De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 4 november pagina 4

4 november 1900 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1219 Le Rito" oa Het Lintje", Het doet ons genoegen aan Het Nieuws v. d. \ Dag, dat de inhoudsopgaven van de beide tooneelstukken thans vergeleken heeft, het volgende slotoordeel te kunnen ontleenen: ?Gaat het den lezer als ons, dan dringt zich na de kennismaking met deze twee inhouds opgaven de gedachte aan overeenkomst niet t>ühem op. ?Ontleedt men de stukken, dan komt men tot n punt van overeenkomst, n.l. dat n Paginet n Kortenaer eenigen tijd in den waan verkeeren geridderd te zijn en door hunne omgeving uit goede bedoeling en bezorgdheid in dien waan worden gehouden. Maar verder gaat de overeenkomst niet. Faginet is in dien waan gekomen door de verkeerde opvatting van het bericht, dat mevrouw Paginet gede coreerd is. Kortenaer is daarentegen door zyne dochter met opzet in dien waan gebracht, daar zjj hem vóór zyn verscheiden nog de bevre diging wil .schenken van zyn zoo lang en vurig gekoesterd verlangen, zy het dan ook eene bevrediging, die slechts in zyne verbeelding bestaat. »Le Ruban" en »Het Lintje", zooals w\j ze uit de door ons geraadpleegde bronnen kennen, verschillen zoo geheel in plan en in bouw, dat wy' voor ons de bewering als zou een van de twee niet oorspronkelijk zyn niet onderschreven. Des te meer betreuren wy het dat deze bewering eenige dagen in onze kolom men een plaats vond". De ridderly'ke betuiging van leedwezen doet het Nieuws eer aar. lllltlllHIIMIIIItlIlHt Het groote Staatswapen van het GrootMgiloi MectlenlrE-Scliwerin (naar een teekening in kleuren van den heer C. W. H. Verster, in het bezit van de firma Hoeker en Zn., te Amsterdam). komt, de rechtervleugel, goud, de linker blauw. De buitenste helm (heraldisch-rechts) draagt het helmteeken van het vorstendom Schwerin, een uitkomende gouden griffioen; dekkleeden: blauw en goud (geel). De buitenste helm (heraldisch-links) is ge kroond en draagt het helmteeken van Ratzeburg: zeven roode vaantjes aan zilveren lansen, dekkleeden: rood ea zilver(wit). Schildhouders; rechts: een zwarte stier met zilveren horens; links: een gouden griffioen, beide staande op een witgevoerden rooden deviesband, waarop in gouden letters: »PER ASPERA AD A3TRA." (»door bezwaren heen naar de sterren"). O ai het schild hangt de keten van de Mecklenburgsche Huisorde van de Wendische kroon, waaraan het kleinood dier orde. Dit kleinood bestaat uit een wit-geëmailleerd goud-omboord kruis met acht goud-geparelde punten. Het medaillon is donkerblauw en vertoont de Wendische kroon (groen geëmail leerd en met een smaragd versierd). Een goud-gerande roode kring met het devies: PER ASPERA. AD ASTRA in gouden letters omsluit het medaillon. In de kruishoeken zyn gouden griffioenen aangebracht. Boven het kruis een koningskroon, die door gouden in elkaar gevlochten initialen van den stichter der orde F(riedrich) F(rans), in spie gelschrift, er mede verbonden is. De keten bestaat uit: afwisselend een door twee gouden griffioenen vastgehouden Wendische kroon en uit de bovengenoemde initialen F. F. II. Het geheel is geplaatst op een purperen met hermely'n gevoerden mantel met gouden franje en kwasten waarvan het met gouden ornamenten veisierde bovengedeelte (koepel) met de ko ningskroon gedekt is. De Hertog voert het z. g. »niittlere StaatsBeschryving. Dit wapen vertoont: een nmaal gedeeld en tweemaal doorsneden schild; het geheel gedekt met een hartschild. Hartschild: Graafschap Schwerin: doorsneden \ van rood en goud. Het hoofdschild bevat: 1. Hertogdom Mecklenburg: In goud een goud-gekroonde zwarte stierenkop met opengesperden muil en afgerukt halsvel; de tong van rood, de horens van zilver. 2. (sHerrschaft") Rostock: In blauw een gouden griffoen. 3. Vorstendom Schwerin : doorsneden a : in blauw een gouden griffjen, b : van groen, ge boord van zilver. 4. Vorstendom Ratzeburg: in rood een goud gekroond verkort zilveren kruis (z. g. laty'nsch kruis). 5. («Herrschaft") Stargard: In rood een zilveren met pofmouw en aan den pols met een fladderend lint versierden gebogen rechter vrouwenarm, tusschen duim en wijsvinger een gouden ring met diamant houdend; de arme uitgaande van den linker bovenschildhoek. 6. Vorstendom Wenden («Herrschaft" Werk). In goud een schuinliggende goudgekroonde zwarte stierenkop met zilveren horens. Het hoofdschild wordt gedekt door een koningsIcroon, waarboven vyf goud-getraliede zilveren helmen. In het midden prijkt de helm van Mecklenburg, met dekkleeden van zwart en goud (geel); helmteeken: vijf van boven ge spitste palen (resp. van zwart, goud, rood, zilver en blauw), die zich waaiervormig uit de z.g. Wendische kroon verheffen, en waar achter zich een pauwstaart verheft. Achter de palen een schuin-liggend gouden schild j e met het wapenbeeld uit het eerste veld (de stierenkop). Heraldisch-rechts is de helm van het graaf schap Schwerin geplaatst met dekkleeden van .rood en goud (geel). Uit de helmkroon komen twee van goud- en rood-doorsneden buffelhorens. Heraldisch-links volgt de helm van Rostock met dekkleeden van blauw en goud (geel) en gedekt met een helmkroon, waaruit een vlucht wappen" zonder mantel en zonder de helmen. Het hierboven afgedrukte clichéis ver vaardigd naar een lichtdruk, die door den heer A. Favier, Koningsplein 10, alhier, naar de teekening werd gemaakt. De invloed van China en Jap op de Enropeescne tet, Merkwaardig is het hoe ondanks de weinige kennis die men tot voor betrekkelijk korten ty'd nog van land en volk had en die eigenlyk pas van de laatste helft dezer eeuw dagteekent, toch de Japansche en Cbineesche kunst reeds zeer vroeg haren invloed op die van Europa deden gelden. In een, door tal van photo's toegelicht artikel in het November-nummer van Velhagen en Klasings Mouatshefte, gaat dr. Adolf Brüning dit achtereenvolgens na; hoe door Europeesche handelsbetrekkingen met China en Japan, zijde, porcelein en lakwerk werd ingevoerd, dat, zy het dan ook niet direct in schoonheid van materiaal, toch wat uiterlyk aangaat, in Europa langzamerhand navolging ging vinden. Reeds in de vroegste tijden, schryft dr. Br nirg, voorzagen de Middellandsche zee-havens Europa van de kostbare en zoo zeer begeerde Chineesche zijde. En de enkele reizigers, die in hunne journalen mededeelingen betreffende het volk deden, brachten een ieder in ver bazing over de zeden en gewoonten, die ze daar aangetroffen hadden. Op sprookjes gelykende zyn de reisbeschry'vingen van den be kenden Venetiaan Marco Polo, die later echter dit wonderland tot woonplaats verkoos en tot stadhouder eener Chineesche provincie be noemd werd. Hoewel de zendelingen, die zelfs e9n aarts bisdom te Peking gevestigd hadden, meerdere toenadering brachten, treedt na de ontdekking van den zeeweg naar Indien eerst en meer geregeld verkeer met Oost-Aziëop, en werden ook betrekkingen met Japan aangeknoopt, vanwaar de vreemdelingen echter weer ver dreven werden met uitzondering der Hollanders, die te Decima hunne factoryen mochten be houden. Een der meest belangrijkste handelsartikelen toenmaals voor die westersche markt, was het porcelein, dat in Europa het grove aardewerk en tin voor huiselijk gebruik vervangen moest; enorm was de invoer hiervan omstreeks het begin van de 17e eeuw, voornamelijk daar pogingen in Europa, om een dergelyk fijn materiaal te vervaardigen, tot geen resultaat geleid hadden. Wel maakte men faience, en bekend is deDelftscheplateelbakker Aelbrecht de Keyser, die omstreeks 1650 zyn schotels en borden met Chineesche ornamenten ver sierde, wat gereede navolging vond. In 1708 was het den apotheker Joh. Friedrich Böttger gelukt de bestanddeelen van het porse lein op te sporen, waarmede men in Meissen proeven nam waartoe Chineesche en Japansche borden en vazen uit 's Konings verzameling tot voorbeeld dienden. Naast het porcelein is de invoer van lakwerk, borduursels en zijde stoffen niet zonder invloed gebleven. Onder Lodewyk XV bereikte de voorliefde voor alles wat op China en Japan betrekking had haar hoogste punt; ieder huis had een Cbieeesch kabinet, ieder park een Cbineesch pavilloen ; ook voor het kostbare lakwerk had men een bijzondere voorliefde, waarvan de familie Martin party trok door dit zoo getrouw mogely'k na te volgen. De geheele versiering werd toen door Cüirief-sche en Japansche kunst beheerscht. Witteau schilderde pastorales met Chineesche figuren; ook die meerdere samerhang tusschen het leven en de omringende natuur trachte men na te volgen en het oneymetrisehe in versiering werd eveneens toegepast. Toch was de kennis die men van Cbineesche en Japansche kunst had nog zeer gering, en trouwens de voortbrengselen die aangevoerd werden, ver loren hun zuiver nationaal karakter en waren op export berekend. De opgravingen in Pompei en de oudheden van Athene maakten voor eenigen tijd een einde aan deze zooals de schrijver het noemt, ? Chinaschwiirinerei", tot ongeveer een dertig jaar geleden de Europeesche kunst weer onder invloed der 0.>st-Aziatische in het bijzonder Japansche kunst gekomen is. Waar vroeger de denkbeelden meer op ideale voorstellingen berustten daar leerde men nu land en volk kennen. De Parysche tentoonstellingen in 67 en 78 deden toen de Japanners kennen als een kunstnijverheid volk bij uitnemendheid. Hier zag men het groote verband tusschen kunst en nijverheid, dat men langen tijd kwijt geweest was en waar men ook heden ten dage weer zoekende naar is. Groote verzamelingen werden toen door mannen van smaak gevormd, we noemen slechts de Goncourt; museums te Parijs, Londen, Hamburg (Kunst und Gewerbe) verrijkten hunne schatten en voorzagen zich van het schoonst dat zoowel Japan als Caina opleverde. Zeer merkbaar vind een heer Brüning de invloed dezer kunst op de impressionistische sehildersp.hoo!, die toen met Edouard Monet, Degas, Claude Monet, zich losmaakte van de heerschende kunstopvattingen. Ook de Japansche kunst, zoo licht de schrijver ons toe, is impres sionistisch, daar zij slechts de lichtspelingen weergeeft, schetsmatig aaangeduid ; ook zij is geheel en al de plein-air kunst, die kenmer kend voor het impressionisme dier dagen ge worden is. In de laatste jaren is de invloed van Japan weer merkbaar geworden in de versieringskunst, in het aanplakbiljet, boekversie ringen, waar men naast plant-en dier-vormen de rythmische lijnenbewegingen vindt aan Japansche vormen verwant. Ooi een en ander duidelijker te doen zien, zijn hier bijv. een landschap van Shiwogawa Bunrin naast een kleurdruk van Paul Berthou ; een gezicht op de Fuji-Yima door Hokusaï, naast een houtsnede van Rivière; een kleur druk van Iliroshige naast een affiche van Louis Haead gereproduceerd en is er vrij dui delijk invloed d«r Jupanache kunst merkbaar. Ook kan men dit zien aan het Kopenhagensche aardewerk en het zoogenaamde Kaiserzinn, waar natuurmotieven met Oost-Aziatische onsymetrie over het vlak verspreid liggen. De enkele lijnversieringen der Japanners vindt dr. BrüniniT ook terug bij Van de Velde, Leinmen, Hankar en andere der moderne verluchters, in hunne meubelen, glaswerk, smeedwerk wat niet al. Op deze wy'ie zagen wy dus hoe in verschillende tijdperken telkens weder de kunst der Japanners hare invloed deed gelden, al was het dan ook meestentijds het uiterlijke, de oppervlakkigheid der dingen en niet het zoo uitstekende technische meester schap, dat wel tot voorbeeld kan strekken. Ooi de voorvechters der versieringskunst ten slotte niet geheel en al te ontmoedigen, als hadde zij niets uit zich zelf, eindigt de schrij ver met: lm brigen war* es falscn, die ganze moderne Geschmacksrichtung nur Japan und Ctiina zuschreiben zu wollen. Die Ostasiatisehe Kunst bildet nur einem Teil der Falen, die in dem buntfarbigen Gewebe unserer modernen Kunst verschlungen sind" Met tal van reproducties, die voor het meerendeel zeer goed de bedoeling des schryvers verduidelijken, is dit artikel versierd, waaruit men zou kunnen opmaken, dat een kunst, die door de ty'den heen van zoo'n grooten invloed geweest is, toch zeker wel in zich zelf zeer byzondere krachtige eigenschappen moet be zitten, die haar telkens doen overheerschen, over uitingen van andere landen en volken, en dat de kunst in Japan »le seul pays de la terre, cd l'art industriel touche presque toujours au grand Art", zooals de Guncourt zegt, een kunstuiting is van een volk dat bij uitnemend heid juist voelde het onafscheidbare verband tusschen kunst en nijverheid en tusschen kunst en leven. De moderne belangstelling in zeden en ge woonten der Caineezen en Japanners, doen thans zoo nu en dan in tijdschriften artikelen verschijnen, waardoor we ons ook een meer juist denkbeeld van hunne litteratuur, dicht kunst, muziek als anderszins kunnen vormen. Zoo bevat het October-nummer van de Ravue Blanche een bydrage van Léon Charpentier over «Chansons Cbinoises" (musique et texte). Van een vijftal liederen is bier de muziek in fransche tekst gegeven, waaronder een zeer groot gedicht, Chanson de douze mois. De reeds hiermeer besproken serie Musiques Bizarres van Judith Gautier geeft in haar laatste nammer »la musique Indo-Chinoise" met een Piainte Amoureuse en l'Audience Royale. Deze laatste is de beschry'ving, eenvoudig en typisch van de hulde door de vorsten en het geheele hof op den grooten Nieuwjaarsdag aan den Keizer gebracht. Het eindigt met: Puis après Ie temps present, L'andience est terminée. Les mandarins, tout heureux, Disant: »L9 ciel Ie protégé!" Chacun avec son cortège, Rentrent lentement chez eux. Als »souspresse" wordt aangekondigd La musique Japonnaise, les danseg de Sada Yacco, die men op de tentoonstelling in het Theatre de la Loïa Fuller kon bewonderen en waarvan het nummer van Ie Rire van 13 October een groote charge bevat, van de hand van den bekenden caricaturist Léandre. R. W. P. Jr. L'Art décora'if van Oclober bevat: Albert Thomas, Les Bijoutiers modernes a l'Exposition; Charles Saunier, La manufacture de Sèvres a l'Exposition; G. M. Jaques, Le meuble a J'Expositi'in; O Gerdeil, Li Norvège a l'Exposion; Leon Riotor, Les dentelles viennoises a l Exposition; G. Bans, Les gares du metropolitain de Paris. Cnronique, met 59 illustraties Het portret van wijlen Zijn Excellentie luitenant-generaal K. van der Hey'den is door den schilder Gërard van der Heijden geschon ken aan de Kon. Mil. Academie te Breda, alwair het in de audiëntiezaal geplaatst is. Goudeket & Co., Rikin 50, Amsterdam, exposeeren deze week II. van Steel, »Zumermiddag op den Doorwerth", schildery'. UlllllllimlIltllllmlmlIUMMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIllllllllllllltlHIlMt Een handreiking aan den heer B. Yetn, Na al de aanvallen op den heer Veth in dagbladen en deftige tijdschriften zelfs zij het mij vergund, my'nheer de redacteur, met rede nen te staven, waarom ik zijn boek het veelbesproken en veelgehate »Lsven in Indië'1 een goed boek noem. Da schryver, terecht weinig gehoor ver wachtend van den in Indiëlangzamerhand ingi-ïadischten Europeaan, heeft dunkt mij zoo'n slecht arbiter niet aangewezen, toen hy sprak van hen, die, oud genoeg om een gede gen meening te hebben over Holland en de Hollandsche toestanden, en jong genoeg om voor hun zienswijzen geen gareel van ambten en relaties te kunnen kennen, een pleizierreis hebben gemaakt naar ons Oost-Indië. Daar ik nu, mijnheer de redacteur, na een tusschen Holland en Indiëverdeelde jeugd, op lateren leeftijd al was die «jeugü" nog zoo ver niet af het voorrecht van zulk een bezoek heb gehad, meen ik mijn duit in het zakje der openbare meening te mogen doen, temeer wijl ik de zes maanden van mijn uit stapje tot de heerlijkste van mijn leven reken: zoo zal ik immers eer ten gunste dan ten cadeele van Indiëbevooroordeeld zijn. Ik weet dan ook in (schijnbare en later te verklaren) tegenstelling met den heer Veth in Indiënee) veel goede en mooie dingen: Ik heb er gejaagd in de vroegte, als de kokospalmen dampten van morgendauw, ik heb er de veelkleurige vogels voor mijn voeten zien wegfhdderen en heele vluchten zien weer spiegelen in de sawah-plassen, ik heb gewaad door bergstroomen en paard gereden door een weelderig oerbosch, kortom, ik heb er genoten met het sentiment van een middeleeuwsch jonker, die rondzwerft door zijn wild domein. Dan ken ik in Indiëveel goede dingen: Men is er gastvrij en behulpzaam, en meer dan hier zii delijk op zijn lichaam. Holland sche kleinburgerlijkheid komt alleen voor als een gfïnporteerde kwaal en kan er r.iet tieren. Ik weet er ook lekkere dingen: Dat is de rysttafel, waar de heer Veth op scheldt, dat is de roedjab, waar de heer Veth op scheldt, dat zijn de vruchten, waar de heer Veth op scheldt. Ik geloof, dat ik den lezer nieuwsgierig en wie een Veth-temperament heeft ongeduldig heb gemaakt, daar ik het in alles met den schrijver oneens lijk en toch by slot van rekening den auteur van het doemboek wil prijzen om die verdoeming. Welnu dan: men moet dit boek niet be schouwen als een opsomming van Indische kwaden, maar er den kreet in hooren van wie aan een sluipend verderf ontkwam. Men moet dézen regel uit al zijn betoogen lichten en hem voor leitmotif nemen: IndiK is n hospitaal met lijders aan ontaardingsziekte " Een appelboom, naar Indiëverplant, draagt ieder jaar minder goede vruchten en gaat gauw dood. Een Europeesch ras, naar Indiëgeëmigreerd, verliest langzamerhand zijn kern-eigenschappen en wordt inferieur. Maar, zal men zeggen, een mensch is geen appelboom. Zijn lichaam is taaier, en nog taaier is zyn geest: Er zijn Indo's die groote dingen praesteeren in kunst en wetenschap en in regeeringsbeleid, en Europeanen, die lang in Indiëwaren,bebbendaarniet altijd zoo'n slechten invloed van ondervonden. Goed, ook ik stel Toorop hoog, ook ik zal niet beweren dat Busken Huet onder zijn verblijf in Indiëge leden heeft, maar in 'i algemeen, let wel: in 't algemeen ontwaarde ik bij de Hollanders in den-Oost een langzame verslapping van zenuwen eene verlooming, een »veronverscbilliging." Aan dit dreigende, voor wakkere westerlingen afzichtelijke monster, is de heer Veth ontkomen; en toen hij de ijsbanen in Holland zag en de kou zijn wangen kleurde en zijn neus deed tintelen, en daarna de lente kwam met nieuwe luchten en nieuwe geuren, met de prettige warmte van de zon en de vroolijke gezichten van de menschen op straat, toen heeft hij aan Indiëgedacht, waar alleen straffe zon is of overstroomende regen, waar de menschen hun blos verliezen ea weinig lachen, en toen heeft hy gevoeld, dat hij in dat Indiënooit had thuis gehoord, dat by in Holland pas gelukkig werd, en dat wel: omdat hij Hollander is. Dit gevoel heb ook ik gehad. Na het Indische leven eerst »ryk" en »joviaal" en »vrij" te hebben gevonden, werd net, toen de bekoring van het nieuwe week, »arm" : door de onver schilligheid voor intellectueel leven en het totale gemis aan kunst; »ecg": door het cynisme van den Indischman; »slaaflijk": doordealgemeene eerbied voor betrekking en traktement. Ik had het toch best gehad in Indië, ik zou het mij niet beter kunnen droomen ! en juist drtarom krijgt my'n waarschuwing waarde, wordt het miju plicht met den heer Veth te roepen: Wij hooren er niet thuis. »Maar zou je dan de kolonie willen over laten aan de vroegere potentaten ?" Ik denk er niet aan, en de heer Veth evenmin zou ik meenen. Zyn pleidooi tegen Indiëen my'ne bevestiging daarvan bedoelen alleen hen, die hun geestelijke eigenschappen gaarne vermooiden, die zoo-goed-mogelyk mensch willen zyn, van de tropen weg te houden. Zonder deze categorie blyven er voor Indiënog genoeg flinke en brave menschen! Zooals een plant de mooiste bloemen zal kry'gen als ze in haar inlandsch klimaat wordt gekweekt, zoo zal de Hollander intellectueel en moreel het mooist worden in zyii eigen Holland. Dit is ik herhaal het de door geen der aanvallers gevonden kern van »Het Leven in Indië". Dat de heer Otto Knaap, de om zyn waarheidszin en talent veelgesmade Bataviasche kunst-criticus, in een studie, getiteld: «Bas Veth", die kern niet bly'kt te zien, komt my voor een illustratie te zijn van my'ne boven staande bewering. Immers, hoewel man van fijn sentiment en puntig vernuft, bly'ft hy uit halfbloed ouders geboren, zoodat Indiëzijn vaderland is Dalrom kan hy den haat van den Hollander Veth niet zien als een haat tegen Indië, maar als een haat tegen wat Indische misstanden. Van deze Indische misstanden heeft ook hy veel, heel veel leed gehad en zoo komt het dat hy den heer Veth nog applaudisseert. Zijn boekje, dat by Kolff & Co. uitkwan?, is om den persoon van den schryver intusschen zeer lezenswaard. Hiermede heb ik voldaan aan my'ne behoefte om den een of ander, die misleid mocht worden door de aanvallende critiek op den heer Veth, alsook door de pryzende critiek van den heer Knaap aan welke beide auteurs, die ik niet de eer heb te kennen, ik my'ne hulde niet kan onthouden den m. i. rechten weg te wyzen. U dankend, Mijnheer de Redacteur, voor de opname, Uw dw. H. W. Niemv Hollcmdsch-M-ileisch, MaleischHollandich Woordenboek, door A. H. L. BADIXGS, gep luitenant-kolonel. Zwolle, W. E. J. Tjeenk Willink. Op het titelblad van dit woordenboek lezen wij: »Zoo gemakkelyk mogelijk ingericht ten dienste van Nederlanders, die zich in Indi willen vestigen." Daarmede is het doel van dit woordenboek duidelyk omschreven; het is niet bestemd voor den taaigeleerde, ook niet voor hem, die de taal om haar zelfs wil be studeert, maar voor de praktijk. De schrijver, die ook eene «Spraakkunst der Maleiscbe taal" heeft geschreven, bly'kt zyn boek hoofd zakelijk te hebben bestemd voor de «baren", de «totoks", wien by het ter studie op de zeereis naar Indiëaanbeveelt en voor wie hy in een IG'.al, bladzyden «eenige van de voor naamste punten der spraakkunst" aan heeft toegevoegd. Oppervlakkig beschouwd, schy'nt de studie van een woordenboek, al zijn er ook een aantal samenspraken aan toegevoegd, niet het meest aanlokkende middel tot het aanleeren van eene taal. Doch de O'/erste Bidings moet bet wel bij het rechte eind gehad hebben, want zij a Woordenboek, voor het eerst in '72 verschenen, beleeft nu een zevend?n druk. Schrijver en uitgever kunnen tevreden zijn, en het publiek is dit blykbaar ook geweest. Wat wil men meer ? 40 cents per regel. immuun u imMimiiiiiiiiiimiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiMMiiiiiiiiimiMiimiHii» TRADEMARK. MARTERS COGNAC, Dit beroemde merk is verkrijg baar bij alle Wijnhandelaars en bij de vertegenwoordigers KOO1MIAXK «& BRUINIER, Wjjnhandelaars te Amsterdam. Hoofrt-I>epöt VAN Dr. JAEGER'S ORIG, K. F. DEUSCHLB-BENGEB, Amsterdam, Kalverstr. 1SÏ. Eenig specialiteit in deze artikelen in geheel Nederl. VICTORIA WATER: Piano-, OrgelHEYROOS tV KAI,SllOVi:\, Arnhem, Zoningsplein. VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Huur. Repareeren Stemmen Ruilen. L'ece Hortense! We krijgen strijd over een uitvinding. Jij meent me te verrassen met je ontdekking van het magazijn Au chapeau d'or", Kalveretraat 100 102, maar ik ben met mijn ontdekking vóór en zal, nu je me toch op morgen hebt geinviteerd, ji niet alleen komen halen rnet het snoezig hoedje op, dat ik er heb gekocht, maar ook met de boa, die ik mij daar heb aangeschaft. Mu'n man had my, toen ik sprak van bont, verzocht het niet , te bont" te maken en daarom mij het magazijn Au chapeau d'or" aanbevolen als een niet duur en uitmuntend adres en ik moet zeggen (wat ik anders weinig doe) dat ik mijn man daar dankbaar voor ben. Want heusch, Hortense, ge kunt u geen schooner sortiment boa's voorstellen. Ik voor mij kocht nu een Vos, maar ge vindt er ook Nerren, Skunks, Wallabys en warempel bijzonder goedkoop. Morgen gaan we dus samen ky'ken en 'k wed dat je er een koopt. Salut, ADÊLE.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl