De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 21 oktober pagina 6

21 oktober 1900 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1217 Surplus ds. 4.083.819 Sald. v/h. vor. j. 1.420.986 ds. 3.209.902 387.703 ds. 5.504.805 Besteed voor vernieuw, eu verbeteringen Saldo op nieuwe rekeoing ds. 2.504.805 3.000.000 ds. 3.597.605 2.176.619 ds. 1.420.986 Beziet men deze opera ietwat nauwkeurig, dan blijkt den lezer dat de mpij ongeveer 8 pCt. over het aand. kapitaal heeft verdiend. Ka betaling van het volle dividend op de pref. aand. en 3 pCt. op de commons bleef nog 4 "millioen dollars over. Voor vernieuwingen en verbeteringen werd 3 millioen besteed, waarna nog 2 K millioen voor de nieuwe reke ning beschikbaar bleef. Wat merkt de pre sident ten aanzien van den nieuwen dienst pp? Be bloeiende toestand van den handel in het westelijk gedeelte van het transport terrein zal vermoedelijk een groot deel van het verlies door schade aan den oogst in Minnesota, Manitoba en Dakota, dekken. En hoe staat het dan met de ontvangsten in het nieuwe boekjaar ? Het eerste kwartaal daarvan gaf 87 millioen dollars bruto tegen 7.9 millioen dollars in dezelfde drie maanden van het vorige boekjaar. Onder deze invloeden kan de boven geconstateerde koersverbetering geen bevreemding wekken. Het thans in druk verschenen verslag van de Sint Louis en San Francisco toont aan, dat de vracht per ton en per mijl ruim l dollar cent hooger was dan gedurende den vorigen dienst, de exploitatiekosten zyn ruim l pCt. lager. Deze uitkomst is door het gebruik van grootere wagens en zwaardere locomotieven verkregen. Na uitkeering van 520 duizend dollars voor dividend bedroeg het overschot nog 3% ton dollars. De president verklaart onder de algemeene beschouwingen dat de Mpy' geen vlottende schuld heeft. Verbeteringenen nieuw materiaal zyn sedert de reorganisatie voldaan zonder de hulp van de uitgifte van nieuwe obligatiën. De Union Pac. die in bovenstaande verge lijking zich ook gunstig onderscheidt, betaalt het 5ie dividendbewijs van de certif. van Pref. Aand. als volgt: f 48 85 voor 10 Aandeelen » 24.425 » 5 Het 2de dividend-bewy's van de eert. van gewone aand. is betaalbaar met dezelfde be dragen. In de onmiddellijke nabijheid van de groep der Am. Sporen staat die der Loten waarvan de Amsterdammers (kleine stukken) wat mon teerden. In grootere mate kan dit ook van de Hongaren van 1870 en van de2J^ pets. Stuhlweisse geconstateerd worden. Eenige hoewel onbeduidende verbetering kan bij de noteering der Madridsche loten gemeld worden. Het gemeentebestuur van S par, j e's hoofdstad begint eindelyk de restantenly'sten te publiceeren. We raden den lezers-houders dringend aan de nommers hunner stukken door hun com missionair in effecten te doen nazien. «Reikt het geluk de hand" zou een duitsche loterij zeggen. De hooge geldkoersen waarvan boven werd gesproken deed de noteering der Russen geen goed; integendeel. Zouden de vermelde plannen omtrent uit breiding van leger en vloot in Spanje, de oor zaak zyn van eenige verzwakking van den koers der extérieurs? De koers van alle andere Europeesche staats fondsen zoo goed als onveranderd. Ook die van China. Ook die, OD de 4 pCts. stukken van '89 na, van Brazilië. De laatstgenoemde leening ging van 63 tot 61% terug. In den tabaksboek kunnen de mindere soorten nauwelijks haren reeds verlaagden prijs handha ven Onder de petroleumwaarde tref ik hooger aan de Amst. Rum., de Dordt en de Koninklijke. In de verkeerde richting vind ik veranderd de Moeara-Enim waarover den vorigen keer eenige mededeelingen en een enkele opmerking ?Werd gemaakt. Ten slotte zij opgemerkt dat de 6 pCts. aand. N. Z. A. S. M. evenals de 4% pCts. aand. nog wat verder teruggingen onder ietwat verontrustende geruchten. De prijs der oblig. evenwel bleef zoo goed als onveranderd. De aandeelhouders hadden inderdaad een beter lot verdiend. In het oude Rome zeide men: »wee den overwonnene"; moge hier weldra gezegd worden: »wee den overwinnaars". Amst, 18 Oct. 1900. D. SIIGTEK. Kantoor Singel 221. llliiliiiMiimimiiiiMiMtiiiMiMiiMiiiiitimiMiMiiiiiiiiiiMiiimmmm Boel- en TijiscMtl Nederland. Een uitlating van Max Rooses in de Gids" van '93 over de weinige leesbaarheid van histo rische romans in dagen van moderniteit, is nu als uitgangspunt genomen door dr. Jan ten Brink, die een vijftal Fransche historische boekwerken aankondigt, zoo pas verschenen te Parys. Na eerst de meening van Max Rooses aan alle kanten betutteld te hebben, plaatst dr. Jan ten Brink hier tegenover het gevoelen van Emile Faguet, het jongste lid van de Academie Francaise, die de historische roman byzonderly'k Huldigend, daarover in de Revue des deux Mondes schreet. Volgens de zienswijze van Faguet is er in de eerste twintig jaren geen plaats voor den realistischen of naturalistischen roman. Eerst na zooveel jaren van rust kan er, volgens hem, een nieuw leven ontluiken voor de beschrijving van het Heden. Het in terim zal worden ingenomen door den historischen roman. Dr. Jan ten Brink is het met deze zienswijze slechts gedeeltelijk eens. Hy gelooft niet aan het antagonisme van litteratuur, die haar stof ontleent aan het -Heden en aan het Verleden. Hij ziet slechts de langzame evolutie van den naturalistischen tot den historischen roman, daar in beiden dezelfde methode wordt gevolgd de empirisch-experimenteele methode. Daarna behandelt dr. Jan ten Brink de Fransche litteratuur, de romantiek, van 1860 af totnu, waarby' hij aantoont, dat beide kunstgenres tegelijk beoefend kunnen worden. Zola schreef gedeeltelijk historische romans. Zijn gewichtigste kunstarbeid is halfslachtig, half historie en half schildering van het Parijsche leven: de hallen, de kroegen, de snobinettes en de marchandes de sourires, de modemaga zijnen, de mijnen, de wereld der schilders en schrijvers, de boeren en baerinnen, het spoor wegverkeer, de Beurs, de speculanten en daarmede gelijk toch ook de toestanden van het tweede keizerrijk. Zola vereenigt beide letterkundige kunstgenres op hoogst eigenaar dige wijze en dit is wel het beste bewy's dat er geen antagonisme bestaat tusschen deze twee richtingen. Wat dr. Jan ten Brink in dat opstel betoogt, sgreekt voor zich zelf. Een richting op kunst gebied te verdedigen of te bestrijden, alleen omdat die toevallig niet door de mode wordt gedragen, is al dwaasheid. Er bestaat in de kunst geen richting als de eenige-goede. Alles is goed, mits het behoorlijk gedaan wordt. De realisten en en naturalisten schrijven de historie van het heden, de historische romanciers die van 't verleden (belaas ook wel eens verzinsels), wie ervaring heeft, of studie maakt van moderne problemen, om voor zichzelf en tegen anderen wat te zeggen, die zet zich tot modern werk. Wie daarvoor de voelhorens mist, maar lust en kracht bezit om de oude gegevens te verwerken, hij zal zich tot den historischen roman aangetrokkan voelen. Niet het genre maar de wijze hoe het werk geschreven is, beslist. En of er nu toevallig in Frankrijk een stroompje of leesvleuaje is (meeit nog onner de bedorven krin gen) naar antieke toestanden, zegt al heel weinig voor of tegen een stelling. Dit had dr. J«n ten Brink ook moeten be seffen en bij het schryven van zy'n opstel niet zoo het een door het ander gaan halen. Zoo'n pary'sche litteratuur-mode, draait om met den wind; elk jaar een ander. En nu van dit standpunt uit bekeken, is het al heel vreemd, dat de heer ten Brink de uitlatingen van Max Rooses van 1893, dus van zeven jaar vroeger, tot punt van uitgang en weerlegging kiest. Immers, het is lang niet zeker, dat Max Rooses nu nog zal onderschrijven wat hij in '93 als een kenteeken van dat jaar aanzag. . Het opstel laat zich overigens vlot en prettig lezen. Verder is er nog in de afl. een schets de Intocht" door Liane van Oosterzee; een bespie geling over het religeus gevoelsleven, waar moeielijk wat uit te vertellen valt. Dan een schets De Heremiet" van L. jKlaver; verschil lende verzen, en de zeer uitgebreide boekkroniek van Mr. van Loghem. Als staaltje van kreupele N.-Gids-navolging kan gelden uit het schetsje van A. J. Morks, dat vol van dien onzin zit, de volgende regel: Zij (dronken menschen) braken brok ken straatdeunen uit als zingzang van idiote kinderen en zij stakstaren met glasachtige oogen en rillende ly'ven naar de straat. Daar wordt dus gezegd, dat niet alleen de oogen maar ook de rillende lyven keken, en brokken die uitgebraakt worden iets als zing zang is. 't Is geen wonder als de JV. Gids zulke na volgers kry'gt, dat velen hierop afgaande, want nietwaar, 't wordt toch ook gedrukt, een gjheel verkeerd oordeel zich over de N. Gidsliteratuur gaan vormen. Elsevier. Een met zeer mooie afbeeldingen verduide lijkt opstel over de beeldhouweres Minca Bosch Reitz, door den heer C. W. H. Verster, opent de October-aflevering. Ze zy'n bijzonder goed geslaagd deze reproductiën. Het opstel, hoewel wat slap van stijl, getuigt wel van groote waardeering voor 't werk van deze jonge beeldhouweres. Dan een vervolgstnk van den roman De Bruidstijd van Annie de Hoogh", door Herman Robbers. Volgen drie maatschappelijke opstellen : een over de tentoonstelling van 't zeewezen door mr. J. E. Heeres, dan over stuurbare luchtschepen door. dr- E. Bleekrode en een bespreking van mevr. De Jon? van Beek en Donk over het Palats de la Femme op de Parijsche tentoon stelling en het weldadigheidswerk van Mlle de Broën. Mevr. De Jong van Beek en Donk voelde zich hy het- zien van dit paleis zeer teleurge steld. Het ware voor de waardigheid van la femme" beter op deze tentoonstelling te schit teren door afwezigheid, dan vertegenwoordigd te zijn door zulk een PaKis". Wij vragen ons toch af wat al de doeken en beelden, daar geëxposeerd te maken hebben met den grooten, ernstigen strijd, dien de vrouw in deze eeuw te strijden heeft om hare eoonomische onafhankelijkheid te verwerven, om haar aandeel te mogen hebben in de zorgen en moeielijkheden van het gemeenschapsleven en om beter voorbereid te worden voor haar hooge t<tak van moeder en opvoedster. Wie ieti voelt voor dezen strijd, en staande voor een der ramen, neerziet op de bonte wemeling van vreemdelingen, provincialen en Parijzenaars, die er in onafgebroken stroomen langs trekken, en aan -/ie allen het vrouwen paleis een boodschap had kunnen brengen, kan niet anders dan zich verdrietig voelen, dat een een energieke intelligente vrouw als madame Pegard zich moeite heeft gegeven voor zulk een resultaat. Of zou het toch waar zijn, vraagt ze, zooals velen beweren, dat het haar alleen te doen is geweest om het roode lintje? ... En als vergoeding voor deze klacht geeft mevr. De Jong en van Beek en Donk dan een beschrijving en kenschetsing van de eenvoudige weldoende Mlle de Broën, die haar beste krachten ter beschikking stelt voor filantropie en Sociale werken. Dan volgen nog de gewone rubrieken. Het muziekstukje voor zang en piano is dit keer van Gerard Zalsman. * * * Taal en Letteren. Een lezing door J. H. v. d. Bosch gehouden over het verschil van Taal rn spelling, nu in dit tijdschrift afgedrukt, heeft tot strekking om de taal meer op het geluid (fonetisch) dan naar een bepaalde spelling te schrijven. Een woord is een klank. In reeksen van geluiden komt immers de taal tot u. Het andere staat meer op papier. De natuurlijkste spelling is dus op den klank af, wat evenwel weer niet wegneemt, zou hier tusschen gevoegd mogen worden, dat, als ieder naar den klank dien hij zelf in zijn woorden hoort, ging schrijven, we al heel vreemde dingen te lezen zouden krijgen. De heer v. d. Bosch gaat dan na de verschil lende vormen, de verschillende oude schry'vers en somt ons op de vele oordeelvellingen van taaiautoriteiten als prof. Cosyn, die de 'n in den derden en vierden naamval wel wilde laten verdwijnen en van dr. Beckering Vinckers, die het gescharrel met de enkele en de dubbele o' een gewoon, onnoodig struikelblok noemde. Over het gebruik van vreemde woorden zegt de heer v. d. Bosch, dat we wel schrijven: singel, sigaar met een s en waarom niet sijfer ? We zeggen wel sjees, waarom dan geen brosjure, waarom geen masjiene? We zeggen troep (fr. troupe) en waarom dan geen bloeze in plaats van blouse. Het is zeker, dat op die wijze vele menschen, die geen begrip van vreemde woorden hebben, zondigen, terwy'l ze volgens het gehoor het heel juist schrijven. Het hangt eigenlijk dan ook maar af van de keeren dat men zoo'n woord in 't eigen geluidsleven op het papier heeft zien staan. Er is nu toch geen mensch meer die dasse schrijft, maar toch blijit het nog cadeau, iriplaats van gewoon kado. De heer v. d. Bosch eindigt zijn betoog met de woorden van prof. Cosijn, die zeide: Een argument gaat zwaar wegen. In het ZuidAfrikaansch is een sterke ingenomenheid waar te nemen voor onze taal, als die vereenvoudigd is. En ze zullen fonetisch spellen, als ze ver standig zy'n. Waar ze zich in hun schry'ven aan het hoogere" nederlandsch willen aan sluiten, eischen ze afschaffing van letter-teekens die voor hen alle waarde missen, die haar en hun kinderen noodelooze moeite baren. Mogen we daarvoor de ooren gesloten houden? Nu we een ruimer gebied gaan vinden, nu voor onze letterkunde een achterland kan gewonnen worden, kunnen wij geen non possumus zeggen, kunnen wij dit niet afwijzen. De kwestie wordt nu van grooter en dieper beteekenis dan ze ooit gehad heeft. Verder in de afl. verschillende excerpten en mededeelicgen. * # * Boon's magazijn. Deze afl'. ziet er voor een populair en goed koop tijdschrift al zeer fleurig uit. Het kan zelfs uitermate konkurreerer. met al wat het buiten land in dit genre geeft. Zoo is er een zeer pakkend opstel van den heer A. J. M. Brouwer Ancher over het Amsterdam uit de 16e eeuw. Er zijn merkwaardig-mooie afbeeldingen bij. Dan een opstel van N. van Harpen over Joh. M. Messchaert, eveneens ruim geïllustreerd. Over hippische sport heeft de heer A. J. G. van Merkesteijn weer wat mede te deelen, terwyl over eenige bijzonderheden van de Parysche tentoonstelling genoeg te lezen valt, waarby dan aansluiten de andere populaire onderwerpen. In de rubriek voordrachten nu een blijspel in a bedrijf door H. Cremer, getiteld : Het Rose-briefje. G. VAN HULZEN. De auctie-Beijers. Zooals onzen lezers reeds is medegedeeld, zal door de firma Martinus Nijhoff in den Haag van 23 tot 27 October a.s. eene zeer belangrijke boekerij worden verkocht, die grootendeels afkomstig is van den weibekenden heer J. L, Bey'ers, laatst directeur van Het Niemvs van den Dag, vroeger boekhandelaar en vooral antiquaar te Utrecht. De collectie-Beijers schy'nt slechts aan zeer weinigen bekend geweest te zy'n. »Hij sprak er nooit van en vertoonde zijn schatten niet; 'n echte binnenvetter,'' schrijft de Neder landsehe Spectator. »'t Is of hij er behagen in geschept heeft te weten, dat eens zijn biblio theek de boekenwereld zou verbazen." Ofschoon thans nog slechts het eerste deel der collectie onder den hamer komt, is de uitspraak van den Spectator volkomen gerecht vaardigd. De zorgvuldig uitgevoerde catalogus is reeds bij de lectuur een onthaal voor den bibliophiel, die zich haasten zal de fraaie exemplaren, dikwyls zeldzame, soms unica, te gaan bewonderen en ze, wanneer zijne beurs dit toelaat, zeker zal trachten in zijn bezit te krygen. Moge een groot deel van deze verzameling voor ons vaderland behouden blijven! Verza melaars als Beijers zijn tegenwoordig zeldzaam; van zulk eene gelegenheid moet men weten te proflteeren. Socialistisch Leesgezelschap. Maandag 22 October a.s., des avonds te half neger, zal prof. Emile van der Velde, de bekende leider der sociaal-demokratische fraktie in de Belgische Kamer, voor S. L. optreden met de volgende rede: »la crise de croissance du socialisme", te houden in Maison Stroucken (ingang Laidschekade). Toegangsprijs: ?050; voor arbeiders ? 0.10. Inhoud van Tijdschriften. Tijdschri/t voor onderwijs en opvoeding, aft. 5: Dr. M. Valeton (Arnhem), Methode van onderwy's in Latijn en Grieksch. I. van Gel deren (Utrecht), De motie Snijders-Dijkstra. F. P. H. Prick (Soekaboemi), Indische kro niek II. M. van Overeem Jr. (Utrecht), Opmerkingen naar aanleiding van de laatste algemeene vergadering van de Vereeniging van leeraren bij het M. O. Dr. E. Epkema (Zalt-Bommel), Een vermiste post. Eigen Haard, No. 42: Tineke, door de Meerulaer, III. Het «Volksweerbaarheidsfeest" te Dordrecht op Koninginnedag, door v. IL, met afbeeldingen naar photo's van Gerard Stoof, I. De telegraaf van Baudot, met af beeldingen. (Slot). Een Liefdadigheidskermis te Soerabaia, door J. E. Jasper, met afbeeldingen naar photo's van H. Versnel (firma H. Salzwedel). Vóór honderd jaren, Jer". de Vries, I. Onder het Roode Kruis bij de Boeren : I. Het Uoode-Kruis-IIospitaal te Krugersdorp, door Dr. E W. K. von dem Borne, met afbeeldingen. Verscheidenheid. Feuilleton. Haagsclie Zaken. Het groote nieuws van de koninklijke ver loving kwam te laat in den avond om er ter stond een feest van te maken. Op de bekende spontane illuminaties en geïmproviseerde volks vreugde, waarvan men leest in Beuter-telegrammen uit exotische landen, zijn we hier niet ingericht, en de beweging op straat en in de koffiehuizen is hier te gering om iets van een stemming" te ontwaren, maar heden hebben we gevlagd, en is ongetwijfeld menig eerebeker geledigd. Niet alleen om het feit op zich-zelf was het extra-nummer van de Staatscourant een wel kome verschijning, maar ook voor de gemoeds rust van een aantal menschen, die 't zich ge durende eenige maanden druk maakten over dit onderwerp, bizonderlijk in ambtenaarskringen. En daar had men wel een kalmeering noodig, nu er weer nieuwe emotie wacht bij de inwij ding van de herboren" Witte, waar men voort aan niet alleen verstand van bitter en politiek, maar ook van nieuwe kunst zal moeten hebben, om naar den eisch te waardeeren, wat moderne versieringskunst daar heeft gewrocht. Het zal voor menig lid een heele toer zijn, wijs te worden uit de symboliek, om bij gelegenheid van een introducévan buiten te kunnen uit leggen, wat al die tableaux beteekenen. Want alles is er aan te pas gekomen, tot de Symphonie en het Treurspel en de Pegasus toe. Het duide lijkst zullen wel voor de meeste zijn de tableaux aan den ingang, voorstellene Arbeid en Rust. Want na zwaren arbeid komen ze hier om te rusten; dat is een symboliek van tweemaal twee-is-vier. En dat de Rust ten overvloede nog wordt uitgedrukt door een papaver of slaapbol is een glorieuse vinding, een gelukkige overgang van het zinnebeeldige naar de realiteit van den middagdut, welke op het plengoffer in dezen tempel pleegt te volgen. Ja, wij beleven wel merkwaardige dagen; het is een inhaltschwere tijd. Wie heeft 't ooit beleefd, dat er koeien in de Maliebaan liepen ? Behalve wanneer er landbouwtentoonstelling was, heeft dat nog nooit plaats gehad. Wel is er, bij 't leeren van de handgrepen voor vaderland en vorst menigeen voor os of rund of nog onhebbelijker creatuur gescholden door vergulde beeren, die daarmee bewijs aflegden, ver boven hun viervoetige natuurgenooten te zijn verheven; maar dat de koetjes er zoo maar vreedzaam grazen, is niet eerder vertoond. Het was de plaatselijke pers geheel ontgaan, zoo dat we er geen idyllisch laatste bericht over kregen ; maar natuurlijk ontsnapt 't geval niet aan de firma X & Co, die er voorzorgen, dat in een ingezonden" stuk wordt geklaigd over ongeveer alles, wat er bier in de open lucht is te zien. Daar valt heel wat bij te houden. En dan hebben we nog den historischen kalender! Zoo werd ons op 6 October be hoorlijk herinnerd, dat 60 jaar geleden koning Willem I afstand deed van de regeering. Dat nieuwtje kan 't volgend jaar weer dienen; want waarom zou de 61ste verjaring van een feit minder belangrijk zij') dan de 60ste'r Men viert 20-jarige jubileums zonder het zilveren feest af te wachten, en een dichter of schilder, die vroeger tot zijn zeven kruisjes had te wachten, eer hij vénérable vieillard" werd, komt tegenwoordig al in de krant als hij zijn vijftigsten verjaardag viert. Wat komt 't er op aan! 't Zijn allemaal toch immers stipjes in de eeuwigheid. Daarom heeft ook onze vereeniging die Haghe", groot in het kleine en klein in het groote, niet geaarzeld, drie jubeldagen te vereerigen tot een beerlijken trits. Zij zal op 14 Novem-er jubelen, wijl zij zelve 10 jaren en den Haag 650 bestaat, en als ware dit niet reeds voldoende om eiken rechtschapen Haghe-naar vrcolijk te stemmen, kan men zich dan verheugen in het feit, dat de koning-stadhouder Willem III dien dag jarig zou zijn, zoo hij nog in leven ware. De moge lijkheid is niet uitgesloten, dat een der feest genooten op 14 November den geboortedag van zijn jongste kind of den trouwdag van wijlen zijn schoonmoeder herdenkt, wat aan het feest nog grooter belangrijkheid zal verleenen. Ik zou 't geen kwaad idee vinden, als deze gedachtenisviering niet beperkt bleef tot de kringen van die Haghe", maar tot een algemeeneu feestdag werd gemaakt. Drommels ! 't is toch geen bagatel, dat de Hagenaars nu al 650 jaar hebben bestaan ! Er kon bijvoor beeld worden voldaan aan een vroeger geuiten wensch van de vereeniging om eens te spele varen in den Hofvijver. De Zeven Provinciën" liggen er nog; daarop het bestuur, in de kleedij van 1250 bijv., de rest op de pont, die pas gerepareerd en geteerd is. En aan den oever het dankbare nageslacht, jubelend: Want de Hagenaars gane nooit verloren!" In het feit, dat juist de verjaardag werd gekozen van den koning-stadhouder, die de Nederlanden en Engeland tijdelijk vereenigde en in zekeren zin is te beschouwen als een der grondleggers van de Britsche overal-bij'' politiek, ligt ook een vingerwijzing in de rich ting van een meer verzoenenden geest jegens Albion. Want 't wordt nu heusch tijd, dat we eens wat meer aan eJgen zaakjes gaan denken. Of de Witte" nu al 't middenpunt van Nederland is, en van af Haagsche bittertafels gratis ad viezen worden verstrekt aan alle landen en volken van de wereld, 't eigen tuintje dient ook gewied. En dat niet precies alles hier heelemaal in den haak is, dat hebben we nog eens heel officieel mogen vernemen, in de jongste zitting van den gemeenteraad. Het geval is den lezer natuurlijk bekend. Jongens, 't was zoo goed". Meneer de wethouder, die komt mededeelen, dat hij zijn ontslag neemt; wanneer de burgemeester, die huiselijk of men nog te Leeuwarden was het gebruikelijke hoopje woorden ten beste gaf, gevo'gd door het even gebruikelijk applaus. Maar de .... jubilaris had ik haast gezegd, de toegesprokene viel opeens uit de rol en ging een boekje opendoen over een zeer on prettig gescharrel tusschen de oppermachtige Gemeentewerf en de autoriteiten, waaraan deze feitelijk heeft te gehoorzamen. Och, die publieke werken"! Er gebeurt nergens zooveel buiten 't publiek om, als juist daar! Burgemeester moest nu natuurlijk ook weer van koers veranderen; de welwillende burger vader, gereed lof te brengen, ook namens mijn" wethouders en mijn" secretaris; had weer te treden in de rol van hoofd der firma B. en W., die m een raadszitting altijd gelijk dient te hebben. Gelukkig liep 't niet uit op een kakelpartij ; er werd een schriftelijk antwoord toe gezegd, en men kon voortgaan, al hamerend het welzijn der gemeenter.aren te behartigen. Een der eerste resultaten van dit impromptu zal wel zijn, dat er binnenkort een nieuwe onderdirecteur of' zoo iets aan de Gemeentewerf wordt benoemd, om den last des leiders te verlichten. Bezwaar om den geschikten per soon te vinden, zal wel niet bestaan; want in dat opzicht is ons gemeentebestuur gelukkig; er is hier nooit een plaatsje open, of de right man" komt loodrecht uit den hemel vallen. SPECTATOR. (utiiiiMiiimiiMimMMiiiHiMiimimuiiiiHiiiiiiiiMiiiiiMiiiiimiiimiium dnqzzcnban. NiiiiiMiiliiiMiiiiiiiiiinMmimiimiiiiiiiiiiMHuimiiliiiiiiiiiiiiitliMiiiiti! Geachte lieer Jleflacteur.' Sta mij nog een kleine plaatsruimte toe, ter beantwoording van den heer Obreen, omdat ik in beleef heid niet gaarne voor hem zou onder doen, al moet ik ook wat geestigheid betreft voor hem de vlag strijken, wat ik reeds vroeger had erkend, door de opmerking, dat zijn ge schrijf meer eigenaardig in het Ifitmoristisch Album of Uilenspiegel thuis hoorde. De in 1894 uitgegeven statistiek Vermogens belasting, betrof de aangiften op of na l Mei 1S9;> ingediend, die in 1898 de op of na l Mei 1S97 ingediende aangiften en deze hadden dus in vergelijking moeten worden gebracht met de successie statistiek over 1898 en 1897; in plaats daarvan werd die over 1894 en 1898 gekozen, waarvan, zooals ik reeds opmerkte de verhoudingscijfers juist omgekeerd zijn en ik had dus alle recht te spreken van »met zorg gekozen" jaren en had zeker nog wel sterker uitdrukking kunnen bezigen. Op het verdere betoog van den heer Obreen zal ik niet ingaan omdat met iemand die lo. niet begry'pt, dat wanneer men verkeerde cy'fers tot grondslag van vergelijking neemt, de fout zich niet altijd behoeft te compenseren, maar zich ook kan verdubbelen, 2o. het feit dat de schatting der huurwaarde van 1826, in 1879 verhoogd werd van 46 tot 96 millioen, een voldoend bewi/js vindt, dat de schatting in 1879 en nu te hoog is, 3o. geen onderscheid ziet tuaschen koopprijs, misscbien 20 jaar geleden besteed, en verkoopivaarde tydens de aangifte voor de Vermogens belasting, eene discussie over statistieke cy'fers niet wel mogelijk is. Aan het verzoek van den heer Obreen om mijnerzijds betere cijfers te geven, kan ik niet voldoan, hoe aanlokkelijk ook het uitzicht op zijn handdruk moge zy'n; wel zou ik kans zien, de cijfers over enkele jaren zoo te groeperen, dat ik juist de omgekeerde uitkomst van den heer Obreen verkreeg, doch aan die cijfers zou ik geen hoogere waarde, dan aan die van hem zelven, durven toekennen. De cy'fers der vermogensbelasting zy'n voor alsnog ongeschikt om tot grondslag voor statistieke berekeningen te dienen, niet alleen omdat die belasting nog te kort in werking is, maar ook omdat, zooals in het breede is uiteengezet, bij het aanhangige wetsontwerp tot verscherping van de controle op de Ver mogensbelasting, de juistheid van de aangiften dikwijls aan gegronden twijfel onderhevig is ; de heer Obreen zal dus voorloopig nog met zijn nachtmerrie ter ruste moeten gaan. Alleen met het slot van zy'n laatste artikel kan ik geheel meegaan en met hem betreur ik het ten zeerste dat die dooven en blinden zich zelven opwerpen als leiders en voorlichters van het volk. Met de meeste achting, Uw Dw. Dienaar, H. C. SNETHLAGE, Breda, 15 Oct. 1900. Ontv. der Eeg. * ., * Geachte Redactie! De heer H. C. Snethlage, Ontvanger der Registratie te Breda, legt het er blykbaar op toe, de lezers van De Amsterdammer te ver rassen. De vorige week deed hij in een on bewaakt oogenblik zich kennen als liefhebber van allerlei jolige litteratuur, welke hij zeker met een gauwigheid wegmoffelt onder zijn register, als hij den Inspecteur ziet naderen. Thans is de verrassing nog treffender. Verleden week meenden wij een wakkeren Noord-Brabantschen haan te zien, die reeds overluid victorie kraait, voordat hy nog in het strijdperk is. Heden is de wakkere haan, die zoo vechtgraag wa=, op eenmaal veranderd in een vreedzamen Bredaschen kapuin, die al kukelende bekent, dat hy zelf niets kan voort brengen. Wie had dat kunnen denken na de man nelijke strijdkreten van acht dagen geleden! Als laatste redmiddel houdt de heer Snethlage thans staande, dat wij de aantallen der nalaten schappen en der vermogens van verschillende jaren hebben dooreengehaspeld. Dit is onjuist. De cijfers, welke wij tegen over elkander stelden, zyn herkomstig uit de Bescheiden betrfffende de Geldmiddelen uitge geven door het Departement van Financiën, bij Martinus Nijhcff te 's Gravenhage. Voor 1894 zijn de cyfers aangaande de nalaten schappen en de vermogens te vinden in het twintigste stuk verschenen in 1895. Voor 1898 zijn zij vermeld in het vier-en-twinügste stuk verschenen in 1899. De heer Si.ethlage is blijkbaar orAekend met deze dokumenten. anders zou hy de cijfers onmiddelijk hebben kunnen verifieeren, en niet zijn onzin hebben ter nedergeschreven over ons opzettelijk dooreenmengen van de uitkomsten van verschil lende jaren. De heer Snethlage deelt mede, dat hij op ons betoog niet verder zal ingaan. Hij is waarlijk wel goed. Wij zouden het hem volstrekt niet kwalijk hebben genomen, als hij het wel gedaan had. Integendeel, wij hadden er ons bij voor baat reeds op verheugd. Hij geeft daarvoor drie gronden: ad 1. Wij zouden verkeerde cijfers tot grondslag van vergelijking hebben genomen! Voor de vermogens boven ft 13,000 zijn de cijfers openbaar gemaakt door de Regeering in de bovengenoemde statistieken. Daarover kan dus geen twijfel zijn. Voor de vermogens onder /l 13.000, welke niet bekend zijn, hebben wij een raming ge maakt, naar onze bescheiden maening met grond te verdedigen. Wij hebben gezegd: er bestaat voor 1894 nagenoeg eenzelfde verhoudingscijfer, varieerende van 26 tot 27, tusschen het aantal der nalatenschappen en dat der vermogens in de categoriën van // 13.000?50.000, van jl 13.000 200 000, en van // 13.000 tot alles daarboven. Waarom zouden wij datzelfde verhoudingscijfer niet mogen aannemen tusschen het aan tal der nalatenschappen en dat der vermogens beneden //13,000? Dit is de oplossing van een rekenvraagstuk, niets meer en niets minder. Ziedaar de zeer eenvoudige grondslag onzer raming. Maar een raming kan natuurlijk altijd op verschillende wijzen worden begroot, en wij hebben dus tot den heer Snethlage gezegd: »Gij hebt op hoogen toon onze cijfers zoo, »minachtend afgekeurd. Welaan, kom eens »voor den dag met wat anders als gij kunt." Vergeefsche moeite. Daaraan waagt hij zich niet. De heer S:,ethlage is reeds aan den gezichteinder, en wy zullen hem vooreerst wel niet terngzien. Ad !i. Dat de schatting der belastbare op brengst van de ongebouwde eigendommen volgens de Wet van 1879 van 40 tot 96 millioen gulden werd opgevoerd, is zeer zeker voor ons een bewijs, dat die schatting te hoog is, vooral wanneer men er bij weet, wat de heer Snethlage uit het oog schijnt te verliezen, dat er eenig verschil bestaat tusschen de huren en pachten van heden en die van voor twintig jaar. Ad 3. Dat wij geen onderscheid zien»tus»schen koopprijs misschien 20 jaar geleden «besteed en verkoopwaarde tijdens de aangifte »der vermogensbelasting," is een grapje en niets meer. Onze aandrang om betere cijfeis te geven, «daaraan," zegt de heer Snethlage, »kan hij niet voldoen." Wij gelooven het graag, maar dan zou hij wel zoo wijs hebben gedaan van heelemaal zijn mond te houden, en niet met zijn klompen op het y's te komen. Iets is er toch, dat waar is van hetgeen hij zegt. Wij bly'ven achtervolgd door de nacht merrie van Nederlands achteruitgang, en het zijn zeker geen diepdenkende geesten van het gehalte van den heer Snethlage, welke ons van haar verlossen zullen. Hilversum, October 1900. A. L. H. OBREEN.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl