Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No,
paard gaat aan eerbiediging van het burgerlek
recht. '
De groep der scheepvaart maatschappijen doet
'de aandacht vallen op de noteering der aand.
Stoomvaart Mpy Nederland. De vorige week
was de koers van 145 tot 150 pet. verbeterd.
"Wellicht stond dit in causaal verband met
ietwat hoogere vrachtprijzen en een overeen
komst tusschen de Duitsch-Australische en de
Holl. Mp\jen die op Ned. Indiëvaren en die een
reeds n>aanden dnrenden tarievenstryd zou
hebben beëindigd. Nu is de koers echter tot
147 geretireerd.
In de petroleumgroep betrekkelijk zeer weinig
verandering. De aand. Moeara-Enim van 155
tot 149 terug. De de vorige week gemaakte
opmerking omtrent de productie-opgaven en
geruchten omtrent de verzanding van put No. 5
kunnen hiertoe hebben bijgedragen.
Be banken beieren in het algemeen gunstige
tyden. De uitgifte van nieuwe aandeelen in de
duitsche rjjksbank heeft groot succes gehad.
De inschrijvingen voor een klein aantal aand.
zullen slechts ten volle worden toegewezen.
De noteering der eert. van aand. duitsche
rjjksbank klom tot 148%.
Gaat het dan banken goed dan gaat het
gewoonl(jk handel en industrie in het alge
meen goed. De daarby bedoelde productieve
bedryven maken dan, door tussch'enkomst der
banken, een ruimer gebruik van dat crediet,
waarvan gezegd kan worden: het crediet is
het leven der nijverheid; wél te onderscheiden
van het verteren op crediet, waarvoor moeder
de vrouw met rimpelend voorhoofd en opge
stoken w^svinger ernstig vermanend waar
schuwt: koopt niets dan voor contant geld,
crediet is het verderf.
D. STIGTER,
Kantoor: Singel 221.
Amst., 25 Oct. 1900.
Kunstveilingen.
Tusschen 6 en 9 November a.s. zal de
firma Fred. Muller & Co. (Anton W. M. Men
ging) alhier eenige hoogst belangrijke collecties
onder den hamer brengen. In de eerste plaats
vestigen wjj hier de aandacht op de ruim
dri&honderd stukken, welke werden bijeengebracht
door den heer H. J. A. Raedt van
Olden.barneveldt te 's Gravenhage, waaronder por
tretten door Jan de Baen, J. Gz. Cuyp en
Albert Cuyp, Govert Flinck op paneel, aan
de rugzijde geheeten »Anna Maria Schuurmans
Aetatis 42" W. de Geest, Thomas de Keyser,
j[. Livens, P. Moreelse, Gaspar Netscher, Anth.
Palamedes. G. Terbosch e. a. L. Bakhuyzen,
Pieter van der Croos en Simon de Vlieger
zijn hier vertegenwoordigd door zsegezichten.
Verder trof ons bjj het vluchtig doorbladeren
van de rj)k geïllustreerden catalogus, een
Amsterdamsen stadsgezicht van Gerr. Adrianz.
Berck-heyde, een landschap van den fluweelen
..Brueghel, een «Haarlemmermeer" van v. Goren,
twee stukken van Dirk Hals, een predikende
Sint Johannes van Lasttnan, een vioolspeler
van Ostade en een landschap van
Jacob.pnysdael, van wien verder hier twee stukken aan
wezig zijn. Last not least van een Jan Steen
»Kegelspel".
Later komen wft op deze auctie terug.
De overige collecties, die mede op den
6 November en volgende dagen worden ge
veild, zullen eveneens de liefhebbers doen
watertanden o.a. door den rijkdom van pórcelein
en oud Delftscb, meubelen waaronder zeer
fraaie kasten medailles, munten enz.
Op den 3, 4 en 5 November zullen deze
schatten in »de Brakke Grond" worden tentoon
gesteld een buitenkansje voor onze
stadgenooten, waaronder er zoovelen zijn, die met
recht hun gulden nog eens omkeeren, alvorens
zfl in het stedelijk museum besluiten om de
collectie-Suasso te bezichtigen.
Zeer zeker valt het te betreuren, dat door
den dood van een verzamelaar zoovele kunst
schatten naar het buitenland verhuizen, doch
erfenissen als die van Willet en Suasso, welke
ten slotte alleen den bewakers ten goede komen
zij het dan ook ten koste van een doodende
verveling hebben voor het groote publiek,
dat hier te lande z\jn kunstsmaak moet ont
wikkelen, al evenmin waarde.
F.
Bankatin.
In de afdeeling voor artistieke metaalbe
werking, verbonden aan de school voor kunst
nijverheid te Haarlem, worden thans proeven
genomen met het verwerken van Bankatin.
Het metaal is zeer mooi van kleur, iets zachter
dan ander tin, doch voor de bewerking zeer
geschikt. De bedoeling is om in dit metaal te
drijven, schotels, bakjes en ander vaatwerk,
die door hunne artistieke bewerking, zijn
schoone vormen en gepaste versiering een plaats
onder do voortbrengselen van kunstnijverheid
innemen. Reeds werd een schotel met versierden
rand gedreven, die als goed geslaagd mag
worden beschouwd en die in het museum van
kunstnijverheid werd tentoongesteld. Daar de
artistieke bewerking van tin in het buitenland
reeds veelvuldig wordt toegepast, zal zij ook
in ons land ingang vinden en dat daartoe in
het in onze O. I. bezittingen gevonden materiaal
gebruikt wordt, ligt voor de hand.
Boekverkooping.
De firma Burgersdijk & Niermans te Leiden
opent de reeks harer boekverkoopingen van
dit seizoen met eene belangrijke veilig, waarvan
de catalogus gereed is en op aanvrage zal
worden toegezonden.
Hij bevat het eerste gedeelte van de biblio
theken van mr. R. H. J. Gallandat Huet,
advokaat te Haarlem, vooral belangrijk op
taal- en letterkundig gebied, dr. H. A.
Groskamp, arts te Deventer en van wijlen mr. J.
G. v. d. Hoop, griffier aan het kantongerecht
te Groningen en mr. H. H. A. Sluis, oud lid
van Gedeputeerde Staten van Drenthe, waarbij
nog eenige kleinere theologische bibliotheken.
De catalogus, plm. 3000 nummers, bevat
vele standaardwerken en kostbare serieën op
het gebied der geschiedenis en aardrijkskunde,
genealogie en numismatiek, rechtsgeleerdheid
en staatswetenschappen, staathuishoudkunde,
theologie en philosophie, taal- en letterkunde,
klassieke philologie, archeologie, bibliographie,
kunst, geïllustreerde werken, handschriften,enz.
Het zou ons te ver voeren, elke rubriek van
den catalogus afzonderlek te behandelen. Wij
stippen even aan de onder de afdeeling Genea
logie vermelde serie »Almanacs de Gotha",
waarby' de zeldzame 18e eeuwsche uitgaven.
Verder onder Theologie eene zeldzame collectie
over de Jezuïeten en eene afdeeling over het
Protestantisme in Frankrijk, verder interessante
nummers vooral op Gelderland betrekking
kebbende, enz. enz.
Menigeen zal in dezen Catalogus iets van
zijne gading vinden.
De geneeskundige en natuurwetenschappelijke
werken uit deze bibliotheken worden in Decem
ber a.s. verkocht.
NIEUWE UITGAVEN.
«Verplichte verzekering van loontrekkenden
tegen de gevolgen van invaliditeit en ouderdom."
Wiskundige Nota van dr. W. A. POORT, inge
diend bij het bestuur der «Liberale Unie" ten
gevolge van het rapport, in 1899 uitgebracht
door de heeren mr. E. Fokker, mr. J. Kruseman,
mr. W. L. P. A. Molengraaff en J. W. C. Tellegen.
Amsterdam, Johannes Muller.
Di kunst om lang en gdukkig te leven, door
P. PIETEES. 's Gravenhage, Drukkerij »Vrede".
»De oorlog in Zuid-Afrika." De Strijd
tusschen Engeland en de verbonden
BoerenRepublieken Transvaal en Oranje-Vrijstaat, in
zy'n verloop geschetst door L. PENNING. Aft. 26.
Rotterdam, D. A. Daamen.
Een weg van verzen, door C. S. ADAMA VAM
SCHELTBMA. Amsterdam, A. B. Soep.
Het Sehootsvel. Dramatische episode uit den
klassenstrijd, door DIBK TKOELSTBA. Amster
dam, A. B. Soep.
Droonsrs van het Ghetto. Naar het Engelsch
van I. ZANGWILL, door B. CANTBK. Amsterdam,
H. J. W. Becht.
Hygiënische Bladen No. 10, populair maand
schrift voor praktische en toegepaste gezond
heidsleer. Amsterdam, F. van Rossen.
Geïllustreerd Weekblad voorFotografie.NoAl.
Apeldoorn, Laurens Hansma.
Tijdschrift van het Koninklijk Nederlandsen
Genootschap voor Munt- en Penningkunde te
Amsterdam. 4e afl. Amsterdam, G. Theod.
Bom en Zoon.
Nieuwe wegen, door M. VAN GETJNS, redacteur
van het Soerabajascli Handelsblad Semarang??
Soerabaja, G. C T. van Dorp & Co.
ABC Sprookjes, door TILLY. Met plaatjes
van FELIX. Amsterdam, Wilms & Co.
Taal en Letteren, 10 jaarg. Afl. 10. Den
Haagsche Boekh. en Uitgevers Maat
schappij.
A. H. L. BADINGS. Maleifch-Hollandsch,
HollandsoU-Maleisch Woordenboek. Zevende
druk. Zwolle, W. E. J. Tjeenk Willink.
Het Archiefwezen in 1899. Rede, uitge
sproken in de jaarvergadering van de
Vereeniging van archivarissen, gehouden te Rotterdam
den 16 Juni 1900, door den voorzitter mr. S.
MULLER Fz. Groningen, Erven B. van der Kamp.
CongrèInternational de Sociologie Coloniale.
Paris 1900. (Uit het Fransch vertaald door
v. B.) Amsterdam, J. A. Fortuin.
0>is Zuivelbedrijf. Zijn verleden, eene ge
schiedkundige by'drage door M. BOKMA DE
BOER Naarden. De Gboische drukkerij.
Geïllustreerd Weekblad voor Fotograf ie No.4'2.
Apeldoorn, Laurens Hansma.
Pit en merg van de eindigende en de komende
eeuw en de daarmede in betrekking staande
'positie van Vrijmetselarij en Jezuttisme. Naar
de tweede Amerikaansche uitgave. Utrecht,
Hollandia-Drukkery'.
Het Indische Nichtje, door TINE DE KRUUPF
GOBIUS. Geïllustreerd door L. W. R.
WBNCKEBACH. Amsterdam, C. A. J. van Dishoeck.
Mr. H. J. KOENEN. Het recht in den kring
van het gezin. Historisch-vergelijkende schets
voor Juristen en Leeken. Rotterdam, D. A.
Daamen.
Kobert Fruins' verspreide geschriften. Afl.
13. Den Haag, Martinus Nïjhoff.
Uit den tweeden Vrijheidsoorlog. Schetsen
en portretten door FBEDBKIK HOMPEL. No.
130/131 van Warendorf's Novellen-Bibliotheek,
Amsterdam, Van Holkema & Warendorf.
Alweer nieuwe groote
Staats-onrechtmardiglieden. Vervolg van «Nederlands verval", door
EUGÈNE REGOUT. Maastricht.
RUDYAKD KIPLING, Flinke Zeelui, bewerkt
door A. J. C. M. TERVOOREN. Uitgave van P.
Kluitman te Alkmaar.
Ons Journaal, Maandblad voor de
Nederlandsche handels- en kantoorbedienden. Onder
redactie van HENDB. C. DÜ-EREE,
Haarlemmerd\jk 45, Amsterdam.
Van onzen Tijd. No. 1. Onder redactie van
ALBR. VAN DER KALLEN, THEO MOLKF.NBOKR,
ALBERTINE SMULDERS en MMUA VIOLA, Secreta
resse.
Inhoud van Tijdschriften.
Tijdschrift voor ondenui/js en omoeding. Ge afl.
Dr. M. Valeton (Arnhem), Methode van onder
wijs in Latijn en Grieksch II; J. Kleefstra (Hil
versum). Gewenschte Hervormingen. Amsterdam,
W. Versluys.
Taal en Letteren: II. v. d. Bosch, Taal en
spelling. Spreekwoorden (F. L.) Ter over
weging aan de voorstanders van voorgeschre
ven schemaas by 't maken van opstellen óók
in vreemde talen (Georg von Bunsen.)
Veeltalige vorming van' 't kind wenschelik ?
(Georg von Bunsen.) »Dood" en »levend"
in taal (Murray.) Kleine medeelingen over
boekwerken.
Eigen Haard, No. 43: Tineke, door de
Meerulaer, IV. De Boddelpoort te Nijmegen,
door jhr. mr. Victor de Stuers, met afbeel
dingen. Kermis, door Jeanne H. De
Koningin verloofd, met portret van Hertog
Hendrik van Mecklenburg. Vóór honderd
jaren, door Jer". de Vries. (Slot.) Onder
het Iloode Kruis bij de Boeren: II. De
Nederl.-Indische Ambulance te Petrusburg,
met afbeeldingen, I. Het
»Volksweerbaarheidsfeest'"' te Dordrecht op Koninginnedag,
door v. II., met afbeeldingen naar opnamen
van Gerard Stoof. (Slot.) Feuilleton.
Een adres van fle Vrije Vroweiwreeiiiiis,
Hare J
de K<>/ii
De ondergeteekcnden, liestuurderessen dor Vrije
Vrouwenvereeniging", opgericht te Amsterdam in
het jaar 1889, iii deze optredende voor genoemde
Yereeniging, daartoe gemachtigd btj vergadering
van 24 September 1900, komen tot L" met het ver
zoek, dat het U moge behagen het U geschonken
recht van gratie toe te passen op den heer D. Ph.
J. de Bruin, thans gedetineerd in de militaire
strafgevangenis te Breda onder no. 103. Zij durven,
Mevrouw, U dezen veroordeelde ter begenadiging
voordragen, omdat hij zeker niet is een dier wezens,
welke der burgerij vervullen met vrees, met af
schuw, en zijn misdrijf, ontsproten uit een zeldzaam
hoog karakter, slechts bestaat in zijn opvatting
omtrent Exodus 20 : 13 Gij zult niet dooden" en
het daaraan toegevoegde in MattheiU 5 : 21 maar
zoo wie doodt, zal strafbaar zijn voor het gerigt"
waarin hij niet ziet een abstracto waarschuwing,
maar een den mensch gegeven bevel, waarvan
niet mag worden afgeweken ook maar n duim
breedte, al wordt daarop dan ook van toepassing
gebracht Mai.theüs 10 : 17 « .... zij zullen u over
leveren in de raadsvergaderingen, en in hunne
synagogen zullen zij u geeselen."
Met verschuldigde hoogachting,
(was gct.J W. DBUCKEK, Pres.
TH. P. B. SCHOOK-HAVEE, Seer.
C. PLAAT-HOSISG, Penn.
G. EOMIJN-COHEN.
A. KIECKEK.
J. WEXSCII.
Memorie van Toelichting.
Adressanten gaan uit van de meening, dat de
Bruin, als consequent volgeling van het: Gij zult
niet dooden", zich niet kon oefenen in het
hanteeren van wapenen, uitsluitend en alleen toch
daar om te dooden, en noodzakelijk gevolg van
zijn overtuiging dus moest zijn, dat hij, door het
lot aangewezen tot het vervullen van den
militieplicht, weigerde dezen te vervullen. Even nood
zakelijk gevolg daarvan moest echter zijn, volgens
adressanten, dat, waar de Bruin's dogmatisch aan
genomen leuze nu eenmaal is in flagranten strijd
met de Neder), wet op de militie, hij werd gestraft
voor zijn wederspannigheid tegtn 's lands regle
menten en op 4 April 1899 werd gearresteerd om
daarna door den Krijgsraad in het 2e Arrondisse
ment, dato 12 Mei 1899, te worden veroordeeld
tot n jaar militaire gevangenisstraf. Verre is
het dan ook van adressanten op te komen tegen
deze straf, als liggende binnen het kader van ons
regeeringssteleel, al lijkt het haar ook zonderling,
dat, terwijl deze delinquent beJiep eea jaar ge
vangenisstraf, een andere onder gelijke omstandig
heden gedaagde. Wendt, zich zag verwezen tot
een zelfde straf, edoch voor vijf maanden; waar
evenwel de Minister van Oorlog niet bij machte
is noch aan zich zelf noch aan de Volksvertegen
woordiging verklaring te geven van deze 200 op
vallende afwijking *), zullen ook adressanten hier
omtrent niet verdiepen in gissingen.
Heeft tot zoover voor adressanten de zaak een
gewoon verloop, anders wordt zij haar waar de
Bruin na zijn ontslag op 12 Mei 1900 opnieuw
werd vastgezet en veroordeeld, en dat wel weder
door deazelfden Krijgraad, thans tot een gevange
nisstraf van n jaar en vier maanden. Waar toch,
volgens adressanten, do Bruin's weigering om
militairen dienst te doen niet is een
in-verzetkoming tegen zijn superieuren als waarop hij
volgens den Minister van oorlog is veroordeeld **J
maar de weigering om te voldoen aan een tegen
zijn geweten indruischende -vet, kan er geen sprake
zijn van recividisme en heeft hier, in totale con
tradictie niet ons huidig rechtsbegrip, plaats gehad
een herhaald stiaiïen voor hetzelfde feit, waardoor
de zaak-de Bruin dreigt te worden, of alreeds is
geworden, van een quaestie tusschen den Staat
en een zijn plichtver^akend burger, een quaestie
tusscheu den Staat en een principe, waar-bij de
eerste, gebruik makende van zijn macht, optreedt
tegen den adherent van het laatste op een manier,
begrijpbaar van den Turk tegenover den Christen,
maar totaal onbegrijpbaar van den Christen tegen
over den Christen.
Adressantou gelooven, dat U, door de Bruin te
ontslaan van verdere straf, zult beslechten een
hoogst penible geval, waarin tot op heden bij de
wet niet is voorzien. Zij nemen tevens de vrijheid
U (e wijzen op art. 127 van de militie-wet, waarbij
vrijstelling is verleend aan den bedienaar van den
godsdienst, den zendeling-leeraar, den
broederdiakoon, den student in de godgeleerdheid, den
zendeling-kweekelrng, den proefbroeder-diakoon, in
een woord aan alle predikers van godsdienstige
gezindten, aan de predikers van het Gij zaltrjiet
dooden", waaruit moet worden getrokken do con
clusie, dat de wetgever heeft ingezien deze vplgers
van hun leer en overtuiging niet kunnen optreden
als soldaat. Zouden nu, al is dit dan ook niet
uitgedrukt met de letter, bij de genoemden niet
ook kunnen, ueen, moeten worden ingelijfd
antitnilitairisten, vredebonders, die voor deze hun leer
hebben geleden als de Bruin?
*) Zie Handelingen, pag. 897, 19 Dec. 1899.
""l Idem,
Yereenigingen of personen, de zaak-de Bruin
toegedaan, worden verzocht zich eveneens tot de
Koningin te wenden, hetzij met een eigen-, hetzij
met een adhaesie-adres.
# *
Tevens verzond zij het volgend adres aan
de Leden der Tweede Kamer van de
StatenGeneraal :
De ondergeteekenden, Bestuurderessen van de
Vrije Vrouivenvereeniging", gevestigd te Amster
dam, in deze optredende voor genoemde Yereeni
ging, daartoe gemachtigd bij vergadering van 24
September 1900, vestigen uw aandacht op de artt.
127 tn 180 van de Wet op de Nat. Militie, daarbij
vragende, dat zoo spoedig mogelijk door U worde
overgegaan, voor wat aangaat het eerste artikel,
tot zoodanige uitbreiding van het daarin
omschrevene, dat voor den vervolge niet alleen vrijstelling
worde verleend aan de daarbij aangewezene
bedienaren van den godsdienst, maar- ook aan die
genen, welke uit gemcedsbezwaren zich verzetten
tegen het dragen van wapenen en het bewijs hebben
geleverd van den ernst hunner overtuiging door
U nader te bepalen voorwaarden en diensten ;
En voor wat betreft het tweede artikel: dat dit
door U worde gewijzigd in dien zin, dat daaruit
duidelijk verstaanbaar zij, dat de milicien-dienst
weigeraar, nog niet met vrijen wil gedragen
hebbende de uniform, in geen geval en onder
geen voorwendsel mag terecht btaan voor den
Krijgsraad, maar moet worden gehoord en gericht
door hel gewone Hof."
Mie belasterd,
Aan den Directeur-Secretaris
van het Tijdschrift De Gids. 1)
WelEd. Heer!
Tot nu toe heb ik behoord tot de gelukki
gen, die zeggen kunnen dat zij nimmer hebben
geschreven, dus hebben vermeden daardoor
animositeit of andere gevoelens op te wekken;
doch on ne peut jurer de rien, en helaas Jas
ik gisterenavond in het waardige tijdschrift
onder uwe redactie een stuk, dat mij tot mijn
groot leedwezen van mijne goede gewoonte
om te zwijgen moet doen afwijken.
Ik behoef u niet te zeggen dat het stuk in
quaestie is »Sülle kracht" van Louis Couperus.
Wanneer men gewoon is uw tijdschrift ge
regeld te lezen dan doet het leed, daarin te
vinden zulk een werk van zulk een schrijver.
De autoriteit van den naam van den heer
Couperus, te zamen met het gehalte van het
tijdschrift, waarin het verschijnt, geven aan
»Stille kracht" een cachet, waardoor het onder
veler oogen komt, en menigeen zal alleen daar
uit reeds afleiden, dat werkelijk het in dat
stuk geschrevene de waarheid en niets dan de
waarheid omtrent Indische toestanden vermeldt.
Ik begrijp volkomen dat inen 't met een
fictie niet te nauw moet nemen, doch
het werk maakt zich schuldig aan eene
overdrijving en eene schildering van toestan
den, zooals die niet bestaan, waarvan men geen
weergade kan aanwijzen.
Wanneer men nagaat de verheerlijking van
het werk van den heer B. Yeth, en daarna
leest »Stille kracht" van L. Couperus, dan
zonden oningewijden tot de slotsom komen,
dat in ons Indiëtoestanden heerschen en huis
aan huis verhoudingen voorkomen, zooals men
zich die in de meest gedepraveerde maat
schappij zoude voorstellen.
En toch is dit waarlijk niet het geval,
Aan de Indische Maatschappij moge iets
eigenaardigs kleven, dat men nu moeiehjk
onder woorden kan brengen, waartoe het thans
dan ook hier niet de plaats is, doch ik geloof
niet, dat de Maatschappij daar immoreeler is
dan in Europa.
In Indiëis men door de kleinere
Europeesche samenleving minder in de gelegenheid
nauwkeurig te zijn in het kiezen zijner vrienden,
en daardoor komt men herhaaldelijk in con
tact met menschen, die men in Europa ont
wijken kan. Dit heeft de heer Veth over het
hoofd gezien, doch «Stille kracht" teekent
toestanden, die zoo ignoble zijn, van moeders
die met hare stiefzonen leven, dat het leed,
diep leed doet zoo iets te lezen, alsof dit de
dagelijksche en geregelde toestanden dier Maat
schappij zijn.
Laten schrijvers van talent Italiëof welk
ander land tot de plaats waar hun vieze ge
schiedenissen zich ontwikkelen, gebruiken;
doch waarom juist or.s Java, waar bij het
vele dat wordt afgebroken toch zooveel- goeds
en edels schuilt?
Over de lotgevallen van den heer Couperus
op Java kan ik niet oordeelen, doch laat
Justus van Maurik eens spreken over de gast
vrijheid, enz. van Indische menschen. Het is
hard te zien, dat onze schoone kolonie door
een schrijver van groot talent door het Slijk
wordt gesleurd.
Ruim dertig jaren heb ik met goed geopende
oogen op Java doorgebracht en geheel Java
doorkruist, doch ik heb in die dertig jaren
vee), zeer veel goeds en groo^sch daar gezien,
weshalve men het minder goede bij de niet be
schaafden, niet als norm moet beschouwen.
Verplicht mij, WelEdele Heer, door de
opname van het bovenstaande in uw beschaafd
tijdschrift.
UEd. Dienaar:
II. S. L. VAN NlEBOl'.
Tunis, 14 October 1900.
Mijnheer de Redacteur,
Ik lees in uw no. van 7 11. een uittreksel,
door den heer G. van Hulzen, van een artikel
des heeren mr. J. N. van Hall in De Gids
over mijn boek »De Droomers". Nu zou ik
mij voor mij-zelf schamen indien ik ooit op
eenige critiek, wat er ook in gezegd, beweerd
of gelogen worde, antwoordde, maar ik wil
niet over mijn kant laten gaar. de insinuatie
van den CrxJs-redacteur, dat ik mijne
»landgenooten te laag en (mij)-zelf wat hoog" zou
schatten. De heer Van Hall voegt er
voorzichtiglijk «schijnt" en «misschien" tusschen,
maar dat maakt wel zijn slap Nederlandsch
nog slapper, maar zijn insinuatie niet goed.
Ik heb teveel gereisd en tegoed rond gekeken
om het Nederlandsche volk ondanks zy'ne
hebbelijkheden en gebreken laag te schatten ;
integendeel mijn achting voor mijn volk is zoo
groot, dat wanneer ik er den heer Van Hall
van zou kunnen meedeelen, hij zijn bekende
francophile neigingen zou verliezen. Wat dat
hoog-schatten van mij-zelf aangaat, daarin zou
de geachte heer wel gelijk kunnen hebben.
Ik schat my-zelf inderdaad hoog. Of dat te
hoog is, kan hij, noch ik, noch een ander
voorloopig beoordeelen.
Met de plaatsing dezer regelen in uw geacht
Weekblad zou u verplichten,
Uw dw. dienaar,
MAURITS WAUENVOOKT.
Den heer M. Horn.
Geachte Heer.'
In 't voorlaatste nummer dez«s vind ik door
u de meening ironisch voorgedragen, »dat het
toch zoo droevig is als zoo'n werkmansjongen
hij het f zonder t en hijhadt met een t schrijft;
en hij Karel den Groote en Karel V verwisselt"...
moet dit niet zijn verwart '?!
»of nog erger van beide Karels niets weet."
Op het eerste dient aangemerkt, dat het
minder een gevolg is van onvoldoend onder
wijs, wanneer een Hollander hij heef schrijft,
dan van de aanmatiging, die den Holl. tongval
voor de Nederlandsche taal aanziet; beoosten
IJsel schrijft ieder, die schrijven kan, hij heef t.
Dat het niet zóó verschrikkelijk is, als de
werkman hij hadt schrijft, kan men toegeven,
hoewel er nog iets ergers uit spreekt, dan dat
hij geen herhaling»-onderwijs genoten heeft ;
t. w.: dat hij weinig of niet leest. Anders toch
zou een zóó vaak voorkomende taalvorm als
hij had zich van zelf in zijn geheugen prenten
en werktuigelijk door hem geschreven worden.
Gewichtiger is het reeds, als hij niet weet,
dat de Karel de Groote der geschiedenis een
ander is dan de Karel de Groote der kerkelijke
legende. Maar zér ernstig is het, als hij niet
weet, wie Karel V en vooral wie de zoon van
dien Karel V was; en wat die twee met Neder
land hebhen gedaan. Een volk, dat zijne ge
schiedenis niet kent, kan zijne vrijheid misschien
nog wel verdedigen tegen geweld, al twijfel
ik aan de mogelijkheid de daartoe noodige
geestdrift te kweeken zonder
geschiedenisonderwijs. Maar stellig zeker kan het die
vrijheid niet verdedigen tegen list.
Amst., Uw dw.,
18 Oct. 11)00. Dr. W. ZUIDEMA.
1) De Gid:
plaatsen.
heeft geweigerd dezen brief te
De journalistiek gaat er in activiteit niet
op achteruit. Dat bleek me weer duidelijk
uit het bericht in liet Nieuws v. d. Darj,
waarin, anoniem, maar door «iemand in
alle opzichten op de hoogte van tooneel en
tooneelletterkunde", werd verzekerd, dat
het tooneelstuk Hel Lintje bewerkt is naar
Le Jhiban, in 189-1 te Parijs opgevoerd. Het
Nieuws zelf kent Le Ruban niet, zijn
tooneelkritikus zou het stuk trachten te krijgen,
en dan zal dus blijken, of de anomynus,
die zich later bekend heeft gemaakt als de
heer A. v. Sprinkhuijsen, het recht had zijn
bewering te publiceeren. Ik wijs in het
bijzonder op dit geval, omdat het juist
bij het Nieuws voorkomt. Ik vind dat
meer dan gewoon opmerkelijk. Het Nieuws
werd wel eens ten laste gelegd, dat het
het nieuws van den dag wat al te dikwijls
bewaarde tot morgen. Men verweet het een
soort van laksheid, die, zij het dan ook ten
onrechte, van traagheid deed spreken. En
nu geeft het een bericht, te vroeg; niet
n dag, niet n week, niet n jaar,
neen, een eeuwigheid te vroeg, want
naar de regelen der kunst, dat is naar de
regelen van Ritters' Ethische fragmenten,
had het deze anonyme verdachtmaking
zonder bewijs nooit mogen publiceeren.
Maar aan dat talmen van vroeger is dan
toch een eind gekomen, en ik wensch bij
deze het blad en zijn confraters
oprechtelijk daarmede geluk.
Maar het is niet alleen het Nieuws, dat
om zijn verhoogde activiteit te prijzen is;
meer persridders verdienen tegenwoordig
hun sporen, althans voorzien zich daarvan
om er vlug op uit te rennen, als zij ver
moeden kunnen, dat er iets belangrijks te
berichten valt. Zoo b.v. weet ik nu precies
hoe Hertog Hendrik zijn vrijen tijd in de
open lucht doorbrengt; hoe hij toert, rijdt,
groet en vooral hoe hij jaagt. Toen hij
op Het Loo aankwam heeft hij het aan
stonds tegen de wilde dieren voor ons op
genomen, vóór dag en dauw was hij in
het veld. Ik begrijp dat het den ridder een
teleurstelling moet zijn, nu hij, in den dienst
van zijn schoone jonkvrouw, geen monsters,
bietebauwen en draken, kan verslaan om de
ontzielde lijven haar voor de voeten te
leggen, maar dat is nu eenmaal niet anders;
de beschaving heeft gewild, dat ook onze
felste strijdlust in vredestijd, het moet
stellen met een hinde of reebok een haas of
konijn. Hoe dit zij, Dinsdag, zoo werd mij
door mijn krant meegedeeld, is Hertog
Hendrik voor de eerste maal niet op de
jacht geweest vóór 't ontbijt. Eerst 's mid
dags ontwaarde hij, op zijn rijtoer met de
koningin, heel in de verte Pen koppel herten,
en »daar ging het ventre a terre dwars dooi
de hei al schuddende en hotsende naar de
plek" en 'gisterenmiddag" om twee uur
is de Hertog ter jacht gegaan, zoo meldt
dezelfde berichtgever,weldra gevolgd door de
koningin, vermoedelijk helaas dat de
reporter dat niet zeker weet! vermoe
delijk in de richting waar hij de kudde
herten heeft gezien.
Ik ben dankbaar, natuurlijk. IL ... maar
niet iedereen. Immers, ik heb dames ont
moet, die het hoofd schudden, bij de mare,
dat de Hertog »haar Koninginnetje", zooals
zij in vrouwelijke vertrouwelijkheid nog
altijd Hare Majesteit noemers, zoo maar.
over de hei voerde, hotsende en schuddende,
in een rijtuig waarvoor ^de vurige rossen
liepen, ventre a terre. En n harer zei:
Indertijd hield, niet een vrouw, maar een
man, zijn hart vast, toen Wilhelmina, alleen
op den bok, de vier mende, en dat ging dan
nog over den Baarnschen straatweg; maar
wat zal het zijn als een door den Hertog
achtervolgd hert in de benauwheid eens
springt in het UTldelerineer ?
Mij dunkt, zulke berichten moest de pers
achterwege houden.
De heer Kolkman is een volksvriend,
zooals wij er veel te weinig hebben. Hij
weet maar niet wat te doen om het volk
op te voeden en het belangstelling in kies
recht bij te brengen. »Twee keer heb ik er
toe meegewerkt om het kiesrecht uit te
breiden en telkens is mij gebleken, dat
het gebruikt is ale een nieuw stuk speelgoed,
waarnaar men een oogenblik greep, maar
dat men na een dag of drie vier in den
hoek gooide". M. a. w. je slooft je uit voor
dat volk, je geeft het het heiligste wat er
is, en zij gebruiken het niet eens inet
liefde en eere en nu, zoo vervolgde
hij, verzet ik mij tegen elke uitbreiding van
kiesrecht; 't komt er niet op aan, wie 't
voorstelt en wat het ook zij.
Daar kan ik in komen. Had ik wat te
zeggen als Kolkman, ik nam hun dat kies
recht, in plaats van het uittebreiden, weer
af'; zij doen er toch niets mee, en nooit
gaf ik algemeen kiesrecht, want je zoudt
de stembussen moeten verdubbelen van
omvang,de localiteiten uitbreiden, enz. en als
dat geschied was, de onkosten gemaakt
waren, kwam er geen mensch, ten minste
geen mensch meer dan nu. Zoo had
ik er al lang over gedacht: Je kunt je
niets onschuldigere, ook voor de partij van
Kolkman, voorstellen dan algemeen kies
recht, want is het nu al een teleurstelling
met die nieuwe kiezers; zoodra zij allen
konden stemmen, verscheen er haast niet
n aan de bus, zij zouden er maar weer
een spelletje van maken, en wat heb je
nu aan dat speelsche volk!
En toch, krijg je, vrees ik, juist door
Kolkmans redeneeren nog eens zoo'n be
weging voor dat Jan en allemans stemrecht
in het katholieke kamp. Niet, natuurlijk,
rechtstreeks door Kolkman,den verst and i gen
en vooruitstrevender! volksvriend, maar
door al wat conservatief is in zijn partij.
Het volk vertrouwt ons niet al te best;
geheel ten onrechte hebben wij een
antidemocratischen naam, zullen de heeren zeg
gen, onnoozel als dat proletariaat is. Vraagt
het om algemeen stemrecht laten we hun
dan toch maar dat speelgoed, geven; punt
dien knapen hun hoepel, vlieger en tol.
In zooverre is het onvoorzichtig van
Kolkman, dat hij aldus ten aanhoore van
zijn katholieke partijgenooten in de Kamer
gesproken heeft, daar hij aanleiding
kan hebben gegeven tot geheel onnutte
administratieve drukten en dito uitgaven.
Maar de troost blijft dan toch over, dat
nu ook heel Nederland weet, hoe dat alge
meen stemrecht, waarvoor enkele liberalen,
radicalen en socialisten zooveel lawaai
maken, iets is wat de moeite van eenige
beweging niet waard is, daar de staat
kundige toestand beneden en boven den
Moerdijk er geen zier door veranderen zal!
Dit begrepen te hebben strekt altoos den
heer Kolkman tot eer.