De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 28 oktober pagina 5

28 oktober 1900 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1218 DE A M S T E R D A M M ER ,.W E E BB l Aï- 'O R NE D E R L A N D. door, door de tyden heen bleven bestaan, hunne waarde voor opa behouden. De commissie voor deze byzondere tentoon stelling is samengesteld uit de heeren C. A. Lion Cachet. Jan Kalf secr. en E. Versehuyl, die zich aanbevolen houden voor mededeelingen van hen die voorwerpen voor dit doel geschikt, in hun bezit hebben, of inlichtingen desbe treffende kannen geven. R. W. P. Jr. Goudeket & Co., Rokin 50, Amsterdam, exposeeren deze week: Jongkind, «Winter", schilderij. «MimMiimiiutuimiuiiuuMM Propaganda door sonnetten. Een weg van verzen, door C. S. ADAMA VAN SCHBLIEMA. Amsterdam, A. B. Soep. Men heeft 't in lang niet gehad over socia listische poëzie. In den ouden ty'd, toen de heer Domela Nieuwenhuis, predikant ook na zyn afscheid van de kerk, dominee malgr lui, het stempel van een modern-christelijk samenzijn drukte op de bijeenkomsten van bonte verzamelingen ontevredenen, vereenigd door een vaag algemeen begrip van socialisme, in dien tyd werd in de rede het traditioneele plaatsje van gezang- of psalmvers nog al eens geruimd voor een rood eoupletje, ge_meenly'k van de Duitsche revolutionnaire poëzie van omstreeks '48, of aan moderne Franschen of Engelschen ontleend, ook wel met de vindingsgave van den tekstenzoeker uit de klas sieken van allerlei tijden opgevischt. En 't gebeurde ook al 'n enkele maal, dat een jeugdig partijganger aan 't ry'men sloeg op eigen gelegenheid; de beweging van '80 was toen nog niet genoeg doorgedrongen om alle dichtvermogen te bannen binnen de 14 kluisters van het ik-dicht. Dat is alles verloopen en vergeten, gansch onbekend zelfs voor velen, die later het socia lisme hebben .ontdekt. En met het hedendaagsche, zelfs tot de Oümanhuispoort door gedrongen Marxisme van «de party" heeft de lyriek heel weinig uit te staan. In het letter kundig socialistisch orgaan van den beer Heijermans (wel niet officieel, maar in eigen oog zuiver in de leer, volstrekt niet scheurmakend), wordt weinig plaats ingeruimd aan berijmde siof; de gedichtjes, die men soms vindt achter in de Nieuwe Tijd, mogen meer als een onschuldige vulling van het onbedrukte papier worden aangemerkt, dat te veel geld kost om het onbedrukt verloren te laten gaan. De aanwinst van eenige bekende dichters of dichteressen blykt voor de partij meer gelegen in hun kennis en intellect, dan in hun artis tieke gavenDe geheele opvatting trouwens van het socialisme door de S. D. A. P. sluit het fan tastische, individueele, wat van oudsher den «dichter" kenmerkt, uit, en voor de »doelbewusten" is een rede van den heer Troelstra of Polak voldoende om hun innerlijke behoefte aan poëzie te voldoen. Yoor de party zelf is de absentie van socia listische dichters geen ongerief en voor de omstanders zeker geen gemis. Er z\jn zelfs menschen, die beweren, dat de geheele aan maak van verzen, onverschillig in welke kleur, zonder schade voor het menschdom wel voor onbepaalden tyd kon worden gestaakt. Daar komt opeens een dichter-socialist voor den dag, met »Een weg van van verzen", 94 sonnetten (het is wel jammer, dat hjj 't niet tot no. 100 bracht), die zyne «geleiders (zy'n) geweest langs den weg, die voert van het verstandelijk erkende socialisme naar het geluk eener volkomen overgave." Het is geen kwaad idee, dat de heer C. S. Adama van Scheltema er een toelichting bij gaf; de lezer zou anders kwaly'k herkennen, dat hij met een socialistischen propagandascheurkalender te doen had, een scheurkalender, die loopt over «eene lente en zomer." De verzen zijn in vier kapittelen verdeeld; de toelichting zwijgt hierover, en 't is ons niet gelukt, te ontdekken, waarop die indeeling berust. Maar.... «De bourgeois zal slechts den oppervlakkigen zin begrijpen". Aangezien men «bourgeois" blijft, zoolang men zich niet heeft aangemeld bij den secretaris eener afdeeling voor het lidmaatschap der S. D. A. P., en wij dit tot heden verzuimden, is het begrijpen van deze 94 X 14 regels ook niet van onze com petentie. Meent echter niet, dat de dichtselen zijn voor den proletariër o, neen! »den proletariër-socialist van thans zullen vele dezer gevoelens vreemd wezen." Ze zijn dus: voor de dames- en heeren socialisten. Maar dat zegt men niet zoo in 't openbaar: 't wordt alleen symbolisch aangeduid door den prijs ? 2.40 voor een klein boekje. Ze zijn, volgens de inleiding: «Voor die wankelend staan onder den jammer van deze diep bedorven samenleving, zonder ergens steun te vinden"... «voor die zich eenmaal met afkeer van haar hebben gewend tot de eindelooze en heerlijke openbaringen van het socialisme"... En nog voor 'n paar categorieën, net als een christelijke scheurkalender, een teksten boekje e.d.g., om te bekeeren en om de bekeer den te sterken. De bekeerden willen er echter niet van weten; in Het Volk is deze wegwijzer vrijwel gedesavoneerd. Da heer A. v. S. had wellicht verstandig gedaan, zijn inleiding weg te laten, gely'k in 't algemeen een schrijver, die een inleiding op zijn werk maakt, verstandig zou doen, die voor den druk tot het aansteken van zyn pij p te bezigen. Het oordeel zou in 't onderhavige geval wellicht gunstiger luiden, werd men niet ont stemd door die voorafgaande malligheid in proza. Want er zijn büdeze 94 sonnetten werkelijk zeer goede, vooral diegene, waarbij de dichter even vergeten kon, dat hij socialist was. In de meeste gevallen bedenkt hij dit tegen den Hen of 12en regel en komt dan tot een meer of minder «verrassend" slot. 't Is eigenlijk een ongenietbaar werk, 94 sonnetten, al waren 't er van de beste, in korten tijd achter elkaar te lezen, en daartoe komt onwillekeurig hij, van wien een oordeel wordt gevraagd. Wij erkennen gaarne, dat menig nummer ons beter voldeed by tweede lectuur wat steeds pleit voor de werkelijke aanwezigheid van talent ook, dat in vele de ongerijmdheden sterker opvielen. Onge rijmdheden in den letterlijken zin; want de dichter worstelt geducht met 't rijm, nu hy heeft 't daarin nog niet tot de volkomen over gave gebracht. Ter wille van het rijm werden ook meer dan eens geijkte spreekwijzen in geheel afwjjkenden zin gebruikt. Wie 't bun deltje lezen, zullen zien, dat wij in dezen niet lichtvaardig beschuldigen, evenmin, wan neer we beweren, dat 't al of niet gebruiken van buigingsvormen en 't in 't oog houden der woordgeslacbten geheel stelselloos is, terwijl hoogstwaarschijnlijk de correctie n van 't manuscript n van de proef wat te haastig geschiedde. Er is, wagen wij te gissen, over 't algemeen wat te veel haast geweest om den »weg" af te bakenen, m. a. w. een bundeltje te kunnen uitgeven. Dat alles is jammer; want de heer Adama v. Scheltema moge dan al niet den echten Muzenkus te pakken hebben, ze hebben toch samen al zoo'n beetje »getandelt", en er steekt in hem wel een dichter, die een mooie visie heeft van de natuur, vooral van 't beweeg van zon en wolken. Met de maanlichteffecten is hy minder gelukkig, getuige de twee regels van no. LVII: »De gulden maan, de lucht ontloken, glooide »Heur peerlend licht als sAlvren dauw"... Dikwijls ook weet hjj mooi 't dichterlijk ver band te brengen tusschen de natuur en de menschenwereld. Zoo zou 't wel kunnen, dat deze geestdrif tige bekeerling, als 't beetje by hem is bezakt, in zijn socialistische overtuiging en de marxistische logica de vereischte klaarheid vond, die den volksdichter maakt. Wellicht kon hij dan juist een kracht worden voor den proletariër-socialist, ond-kerkganger en oud vaderlander, in wien de atavistische behoefte aan berijmde steunselen op zy'n weg grooter mag veronderstelt worden dan by de cate gorieën, in de inleiding voornoemd, die voor ? 2.40 licht steviger grondstof tot het beves tigen hunner overtuiging kunnen koopen. Dit is echter, w\j herinneren 't nog eens in alle bescheidenheid, het oordeel van een bourgeois, die alleen >den oppervlakkigen zin" berijpt. BDBGEB. BOEKAANKONDIGING. A B C-sprookje, door TILLY. Met plaatjes van FELIX. Wilms & Co. Moeielyk, buitengewoon moeiely'k zelfs is het, om voor de kinderlitteratuur telkens de toch zoo noodige afwisseling te vinden. Verrassend origineel, ja hoogst welkom zal velen moeders en kindervriendinnen dit alleraardigste, frisch-geschreven boekje voor komen, dat zeker ook menig jeugdig hartje zal doen kloppen van allerlei prettige kinder gewaarwordingen. Het naieve kindersprookje in zyn grappig berijmden vorm met de keurig mooie illustraties, die van beslist talent getuigen, juichen we van harte toe en wenschen het geestige pennevruchtje van de helaas onbekende Tilly al het succes, dat het verdient. MBNA. iiMiiiHiJiiiiiiimiiiiimiiiimimi Laura Marholi's nienwste boefc. De Vrouw in de sociale beweging onzer dagen, door LADKA MABHOLM. Utrecht H. Honig. Een verwarrend, onduidelijk boekje, vaag en onhelder van voorstelling, waaruit geen enkel flink omlynd denkbeeld naar voren treedt, zoodat aan de geheele redeneering, huiselijk gezegd, geen touw is vast te knoopen. Op de levenszee is Laura Marholm's scheepje, dat nooit bijzonder vast van richting was, thans in 't katholieke vaarwater verzeild geraakt, en als alle nieuw-bekeerden tracht zy ijverig propaganda te maken voor den koers, dien zij is opgegaan. De twaalf hoofdstukjes van dit haar werk beginnen en eindigen dan ook met de Moeder Gods en de Maria-vereering, treden dan verder in historische beschouwingen, maar geven ia de verste verte niet wat de titel belooft. De sociale bewegiug onzer dagen wordt zelfs niet van ter zijde aangeroerd, en waar interessante vraagpunten aan de orde zijn, is de redeneering van de schrijfster niet te volgen, want telkens stoot men zich en raakt verstrikt in den dool;; hof* van' dèit verwarden gedachtengang.. Nu heeft de schrijfster het hier ook niet getroffen met vertaler of vertaalster. Die onge noemde persoon staat niet op al te besten voet 'met onze moedertaal, doet haar ten minste telkens gruwelijk onrecht. Op elke bladzij móet er gevraagd en gegist naar de bedoeling en geen oogenblik kan de lezer den Duitschen oorsprong van het boek vergeten. Toch zouden wij dat bezwaar over het hoofd 'kunnen zien, als de schrijfster erin geslaagd was, ons ook maar een weinig te laten medevoelen van haar bewondering en liefde voor het geloof, waarbij zij rust heeft gevonden. Maar er is juist zoo iets onkalms in dit alles, zoo iets vaags en onbelynds. Men moet wel tot het besluit komen, dat de schrijfster zelve nog niet in het reine is met haar nieuwe katho lieke levensbeschouwing, het gistingsproces in haar is nog in vollen gang, schijnt het, en w\j kunnen enkel hopen, dat later, als de woeling heeft opgehouden, zy ons nog eens .weer een helder en verstaanbaar boek met flinke denkbeelden zal aanbieden, zooals zij vroeger heeft geleverd, en waartoe zy toch ook nog wel in staat zal zijn, nu zij in de moederkerk is opgenomen. Men zou juist nu iets ernstigs en bevredigends van haar ver wachten, een beschouwing over de vrouwenvraag, die, al kon men de inzichten mogelijk niet deelen, een aangenaam gevoel van met iets afgeronds en volledigs kennis te maken, zou wekken; maar die gewaarwording blijft verre. Misschien dat zy na verloop van jaren zoo iets zal kunnen geven, als de «ryke onder vinding der laatste drie jaren," waarvan zij spreekt, eerst eens wat «ry'ker" zal zyn ge worden. F. J. VAN UlLDEIKS. BüTemienste. (Historisch). 't Was op een der heerlijke zomersene avonden zooals de maand September ons die enkele bood. Al de hoornen waren nog in vol zomergewaad en de zon was reeds een uurtje geleden ondergegaan. Daarbij was het bladstil en in de laan by den S.. serweg bijgevolg zeer donker, zoodat iemand die niet al te scherp zag en bovendien zorgeloos in diepe gedachten voortwandelde, niet alles zag wat er om hem heen gebeurde en zeer gemakkelijk iets over het hoofd kon zien dat zich niet direct op zijn weg bevond, aan de eene zyde van de dicht begroeide, nu zeer donkere, geheimzinnig zwij gende bopmenry. Plotseling klonk het vlak hij hem, heel zachtjes maar toch helder genoeg om door hem gehoord te worden: meneer, heeft u ook 'n .... voor me ?" Het woord waarvoor ik hierboven puntjes plaatste, werd door den aangesprokene niet verstaan. Een weinig verstoord over deze plotselinge verschijning op den juist met opzet gekozen eenzamen weg, waarop hy geen kennissen hoopte te ontmoeten die hem zouden kunnen storen in z'n ook op eene wandeling voortgezette studie over een onderwerp dat al z'n hersenkracbt vorderde, bukte de hooge gestalte zich een weinig naar het wezentje over, dat hem, te oordeelen naar haar zwak, lief stemmetje, voorkwam een heel klein meisje te zyn. Ja, het was zoo: een zes a zevenjarig meisje stond voor hem; half bevreesd, half vertrouwelijk greep zij z'n hand die aan den kant waar zij stond slap neerhing. Verband, op zulk een laat uur in zoo'n duistere omgeving zulk een jong kind geheel alleen aan te treffen, dacht hij direct aan verdwaald-zijn en hij vroeg haar vriendelijk: Wat zei-je, kleintje? Ik verstond je zoo even niet goed." Daarbij tilde hij het blonde kopje, dat zich over z'n hand boog, aan de kin op en zei toen zij zweeg: kijk me eens aan, kind l Hoe heet je?" Anneke", antwoordde het kind en toen voegde zy er, hem aanziende, vleiend maar dringend bij: Toe, krijg ik het nou? Of (zij aarzelde even) of ben je geen heer ?" Hij moest lachen om die naieve vraag, maar begreep er niets van wat zij van hem begeerde. Met z'n diepe basstem zei hij tot de kleine: Welzeker ben ik 'n heer, en een heele groote ook, hè? maar wat wou je van me hebben, Anneke? Ik heb je zoo straks niet goed ver staan." Bijverdienste,1" antwoordde het kind snel en toen ging zij heel kinderlijk voort: endan breng ik dat aan moeder en dan koopt moeder rookvleesch en rijst en soep. En dan wordt moeder weer bster. En dan krijgt Anneke ook wat!" Dat laatste toekomstbeeld scheen haar bizonder te verheugen. Zij danste even, zijn groote hand vasthoudende, op en neer, en herhaalde toen de bede: Toe, geet het me nou V' Verbaasd, verbijsterd stond de mijnheer, die weinig in de gelegenheid was, studie van kinderhartjes te maken, naast de kleine blon dine, die iets van hem begeerde dat zij hy had het nu duidelyk verstaan betitelde met den naam bijverdienste". Wat bedoelde zij toch? Dit vraagstuk ging hem waariyk te hoog. Maar komaan, door vragen wordt men wys, en weer, en nog dieper dan zoo even, boog de hooge gestalte zich over het blijhuppelende kind en zacht, bizonder zacht klonk de vraag: Wat is bijverdienste, Anneke?" Weet niet!" fluisterde zij en 't klonk alsof zij teleurgesteld was over het feit dat hij het ook niet wist. Maar lieve meid, wie heeft je dan hierheen gestuurd en wat hebben ze je gezegd dat je doen moest?" vroeg hij nog meer verbaasd, maar tegelijk met een groot medelijden vervuld over de verlatenheid van dit arme kind. Hij had toch reeds aan het onbedekte hoofdje en de sobere kleeding, zonder eenig versiersel, en aan de klompjes, waarmee zij hem, al huppe lende, had aangeraakt, gemerkt dat zij een kind was uit de achterbuurten der groote stad, misschien wel uit een dier sombere stegen, waarin het menschje reeds van af de geboorte aan duisternis gewent en er dus niet zooveel afschuw van toont als het in weelde en veel licht opgroeiende kind. Haar antwoord bevestigde hem in die meening. Wie haar gestuurd had naar die donkere laan? Niemand. Niemand had haar ook gezegd wat zij doen of zeggen moest. Maar dat wist Anneke zelf wel, want zij had het woord onthouden, dat buurvrouw genoemd had, niet n keer maar meermalen: bijverdienste. Barlje van de Kaai had óók een zieke moeder en die moest óók beter worden, en Bartjs had óók nog een kindje dat eten en Weertjes hebben moest, en toen ging zij 's nachts wandelen in de laan, en toen kreeg zij bijverdienste" van een mijn heer. En nu wilde Anneke ook bijverdienste" hebben en zij vond dat zóó natuurlijk! Als nu deze heer het haar maar gauw gaf, dan ging zy naar huis. By brokstukken ontlokte hij haar deze be kentenis en meermalen ontglipte hem daarbij een diepgevoeld: Arme kleine! wat 'n lot! Welk eene omgeving!" Kom kind, wijs me waar moeder woont. Ik ga met je mee." 't Onschuldige blondje, vroeg ry'p in haar wenschen om hare moeder te kunnen helpen zooals Bartje de hare, tevens kinderlijk-begeerig om ook als het kindje van Bartje iets mee te krijgen van den hoorn des overvloeds, in die laan door Bartje gevonden, door buur vrouw bijverdienste" genaamd, klein-Anneke was direct bereid, haar heer mee te nemen naar hui?, naar haar huis. Vroolijk pratende, stapte zij welgemoed naast hem voort. En nu is de moeder van het .leuke wichtje" al mooi op den weg van beterschap, door versterkend voedsel verkregen; maar zy heeft Anneke's mijnheer moeten beloven, dat het kind voortaan getrouw de school bezoeken zal en 's avonds, zoodra de schemering aanbreekt, in huis zal moeten bly'ven, waar moeder haar dan zal bezighouden met de boekjes en prentjes en de mooie kleurdoos die Anneke op klaaiiichten dag bij haar mijnheer heeft mogen weghalen. Hij hoopt dat het kind later nooit weer naar bijverdienste" talen zal, maar haar eigen verdiend brood met eere zal eten. Leeuwarden, G. C. STELLINGWERF 16 Oct. 1900. JENTINK. IIIIIIMIIIitllllliniriHIMIIIHIIIIIIIMIIMIIMNI iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiidiiiiiiiiiiiiiiHimiiiimiiMimmiimiiiiiima Modes. Gedenksteen voor keizerin ISlizdbetJi van Oostenrijk. Een cheque uit Teheran. Bezigheid voor blinden. Theater. De breede, platte n-plooi in de achterbaan van den rok heeft z^jn ,tyd weer gehad. De nieuwste rok vereischt een wijziging. De ruimte wordt als gewoonlijk naar de achterbanen geleid en verdeeld in;£ajloos veel zeer kleine plopitjes, die , .stey.igj.iflvjb.ovenstof en voering worden gestikt. De1 Stiksels moeten van den ceintuurband af v^ftjen centimeter lang zijn. Verder valt de r,uimte,van den rok van achteren los en ongedwongen naar, beneden. Of dit modetje het een ty'd lang zal doen ? My' dunkt, er is een groot voordeel aan ver bonden. Die saaienpersing van veel ruimte, zal iets zeer stevigs .en gebombeerds geven op een plaats, waar het snood-misvormde vrouwenlichaam veel mér dan neiging tot invallen verraadt. De dracht van zulk een rok zal gewenscht-ronde ly'nen te voorschyn tooveren, en ons misschien nog een tijdlang vrij waren voor de steeds meer plaats winnende «tournure". Het cirkelgangetje der mode zal ons op het gebied der zijden-weefsels terugvoeren naar den pruikentijd. Oude patronen van gebloemd damast en zware moiré-zijde zijn weer op de weefstoelen aangebracht. Men heeft echter de liefhebsters van het moderne ook niet vergeten. Naast de oude patronen worden gloednieuwe verwerkt. Prach tige, fijne, gestyliseerde bloemmotieven. Deze kostbare weefsels kunnen uit den aard der zaak zeer weinig garrteersel verdragen. Hier en daar wat echte kant, anders niet. Het hedendaagsch mouleerend snit zal de schoon heid en rijkdom der patronen tot hun volle recht doen komen. Een nieuwtje dat ? wij met veel meer sympathie begroeten dan de »tournure" is de mooie, zeer lange das van mousseline de soie. De uiteinden versiert men liefst met breede, zy'den kant in dezelfde tint van het gaasachtig weefsel der das, of men maakt een vrij lange, luchtige volant van dezelfde stof. In alle tinten worden zij ge dragen, wit, zwart, crème, iris, parma, chine. chaudron, enz. enz. Elke verstandige vrouw weet wat haar het beste staat. Een kleedingstuk dat men volmaakt goed kan missen, schaft men zich alleen aan, uit pleizier natuurlijke charmes te verhoogen. De mondaines zijn zoo overtuigd van het flatteerende van zulk een wolkachtig weefsel, dat zij de lange dassen zelfs omstrikken boven haar avondinantels. In den graikelder der Capucy'ners te Weenen, heeft men voor eenige weken een prachtigen gedenksteen geplaatst, gewijd aan de nagedach tenis van de beminnelijke keizerin van Oos tenrijk, die even als koning Umberto van Italiëhet slachtoffer werd van een sluipmoord. In Hongarije waar de teere, gevoelige, edele vrouw zoo hoog vereerd en bemind werd, rijpte in korten tijd het plan, de nagedachtenis aan hun onvergetelijke keizerin te doen voortleven. Er vormde zich een ijverig vrouwen-comité. Gravin Josefine Teleky, gewezen hofdame van keizerin Elizabeth en mevrouw Adèle van Emich stelden zich aan het hoofd van dit comité. Iedereen offerde naar zijn vermogen voor het doei dat algemeen bijval vond. De gel den waren spoedig bijeen, en aan den Hongaarschen beeldhouwer Georg Zala, werd het vervaar digen van den gedenksteen opgedragen. Het ge heel, uit wit marmer gehouwen, maakt een onbeschrijfely'k-liefelijken droef-plechtigen indruk. Boven het voetstuk, waarop engeltjes en bloemguirlanden, verrijst streng en edel van lijn een groot kruis. Om den voet van het kruis slin geren zich doornenkroon en rozen. Achter het kruis een peinzende madonna-figuur, die de handen zegenend uitbreidt over den dwars balk van het kruis. Schuin opgaande langs kruis en madonna een rustige palmtak, met het opschrift: De dochters van het Hongaarsch vaderland aan de moeder der Hongaren. # Een cheque voor den Shah, of, zoo ge wilt, een Shah-cheque werd den Oosterschen ge bieder uit Teheran toegezonden. Naar «men" zegt werd den koopzieken vorst in den tijd van drie weken, op zijn reis door Europa, tweemaal een cheque toegezonden, telkens de kleinigheid van een half millioen bedragend! Men verbaasde zich over zyn langdurig ver blijf te Budapesth; maar de arme man kon eenvoudig niet weg; hij had zich dik in den beer gewerkt en moest toen afwachten tot hem uit Teheran het noodige werd opgezonden om aan zyn verplichtingen te voldoen. Even voor zijn vertrek kocht hij nog honderd en zes rijwielen. Hij wil zijn heele hofhouding op 't wiel zetten. Wat een lustig gebuitel zal dat zijn, voor dat die statige Oosterlingen de kunst verstaan, zich zoo luchtig en vluchtig uit de voeten te maken I «Allemaal op de fiets" zal eerlang in Perziëook geen nieuwtje meer zijn. Alleen uit Budapesth zijn 1500 kisten naar Teheran verzonden, met artikelen die de Shah zich had aangeschaft. * * *In het maandblad van dr. van Hamel Roos en Harmens, lezen wij iets dat wy, naar gewoonte, gaarne onder de aandacht brengen. De vakken, waarmede een blinde behoorlijk de kost kan verdienen, zijn gering in aantal. Het is daarom wel de aanmoedigiug der ge neeskundigen waard, dat zich te Londen een commissie gevormd heeft om blinden tot mas seurs op te leiden. Het fijne tastgevoel en de nauwkeurige bewegingen dezer ongelukkigen kunnen hun bij de uitoefening der massage uitnemend te pas komen. Misschien zou in Nederland ook gelegenheid bestaan, zoowel voor opleiding als uitoefening. * * * In de rijke en weelderige zaal van het Athenée, wordt het stuk van Marcel Prévost gespeeld, getiteld »Les demi-vierges". Het publiek vermaakt zich kostelijk om de gekruide grappen, die men hoort en ziet. Jane Hading oogst lauweren met haar voortreffelijk spel en bewondering voor haar toiletten, die ik een volgenden keer hoop te beschrijven. Het Odéon heeft zyn winter-campagne ge opend met «l'Arlésienne". Bij den aanvang koel ontvangen, gaat het succes nu stijgende. Dat de heerlyke muziek van Bizet er veel toe bijdraagt om dit tooneelwerk van Alphonse Daudet zoo flink op 't répertoire te houden is buiten twijfel. Er is in dit stuk iets onbevredigends, namelijk dat «l'Arlésienne" de heldin die zoo naamloos veel leed over een fier boerengeslacht brengt, niet ten tooneele verschijnt. Iedereen heeft den mond vol van haar, alles draait om haar, maar men krijgt haar niet te zien. Daudet knoopte toen hy zyn stuk schreef, voortdurend gesprekken aan met de bewoners van Arles, ten einde zooveel mogelijk hun eigenaardige zegswijzen weer te geven. Ik kan niets verzinnen, zei hy eens. En 't onderwerp van uw stuk ? de geschie denis van de Arlésienne ? Is waar van a-z. De koninklyke vereeniging het Nederlandsch Tooneel voerde dit stuk indertijd op, onder den titel «Liefdesmart". Men schijnt in ons land echter ook aan het werk te moeten wennen. De vertooning was prachtig op het Leidsche Plein. Even als aanvankelijk het oorspron kelijk werk werd de vertaling koeltjes ont vangen. CAPEICE. miiiiiiiiiiiHiiHniHiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiitiiiiiniintiiiiiiiiiiii Geachte liedactie, Vergun mij een enkel woord, naar aanleiding van mevr. Waszklewicz' schrijven. Ten eerste moet ik er op wijzen, dat wat de oprichting van de ligue betreft, de hoofd redacteur van de Revue diplomatique al heel nuchter en onvoldoende ingelicht zou zijn, wanneer hij een hoofdartikel wy'dt en het portret van prinses Wiszniewska publiceert; als niet zij, maar een ander de werkelijke oprichtster was! Ik hoorde echter ook mevr. Selenka zeggen, met de Revue diplomatique in handen: «Daar moest eigenlyk mijn portret staan en my'n levensbeschry ving l" Men ziet het: Er zyn meer liefhebbers voor een eereplaats in de llevue diplomatigue! Verder haalt mevrouw W. een schrijven aan van Bertha von Suttner. Ik sprak met deze dame, in Parys zynde, geruimen ty'd over dit onderwerp; en zy be treurde het met my, dat de Bond versnipperd was. Wat zy meer tot mij zeide, aangaande het voorgevallene in den Vredebond, zal ik ter terechten ty'd mededeelen! Echter moet ik dit nog zeggen: Zij erkende ten volle dat de prinses Wiszniewska de op richtster van den Bond is; en na haar komst in Pary's, heeft Bertha von Suttner terstond een bezoek gebracht, Rue Débarcadère 7, al waar prinses Wiszniewska woont. Wat het »ondernomene" tegen de persoon van mevrouw Waszklewicz betreft, tijdens haar verblyf te Parys, hierop het volgende: Het zou al te dwaas zyn, te meenen dat een Internationale Bond, tellend vijf millioen leden, een «onderneming1' op touw wilde zetten, tegen de presidente''van een Liliputterbondje l Het behoeft dus niet te worden gezegd, dat de ijdelheid va* de prinses Wiszniewska dan ook niet zoo heel erg is gekrenkt door het feit der onthouding van een Nationale Veree niging, en dat het, op het Vrede-congres te Parys «ondernomene" dan ook maar alleen be staat in de verbeelding van mevr. Waszklewicz ! VBBA. Vrouwen en Meisjes Yan Nederland! De winter nadert weer en met hem het seizoen der wintermodes. Voornamelijk denk ik daarby aan de winterhoeden, waarvan de garneering meer nog dan des zomers, uit vogels bestaat, ja men poogt zelfs hoedenvormen in zwang te brengen, die geheel be kleed zyn met de huidjes van allerlei vogels. Zonder twijfel hebben velen uwer nooit ge dacht aan de vele millioenen aardige zangertjes, alle tevens hoogst nuttig, die hier voor opge offerd worden, anders was die mode hier al lang afgeschaft, vooral als men bedenkt, dat door dit roekeloos uitmoorden van vogels in vele landen rupsen- en insectenplagen zyn ontstaan, waardoor oogsten zyn vernield, land streken dor en kaal zyn geworden en vele duizenden menschen armoede en gebrek ge leden hebben. Elk jaar wordt het aantal vogels geducht kleiner, terwy'l daarentegen de vliegen, muggen en ander dergelijk ongedierte zich schrikbarend vermeerderen, schrikbarend vooral daarom, nu de wetenschap heeft uitgemaakt, dat deze de dragers zyn van de meeste ge vaarlijke ziektekiemen, als der pest, tubercu lose, typhus enz. enz. Laat ons daarom trachten de vogels, die de natuurlijke vijanden der insecten zyn, zooveel mogelijk te beschermen, en niet het vangen en dooden der vogels te bevorderen, door die ellendige schadelijke mode te handhaven. Geen vogels op hoeden meer moet onze leus zyn! O, wanneer gy dit niet wilt doen uit liefde voor onze aardige vlugge zangertjes, die onze tuinen en bosschen zoo opvroolijken, uit be wondering voor hun heerlyk geluid, hun fraaie vederdos, die in de natuur zoo schoon en schitterend is, of voor hunne vlucht zoo vol gratie en fraai van lyn, of uit liefde voor uwe medemenschen, die slechts door de vogels in land- of boschbouw hun bestaan kunnen vin den, laat het dan een gevoel van eigenbelang zyn, dat u noopt om geen vogels als garneering te gebruiken, want zonder vogels ware de aarde een woestenij! Wie inlichtingen hieromtrent mocht ver langen of mee (wil helpen de vogels op ver standige, doeltreffende wy'ze te beschermen, wende zich tot ondergeteekende, by wie bro chures de vogelbescherming betreffende, gratis te verkrygen zyn, en die gaarne de gevraagde inlichtingen zal verschaffen. Hopende dat mijne oproeping door velen zal worden gelezen en nuttig zal werken, ver blyf ik onder dankzegging aan de Redactie van dit blad voor de welwillende opname daarvan, Hoogachtend, Uwe Dw. Dienares, E. S. BAUSCII. Secretaresse van het Bestuur der Nederl. Vereeniging tot Be scherming van Vogels. 's Gravenhage, October 1900. J?*OSOOf SL SL n gr o n GL JCCL ir r s»s o leende d r «t zi

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl