Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1*18
avond een echo, een wonderdadige echo, die
ontelbare malen het gesproken voord weer
kaatste en die de beroemde echo van
Muiderberg in menig opzicht overtrof. In weinige
dagen was de mare verspreid en soms kwamen
duizenden menschen op n dag, en daaronder
velen, die per spoor oi tram hierheen waren
gekomen, om dien wonderbaren weergalm te
hooren. Nu was Utrecht uit den nood! Men
dacht dat de Vereeniging voor Vreemdelingen
verkeer op die echo de hand wel zou leggen",
maar dat ding daar boven in de lacht lag,
naar het scheen, niet op haren weg! Zij liet
het over aan het particulier initiatief! En.
dat initiatief zette het land waar de echo te
hooren was met een schutting af en deed
verder niets, zal er zelfs, naar verluidt, huizen
op gaan bouwen. Veel overeenkomst met
Amerika heeft die nieuw gebouwde stad achter
het Ooglydersgasthuis dus nog niet. 't Is er
weer zoo stil als op een dorp in den Achter
hoek! Toch is die geheel geïsoleerd liggende
buurt, door het kortstondig bestaan van de
echo, meer bekend geworden dan anders mis
schien in jaren nog zou geschied zijn. Het is
een eigenaardige buurt, die men niet bereiken
of verlaten kan anders als door de op het
Gasthuis aanloopende Dondersstraat. Boe de
bewoners ook gerequestreerd en gesmeekt
hebben om een brug over de Biltsche Grift,
die hun in vele gevallen een omweg van
bijna een halt uur gaans zou besparen, al
die verzoekschriften stuiten af op de omstan
digheid dat aan die Grift een weiland der
Ryksveeartsenyschool grenst, en het bestuur
dier school het niet geraden acht in de
nab\jheid van het misschien besmette vee een groote
passage van menschen en dieren te hebben.
Bet heeft zgn voor en zjjn tegen daarmee
troosten zich nu voorloopig de bewoners en
huiseigenaars. Het is nu zoo'n stille, rustige
buurt, waaraan zelfs een zekere glimp van
deftigheid niet ontbreekt. Alle huizen hebben
wél onderhouden tuintjes, velen zoowel vóór
ali achter. De huurprijzen zijn matig en de
bewoners zijn hoofdzakelijk ambtenaren, officie
ren, gep -nsioneerden, renteniers en... vele
jonggehuwden, waarvan men de sporen _ kan
bespeuren als a ui lange lijnen in de tuintjes
luiers van diverse pluimage te drogen hangen.
Al de bewoners kennen elkaar, precies als in
de nieuwe wijken te Amsterdam. Zij weten of
zij Roomsch of Gereformeerd zijn, hoeveel kin
deren of er in huis zijn een belangstellende
bad er in een buurtje van acht huizen zelfs
37 geteld en of er ook nog kamers verhuurd
worden. Mevrouw kent de jiponnen van hare
geburinnen zoo goed als hare eigen gaderobe
en a-'s een voorbijgaande meneer een nieuwe jas
aan heeft dan stijgt er in menige voorkamer een
héop als bij een vuurwerk. De kat van No. 258 is
net zoo goed bekend als de hond van No. 5:28 en
als iemand zyn melkboer niet betaald heeft,
dan wordt hem dat al heel gauw door een
eyner buren onder het oog gebracht. Dan is
?er natuurlijk de alomtegenwoordige kwaad
spreker in de buurt, die niets omhanden heeft
en dan ook zyn ganschen dag besteedt om te
loeren en te spioneeren en te onderzoeken wie
meneer die is en wat mevrouw deze. Zyn
mond is gelijk Heine het ergens uitdrukt
a's een guillotiene, die eiken goeden naam, die
uit zijne stemspleten raar buiten dringt, ont
hoofdt. Niemand is veilig voor hem, z\jn buren
naast, achter, tegenover hem, tot in wijden
kring, haalt hij over de tong; alleen over zich
zelf bewaart hy het diepste stilzwijgen.
Voor zoo iemand, die toch alles fluisterend
doet, is het verdwenen van de echo eigenlijk
geen verlies. Maar voor de overige bewoners
is het werkelijk jammer dat de eigenaar van
het terrein niet heeft kunnen besluiten baar
te exploiteeren. Het gaf een levendigheid in
die stille wijk, die men er best gebruiken kon,
?en men hoopt nog altijd dat Vreemdelingen
verkeer ter elfder ure nog zal trachten den
eigenaar te bewegen zijn terrein weer voor het
publiek op-n te stellen, zij het tegen een
kleine entree.
4IIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIII
iliiiimiiiiimiiiiiiiiiimiliiiiMHiKiiiMi
<miiiiiimimi»iHumnmminmtiiitiiimmmimiiniimmttitimi»tim
Het Minwezen in ften Tronie,x)
i.
De Maatschappij tot Nut van 't Alge
meen werkt in de richting, die haar naam
aangeeft slechts indirect, maar dan toch
zeker met voorbeeldigen ijver en lofwaardig
door de al vrij eerbiedwaardige reeks van
rapporten, die ze omtrent verscheidene
onderwerpen van socialen aard gemeend
heeft te moeten doen opmaken. Het laatste
daarvan is onlangs verschenen en biedt
gegevens aan voor de kennis van het
leerlingwezen in drie Germaansche landen,
Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland, en
zal dus bij de in Nederland sterker wordende
beweging voor behoorlijke vakopleiding
zeker belangstellende lezers vinden.
Het leerlingwezen heeft twee kanten
waarmede het aan sociale dingen raakt.
Vooreerst is het een der wegen tot opleiding
in een bepaald vak en daarom van
beteekenis voor de toekomstige arbeidersklasse
en de verhouding van geqefenden en
ongeoefenden. En tweedens is van ouds Eet
houden van leerlingen voor de werkgevers
een middel geweest om goedkoope arbeids
kracht te krijgen en raakt het dus direct
aan vraagstukken van arbeidsloon en
werkloosheid.
Het ligt nu eenmaal in den aard der
kapitalistische productiemanier die op zoo
veel mogelijk winstbehalen is gericht en
welke die winst bereikt door het verschil
dat er bestaat tusschen de waarde van het
geproduceerde voorwerp en de som van
net arbeidsloon die voldoende was om het
product te verkrijgen, het ligt nu eenmaal
in den aard van die productiemanier om
zich goedkoope arbeidskracht te verschaffen
ten koste van wat ook. En daarom zien
wij in den loop der tijden het leerling
wezen het karakter van opvoedschool meer
en meer verliezen en dat aannemen van
gemakkelijk winstmiddel. Men kan het
wat ons land betreft bijv. in het boekje over
De Gilden van Brouwer Ancher lezen hoe
het vermeerderen van het aantal leerlingen
reeds in vroeger eeuwen de oorzaak was
van ontevredenheid en werkstaking der
gezellen; en terwijl in de oude gildenkeuren
zorgvuldig het aantal leerlingen wordt
vastgesteld en wordt voorgeschreven hoe
zijn leertijd moet zijn ingericht ten opzichte
van duur en hoedanigheid zien wij, dat
deze dingen later maar voor de leus zijn
en er_van goed onderwijs in het vak toen
al weinig meer terecht kwam dan tegen
woordig b(j den baas die den jongen het
allereenvoudigst werk laat doen of een of
ander _deelproduct vervaardigen zonder dat
hij ooit iets omtrent het gansche werk of
het geheele ambacht te weten komt? 2)
Toch komt daar een stroqming tegen in.
Weliswaar is het kleinbedrijf in het alge
meen op een dergelijk gebruik van den
jeugdigen arbeider aangewezen, maar bij
de ontwikkeling van de productie in het
groot-bedrijf begint de vakkennis meer in
oeteekenis te winnen.
Niet in iedere industrie. Er zijn er waar
de machinale fabrikatie en de daardoor
mogelijk geworden sterke arbeidsverdeeling
een bepaalden leertijd als zoodanig onmo
gelijk' maken. Het rapport verhaalt zoo
onder anderen van een meester die niet
anders vervaardigt dan gespen voor de
ransels van militairen. Wat daar te leeren
valt is al heel weinig. In een ander verband
las ik voor kort dat in de fabriekmatige
schoenenproductie, aaneen vrouwenrijglaars
90' verschillende deel-bewerkingen worden
verricht grootendeels zoo gering in omvang
dat er per dag voor duizend paar van
kunnen worden afgedaan. Ook hier verliest
het leerlingwezen zijn beteekenis. Maar in
andere industrien komt het wel degelijk op
vakkennis aan, niet slechts tervville van
den arbeider die vooruit wil komen, maar
ook van den patroon, die goed werk moet
leveren om te kunnen concurreeren waar
het bijvoorbeeld den handwerkschoenmaker
betreft die tegen de fabriek opmoet. Het is
de vraag of dat op de duur zal kunnen,
maar zoolang de fabrieken produceeren
zonder heel veel te geven om, of liever zonder
in de eerste plaats te letten op, de dege
lijkheid van het fabrikaat, is de handhaving
van den handwerker, die dit wél doet
eenvoudig omdat dit het eenige is, dat hij
voorheeft op de fabriek min of meer
nuttig.
Maar er is nog iets. Niet slechts het
eigenbelang van den producent leidt tot
een betere verzorging van de vakkennis
van den aankomenden arbeider. Ook het
belang der consumenten en het belang
der gemeenschap. Een gestadige ver
meerdering van een ongeleerd proletariaat,
van een massa van unskilled labourers,
of van halfyaardige arbeiders, is een
maatschappelijk gevaar. De belangen
van de gebruikers der waren worden daar
door schromelijk verwaarloosden bovendien
wordt de deugdelijkheid der productie in
de toekomst in gevaar gebracht. Men ziet
het reeds voor een groot deel in de bouw
vakken. Hier was eenerzijds het kwalijk
gebruiken van leerjongens, bij anderzijds
een zich kapitalistisch in den ongunstigsten
zin wijzigend beroep. Een goede timmerman
die inderdaad voor zijn werk staat, behoort
in een stad als Aaister^am reeds, betrek
kelijk althans, tot de zeldzaam heden.
Om die reden is een bemoeiing door den
Staat met het leerlingwezen ook volkomen
verklaarbaar, en waar hij dit nog niet doet
hoogst gewenscht. Het is de zaak om door
geschikte bepalingen 'de leerling-exploitatie
weder langzamerhand te leiden naar de
leerling-opvoeding.
Het_ rapport,- dat wij hier aankondigen
geeft iets van de praktijk daarvan zoowel
door staats- als door particuliere bemoeiing
verkregen en kan dus zeker wat leeren,
ook laten zien waar en waarom er tekorten
zijn, die veroorzaken dat de goede bedoeling
in vele gevallen niet geëvenredigd wordt
door het succes.
Het rapport behandelt eerst Oostenrijk.
Daar is de toestand de volgende:
De nijverheid fs er wettelijk geregeld door
de Gewerbeordnung van '59, sedert vele
malen belangrijk gewijzigd, allerlaatst,
speciaal ook wat het leerlingwezen betreft
bij de wet van 23 Febr. '97. De bedrijven
zijn door deze wet verdeeld in: vrije,
handwerkmatige en geconcessioneerde.
Voor de uitoefening van deze laatste,
waartoe o.a. behooren : timmerlieden, metse
laars, schoorsteenvegers, hoefsmeden,
aanleggers van gas- en waterleiding, wordt vaak
een»besondereBefabügung" vereischt. Voor
de bouwvakken eischt een bijzondere wet
van '93 een certifiaat van een aan alle
eischen voldoende vakschool, of een getuig
schrift van volbrachte leertijd.
Ook voor de handwerkmatige bedrijven,
moet men zijn bekwaamheid kunnen be
wijzen door overlegging van een getuig
schrift van volbrachten leertijd en van
diensttijd als gezel in hetzelfde bedrijf.
De zorg voor een geordend leerlingwezen
berust voor een deel bij deGenossenschaf ten,
de vereenigingen die de patroons in het
zelfde of verwante bedrijven op ne plaats,
verplicht zijn te vormen. Tot deze
Genossenschaften behoeven eigenaars van fabriek
matig gedreven ondernemingen niet te
behooren.
Een statistiek van 1894 geeft naast 554.335
in Genossenschaften vereenigde onderne
mers 58 348 werklieden op en 174 405 leer
lingen. In Weenen worden jaarlijks een
1000 leerlingen aangenomen, maar toch is
in het algemeen in fabriekss'reken de lust
daartoe niet heel groot omdat de jonge
arbeiders in de fabrieken veel eerder een
goed loon kunnen krijgen. Want in het
algemeen komt op de fabrieken de instelling
der leerlingen weinig voor. Wel op enkele
modelfabrieken, zooals die van Kinghoöen
te Smichow bij Praag, waar jaarlijks een
20 a 30 leerlingcontracten gesloten worden.
De wet bepaald dat een leerling-contract
mondeling of schriftelijk kan worden ge
sloten, ten overstaan van het bestuur der
Genosaenchaft in het eerste geval, terwijl
ze in het tweede aan dit moet worden op
gezonden. Deze laatste zijn meer en meer
gewoon en meestal bestaan er door de
genossenschaften opgetelde formulieren voor.
Het bedrag van het leergeld is indien
dat geheven wordt 'zooals te Weenen bijv.
? 50?150 voor den heelen leertijd. Mis
bruik komt ook daar voor en ergens ver
meldt het rapport een eisch van ? 300.
Het leerlingcontract moet bepalingen
bevatten omtrent woning, kost en kleeding
van den leerling. Loon wordt zelden ge
geven in den eersten tijd, terwijl het daarna
stijgt, maar wettelijke bepalingen zijn daar
voor niet. Wel voor den duur van den
leertijd, die volgens de G. O. bij niet fabriek
matige bedrijven tusschen 2 en 4 jaar moet
zijn. De Genqssenschaften kunnen evenwel
nadere bepalingen daaromtrent maken.
Wettelijk gelden de eerste 4 weken als
proeftijd die tot 3 maanden kan worden
verlengd bij overeenkomst. Ieder is dan
nog vrij om de betrekking te doen eindigen
en deze bep_aling schijnt zeer te bevallen
al komt misbruik wel voor doordat de
proeftijd erg wordt gerekt.
Omtrent den arbeidsduur behoeft niets
in het contract te staan. In fabrieken
waarvoor de _wet bepaalt dat de werktijd
de 11 uur niet mag te boven gaan komt
niet vaak misbruik voor maar »in de kleine
bedrijven is er voor de leerlingen in het
geheel geen geordende arbeidstijd. De regel
is dat de kerlingen veel langer moeien arbei
den dan de arbeider s'"3)
Omtrent de beslissing van geschillen
pleegt het contract niets te bevatten. Daar
voor bevat de wet bepalingen die in hoofd
zaak hierop neerkomen : de
Ganossenschaften hebben tot taak een scheidsrechterlijke
commissie te vormen uit een gelijk aantal
patroons en werklieden : o. a. tot beslissing
van geschillen over het leerlingwezen. Doch
de partijen moeten om de beslissing vragen.
Daarnaast staan sedert '96 de
Gewerbegerichte en de gewone rechter.
Alleen die patroons mogen leerlingen
hebben die zelf of wier vertegenwoordigers
de vereischte vakkennis bezitten.
Omtrent de verhouding tusschen het
getal van leerlingen en van knechts be
paalt de wet helaas niets. Zoo komt het
voor dat in een metaalgieterij 2 gezellen
zijn tegen 15 leerlingen, dat de inspecteur
te Klagenfurt verklaren kan: dat werk
plaatsen met een of geheel zonder gezel
en daarnaast 4 of 6 leerlingen volstrekt
geen zeldzaamheid meer zijn.
Evenzeer wordt er misbruik gemaakt
van het feit, dat de wet de leerlingen aan
de «vaderlijke tucht" van den meester
onderwerpt.
Groote waarde hecht de Oostenrij ksche
wet aan het geregeld bezoeken van inrich
tingen voor voortgezet- en vakonderwijs.
De leerlingen zijn verplicht voor zoover zij
het »gewerbliche F onbildungs"-onderwijs
niet hebben doorloopen de »gewerbliche
Fortbildungschule" en de »fachliche
Fortbildungsschule" regelmatig volgens het
leerplan te bezoeken. De meester is verplicht
hun daarvoor den tijd toe te staan. Als
straf voor den moedwillig verzuimenden
leerling kan de leertijd met een jaar ver
lengd worden. De patroon krijgt geldboete.
Bij de goede inrichting van het vakonder
wijs in Oostenrijk is dit mogelijk en nuttig.
Bij Schonberg vinden wij omtreat dit
onderwijs deze korte maar genoeg zeggende
gegevens 4). »In Oostenrijk scheiden zich
de gewerbliche Fortbildungschulen in twee
kategorien: 1. die welke vereenigd zijn met
gewerbliche dagscholen (staats ambachts-,
vak-, bedrijfs-, teeken en modelleerscholen);
2. de vakscholen met zondag- en avondles.
De laatste bestaan in_aUe steden en groote
landgemeenten,vooral in industriedistricten:
te onderscheiden in: a. allgemeine gewer
bliche Fortbildungschulen in '94?'95 in
aantal 430 terwijl er gemiddeld 30 a 40
jaarlijks bijkomen; b. Tagliche Fortbil
dungschulen: (in '94?'95 in Weenen 15
met circa 3000 leerlingen en 62
vrije-tijdscholen met 5543 leerlingen). In Hongarije
waar elke gemeente waar 50 leerlingen zijn
zoo'n school hebben moet waren in '95
50 scholen met C8000 leerlingen."
Toch is het schoolbezoek niet wat het
wezen moest. Ia Graz verklaart de inspec
teur dat er nauwelijks 10 pCt. van de
leerlingen de school bezoeken.
Bij het einde van den leertijd krijgt de
leerling een Lehrbrief. Soms wordt door de
beroepsverenigingen een examen afgeno
men waartoe zij volgens de wet bevoegd zijn.
Men ziet dat er heel wat zwakke kanten
aan deze regeling zijn en het rapport ver
meldt dan ook een aantal verbeteringen
door de deskundigen in Oostenrijk met
meer of minder eenstemmigheid wenschelijk
geacht: »Grootere beperking van de be
voegdheid tot het houden van leerlingen,
hetzij wat betreft het aantal leerlingen in
n bedrijf in verhouding tot het aantal
volwassen gezellen hetzij met het oog op
de zedelijke geschiktheid van den meester
hetzij met het oog op den bijzonderen aard
van sommige vakken, waar tengevolge van
de arbeidsverdeeiing een deugdelijke oplei
ding in de werkplaats haast onmogelijk is.
Verkorting van den daaglijkschen arbeids
duur der leerlingen.
Uitbreiding van het voortget- en vak
onderwijs.
Verplichte Jeerlingexamens meteen zekere
verantwoordelijkheid van den patroon voor
den uitslag daarvan.
Krachtige medewerking der
beroepsvereenigingen, desnoods gereorganiseerd.
Verscherping van het staatstoezicht,
wellicht door invoering van een afzonder
lijke inspectie; in 't bijzonder hygiënisch
toezicht op woon- en slaapgelegenheid der
inwonende leerlingen.
Strengere maatregelen tegen patroons die
zich aan mishandeling schuldig maken."
In een volgend artikel de Zwitsersche en
Duitsche toestanden.
(Wordt vervolgt). H.
1) Rapport over het Leerlingwezen in Oos
tenrijk, Zwitserland en Duitschland, in opdracht
van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen,
bewerkt door mr. H. L. Drucker, P'. W.
Westerouwen van Meeteren, B. H. Heldt. D.
W. Stork en mr. J. Verschuyl (rapporteur).
2) Zie bijv. p. 24, 53, 116
3) Pag. 20. 4) Handb. der Pol. Oek. II 2,672.
MiiMliMiiHiiiifiimiiiiiiiiimiiiiiuutuiiiMiiiiiiimiiiiiitiiiimiiiii
Inziet in fle Hoofflstail,
In het vorig nummer mocht ik reeds met
een enkel woord gewagen van de groote, schit
terende eigenschappen, die het spel kenmerken
van Edouard Risler, den klavierkunstenaar,
die in een vijftal avonden een reuzentaak heeft
volvoerd. Of mag men het geen reuzentaak
noemen, voordrachten te geven van wat de voor
naamste piano-componisten, van Couperin tot
Liszt, hebben gewrocht ? Het was mij niet
mogelijk alle avonden te gaan genieten van
Risler's herscheppingen. Daarom wil ik slechts
een en ander aanstippen van hetgeen ik ge
hoord heb en van wat mij het meest heeft
getroffen.
In hooge mate bekoorlijk dan was Risler's
reproductie van Schubert. De intieme kunst van
dezen Jyriker werd heerlijk mooi opgevat en )
weergegeven. Dat was alles zoo ideaal rein,
dat ons het poëtische uit Schubert's kunst met
de grootste teederheid geopenbaard werd.
Ook de romantiek van Weber's As-dur sonate
met hare frisscbe Freischütz-stemming werd
door den Elsasser kunstenaar gespeeld met
al den gloed van een Duitscher, maar tevens
met de gratie van den Franschman. Schumann
was mede heerlijk; vooral de Etudes
symphoniques werden ons prachtvol en met magistrale
beheersching van de techniek bloot gelegd.
Chopin was vertegenwoordigd met acht Pr
ludes misschien iets te veel op eens, maar
met veel smaak gekozen en sierlijk aan elkaar
geregen. Voorts drie Impromptus, zyn Scherzo
in bes, Polonaise in c, Nocturne in Es op. 55,
twee Mazurkas, een Wals en de f. moll Fan
tasie. De impromptus, de nocturne en de
wals waren meesterstukjes van fijne, elegante
voordracht. In het Scherzo en in de f. moll
Fantasie vroeg men zich bijwijlen af, of de
kunstenaar de evenredigheid wel wist te bewa
ren tusschen de grootte van de zaal en het
volume van zijn prachtigen Becbstein, met het
oog op de enorme klankontwikkeling.
Wat nu het meest treft in het spel van
Risler is vóór alles zijne ongekunstelde, ware
opvatting, die den virtuoos doet wijken voor
den componist. Dan de enorme verscheidenheid
in aanslag-nuances. In dat opzicht heeft Risler
wel geen rivaal. Men wordt niet moede te
luisteren naar de variëteit en de poëzie van den
toon, dien bij uit zyn instrument weet te ont
lokken. Dat hiervan een groot deel is toe te schrij
ven aan zyn voortreffelijk pedaalgebruik, behoeft
geen betoog. Ten slotte is de rhythmiek van
Risler's spel in de hoogste mate af. De energie
in het forte en het laisser aller in de canti
lene zyn beide bewonderenswaardig. Grootsche
kracht en teedere gratie worden door dezen
kunstenaar op dezelfde boeiende wijze ten
toon gespreid.
Thans heeft hij ons wederom verlaten, maar
de herinnering aan zijn heerlijk spel blijft
voortleven en als Risler tot ons terugkeert zal
hij ontvangen worden als een der allergrootsten.
Hoe jammer dat de vierde avond van Risler
samenviel met Zalsman's liederenavond. Jnist
waren zulke goede berichten tot ons gekomen
over zijn succes in Berlijn en zoo gaarne was
ik hem hier gaan hooren, maar ik meende
ditmaal aan Risler de voorkeur te moeten geven,
overtuigd als ik ben dat wij Zalsman gedurende
dit seizoen nog dikwerf zullen hooren.
In het Concertgebouw vond Donderdag 18
dezer een Wagner-avond plaats.
Daar al de werken reeds meermalen werden
uitgevoerd en besproken, zal ik ditmaal niet
in bijzonderheden treden over het prachtvolle
orchest en liever in een volgend nummer de
symphonie »Aus Italiën" van Richard Strauss
en de uitvoering daarvan op 25 dezer, bespreken.
Met recht mag men de opvoering van
Wagner's »Meistersinger" een gebeurtenis noem«>n
in het leven der «Nederlandscbe opera". Laat
ik er dadelijk bijvoegen een gebeurtenis, die,
naar ik hoop, vér-strekkende gevolgen zal
hebben voor de kunstbeoefening en de ont
wikkeling van het stijlgevoel aan die inrichting.
Er is veel en goed gewerkt. Zoowel op als
vóór het tooneel is veel intelligentie aan den
dag gelegd. Opnieuw is gebleken wat talent,
ernst en een vasten wil vermogen te bereiken.
Die eigenschappen zijn rijkelijk aanwezig bij
den begaafden kapelmeester Poter R-iabe. Het
is eenvoudig ongeloofelijk wat deze met het
orchest heeft bereikt. Men zou het nauwelijks
voor mogelijk houden dat dit hetzelfde orchest
was, hetwelk de vorige week in Cleopatra
heeft gespeeld. Overal kon men bespeuren
den goeden invloed van den man, die zijn
Wagner kent. Het melos der polypbone in
strumentatie, met zijn rhytbmische en dyna
mische schakeeringen, werd duidelijk aange
geven en indien alles nog niet zoo mooi en
nobel van klank werd gespeeld als directeur en
orchestleden vermoedelijk zelven wel zouden
gewenscht hebben, dan zal, hoop ik, iedere
volgende opvoering een stap nader brengen tot
dit idealistisch doel. Van harte richt ik dan
m\jn gelukwensch tot den Heer Riabe met
het welslagen van zijn voortreffelijken arbeid.
Ook voor het orchest een welgemeend bravo.
Het moet, dunkt me, den heeren orchestleden
goed doen, zulk een werk te spelen. In hooge
mate verheffend en veredelend moet zulks
werken op hun kunstenaarsbewustzyn.
Ook bij het koor was het ruimschoots te
bespeuren hoe duchtig er gerepeteerd was.
Nu nog meer gestreefd naar adel van toon en
fijnheid van voordracht.
Het ensemble der Meistersinger was zeer
goed: minder dat der Lehrbuben. Men miste
er bij een paar volle, zware altstemmen. Taans
klonken de tenoren meestal sterker en hoorde
men dus minder de principaal-stem dan wel
de secondaire stemmen.
De hoofdpersonen waren zich allen bewust
van de zware en ernstige taak die op hen
rustte. Natuurlijk gelukte niet alles evengoed
en waren de krachten van allen niet op gelyke
hoogte. Dat is echter overal zoo.
Mevrouw Madier was als alty'd de vrouw,
van wie in hooge mate distinctie uitgaat. Dat
de Eva niet tot baar emplooi behoort is echter
waar. Hare middentoonen zijn niet vol genoeg
voor den dialoog en hare opvatting van het
eenvoudige goudsmids-dochterken was niet zoo
ssehlicht" als men zulks van de duitsche
vertolksters der Evapartij gewend is. Niettemin
wist mevr. Madier door haar artistieke per
soonlijkheid aan menige scène relief te geven;
o. a. aan het overheerlijke quintet.
Mej. Lozin als Magdalena was goed; zij
moet echter nog groeien in hare partij Er
liggen nog schatten van nuances opgesloten in
de Magdalena-partij, waarvan zij het bestaan
nog niet schijnt te weten. Hoe gaarne zou
men haar toewenschen dat zij die rol eens
mocht zien weergeven door mevr. Standigl of
Schumann-Heink.
De Sachs-partij is wel een der moeilijkste,
maar tevens een der dankbaarste uit de ge
heele litteratuur. ledere Saohs-vertolker heeft
zich tot dusverre nog de creatie van die rol
tot een gedeelte van zijn artistieke levenstaak
gesteld. Zoo zal het ook Orelio doen. Wat hy
thans reeds in de derde acte bereikte was
buitengewoon. Zyn geheele optreden met
Walther, niet het minst b\j het opschrijven
van het Traumlied, zyn houding tegenover
Beckmesser en zijne scène met Eva waren
goed gevoeld en gedacht en uitstekend
weergegeven. Ongetwijfeld zal deze voor
treffelijke kunstenaar ook in de eerste acte
nog meer kalme waardigheid en in de tweede
nog meer schalksche gemoedelijkheid leggen.
De Walther von Stolzing is een der ver
moeiendste tenor-partijen der duitsche drama
tische litteratuur. Dat de heer Tyssen de
stemmiddelen bezit om aan de vermoeienissen
dier partij het hoofd te bieden geloof ik niet.
Wél wil ik gaarne erkennen dat de heer Tijssen
zeer mooie lyrische momenten had aan te wijzen.
Overigens moet deze partij meer »derb" wor
den. opgevat. De J imker von Stolzirg ia kern
gezond en zich bewust van zijn superioriteit
tegenover de Meistersinger. Walther is een
>Himmelgtttrmer". Het beeld van den Stolzing
des heeren «Tyssen was niet dat eens
»Himmelstürmers", daarvoor was het ietwat te week in
opvatting.
De heer Schulze gaf als David een verras
sende creatie. Inderdaad daar zat leven in.
Nu nog den toon vaster gemaakt, weg met het
tremoleeren ! Opmerking verdient het dat beide
tenoren onder het eens gestreepte octaaf zoo
weinig klank hebben in de stem en dat is juist
zoo noodig voor den dialoog. Met zijn David
heeft de heer Schulze bewezen over welke in
telligentie hu kan beschikken. Hy arbeide
gestadig voort, dan heeft hij een schoone toe
komst voor zich l
De heer v. d. Hoeck heeft van den Beck
messer een werkelijk uitstekend type gemaakt.
Ook zijne vertolking was een verrassing. Hij
verstond het alle tooneelen waarin hy optrad
te releveeren.
De heer van Duinen was evenzeer als Pogner
zeer goed. Zyn prachtige kop maakte reeds
dadelijk een uitmuntenden indruk. Als de
heer van Duinen nu nog, vooral in zyn
»Anrede" wat meer legato zingt (een ietwat sneller
tempo kan hem hierin te stade komen) dan
zal hij met zyn schoone stem en duidelijke
dictie maar weinig wenschen onvervuld laten.
De heer Alexanders gaf een zeer goeden
Kothner te genieten. Niet dikwijls zal men
die mooie rol met zoo'n klankrijke stem hooren
weergeven. De nachtwacht van den heer Kaar
man was ook alleszins lof waardig. Zijn stierhoorn
echter, . . . maar heden zwijg ik daarover.
Men ziet het, veel is bereikt en men mag
waarlijk reden hebben om dankbaar te wezen.
Of men nu ook geheel voldaan mag zijn ? Of
men nu aan de hooge eischen, die een zoo
grootsch en volkomen kunstwerk stelt, heeft
beantwoord in die mate als mogelijk is, zonder
veel meer moeite en opofferingen .... daar
over zal ik een ander maal nog eens schrijven.
Tevens wil ik dan daarbij voegen enkele op
merkingen over de vertaling en over enkele
tempi, waarover ik het met den heer Raabe
niet geheel eens ben.
Het is te voorzien dat de «Meistersinger"
vele opvoeringen zal beleven. Men streve er
dan naar langzamerhand die voornaamheid te
bereiken in zang en gebaar, die de geheim
zinnige artistieke bekoring uitmaakt, welke
men zooveel beter kan gevoelen, dan in woor
den weergeven.
Als ik nu den beer Raabe ten slotte nog eens
dink zeg en dan tevens den regisseur Earl
Dibbern hierbij insluit, neem ik voor heden
afscheid van de »Meistersinger".
ANT. AVBEKAMP.
hnmmiiinniimiiiiiiiiiiiMuiiiiiiimiiiimimmHimiiimiiiuiniiiiiM
Het genootschap Architecture stelt zich
voor in April van het volgende jaar een ten
toonstelling te honden van, zooals zy dit kort
uitdrukt, Nederlandsche Ambachtskunst.
De bedoeling is, hier te doen zien, wat in
verschillende ambachten, nog door tradities
in directe bestemming van het voorwerp zelf
gemaakt wordt. Veel voorwerpen toch, we
zouden haast zeggen ieder voorwerp is, om
bruikbaar te zijn aan een bepaalde vorm ge
bonden, die tevens mede door het materiaal
wordt vastgesteld, hierin kunnen natuurlijk
wijzigingen voorkomen, maar het grondtype
moet toch blijven bestaan. Ondanks alle
misbegrippen in kunstny'verheidszaken, die ons de
onmogelijkste en ondoelmatigste dingen voor
dagelijks gebruik gaven, bleven er vormen bestaan
meest te platten lande, die aan de
hervormings-modezucht ontsnapten, en in zich bewaar
den het kenmerkende door de wijze van gebruik
er aan gegeven. We kunnen deze dingen nog
vinden, in vervoermiddelen, men denke slechts
aan de eigenaardige en zeer juiste vorm van
boerenwagens, in gereedschap, huisraad, klee
ding ; en hierdoor zou men kunnen doen zien,
wat er juist in onze kunstnijverheid veelal te
kort schiet. Bestond er, laten we zeggen,
langen tijd geen kunstnijverheid, thans tracht
men veelal door versiering, gebruiksvoorwerpen
een aangenaam aanzien te geven, die in den
grond, door hun vorm zelf, niet direct voor
bet doel bestemd zijn, waarvoor zij vervaardigd
zyn. Slechts goede oude voorwerpen kunnen
nog doen zien hoe bet uiterlijk geheel samen
gaat en voortvloeit Hit de bestemming, en waar
in dit opzicht museums ons van leering kunnen
zyn, daar hebban ook die voorwerpen, die bij
andere vorm direct ongeschikt werden en
daariiiiiiiiniiiniimiiiiiiiiiiiiinniiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiitiiHuiHimmiiH
40 cents per regel.
miiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiimiiiimmiiimuiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
ft S.4O
en hooger 14 Meter Franco en
vry van Invoerrechten toegezonden!
Stalen ommegaand; evenzoo van zwarte witte
en gekleurde ,,IIenneberg»Zfjde" van
45 et. tot n 11.1O per Meter.
G. Henneberg, Zijde-Fubr. (k. & k. Hofl.), Ziirich.
Piano-, Orpl- en MnzietaB
MEYROOS «fc KALSHOVEtf,
Arnhem, Eoningsplein.
VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Huur.
Repareeren Stemmen Ruilen.
Lieve Adèle!
Ik heb een belangrijke ontdekking gedaan,
waardoor die sombere gezichten vanmyn eeuwig
liefhebbende" vrijwat liever zullen worden.
Want och, och, wat keek hy' weken lang zuur
als daar die rekeningen kwamen van de Avenue
de l'Opera, waar ik gewoon was mijn hoeden
te koopec, en bovendien in de kosten van
vracht en rechten verviel.
Die steen h nu van het hart gelicht door het
magazijn Au chapeau d'or", Kalverstraat
100/102, waar ik volkomen dezelfde smaakvolle
hoeden vind, met geen opzettelijke reis naar
Parijs te maken heb en van die lastige invoer
formaliteiten af ben. Morgen ga ik er eentje
snoepen; toe kom me na de koffie halen dan
gaan we er samen heen.
Salut,