dit ook van de
Hongaren van 1870 en van de2J^ pets.
Stuhlweisse geconstateerd worden. Eenige hoewel
onbeduidende verbetering kan bij de noteering
der Madridsche loten gemeld worden. Het
gemeentebestuur van S par, j e's hoofdstad begint
eindelyk de restantenly'sten te publiceeren.
We raden den lezers-houders dringend aan
de nommers hunner stukken door hun com
missionair in effecten te doen nazien. «Reikt
het geluk de hand" zou een duitsche loterij
zeggen.
De hooge geldkoersen waarvan boven werd
gesproken deed de noteering der Russen geen
goed; integendeel.
Zouden de vermelde plannen omtrent uit
breiding van leger en vloot in Spanje, de oor
zaak zyn van eenige verzwakking van den
koers der extérieurs?
De koers van alle andere Europeesche staats
fondsen zoo goed als onveranderd. Ook die
van China. Ook die, OD de 4 pCts. stukken
van '89 na, van Brazilië. De laatstgenoemde
leening ging van 63 tot 61% terug.
In den tabaksboek kunnen de mindere soorten
nauwelijks haren reeds verlaagden prijs handha
ven Onder de petroleumwaarde tref ik hooger aan
de Amst. Rum., de Dordt en de Koninklijke.
In de verkeerde richting vind ik veranderd
de Moeara-Enim waarover den vorigen keer
eenige mededeelingen en een enkele opmerking
?Werd gemaakt. Ten slotte zij opgemerkt dat de
6 pCts. aand. N. Z. A. S. M. evenals de 4% pCts.
aand. nog wat verder teruggingen onder ietwat
verontrustende geruchten. De prijs der oblig.
evenwel bleef zoo goed als onveranderd. De
aandeelhouders hadden inderdaad een beter
lot verdiend. In het oude Rome zeide men:
»wee den overwonnene"; moge hier weldra
gezegd worden: »wee den overwinnaars".
Amst, 18 Oct. 1900. D. SIIGTEK.
Kantoor Singel 221.
llliiliiiMiimimiiiiMiMtiiiMiMiiMiiiiitimiMiMiiiiiiiiiiMiiimmmm
Boel- en TijiscMtl
Nederland.
Een uitlating van Max Rooses in de Gids"
van '93 over de weinige leesbaarheid van histo
rische romans in dagen van moderniteit, is nu
als uitgangspunt genomen door dr. Jan ten
Brink, die een vijftal Fransche historische
boekwerken aankondigt, zoo pas verschenen
te Parys.
Na eerst de meening van Max Rooses aan
alle kanten betutteld te hebben, plaatst dr. Jan
ten Brink hier tegenover het gevoelen van
Emile Faguet, het jongste lid van de Academie
Francaise, die de historische roman
byzonderly'k Huldigend, daarover in de Revue des
deux Mondes schreet. Volgens de zienswijze
van Faguet is er in de eerste twintig jaren geen
plaats voor den realistischen of naturalistischen
roman. Eerst na zooveel jaren van rust kan
er, volgens hem, een nieuw leven ontluiken
voor de beschrijving van het Heden. Het in
terim zal worden ingenomen door den
historischen roman.
Dr. Jan ten Brink is het met deze zienswijze
slechts gedeeltelijk eens. Hy gelooft niet aan
het antagonisme van litteratuur, die haar stof
ontleent aan het -Heden en aan het Verleden.
Hij ziet slechts de langzame evolutie van den
naturalistischen tot den historischen roman,
daar in beiden dezelfde methode wordt gevolgd de
empirisch-experimenteele methode.
Daarna behandelt dr. Jan ten Brink de
Fransche litteratuur, de romantiek, van
1860 af totnu, waarby' hij aantoont, dat beide
kunstgenres tegelijk beoefend kunnen worden.
Zola schreef gedeeltelijk historische romans.
Zijn gewichtigste kunstarbeid is halfslachtig,
half historie en half schildering van het Parijsche
leven: de hallen, de kroegen, de snobinettes
en de marchandes de sourires, de modemaga
zijnen, de mijnen, de wereld der schilders en
schrijvers, de boeren en baerinnen, het spoor
wegverkeer, de Beurs, de speculanten en
daarmede gelijk toch ook de toestanden van
het tweede keizerrijk. Zola vereenigt beide
letterkundige kunstgenres op hoogst eigenaar
dige wijze en dit is wel het beste bewy's
dat er geen antagonisme bestaat tusschen deze
twee richtingen.
Wat dr. Jan ten Brink in dat opstel betoogt,
sgreekt voor zich zelf. Een richting op kunst
gebied te verdedigen of te bestrijden, alleen
omdat die toevallig niet door de mode wordt
gedragen, is al dwaasheid. Er bestaat in de
kunst geen richting als de eenige-goede. Alles
is goed, mits het behoorlijk gedaan wordt. De
realisten en en naturalisten schrijven de historie
van het heden, de historische romanciers die
van 't verleden (belaas ook wel eens verzinsels),
wie ervaring heeft, of studie maakt van moderne
problemen, om voor zichzelf en tegen anderen
wat te zeggen, die zet zich tot modern werk.
Wie daarvoor de voelhorens mist, maar lust en
kracht bezit om de oude gegevens te verwerken,
hij zal zich tot den historischen roman
aangetrokkan voelen. Niet het genre maar de wijze
hoe het werk geschreven is, beslist. En of er nu
toevallig in Frankrijk een stroompje of
leesvleuaje is (meeit nog onner de bedorven krin
gen) naar antieke toestanden, zegt al heel
weinig voor of tegen een stelling.
Dit had dr. J«n ten Brink ook moeten be
seffen en bij het schryven van zy'n opstel niet
zoo het een door het ander gaan halen.
Zoo'n pary'sche litteratuur-mode, draait om
met den wind; elk jaar een ander. En nu
van dit standpunt uit bekeken, is het al heel
vreemd, dat de heer ten Brink de uitlatingen
van Max Rooses van 1893, dus van zeven jaar
vroeger, tot punt van uitgang en weerlegging
kiest. Immers, het is lang niet zeker, dat
Max Rooses nu nog zal onderschrijven wat hij
in '93 als een kenteeken van dat jaar aanzag.
. Het opstel laat zich overigens vlot en prettig
lezen.
Verder is er nog in de afl. een schets de
Intocht" door Liane van Oosterzee; een bespie
geling over het religeus gevoelsleven, waar
moeielijk wat uit te vertellen valt. Dan een
schets De Heremiet" van L. jKlaver; verschil
lende verzen, en de zeer uitgebreide
boekkroniek van Mr. van Loghem.
Als staaltje van kreupele N.-Gids-navolging
kan gelden uit het schetsje van A. J. Morks,
dat vol van dien onzin zit, de volgende
regel: Zij (dronken menschen) braken brok
ken straatdeunen uit als zingzang van idiote
kinderen en zij stakstaren met glasachtige
oogen en rillende ly'ven naar de straat.
Daar wordt dus gezegd, dat niet alleen de
oogen maar ook de rillende lyven keken, en
brokken die uitgebraakt worden iets als zing
zang is.
't Is geen wonder als de JV. Gids zulke na
volgers kry'gt, dat velen hierop afgaande, want
nietwaar, 't wordt toch ook gedrukt, een gjheel
verkeerd oordeel zich over de N. Gidsliteratuur
gaan vormen.
Elsevier.
Een met zeer mooie afbeeldingen verduide
lijkt opstel over de beeldhouweres Minca Bosch
Reitz, door den heer C. W. H. Verster, opent
de October-aflevering.
Ze zy'n bijzonder goed geslaagd deze
reproductiën. Het opstel, hoewel wat slap van stijl,
getuigt wel van groote waardeering voor 't
werk van deze jonge beeldhouweres.
Dan een vervolgstnk van den roman De
Bruidstijd van Annie de Hoogh", door Herman
Robbers.
Volgen drie maatschappelijke opstellen : een
over de tentoonstelling van 't zeewezen door
mr. J. E. Heeres, dan over stuurbare luchtschepen
door. dr- E. Bleekrode en een bespreking van
mevr. De Jon? van Beek en Donk over het
Palats de la Femme op de Parijsche tentoon
stelling en het weldadigheidswerk van Mlle de
Broën.
Mevr. De Jong van Beek en Donk voelde
zich hy het- zien van dit paleis zeer teleurge
steld. Het ware voor de waardigheid van la
femme" beter op deze tentoonstelling te schit
teren door afwezigheid, dan vertegenwoordigd
te zijn door zulk een PaKis".
Wij vragen ons toch af wat al de doeken en
beelden, daar geëxposeerd te maken hebben
met den grooten, ernstigen strijd, dien de
vrouw in deze eeuw te strijden heeft om hare
eoonomische onafhankelijkheid te verwerven,
om haar aandeel te mogen hebben in de zorgen
en moeielijkheden van het gemeenschapsleven
en om beter voorbereid te worden voor haar
hooge t<tak van moeder en opvoedster.
Wie ieti voelt voor dezen strijd, en staande
voor een der ramen, neerziet op de bonte
wemeling van vreemdelingen, provincialen en
Parijzenaars, die er in onafgebroken stroomen
langs trekken, en aan -/ie allen het vrouwen
paleis een boodschap had kunnen brengen, kan
niet anders dan zich verdrietig voelen, dat een
een energieke intelligente vrouw als madame
Pegard zich moeite heeft gegeven voor zulk
een resultaat. Of zou het toch waar zijn, vraagt
ze, zooals velen beweren, dat het haar alleen
te doen is geweest om het roode lintje? ...
En als vergoeding voor deze klacht geeft
mevr. De Jong en van Beek en Donk dan een
beschrijving en kenschetsing van de eenvoudige
weldoende Mlle de Broën, die haar beste
krachten ter beschikking stelt voor filantropie
en Sociale werken. Dan volgen nog de gewone
rubrieken.
Het muziekstukje voor zang en piano is dit
keer van Gerard Zalsman.
* *
*
Taal en Letteren.
Een lezing door J. H. v. d. Bosch gehouden
over het verschil van Taal rn spelling, nu in
dit tijdschrift afgedrukt, heeft tot strekking om
de taal meer op het geluid (fonetisch) dan
naar een bepaalde spelling te schrijven. Een
woord is een klank. In reeksen van geluiden
komt immers de taal tot u. Het andere staat
meer op papier. De natuurlijkste spelling is
dus op den klank af, wat evenwel weer niet
wegneemt, zou hier tusschen gevoegd mogen
worden, dat, als ieder naar den klank dien hij
zelf in zijn woorden hoort, ging schrijven, we
al heel vreemde dingen te lezen zouden krijgen.
De heer v. d. Bosch gaat dan na de verschil
lende vormen, de verschillende oude schry'vers
en somt ons op de vele oordeelvellingen van
taaiautoriteiten als prof. Cosyn, die de 'n in
den derden en vierden naamval wel wilde
laten verdwijnen en van dr. Beckering Vinckers,
die het gescharrel met de enkele en de dubbele
o' een gewoon, onnoodig struikelblok noemde.
Over het gebruik van vreemde woorden
zegt de heer v. d. Bosch, dat we wel schrijven:
singel, sigaar met een s en waarom niet sijfer ?
We zeggen wel sjees, waarom dan geen
brosjure, waarom geen masjiene? We zeggen troep
(fr. troupe) en waarom dan geen bloeze in
plaats van blouse.
Het is zeker, dat op die wijze vele menschen,
die geen begrip van vreemde woorden hebben,
zondigen, terwy'l ze volgens het gehoor het
heel juist schrijven. Het hangt eigenlijk dan
ook maar af van de keeren dat men zoo'n
woord in 't eigen geluidsleven op het papier
heeft zien staan. Er is nu toch geen mensch
meer die dasse schrijft, maar toch blijit het
nog cadeau, iriplaats van gewoon kado.
De heer v. d. Bosch eindigt zijn betoog met
de woorden van prof. Cosijn, die zeide: Een
argument gaat zwaar wegen. In het
ZuidAfrikaansch is een sterke ingenomenheid waar
te nemen voor onze taal, als die vereenvoudigd
is. En ze zullen fonetisch spellen, als ze ver
standig zy'n. Waar ze zich in hun schry'ven
aan het hoogere" nederlandsch willen aan
sluiten, eischen ze afschaffing van letter-teekens
die voor hen alle waarde missen, die haar en
hun kinderen noodelooze moeite baren. Mogen
we daarvoor de ooren gesloten houden? Nu
we een ruimer gebied gaan vinden, nu voor
onze letterkunde een achterland kan gewonnen
worden, kunnen wij geen non possumus zeggen,
kunnen wij dit niet afwijzen.
De kwestie wordt nu van grooter en dieper
beteekenis dan ze ooit gehad heeft.
Verder in de afl. verschillende excerpten en
mededeelicgen.
* #
*
Boon's magazijn.
Deze afl'. ziet er voor een populair en goed
koop tijdschrift al zeer fleurig uit. Het kan zelfs
uitermate konkurreerer. met al wat het buiten
land in dit genre geeft.
Zoo is er een zeer pakkend opstel van den heer
A. J. M. Brouwer Ancher over het Amsterdam
uit de 16e eeuw. Er zijn merkwaardig-mooie
afbeeldingen bij.
Dan een opstel van N. van Harpen over Joh.
M. Messchaert, eveneens ruim geïllustreerd.
Over hippische sport heeft de heer A. J. G.
van Merkesteijn weer wat mede te deelen,
terwyl over eenige bijzonderheden van de
Parysche tentoonstelling genoeg te lezen valt,
waarby dan aansluiten de andere populaire
onderwerpen.
In de rubriek voordrachten nu een blijspel
in a bedrijf door H. Cremer, getiteld : Het
Rose-briefje.
G. VAN HULZEN.
De auctie-Beijers.
Zooals onzen lezers reeds is medegedeeld,
zal door de firma Martinus Nijhoff in den
Haag van 23 tot 27 October a.s. eene zeer
belangrijke boekerij worden verkocht, die
grootendeels afkomstig is van den weibekenden
heer J. L, Bey'ers, laatst directeur van Het
Niemvs van den Dag, vroeger boekhandelaar
en vooral antiquaar te Utrecht.
De collectie-Beijers schy'nt slechts aan zeer
weinigen bekend geweest te zy'n. »Hij sprak
er nooit van en vertoonde zijn schatten niet;
'n echte binnenvetter,'' schrijft de Neder
landsehe Spectator. »'t Is of hij er behagen in
geschept heeft te weten, dat eens zijn biblio
theek de boekenwereld zou verbazen."
Ofschoon thans nog slechts het eerste deel
der collectie onder den hamer komt, is de
uitspraak van den Spectator volkomen gerecht
vaardigd. De zorgvuldig uitgevoerde catalogus
is reeds bij de lectuur een onthaal voor den
bibliophiel, die zich haasten zal de fraaie
exemplaren, dikwyls zeldzame, soms unica, te
gaan bewonderen en ze, wanneer zijne beurs
dit toelaat, zeker zal trachten in zijn bezit
te krygen.
Moge een groot deel van deze verzameling
voor ons vaderland behouden blijven! Verza
melaars als Beijers zijn tegenwoordig zeldzaam;
van zulk eene gelegenheid moet men weten
te proflteeren.
Socialistisch Leesgezelschap.
Maandag 22 October a.s., des avonds te half
neger, zal prof. Emile van der Velde, de bekende
leider der sociaal-demokratische fraktie in de
Belgische Kamer, voor S. L. optreden met de
volgende rede: »la crise de croissance du
socialisme", te houden in Maison Stroucken
(ingang Laidschekade). Toegangsprijs: ?050;
voor arbeiders ? 0.10.
Inhoud van Tijdschriften.
Tijdschri/t voor onderwijs en opvoeding,
aft. 5: Dr. M. Valeton (Arnhem), Methode van
onderwy's in Latijn en Grieksch. I. van Gel
deren (Utrecht), De motie Snijders-Dijkstra.
F. P. H. Prick (Soekaboemi), Indische kro
niek II. M. van Overeem Jr. (Utrecht),
Opmerkingen naar aanleiding van de laatste
algemeene vergadering van de Vereeniging van
leeraren bij het M. O. Dr. E. Epkema
(Zalt-Bommel), Een vermiste post.
Eigen Haard, No. 42: Tineke, door de
Meerulaer, III. Het
«Volksweerbaarheidsfeest" te Dordrecht op Koninginnedag, door
v. IL, met afbeeldingen naar photo's van Gerard
Stoof, I. De telegraaf van Baudot, met af
beeldingen. (Slot). Een
Liefdadigheidskermis te Soerabaia, door J. E. Jasper, met
afbeeldingen naar photo's van H. Versnel
(firma H. Salzwedel). Vóór honderd jaren,
Jer". de Vries, I. Onder het Roode Kruis
bij de Boeren : I. Het Uoode-Kruis-IIospitaal te
Krugersdorp, door Dr. E W. K. von dem Borne,
met afbeeldingen. Verscheidenheid.
Feuilleton.
Haagsclie Zaken.
Het groote nieuws van de koninklijke ver
loving kwam te laat in den avond om er ter
stond een feest van te maken. Op de bekende
spontane illuminaties en geïmproviseerde volks
vreugde, waarvan men leest in
Beuter-telegrammen uit exotische landen, zijn we hier niet
ingericht, en de beweging op straat en in de
koffiehuizen is hier te gering om iets van een
stemming" te ontwaren, maar heden hebben
we gevlagd, en is ongetwijfeld menig eerebeker
geledigd.
Niet alleen om het feit op zich-zelf was het
extra-nummer van de Staatscourant een wel
kome verschijning, maar ook voor de gemoeds
rust van een aantal menschen, die 't zich ge
durende eenige maanden druk maakten over
dit onderwerp, bizonderlijk in ambtenaarskringen.
En daar had men wel een kalmeering noodig,
nu er weer nieuwe emotie wacht bij de inwij
ding van de herboren" Witte, waar men voort
aan niet alleen verstand van bitter en politiek,
maar ook van nieuwe kunst zal moeten hebben,
om naar den eisch te waardeeren, wat moderne
versieringskunst daar heeft gewrocht. Het zal
voor menig lid een heele toer zijn, wijs te
worden uit de symboliek, om bij gelegenheid
van een introducévan buiten te kunnen uit
leggen, wat al die tableaux beteekenen. Want
alles is er aan te pas gekomen, tot de Symphonie
en het Treurspel en de Pegasus toe. Het duide
lijkst zullen wel voor de meeste zijn de tableaux
aan den ingang, voorstellene Arbeid en Rust.
Want na zwaren arbeid komen ze hier om te
rusten; dat is een symboliek van tweemaal
twee-is-vier. En dat de Rust ten overvloede
nog wordt uitgedrukt door een papaver of
slaapbol is een glorieuse vinding, een gelukkige
overgang van het zinnebeeldige naar de realiteit
van den middagdut, welke op het plengoffer
in dezen tempel pleegt te volgen.
Ja, wij beleven wel merkwaardige dagen;
het is een inhaltschwere tijd.
Wie heeft 't ooit beleefd, dat er koeien in
de Maliebaan liepen ? Behalve wanneer er
landbouwtentoonstelling was, heeft dat nog nooit
plaats gehad. Wel is er, bij 't leeren van de
handgrepen voor vaderland en vorst menigeen
voor os of rund of nog onhebbelijker creatuur
gescholden door vergulde beeren, die daarmee
bewijs aflegden, ver boven hun viervoetige
natuurgenooten te zijn verheven; maar dat de
koetjes er zoo maar vreedzaam grazen, is niet
eerder vertoond.
Het was de plaatselijke pers geheel ontgaan,
zoo dat we er geen idyllisch laatste bericht
over kregen ; maar natuurlijk ontsnapt 't geval
niet aan de firma X & Co, die er voorzorgen,
dat in een ingezonden" stuk wordt geklaigd
over ongeveer alles, wat er bier in de open
lucht is te zien. Daar valt heel wat bij te
houden.
En dan hebben we nog den historischen
kalender! Zoo werd ons op 6 October be
hoorlijk herinnerd, dat 60 jaar geleden koning
Willem I afstand deed van de regeering. Dat
nieuwtje kan 't volgend jaar weer dienen;
want waarom zou de 61ste verjaring van een
feit minder belangrijk zij') dan de 60ste'r
Men viert 20-jarige jubileums zonder het
zilveren feest af te wachten, en een dichter
of schilder, die vroeger tot zijn zeven kruisjes
had te wachten, eer hij vénérable vieillard"
werd, komt tegenwoordig al in de krant als
hij zijn vijftigsten verjaardag viert. Wat komt
't er op aan! 't Zijn allemaal toch immers
stipjes in de eeuwigheid. Daarom heeft ook
onze vereeniging die Haghe", groot in het
kleine en klein in het groote, niet geaarzeld,
drie jubeldagen te vereerigen tot een beerlijken
trits. Zij zal op 14 Novem-er jubelen, wijl
zij zelve 10 jaren en den Haag 650 bestaat,
en als ware dit niet reeds voldoende om eiken
rechtschapen Haghe-naar vrcolijk te stemmen,
kan men zich dan verheugen in het feit, dat
de koning-stadhouder Willem III dien dag jarig
zou zijn, zoo hij nog in leven ware. De moge
lijkheid is niet uitgesloten, dat een der feest
genooten op 14 November den geboortedag van
zijn jongste kind of den trouwdag van wijlen zijn
schoonmoeder herdenkt, wat aan het feest nog
grooter belangrijkheid zal verleenen.
Ik zou 't geen kwaad idee vinden, als deze
gedachtenisviering niet beperkt bleef tot de
kringen van die Haghe", maar tot een
algemeeneu feestdag werd gemaakt. Drommels !
't is toch geen bagatel, dat de Hagenaars nu
al 650 jaar hebben bestaan ! Er kon bijvoor
beeld worden voldaan aan een vroeger geuiten
wensch van de vereeniging om eens te spele
varen in den Hofvijver. De Zeven Provinciën"
liggen er nog; daarop het bestuur, in de kleedij
van 1250 bijv., de rest op de pont, die pas
gerepareerd en geteerd is. En aan den oever
het dankbare nageslacht, jubelend: Want de
Hagenaars gane nooit verloren!"
In het feit, dat juist de verjaardag werd
gekozen van den koning-stadhouder, die de
Nederlanden en Engeland tijdelijk vereenigde
en in zekeren zin is te beschouwen als een
der grondleggers van de Britsche overal-bij''
politiek, ligt ook een vingerwijzing in de rich
ting van een meer verzoenenden geest jegens
Albion.
Want 't wordt nu heusch tijd, dat we eens
wat meer aan eJgen zaakjes gaan denken. Of
de Witte" nu al 't middenpunt van Nederland
is, en van af Haagsche bittertafels gratis ad
viezen worden verstrekt aan alle landen en
volken van de wereld, 't eigen tuintje dient
ook gewied. En dat niet precies alles hier
heelemaal in den haak is, dat hebben we nog
eens heel officieel mogen vernemen, in de jongste
zitting van den gemeenteraad. Het geval is
den lezer natuurlijk bekend. Jongens, 't was
zoo goed". Meneer de wethouder, die komt
mededeelen, dat hij zijn ontslag neemt; wanneer
de burgemeester, die huiselijk of men nog
te Leeuwarden was het gebruikelijke hoopje
woorden ten beste gaf, gevo'gd door het even
gebruikelijk applaus.
Maar de .... jubilaris had ik haast gezegd,
de toegesprokene viel opeens uit de rol en
ging een boekje opendoen over een zeer on
prettig gescharrel tusschen de oppermachtige
Gemeentewerf en de autoriteiten, waaraan deze
feitelijk heeft te gehoorzamen.
Och, die publieke werken"! Er gebeurt
nergens zooveel buiten 't publiek om, als juist
daar!
Burgemeester moest nu natuurlijk ook weer
van koers veranderen; de welwillende burger
vader, gereed lof te brengen, ook namens mijn"
wethouders en mijn" secretaris; had weer te
treden in de rol van hoofd der firma B. en W.,
die m een raadszitting altijd gelijk dient te
hebben. Gelukkig liep 't niet uit op een
kakelpartij ; er werd een schriftelijk antwoord toe
gezegd, en men kon voortgaan, al hamerend
het welzijn der gemeenter.aren te behartigen.
Een der eerste resultaten van dit impromptu
zal wel zijn, dat er binnenkort een nieuwe
onderdirecteur of' zoo iets aan de Gemeentewerf
wordt benoemd, om den last des leiders te
verlichten. Bezwaar om den geschikten per
soon te vinden, zal wel niet bestaan; want in
dat opzicht is ons gemeentebestuur gelukkig;
er is hier nooit een plaatsje open, of de right
man" komt loodrecht uit den hemel vallen.
SPECTATOR.
(utiiiiMiiimiiMimMMiiiHiMiimimuiiiiHiiiiiiiiMiiiiiMiiiiimiiimiium
dnqzzcnban.
NiiiiiMiiliiiMiiiiiiiiiinMmimiimiiiiiiiiiiMHuimiiliiiiiiiiiiiiitliMiiiiti!
Geachte lieer Jleflacteur.'
Sta mij nog een kleine plaatsruimte toe, ter
beantwoording van den heer Obreen, omdat ik
in beleef heid niet gaarne voor hem zou onder
doen, al moet ik ook wat geestigheid betreft
voor hem de vlag strijken, wat ik reeds vroeger
had erkend, door de opmerking, dat zijn ge
schrijf meer eigenaardig in het Ifitmoristisch
Album of Uilenspiegel thuis hoorde.
De in 1894 uitgegeven statistiek Vermogens
belasting, betrof de aangiften op of na l Mei
1S9;> ingediend, die in 1898 de op of na l Mei
1S97 ingediende aangiften en deze hadden
dus in vergelijking moeten worden gebracht
met de successie statistiek over 1898 en 1897;
in plaats daarvan werd die over 1894 en 1898
gekozen, waarvan, zooals ik reeds opmerkte
de verhoudingscijfers juist omgekeerd zijn en
ik had dus alle recht te spreken van »met
zorg gekozen" jaren en had zeker nog wel
sterker uitdrukking kunnen bezigen.
Op het verdere betoog van den heer Obreen
zal ik niet ingaan omdat met iemand die
lo. niet begry'pt, dat wanneer men verkeerde
cy'fers tot grondslag van vergelijking neemt,
de fout zich niet altijd behoeft te compenseren,
maar zich ook kan verdubbelen,
2o. het feit dat de schatting der huurwaarde
van 1826, in 1879 verhoogd werd van 46 tot
96 millioen, een voldoend bewi/js vindt, dat de
schatting in 1879 en nu te hoog is,
3o. geen onderscheid ziet tuaschen koopprijs,
misscbien 20 jaar geleden besteed, en
verkoopivaarde tydens de aangifte voor de Vermogens
belasting,
eene discussie over statistieke cy'fers niet
wel mogelijk is.
Aan het verzoek van den heer Obreen om
mijnerzijds betere cijfers te geven, kan ik niet
voldoan, hoe aanlokkelijk ook het uitzicht op
zijn handdruk moge zy'n; wel zou ik kans
zien, de cijfers over enkele jaren zoo te
groeperen, dat ik juist de omgekeerde uitkomst
van den heer Obreen verkreeg, doch aan die
cijfers zou ik geen hoogere waarde, dan aan
die van hem zelven, durven toekennen.
De cy'fers der vermogensbelasting zy'n voor
alsnog ongeschikt om tot grondslag voor
statistieke berekeningen te dienen, niet alleen
omdat die belasting nog te kort in werking
is, maar ook omdat, zooals in het breede is
uiteengezet, bij het aanhangige wetsontwerp
tot verscherping van de controle op de Ver
mogensbelasting, de juistheid van de aangiften
dikwijls aan gegronden twijfel onderhevig is ;
de heer Obreen zal dus voorloopig nog met
zijn nachtmerrie ter ruste moeten gaan.
Alleen met het slot van zy'n laatste artikel
kan ik geheel meegaan en met hem betreur
ik het ten zeerste dat die dooven en blinden
zich zelven opwerpen als leiders en voorlichters
van het volk.
Met de meeste achting,
Uw Dw. Dienaar,
H. C. SNETHLAGE,
Breda, 15 Oct. 1900. Ontv. der Eeg.
* ., *
Geachte Redactie!
De heer H. C. Snethlage, Ontvanger der
Registratie te Breda, legt het er blykbaar op
toe, de lezers van De Amsterdammer te ver
rassen. De vorige week deed hij in een on
bewaakt oogenblik zich kennen als liefhebber
van allerlei jolige litteratuur, welke hij zeker
met een gauwigheid wegmoffelt onder zijn
register, als hij den Inspecteur ziet naderen.
Thans is de verrassing nog treffender.
Verleden week meenden wij een wakkeren
Noord-Brabantschen haan te zien, die reeds
overluid victorie kraait, voordat hy nog in het
strijdperk is. Heden is de wakkere haan, die
zoo vechtgraag wa=, op eenmaal veranderd in
een vreedzamen Bredaschen kapuin, die al
kukelende bekent, dat hy zelf niets kan voort
brengen.
Wie had dat kunnen denken na de man
nelijke strijdkreten van acht dagen geleden!
Als laatste redmiddel houdt de heer Snethlage
thans staande, dat wij de aantallen der nalaten
schappen en der vermogens van verschillende
jaren hebben dooreengehaspeld.
Dit is onjuist. De cijfers, welke wij tegen
over elkander stelden, zyn herkomstig uit de
Bescheiden betrfffende de Geldmiddelen uitge
geven door het Departement van Financiën,
bij Martinus Nijhcff te 's Gravenhage. Voor
1894 zijn de cyfers aangaande de nalaten
schappen en de vermogens te vinden in het
twintigste stuk verschenen in 1895. Voor 1898
zijn zij vermeld in het vier-en-twinügste stuk
verschenen in 1899. De heer Si.ethlage is
blijkbaar orAekend met deze dokumenten.
anders zou hy de cijfers onmiddelijk hebben
kunnen verifieeren, en niet zijn onzin hebben
ter nedergeschreven over ons opzettelijk
dooreenmengen van de uitkomsten van verschil
lende jaren.
De heer Snethlage deelt mede, dat hij op ons
betoog niet verder zal ingaan. Hij is waarlijk
wel goed. Wij zouden het hem volstrekt niet
kwalijk hebben genomen, als hij het wel gedaan
had. Integendeel, wij hadden er ons bij voor
baat reeds op verheugd.
Hij geeft daarvoor drie gronden:
ad 1. Wij zouden verkeerde cijfers tot
grondslag van vergelijking hebben genomen!
Voor de vermogens boven ft 13,000 zijn de
cijfers openbaar gemaakt door de Regeering
in de bovengenoemde statistieken. Daarover
kan dus geen twijfel zijn.
Voor de vermogens onder /l 13.000, welke
niet bekend zijn, hebben wij een raming ge
maakt, naar onze bescheiden maening met
grond te verdedigen.
Wij hebben gezegd: er bestaat voor 1894
nagenoeg eenzelfde verhoudingscijfer,
varieerende van 26 tot 27, tusschen het aantal der
nalatenschappen en dat der vermogens in de
categoriën van // 13.000?50.000, van jl 13.000
200 000, en van // 13.000 tot alles daarboven.
Waarom zouden wij datzelfde
verhoudingscijfer niet mogen aannemen tusschen het aan
tal der nalatenschappen en dat der vermogens
beneden //13,000? Dit is de oplossing van
een rekenvraagstuk, niets meer en niets minder.
Ziedaar de zeer eenvoudige grondslag onzer
raming.
Maar een raming kan natuurlijk altijd op
verschillende wijzen worden begroot, en wij
hebben dus tot den heer Snethlage gezegd:
»Gij hebt op hoogen toon onze cijfers zoo,
»minachtend afgekeurd. Welaan, kom eens
»voor den dag met wat anders als gij kunt."
Vergeefsche moeite. Daaraan waagt hij zich
niet. De heer S:,ethlage is reeds aan den
gezichteinder, en wy zullen hem vooreerst wel
niet terngzien.
Ad !i. Dat de schatting der belastbare op
brengst van de ongebouwde eigendommen
volgens de Wet van 1879 van 40 tot 96 millioen
gulden werd opgevoerd, is zeer zeker voor ons
een bewijs, dat die schatting te hoog is, vooral
wanneer men er bij weet, wat de heer Snethlage
uit het oog schijnt te verliezen, dat er eenig
verschil bestaat tusschen de huren en pachten
van heden en die van voor twintig jaar.
Ad 3. Dat wij geen onderscheid
zien»tus»schen koopprijs misschien 20 jaar geleden
«besteed en verkoopwaarde tijdens de aangifte
»der vermogensbelasting," is een grapje en
niets meer.
Onze aandrang om betere cijfeis te geven,
«daaraan," zegt de heer Snethlage, »kan hij
niet voldoen." Wij gelooven het graag, maar
dan zou hij wel zoo wijs hebben gedaan van
heelemaal zijn mond te houden, en niet met
zijn klompen op het y's te komen.
Iets is er toch, dat waar is van hetgeen hij
zegt. Wij bly'ven achtervolgd door de nacht
merrie van Nederlands achteruitgang, en het
zijn zeker geen diepdenkende geesten van het
gehalte van den heer Snethlage, welke ons van
haar verlossen zullen.
Hilversum,
October 1900.
A. L. H. OBREEN.