Historisch Archief 1877-1940
No. 1218
DE A M S T E R D A M M ER ,.W E E BB l Aï-
'O R NE D E R L A N D.
door, door de tyden heen bleven bestaan, hunne
waarde voor opa behouden.
De commissie voor deze byzondere tentoon
stelling is samengesteld uit de heeren C. A.
Lion Cachet. Jan Kalf secr. en E. Versehuyl,
die zich aanbevolen houden voor mededeelingen
van hen die voorwerpen voor dit doel geschikt,
in hun bezit hebben, of inlichtingen desbe
treffende kannen geven.
R. W. P. Jr.
Goudeket & Co., Rokin 50, Amsterdam,
exposeeren deze week: Jongkind, «Winter",
schilderij.
«MimMiimiiutuimiuiiuuMM
Propaganda door sonnetten.
Een weg van verzen, door C. S. ADAMA
VAN SCHBLIEMA. Amsterdam, A. B. Soep.
Men heeft 't in lang niet gehad over socia
listische poëzie. In den ouden ty'd, toen de
heer Domela Nieuwenhuis, predikant ook na
zyn afscheid van de kerk, dominee malgr
lui, het stempel van een modern-christelijk
samenzijn drukte op de bijeenkomsten van
bonte verzamelingen ontevredenen, vereenigd
door een vaag algemeen begrip van socialisme,
in dien tyd werd in de rede het
traditioneele plaatsje van gezang- of psalmvers nog
al eens geruimd voor een rood eoupletje,
ge_meenly'k van de Duitsche revolutionnaire poëzie
van omstreeks '48, of aan moderne Franschen
of Engelschen ontleend, ook wel met de
vindingsgave van den tekstenzoeker uit de klas
sieken van allerlei tijden opgevischt.
En 't gebeurde ook al 'n enkele maal, dat
een jeugdig partijganger aan 't ry'men sloeg op
eigen gelegenheid; de beweging van '80 was
toen nog niet genoeg doorgedrongen om alle
dichtvermogen te bannen binnen de 14 kluisters
van het ik-dicht.
Dat is alles verloopen en vergeten, gansch
onbekend zelfs voor velen, die later het socia
lisme hebben .ontdekt. En met het
hedendaagsche, zelfs tot de Oümanhuispoort door
gedrongen Marxisme van «de party" heeft de
lyriek heel weinig uit te staan. In het letter
kundig socialistisch orgaan van den beer
Heijermans (wel niet officieel, maar in eigen
oog zuiver in de leer, volstrekt niet
scheurmakend), wordt weinig plaats ingeruimd aan
berijmde siof; de gedichtjes, die men soms
vindt achter in de Nieuwe Tijd, mogen meer
als een onschuldige vulling van het onbedrukte
papier worden aangemerkt, dat te veel geld
kost om het onbedrukt verloren te laten gaan.
De aanwinst van eenige bekende dichters of
dichteressen blykt voor de partij meer gelegen
in hun kennis en intellect, dan in hun artis
tieke
gavenDe geheele opvatting trouwens van het
socialisme door de S. D. A. P. sluit het fan
tastische, individueele, wat van oudsher den
«dichter" kenmerkt, uit, en voor de
»doelbewusten" is een rede van den heer Troelstra
of Polak voldoende om hun innerlijke behoefte
aan poëzie te voldoen.
Yoor de party zelf is de absentie van socia
listische dichters geen ongerief en voor de
omstanders zeker geen gemis. Er z\jn zelfs
menschen, die beweren, dat de geheele aan
maak van verzen, onverschillig in welke kleur,
zonder schade voor het menschdom wel voor
onbepaalden tyd kon worden gestaakt.
Daar komt opeens een dichter-socialist voor
den dag, met »Een weg van van verzen", 94
sonnetten (het is wel jammer, dat hjj 't niet
tot no. 100 bracht), die zyne «geleiders (zy'n)
geweest langs den weg, die voert van het
verstandelijk erkende socialisme naar het geluk
eener volkomen overgave."
Het is geen kwaad idee, dat de heer C. S.
Adama van Scheltema er een toelichting bij
gaf; de lezer zou anders kwaly'k herkennen,
dat hij met een socialistischen
propagandascheurkalender te doen had, een
scheurkalender, die loopt over «eene lente en zomer."
De verzen zijn in vier kapittelen verdeeld;
de toelichting zwijgt hierover, en 't is ons niet
gelukt, te ontdekken, waarop die indeeling
berust.
Maar.... «De bourgeois zal slechts den
oppervlakkigen zin begrijpen". Aangezien men
«bourgeois" blijft, zoolang men zich niet heeft
aangemeld bij den secretaris eener afdeeling
voor het lidmaatschap der S. D. A. P., en wij
dit tot heden verzuimden, is het begrijpen van
deze 94 X 14 regels ook niet van onze com
petentie. Meent echter niet, dat de dichtselen
zijn voor den proletariër o, neen!
»den proletariër-socialist van thans zullen vele
dezer gevoelens vreemd wezen."
Ze zijn dus: voor de dames- en heeren
socialisten. Maar dat zegt men niet zoo in 't
openbaar: 't wordt alleen symbolisch aangeduid
door den prijs ? 2.40 voor een klein boekje.
Ze zijn, volgens de inleiding:
«Voor die wankelend staan onder den jammer
van deze diep bedorven samenleving, zonder
ergens steun te vinden"...
«voor die zich eenmaal met afkeer van haar
hebben gewend tot de eindelooze en heerlijke
openbaringen van het socialisme"...
En nog voor 'n paar categorieën, net als
een christelijke scheurkalender, een teksten
boekje e.d.g., om te bekeeren en om de bekeer
den te sterken. De bekeerden willen er echter
niet van weten; in Het Volk is deze wegwijzer
vrijwel gedesavoneerd.
Da heer A. v. S. had wellicht verstandig
gedaan, zijn inleiding weg te laten, gely'k in
't algemeen een schrijver, die een inleiding
op zijn werk maakt, verstandig zou doen, die
voor den druk tot het aansteken van zyn pij p
te bezigen.
Het oordeel zou in 't onderhavige geval
wellicht gunstiger luiden, werd men niet ont
stemd door die voorafgaande malligheid in proza.
Want er zijn büdeze 94 sonnetten werkelijk
zeer goede, vooral diegene, waarbij de dichter
even vergeten kon, dat hij socialist was. In
de meeste gevallen bedenkt hij dit tegen den
Hen of 12en regel en komt dan tot een meer
of minder «verrassend" slot.
't Is eigenlijk een ongenietbaar werk, 94
sonnetten, al waren 't er van de beste, in
korten tijd achter elkaar te lezen, en daartoe
komt onwillekeurig hij, van wien een oordeel
wordt gevraagd. Wij erkennen gaarne, dat
menig nummer ons beter voldeed by tweede
lectuur wat steeds pleit voor de werkelijke
aanwezigheid van talent ook, dat in vele
de ongerijmdheden sterker opvielen. Onge
rijmdheden in den letterlijken zin; want de
dichter worstelt geducht met 't rijm, nu hy
heeft 't daarin nog niet tot de volkomen over
gave gebracht. Ter wille van het rijm werden
ook meer dan eens geijkte spreekwijzen in
geheel afwjjkenden zin gebruikt. Wie 't bun
deltje lezen, zullen zien, dat wij in dezen
niet lichtvaardig beschuldigen, evenmin, wan
neer we beweren, dat 't al of niet gebruiken
van buigingsvormen en 't in 't oog houden der
woordgeslacbten geheel stelselloos is, terwijl
hoogstwaarschijnlijk de correctie n van 't
manuscript n van de proef wat te haastig
geschiedde.
Er is, wagen wij te gissen, over 't algemeen
wat te veel haast geweest om den »weg" af te
bakenen, m. a. w. een bundeltje te kunnen
uitgeven.
Dat alles is jammer; want de heer Adama
v. Scheltema moge dan al niet den echten
Muzenkus te pakken hebben, ze hebben
toch samen al zoo'n beetje »getandelt", en er
steekt in hem wel een dichter, die een mooie
visie heeft van de natuur, vooral van 't beweeg
van zon en wolken. Met de maanlichteffecten
is hy minder gelukkig, getuige de twee regels
van no. LVII:
»De gulden maan, de lucht ontloken, glooide
»Heur peerlend licht als sAlvren dauw"...
Dikwijls ook weet hjj mooi 't dichterlijk ver
band te brengen tusschen de natuur en de
menschenwereld.
Zoo zou 't wel kunnen, dat deze geestdrif
tige bekeerling, als 't beetje by hem is
bezakt, in zijn socialistische overtuiging en de
marxistische logica de vereischte klaarheid
vond, die den volksdichter maakt. Wellicht
kon hij dan juist een kracht worden voor den
proletariër-socialist, ond-kerkganger en oud
vaderlander, in wien de atavistische behoefte
aan berijmde steunselen op zy'n weg grooter
mag veronderstelt worden dan by de cate
gorieën, in de inleiding voornoemd, die voor
? 2.40 licht steviger grondstof tot het beves
tigen hunner overtuiging kunnen koopen.
Dit is echter, w\j herinneren 't nog eens in
alle bescheidenheid, het oordeel van een
bourgeois, die alleen >den oppervlakkigen zin"
berijpt.
BDBGEB.
BOEKAANKONDIGING.
A B C-sprookje, door TILLY. Met plaatjes
van FELIX. Wilms & Co.
Moeielyk, buitengewoon moeiely'k zelfs is
het, om voor de kinderlitteratuur telkens de
toch zoo noodige afwisseling te vinden.
Verrassend origineel, ja hoogst welkom
zal velen moeders en kindervriendinnen dit
alleraardigste, frisch-geschreven boekje voor
komen, dat zeker ook menig jeugdig hartje
zal doen kloppen van allerlei prettige kinder
gewaarwordingen.
Het naieve kindersprookje in zyn grappig
berijmden vorm met de keurig mooie illustraties,
die van beslist talent getuigen, juichen we
van harte toe en wenschen het geestige
pennevruchtje van de helaas onbekende Tilly al het
succes, dat het verdient.
MBNA.
iiMiiiHiJiiiiiiimiiiiimiiiimimi
Laura Marholi's nienwste boefc.
De Vrouw in de sociale beweging onzer
dagen, door LADKA MABHOLM. Utrecht
H. Honig.
Een verwarrend, onduidelijk boekje, vaag en
onhelder van voorstelling, waaruit geen enkel
flink omlynd denkbeeld naar voren treedt,
zoodat aan de geheele redeneering, huiselijk
gezegd, geen touw is vast te knoopen. Op de
levenszee is Laura Marholm's scheepje, dat
nooit bijzonder vast van richting was, thans in
't katholieke vaarwater verzeild geraakt, en
als alle nieuw-bekeerden tracht zy ijverig
propaganda te maken voor den koers, dien zij
is opgegaan.
De twaalf hoofdstukjes van dit haar werk
beginnen en eindigen dan ook met de Moeder
Gods en de Maria-vereering, treden dan verder
in historische beschouwingen, maar geven ia
de verste verte niet wat de titel belooft. De
sociale bewegiug onzer dagen wordt zelfs niet
van ter zijde aangeroerd, en waar interessante
vraagpunten aan de orde zijn, is de redeneering
van de schrijfster niet te volgen, want telkens
stoot men zich en raakt verstrikt in den
dool;; hof* van' dèit verwarden gedachtengang..
Nu heeft de schrijfster het hier ook niet
getroffen met vertaler of vertaalster. Die onge
noemde persoon staat niet op al te besten voet
'met onze moedertaal, doet haar ten minste
telkens gruwelijk onrecht. Op elke bladzij
móet er gevraagd en gegist naar de bedoeling
en geen oogenblik kan de lezer den Duitschen
oorsprong van het boek vergeten.
Toch zouden wij dat bezwaar over het hoofd
'kunnen zien, als de schrijfster erin geslaagd
was, ons ook maar een weinig te laten
medevoelen van haar bewondering en liefde voor
het geloof, waarbij zij rust heeft gevonden.
Maar er is juist zoo iets onkalms in dit alles,
zoo iets vaags en onbelynds. Men moet wel tot
het besluit komen, dat de schrijfster zelve nog
niet in het reine is met haar nieuwe katho
lieke levensbeschouwing, het gistingsproces in
haar is nog in vollen gang, schijnt het, en
w\j kunnen enkel hopen, dat later, als de
woeling heeft opgehouden, zy ons nog eens
.weer een helder en verstaanbaar boek met
flinke denkbeelden zal aanbieden, zooals zij
vroeger heeft geleverd, en waartoe zy toch
ook nog wel in staat zal zijn, nu zij in de
moederkerk is opgenomen. Men zou juist nu
iets ernstigs en bevredigends van haar ver
wachten, een beschouwing over de
vrouwenvraag, die, al kon men de inzichten mogelijk
niet deelen, een aangenaam gevoel van met
iets afgeronds en volledigs kennis te maken,
zou wekken; maar die gewaarwording blijft
verre. Misschien dat zy na verloop van jaren
zoo iets zal kunnen geven, als de «ryke onder
vinding der laatste drie jaren," waarvan zij
spreekt, eerst eens wat «ry'ker" zal zyn ge
worden.
F. J. VAN UlLDEIKS.
BüTemienste.
(Historisch).
't Was op een der heerlijke zomersene
avonden zooals de maand September ons die
enkele bood. Al de hoornen waren nog in vol
zomergewaad en de zon was reeds een uurtje
geleden ondergegaan. Daarbij was het bladstil
en in de laan by den S.. serweg bijgevolg zeer
donker, zoodat iemand die niet al te scherp
zag en bovendien zorgeloos in diepe gedachten
voortwandelde, niet alles zag wat er om hem
heen gebeurde en zeer gemakkelijk iets over
het hoofd kon zien dat zich niet direct op zijn
weg bevond, aan de eene zyde van de dicht
begroeide, nu zeer donkere, geheimzinnig zwij
gende bopmenry.
Plotseling klonk het vlak hij hem, heel
zachtjes maar toch helder genoeg om door hem
gehoord te worden: meneer, heeft u ook
'n .... voor me ?"
Het woord waarvoor ik hierboven puntjes
plaatste, werd door den aangesprokene niet
verstaan. Een weinig verstoord over deze
plotselinge verschijning op den juist met
opzet gekozen eenzamen weg, waarop hy
geen kennissen hoopte te ontmoeten die
hem zouden kunnen storen in z'n ook op
eene wandeling voortgezette studie over een
onderwerp dat al z'n hersenkracbt vorderde,
bukte de hooge gestalte zich een weinig naar
het wezentje over, dat hem, te oordeelen naar
haar zwak, lief stemmetje, voorkwam een heel
klein meisje te zyn. Ja, het was zoo: een
zes a zevenjarig meisje stond voor hem; half
bevreesd, half vertrouwelijk greep zij z'n hand
die aan den kant waar zij stond slap neerhing.
Verband, op zulk een laat uur in zoo'n
duistere omgeving zulk een jong kind geheel
alleen aan te treffen, dacht hij direct aan
verdwaald-zijn en hij vroeg haar vriendelijk:
Wat zei-je, kleintje? Ik verstond je zoo even
niet goed." Daarbij tilde hij het blonde kopje,
dat zich over z'n hand boog, aan de kin op
en zei toen zij zweeg: kijk me eens aan,
kind l Hoe heet je?"
Anneke", antwoordde het kind en toen
voegde zy er, hem aanziende, vleiend maar
dringend bij: Toe, krijg ik het nou? Of (zij
aarzelde even) of ben je geen heer ?"
Hij moest lachen om die naieve vraag, maar
begreep er niets van wat zij van hem begeerde.
Met z'n diepe basstem zei hij tot de kleine:
Welzeker ben ik 'n heer, en een heele groote
ook, hè? maar wat wou je van me hebben,
Anneke? Ik heb je zoo straks niet goed ver
staan."
Bijverdienste,1" antwoordde het kind snel
en toen ging zij heel kinderlijk voort: endan
breng ik dat aan moeder en dan koopt moeder
rookvleesch en rijst en soep. En dan wordt
moeder weer bster. En dan krijgt Anneke
ook wat!"
Dat laatste toekomstbeeld scheen haar
bizonder te verheugen. Zij danste even, zijn groote
hand vasthoudende, op en neer, en herhaalde
toen de bede: Toe, geet het me nou V'
Verbaasd, verbijsterd stond de mijnheer, die
weinig in de gelegenheid was, studie van
kinderhartjes te maken, naast de kleine blon
dine, die iets van hem begeerde dat zij hy
had het nu duidelyk verstaan betitelde met
den naam bijverdienste".
Wat bedoelde zij toch?
Dit vraagstuk ging hem waariyk te hoog.
Maar komaan, door vragen wordt men wys, en
weer, en nog dieper dan zoo even, boog de
hooge gestalte zich over het blijhuppelende
kind en zacht, bizonder zacht klonk de vraag:
Wat is bijverdienste, Anneke?"
Weet niet!" fluisterde zij en 't klonk alsof
zij teleurgesteld was over het feit dat hij het
ook niet wist.
Maar lieve meid, wie heeft je dan hierheen
gestuurd en wat hebben ze je gezegd dat je
doen moest?" vroeg hij nog meer verbaasd,
maar tegelijk met een groot medelijden vervuld
over de verlatenheid van dit arme kind. Hij
had toch reeds aan het onbedekte hoofdje en
de sobere kleeding, zonder eenig versiersel, en
aan de klompjes, waarmee zij hem, al huppe
lende, had aangeraakt, gemerkt dat zij een
kind was uit de achterbuurten der groote stad,
misschien wel uit een dier sombere stegen,
waarin het menschje reeds van af de geboorte
aan duisternis gewent en er dus niet zooveel
afschuw van toont als het in weelde en veel
licht opgroeiende kind.
Haar antwoord bevestigde hem in die meening.
Wie haar gestuurd had naar die donkere laan?
Niemand. Niemand had haar ook gezegd wat
zij doen of zeggen moest. Maar dat wist Anneke
zelf wel, want zij had het woord onthouden,
dat buurvrouw genoemd had, niet n keer
maar meermalen: bijverdienste. Barlje van de
Kaai had óók een zieke moeder en die moest
óók beter worden, en Bartjs had óók nog een
kindje dat eten en Weertjes hebben moest, en
toen ging zij 's nachts wandelen in de laan,
en toen kreeg zij bijverdienste" van een mijn
heer. En nu wilde Anneke ook bijverdienste"
hebben en zij vond dat zóó natuurlijk! Als nu
deze heer het haar maar gauw gaf, dan ging
zy naar huis.
By brokstukken ontlokte hij haar deze be
kentenis en meermalen ontglipte hem daarbij
een diepgevoeld: Arme kleine! wat 'n lot!
Welk eene omgeving!"
Kom kind, wijs me waar moeder woont. Ik
ga met je mee."
't Onschuldige blondje, vroeg ry'p in haar
wenschen om hare moeder te kunnen helpen
zooals Bartje de hare, tevens
kinderlijk-begeerig om ook als het kindje van Bartje iets
mee te krijgen van den hoorn des overvloeds,
in die laan door Bartje gevonden, door buur
vrouw bijverdienste" genaamd, klein-Anneke
was direct bereid, haar heer mee te nemen
naar hui?, naar haar huis. Vroolijk pratende,
stapte zij welgemoed naast hem voort. En nu
is de moeder van het .leuke wichtje" al mooi
op den weg van beterschap, door versterkend
voedsel verkregen; maar zy heeft Anneke's
mijnheer moeten beloven, dat het kind voortaan
getrouw de school bezoeken zal en 's avonds,
zoodra de schemering aanbreekt, in huis zal
moeten bly'ven, waar moeder haar dan zal
bezighouden met de boekjes en prentjes en
de mooie kleurdoos die Anneke op klaaiiichten
dag bij haar mijnheer heeft mogen weghalen.
Hij hoopt dat het kind later nooit weer naar
bijverdienste" talen zal, maar haar eigen
verdiend brood met eere zal eten.
Leeuwarden, G. C. STELLINGWERF
16 Oct. 1900. JENTINK.
IIIIIIMIIIitllllliniriHIMIIIHIIIIIIIMIIMIIMNI
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiidiiiiiiiiiiiiiiHimiiiimiiMimmiimiiiiiima
Modes. Gedenksteen voor keizerin
ISlizdbetJi van Oostenrijk. Een cheque
uit Teheran. Bezigheid voor blinden.
Theater.
De breede, platte n-plooi in de achterbaan
van den rok heeft z^jn ,tyd weer gehad. De
nieuwste rok vereischt een wijziging. De ruimte
wordt als gewoonlijk naar de achterbanen
geleid en verdeeld in;£ajloos veel zeer kleine
plopitjes, die , .stey.igj.iflvjb.ovenstof en voering
worden gestikt. De1 Stiksels moeten van den
ceintuurband af v^ftjen centimeter lang zijn.
Verder valt de r,uimte,van den rok van achteren
los en ongedwongen naar, beneden.
Of dit modetje het een ty'd lang zal doen ?
My' dunkt, er is een groot voordeel aan ver
bonden. Die saaienpersing van veel ruimte,
zal iets zeer stevigs .en gebombeerds geven
op een plaats, waar het snood-misvormde
vrouwenlichaam veel mér dan neiging tot
invallen verraadt. De dracht van zulk een rok
zal gewenscht-ronde ly'nen te voorschyn
tooveren, en ons misschien nog een tijdlang vrij
waren voor de steeds meer plaats winnende
«tournure".
Het cirkelgangetje der mode zal ons op het
gebied der zijden-weefsels terugvoeren naar
den pruikentijd. Oude patronen van gebloemd
damast en zware moiré-zijde zijn weer op de
weefstoelen aangebracht.
Men heeft echter de liefhebsters van het
moderne ook niet vergeten. Naast de oude
patronen worden gloednieuwe verwerkt. Prach
tige, fijne, gestyliseerde bloemmotieven. Deze
kostbare weefsels kunnen uit den aard der
zaak zeer weinig garrteersel verdragen. Hier
en daar wat echte kant, anders niet. Het
hedendaagsch mouleerend snit zal de schoon
heid en rijkdom der patronen tot hun volle
recht doen komen.
Een nieuwtje dat ? wij met veel meer
sympathie begroeten dan de »tournure" is
de mooie, zeer lange das van mousseline
de soie. De uiteinden versiert men liefst
met breede, zy'den kant in dezelfde tint
van het gaasachtig weefsel der das, of men
maakt een vrij lange, luchtige volant van
dezelfde stof. In alle tinten worden zij ge
dragen, wit, zwart, crème, iris, parma, chine.
chaudron, enz. enz. Elke verstandige vrouw
weet wat haar het beste staat. Een
kleedingstuk dat men volmaakt goed kan missen, schaft
men zich alleen aan, uit pleizier natuurlijke
charmes te verhoogen. De mondaines zijn zoo
overtuigd van het flatteerende van zulk een
wolkachtig weefsel, dat zij de lange dassen
zelfs omstrikken boven haar avondinantels.
In den graikelder der Capucy'ners te Weenen,
heeft men voor eenige weken een prachtigen
gedenksteen geplaatst, gewijd aan de nagedach
tenis van de beminnelijke keizerin van Oos
tenrijk, die even als koning Umberto van
Italiëhet slachtoffer werd van een sluipmoord.
In Hongarije waar de teere, gevoelige, edele
vrouw zoo hoog vereerd en bemind werd, rijpte
in korten tijd het plan, de nagedachtenis aan
hun onvergetelijke keizerin te doen voortleven.
Er vormde zich een ijverig vrouwen-comité.
Gravin Josefine Teleky, gewezen hofdame van
keizerin Elizabeth en mevrouw Adèle van
Emich stelden zich aan het hoofd van dit
comité. Iedereen offerde naar zijn vermogen
voor het doei dat algemeen bijval vond. De gel
den waren spoedig bijeen, en aan den
Hongaarschen beeldhouwer Georg Zala, werd het vervaar
digen van den gedenksteen opgedragen. Het ge
heel, uit wit marmer gehouwen, maakt een
onbeschrijfely'k-liefelijken droef-plechtigen indruk.
Boven het voetstuk, waarop engeltjes en
bloemguirlanden, verrijst streng en edel van lijn een
groot kruis. Om den voet van het kruis slin
geren zich doornenkroon en rozen. Achter
het kruis een peinzende madonna-figuur, die
de handen zegenend uitbreidt over den dwars
balk van het kruis. Schuin opgaande langs
kruis en madonna een rustige palmtak, met
het opschrift: De dochters van het Hongaarsch
vaderland aan de moeder der Hongaren.
#
Een cheque voor den Shah, of, zoo ge wilt,
een Shah-cheque werd den Oosterschen ge
bieder uit Teheran toegezonden. Naar «men"
zegt werd den koopzieken vorst in den tijd
van drie weken, op zijn reis door Europa,
tweemaal een cheque toegezonden, telkens de
kleinigheid van een half millioen bedragend!
Men verbaasde zich over zyn langdurig ver
blijf te Budapesth; maar de arme man kon
eenvoudig niet weg; hij had zich dik in den
beer gewerkt en moest toen afwachten tot hem
uit Teheran het noodige werd opgezonden om
aan zyn verplichtingen te voldoen. Even voor
zijn vertrek kocht hij nog honderd en zes
rijwielen. Hij wil zijn heele hofhouding op
't wiel zetten. Wat een lustig gebuitel zal
dat zijn, voor dat die statige Oosterlingen de
kunst verstaan, zich zoo luchtig en vluchtig
uit de voeten te maken I «Allemaal op de
fiets" zal eerlang in Perziëook geen nieuwtje
meer zijn. Alleen uit Budapesth zijn 1500 kisten
naar Teheran verzonden, met artikelen die de
Shah zich had aangeschaft.
* *
*In het maandblad van dr. van Hamel Roos
en Harmens, lezen wij iets dat wy, naar
gewoonte, gaarne onder de aandacht brengen.
De vakken, waarmede een blinde behoorlijk
de kost kan verdienen, zijn gering in aantal.
Het is daarom wel de aanmoedigiug der ge
neeskundigen waard, dat zich te Londen een
commissie gevormd heeft om blinden tot mas
seurs op te leiden. Het fijne tastgevoel en de
nauwkeurige bewegingen dezer ongelukkigen
kunnen hun bij de uitoefening der massage
uitnemend te pas komen. Misschien zou in
Nederland ook gelegenheid bestaan, zoowel
voor opleiding als uitoefening.
* *
*
In de rijke en weelderige zaal van het
Athenée, wordt het stuk van Marcel Prévost
gespeeld, getiteld »Les demi-vierges". Het
publiek vermaakt zich kostelijk om de gekruide
grappen, die men hoort en ziet. Jane Hading
oogst lauweren met haar voortreffelijk spel en
bewondering voor haar toiletten, die ik een
volgenden keer hoop te beschrijven.
Het Odéon heeft zyn winter-campagne ge
opend met «l'Arlésienne".
Bij den aanvang koel ontvangen, gaat het
succes nu stijgende. Dat de heerlyke muziek
van Bizet er veel toe bijdraagt om dit
tooneelwerk van Alphonse Daudet zoo flink op 't
répertoire te houden is buiten twijfel.
Er is in dit stuk iets onbevredigends,
namelijk dat «l'Arlésienne" de heldin die zoo
naamloos veel leed over een fier
boerengeslacht brengt, niet ten tooneele verschijnt.
Iedereen heeft den mond vol van haar, alles
draait om haar, maar men krijgt haar niet
te zien.
Daudet knoopte toen hy zyn stuk schreef,
voortdurend gesprekken aan met de bewoners
van Arles, ten einde zooveel mogelijk hun
eigenaardige zegswijzen weer te geven.
Ik kan niets verzinnen, zei hy eens.
En 't onderwerp van uw stuk ? de geschie
denis van de Arlésienne ?
Is waar van a-z.
De koninklyke vereeniging het Nederlandsch
Tooneel voerde dit stuk indertijd op, onder den
titel «Liefdesmart". Men schijnt in ons land
echter ook aan het werk te moeten wennen.
De vertooning was prachtig op het Leidsche
Plein. Even als aanvankelijk het oorspron
kelijk werk werd de vertaling koeltjes ont
vangen.
CAPEICE.
miiiiiiiiiiiHiiHniHiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiitiiiiiniintiiiiiiiiiiii
Geachte liedactie,
Vergun mij een enkel woord, naar aanleiding
van mevr. Waszklewicz' schrijven.
Ten eerste moet ik er op wijzen, dat wat
de oprichting van de ligue betreft, de hoofd
redacteur van de Revue diplomatique al heel
nuchter en onvoldoende ingelicht zou zijn,
wanneer hij een hoofdartikel wy'dt en het
portret van prinses Wiszniewska publiceert;
als niet zij, maar een ander de werkelijke
oprichtster was!
Ik hoorde echter ook mevr. Selenka zeggen,
met de Revue diplomatique in handen: «Daar
moest eigenlyk mijn portret staan en my'n
levensbeschry ving l" Men ziet het: Er zyn
meer liefhebbers voor een eereplaats in de
llevue diplomatigue!
Verder haalt mevrouw W. een schrijven aan
van Bertha von Suttner.
Ik sprak met deze dame, in Parys zynde,
geruimen ty'd over dit onderwerp; en zy be
treurde het met my, dat de Bond versnipperd
was. Wat zy meer tot mij zeide, aangaande
het voorgevallene in den Vredebond, zal ik
ter terechten ty'd mededeelen!
Echter moet ik dit nog zeggen: Zij erkende
ten volle dat de prinses Wiszniewska de op
richtster van den Bond is; en na haar komst
in Pary's, heeft Bertha von Suttner terstond
een bezoek gebracht, Rue Débarcadère 7, al
waar prinses Wiszniewska woont.
Wat het »ondernomene" tegen de persoon van
mevrouw Waszklewicz betreft, tijdens haar
verblyf te Parys, hierop het volgende:
Het zou al te dwaas zyn, te meenen dat
een Internationale Bond, tellend vijf millioen
leden, een «onderneming1' op touw wilde zetten,
tegen de presidente''van een Liliputterbondje l
Het behoeft dus niet te worden gezegd, dat
de ijdelheid va* de prinses Wiszniewska dan
ook niet zoo heel erg is gekrenkt door het
feit der onthouding van een Nationale Veree
niging, en dat het, op het Vrede-congres te
Parys «ondernomene" dan ook maar alleen be
staat in de verbeelding van mevr. Waszklewicz !
VBBA.
Vrouwen en Meisjes Yan Nederland!
De winter nadert weer en met hem het
seizoen der wintermodes. Voornamelijk denk
ik daarby aan de winterhoeden, waarvan de
garneering meer nog dan des zomers, uit
vogels bestaat, ja men poogt zelfs
hoedenvormen in zwang te brengen, die geheel be
kleed zyn met de huidjes van allerlei vogels.
Zonder twijfel hebben velen uwer nooit ge
dacht aan de vele millioenen aardige zangertjes,
alle tevens hoogst nuttig, die hier voor opge
offerd worden, anders was die mode hier al
lang afgeschaft, vooral als men bedenkt, dat
door dit roekeloos uitmoorden van vogels in
vele landen rupsen- en insectenplagen zyn
ontstaan, waardoor oogsten zyn vernield, land
streken dor en kaal zyn geworden en vele
duizenden menschen armoede en gebrek ge
leden hebben. Elk jaar wordt het aantal vogels
geducht kleiner, terwy'l daarentegen de vliegen,
muggen en ander dergelijk ongedierte zich
schrikbarend vermeerderen, schrikbarend vooral
daarom, nu de wetenschap heeft uitgemaakt,
dat deze de dragers zyn van de meeste ge
vaarlijke ziektekiemen, als der pest, tubercu
lose, typhus enz. enz.
Laat ons daarom trachten de vogels, die de
natuurlijke vijanden der insecten zyn, zooveel
mogelijk te beschermen, en niet het vangen
en dooden der vogels te bevorderen, door die
ellendige schadelijke mode te handhaven.
Geen vogels op hoeden meer moet onze leus
zyn!
O, wanneer gy dit niet wilt doen uit liefde
voor onze aardige vlugge zangertjes, die onze
tuinen en bosschen zoo opvroolijken, uit be
wondering voor hun heerlyk geluid, hun fraaie
vederdos, die in de natuur zoo schoon en
schitterend is, of voor hunne vlucht zoo vol
gratie en fraai van lyn, of uit liefde voor uwe
medemenschen, die slechts door de vogels in
land- of boschbouw hun bestaan kunnen vin
den, laat het dan een gevoel van eigenbelang
zyn, dat u noopt om geen vogels als garneering
te gebruiken, want zonder vogels ware de
aarde een woestenij!
Wie inlichtingen hieromtrent mocht ver
langen of mee (wil helpen de vogels op ver
standige, doeltreffende wy'ze te beschermen,
wende zich tot ondergeteekende, by wie bro
chures de vogelbescherming betreffende, gratis
te verkrygen zyn, en die gaarne de gevraagde
inlichtingen zal verschaffen.
Hopende dat mijne oproeping door velen
zal worden gelezen en nuttig zal werken, ver
blyf ik onder dankzegging aan de Redactie
van dit blad voor de welwillende opname
daarvan,
Hoogachtend,
Uwe Dw. Dienares,
E. S. BAUSCII.
Secretaresse van het Bestuur der
Nederl. Vereeniging tot Be
scherming van Vogels.
's Gravenhage, October 1900.
J?*OSOOf SL SL n gr o n GL
JCCL
ir r s»s o leende d r «t zi