De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 11 november pagina 2

11 november 1900 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1220 l te vreezen hebben, wat betreft rationeelen aanbouw van oorlogsmateriëel. * * * Het type pautserschip thans op atapel, en waaraan het Departement van Marine nog alle waarde hecht, berust in hoofdzaak op het beginsel, dat zwaar geschut in den zeeslag de hoofdrol vervult, en dat tegen de uitwerking van dat geschut het schip moet worden beschermd door zwaar ver ticaal zijpantser, langs de boorden op de waterlijn. Bij de behandeling der Marine Begrooting in 1898 werd dit beginsel door vele Kamerleden onjuist geacht op grond van resultaten bij den slag van Santiago verkregen, met geschut van middelbaar kaliber. De Minister merkte toen op dat de uitwerking van dat geschut door niets was bewezen. Men kan het betreuren dat teen het Departement zoo weinig op de hoogte was van hetgeen tijdens den slag was voorgevallen, maar het is te vergeven, de een werkt vlug, de ander langzaam. Maar thans nu alle officiëele rapporten vermelden en tal van autoriteiten van saam in alle landen van oordeel zijn, dat bet middelbaar snelvuurgeachut den onder gang der Spaansche schepen heeft beslist, is het onverklaarbaar dat het Departement van Marine niet van koers is veranderd. In 1895 verklaarde de Fransche Admiraal Fonrnier voor la commission extra-parle mentaire d'enquête de la Marine: »l'action Ae guerre, dout les eaux de Petchili ont téIe théatre, a prouvé: La supêriorit de l'artillerie moyenne a tir rapide sur la grosse artillerie." Sir G.Sydenham Clarke voorspelt in de Juli aflevering 1898 van Cassler'g Magazine: »that in the next war in which Great-Britain has a part, the main relianoe of her warships will not be in armour piercing projectiles, but in the demoraliaing and slaughtering effijct of common shell on the enemy's crew." Zefs ten onzent wordt in een vakblad als de Ingenieur (13 Januari j.l.) absoluut den staf gebroken over onze pantsers en zwaar geschut. »Wij ook zijn voorstan ders van snelvuurgeschut van middelbaar kaliber en vooral van snelheid; bescher ming wenschen wij alleen voor de bedieningsmanachappen der stukken en voor de machines en ketels tegen het lichtere geschut." Maar niet alleen dat het type oorlogs schip, aangevraagd bij het ontwerp van Wet tot nadere verhooging van het Vle Hoofdstuk der Staatsbegrooting voor het dienstjaar 1900, wederom berust op het beginsel dat zwaar geschut en zwaar pantser in den zeeslag de hoofdrol vervult, maar het heeft ook een torpedo lanceerinrichting verkregen, welke het verleden jaar aangevraagde maar toen geweigerde schip miste. Was reeds vóór den Spaansch-Amerikaanschen oorlog op theoretische gronden aangetoond dat torpedo's slechts aan boord mochten zijn van torpedobooten o.a. in de geschriften van den heer Engelberts, en dat hun aanwezigheid aan boord van pantserschepen niet alleen nutteloos maar zelfs gevaarlijk was voor de bemanning, ra den oorlog gaan algemeen stemmen op om de torpedo's aan boord van slagschepen te doen vervallen. W. H. Beekier, Lieutenant-Commander of the United States Navy schrijft daaromtrent: »That battle ships should not carry any torpedoes, and that they could ba ackantageously dispensed with to allow ft>r more coal and an increase in gun fire. Torpedo vessels should be the only ones to carry torpedoes.'''' Wij blijven dus niet staan, maar gaan terug. Raadselachtig is verder het beleid van het Departement van Marine in zake aanbouw torpedobooten. Verleden jaar werd de aanbouw van twee torpedobooten bepleit op de werf van de Engelsche Firma Yarrow, om redenen dat de Hollandsche indust-.ie niet bij machte was deze te leveren. Het is wel droevig dat wij in het bezit van een drietal werven, meteen talrijken staf van marine-ingenieurs 'nog niet zelf torpedobooten kunnen aanbouwen, welk type reeds C a 8 jaar in de vaart is, maar erger nog de wetenschap dat de Duitsche marine dit type reeds als minder bruikbaar heeft verworpen. De verslagen omtrent de Duitsche vlootmanoeuvres dit jaar gehouden, zijn allen vol lof over de zoogenaamde D-torpedobooten en juichen hartelijk dat het oude type door onzen Minister der Nederlandsche Volksverte genwoordiging als nieuw geschilderd is vervallen. In zijn bekende brieven over de Duitsche marine vermeldt de heer Lockroy: »La Marine allemande attachéune tres grande iraportance a sa flottille de torpilleurs. Elle a, dans ces derniers temps, renonce définitivement aux petits tonnages welke wij thans aanbouwen qu'elle considère comme ne pouvant pas rendre a la mer de services serieux. Elle ne veut plus que des bateaux de 350 tonnes." De onze meten plm. 150 tonnen en twee zulke booten wil men dit jaar aanschaffen voor N. O. Indië. Voorts wordt bepleit de aanbouw van een nog kleiner model, waarvan de Fransche marine-begrooting getuigt, dat zij niet meer zullen worden aangebouwd, als hebbende totaal geen waarde. In aanbouw van verouderde scheepstypen slaan wij dus het record. De vraag dringt zich op, welken machthebbende zal het gegeven zijn, een eind te maken aan den aanbouw van verou derde oorlogschepen, en een begin met de constructie eener vloot gebaseerd op mari tiem wetenschappelijken grondslag? A. E. R. De cavalerie uil haai" verval Vooral nadat de Minister van Oorlog in de Tweede Kamer de verklaring had afgelegd, dat het dringend noodig is al het mogelijke aan te wenden om de cava lerie uit haar verval te doen geraken, heeft Zijne Excellentie niets onbeproefd gelaten daaraan uitvoering te geven. van onder-oicieren op lijke ronselen vaXvrüvjjiligcfsTn herbergen) hoegenaamd^ecn^^jresultaat heeft opgenaar iets anders worden De Minister is tijdens zijn zesweeks uitstapje zoo gelukkig geweest een afdoenden maatregel te vinden. Zijne Excel lentie, gedachtig aan het gezegde: »Wil men wat goeds verkrijgen, dan moet met het hoofd begonnen worden'', heeft be paald, dat de kolbaks van de huzaren voortaan eenige centimeters lager tullen zijn dan thans het geval is. De Minister stelt zich den toeloop van vrijwilligers, ten gevolge van de lagere kolbaks, zoo belangrijk voor, dat aan vankelijk niet meer dan tien huzaren per regiment met verlaagde kolbaks in het publiek mogen verschijnen. Men moet toch maar gelukkig zijn een Minister-Genist aan het hoofd van het departement vao Ojrlog te hebben. Zij, die in deze aan een Aprilgrap denken, verwijzen we naar de missive van den Minister van 22 October 1900, no. 41. Goedkeuring van Statuten. Mijnheer de Redacteur. Namens den A. B. B. verz lek ik u bijgaand bericht in de kolommen van uw geacht blad op te nemen, D: Secretarie, L. M. HEEMJ.NS. De Amst. Best. Bond en de Amst Brandw. Ver. De A. B. B. bericht ons: De Amsterdamsche Brandwachtsvereeriiging heeft te a slotte gebo gen voor ds vale tegenwerking en zich afgescheilen van den Amst. Bestuu.-dersbond. Niet alleen nam de kommindant daielijk stelling tegen de vereeniging maar ook delen dit de superieuren, daarbij kwam het gerucht dat onder bescherming van den kommandant een tweede (dus konkurreerende) vereeniging zou worden opgericht. Nu is het gerucht een feit. Doch de doorslag gaf de houding. .. van den officier van justitie. Voir inlichtingen te verstrekken naar aanleiding van gevraagde Koninklijke bewilliging op hun statuten, liet hu de voorzitter en secretaris bij zich roepen. Dit geschiedde plotseling, zonder voorafgaande waarschuwing Ia een gesprek met hen deelde hij hen o m. m«de dit zoolang de A. B B. tot bestuurdirs hai de hoeren S. J. Pothuis en L. M. Hermans de Koninklijke bewi liging aan deze organisa'ie niet z:>u worden gegeven en de Amst. Brandw. Ver. zoolang zij daarbij aangesloten bleef deze ook zou moeten missen. Vol schrik over deze woorden hebben toen een aantal leden het besluit, echter niet in een huishoudelijke vergadering, genomen om zich vaa den A. B. B. at te scheid sn. Het bestuur vaa den A. B. B. heefc nu aan de Amst. B.-andw. Ver. het houden van vier groepsver gaderingen aangevraagd waarop de zaak be sproken za! worden en waarop een paar be stuursleden van den A. B. B. toegang zullen hebbei. Ook zal de A. B B spoedig een open bare vergadering belegden waarop da geheele geschiedenis zal medegedeeld worden van het lijden van de Amst. Brandw. Ver. en tevens een protest zal worden uitgesproken tegen de woorden en handelingen van den Officier van Justitie." Wij ontvingen bovenstaand schrijven, dat wij plaatsen, met geen ander doel, dan om mede te werken ten einde licht te verkrijgen aangaande de beweringen daarin vervat. Wij leven in een vrij land, waarin het recht van vereenigen en vergaderen is erkend. Dat de Brandwachts dus ook de vrijheid behooren te hebben, een vereeniging te vormen, en zich aan te sluiten met achttien andere vereenigingen bij een Amstcrdamsclten Jtestuurdersbond,ia duidelijk. Doch even dui delijk is het, dat de commandant der Brand weer, of' anderen, die leden van deze gemeen telijke instelling zijn,het recht hebben aan de mannen der Brandweer hun meening te doen kennen aangaande het nut of' het gevaar h. i. aan het toetreden tot zulk een ver eeniging verbonden. Mits, natuurlijk, dat doen kennen hunner meening, volkomen objectief geschiedde, en geen bedreiging van welken aard in zich sluite. Ook het oprichten eener concurreerende vereeniging, onder bescherming van den commandant, indien deze bescherming al leen beteekent, dat hij, zich plaatsende op het standpunt der Brandweermannen, aan die vereeniging zijn voorkeur zou verleenen, kq-nt nog niet met de grond wettelijke vrijheid, den burgers gewaar borgd, in strijd. Dit zou eerst het geval zijn, wanneer de bescherming van den com mandant beteekenen moest, dat Brandwacbtmannen, aangesloten bij de niet door hem beschermde vereeniging, achteruitgezet werden bij hun vakgenooten ten opzichte van behandeling en promotie. Mocht dit laatste voorkomen, de gemeen teraad van Amsterdam zal daartegen ongetwiifeld zich doen hooren. Maar van veel grooter beteekenis schijnt ons, wat de heer Hermans mededeelt nopens de houding en woorden van den officier van justitie. Is wat de heer Hermans schrijft juist: dat zoolang S J. Pothuis en L. M Hermans bestuurders waren van den Amsterdamschen Bestuurdersbond, de koninklijke bewilliging aan deze organisatie niet zou worden ge geven, dan moet hieruit worden afgeleid; dat de Regeering het goedkeuren van statu ten, niet doet afhangen van het in de statuten uitgedrukte doel eener vereeniging, en van de daarin genoemde middelen, om dat doel na te jagen maar van overwegingen van persoonlijken aard of van sociaal politieke consideraties. Dat nu het al of niet goedkeuren van statuten buiten het politiek bedrijf' moet omgaan, behoeft wel geen betoog; en aller minst dat ook het persoonlijk element daar buiten behoort te worden gehouden. En dit treft te meer, dunkt ons, nu de Amsterdamsche Besluurdersbond, in dit jaar opge richt, aehtlien aangesloten vereenigingen tilt, en de bestuursledenPothuis en Hinnans alzoo duizenden en nog eens duizenden personen vertegenwoordigen, werklieden, onderwijzers, spoor- en tram-personeel enz. Een onderzoek dus naar deze bewerin gen van den heer Hermans zullen allen nooiig achten, die het als een eersten eisch aan een regeering in ons land stellen, dat bij haar de toepassing der Grondwet, het recht van vereeniging en vergadering, veilig zij. Iets oyer liet Lager Onderwys in Mannheim en München. (Slof.) Wil men goede, zelfstandige onderwijzers heb ben, dan muet men ze bsnoorliju bettUen, be taalt men ze goed, dai mag uien ook hooge eisenen stellen, zoowel ten opzichte van kundig heden als van ijver en plichtsbetrachting. Dat is het standpunt, hetwelk men ginds inneemt. Eéne opmerking echter: dezer dagen zei iemand tot mij, dat in Djitschland ook niet alles zoo mooi was, hij had e.- eeae school bezoch , waar het slechter was dm bij oas en de onderwij zers nog minder salam hadden dan wy geven. Toen ik hem vroeg, waar dat gnweest is, noemde hij den naam van een kien dorp. T eg-n meer soortgelijke vergelijkingen wil ik toch even waarschuwen, ik spreak hi r hoofdzakelijk van Minnheim en Müichen, Mannlniin is a om het aantal inwoners, a als handelsplaats het best te vergeleken mat Kotterdam, Müichen zou, wat het aantal inwoaew betreir, met Amsterdam vergeleken kunnen worden, in ander opzicht heeft het echter veel overeenkomst met den Haag, wil men nu vergelijken, men ver gelijke dan de toestanden en salarissen, die ik thans za! mededeelen, met die onzer drie grootste steden, wiarbij dan nog in het oog zou moeten worden gehouden, dat vooral in Beieren het leven lang niet duur en behou dens de huishuur, goedkooper is dan in onze groote steden. Voordat ik de salarissen bespreek, gaef ik ee-st eeaige mededeelingen over het onder wijzend personeel eener school. Wilmanonderwyzer worden, dan bezoekt men een Seminar, feitelijk heefc zoo'n Seminar maar twee Ie ;rjiren, vooraf echter gaat eene driejarige voorbereidings-school, die men niet behoeft te be zoeken, als men van een hoogere onderwijs inrichting afkomstig is, de mecstea echter komen na afljop va:i hst zevende jaar der Volksschule in de eerste klisse der voorbereidings-school. Hst onderwijs der geheele inrich ting omvat voor onderwijzers: Uodslienst (15 lesuren), Duitsch (M uren), Wiskunde (18 uren), Aardrijkskunde (8 u^en) Geschiedenis (10 uren), Plant- en Dierkunde (5 uren), bcieiüunde en Mineralogie (3 uren), Natuurkunde (l uren), Gezondheidsleer (l uu*-) Paedagogie (8 uren), Teekenen (13 uren), Schreven (3 uren) Muziek (30 uren). Gymnastiek (tO uren), Oaderwijswetten (l uur), de^e vakkea zijn alle verplichtend, daarnaast wjrden nog facultatief gegeven Stenographie (4 uren), Litijn (4 uren) en Fraasch (4 uren). Voor onderwij/jerejisen is in eniele vakkea net aantal uren wat minder, gezamenliji 10 uren, welke 10 uren worden besteed aan handwerken, tot de facultatieve vakken voor meisjes behoort niet Latijn, maar wel Engelsen (4 uren). Zooveel mogelijk wjrdt ook no^ in den vrijen tijd, zoowel aan onderwijzeressen als aan o iderwijzers, p.-actisch onderwijs gege ven in tuinbouw, fruitteelt en bijenteelt, bene vens in het zwemmen. Wie in een der hoofd vakken of twee der uy vakken onvoldoende heeft, wordt niet naar eene hoogere klasse bevorderd, herhaling vaa eene klasse wordt slechts een maal toegestaan. De leerlingen van de hoogste klasse doen eindexamen, dit is, wat het schrif telijk gedeelte betreft, ingericht als onze schrif telijke eindexamens der Hoogere Burgerscholen; de opgaven komen in gesloten en verzegelde couverten van de regeering en worden dan onder toezicht gemaakt, terwyl het mondeling examen is ingericht als ons eindeximen der gymnasia: geëxamineerd wordt door eigen leeraren, ten overstaan van door de regeering gezonden gecommitteerden. Zij, die na voldDend afgelegd eindexamen het diploma verwerven, zijn onderwijzers en, ik mag er gerust bijvoegen, degelijk oaderlegde onder (vyzers, in alle vakken toch zijn de eischen hooger dan voor ons hoofdonderwysers-cxamen en terwijl bij ons in geen vak geëxamineerd wordt, waarin d aar niet wordt geëxamineerd, wordt daarentegen ginds ook nog gevraagd: Gadsiienit en Kerkleer, Wiskunde (algebra, planimetrie, voor de heeren ook stereometrie, rekenen wordt ginds als hier gevraagd), muziek (viool en piano, voor de heeren ook orgel, theorie en zang worden ginds als hier gevraagd), Uynnastiek en Wetkennis, bovendien hebben de candidaten, zooals gezegd is, ook no* onderwijs gehad in twee vreemde talen en andere vakken, waarin zij geen af zonderlijk examen behoeven te doen. De op deze wijze gediplomeerd in worden Hilfalehrer of Unterlehrer ( Venveser), te Müachen met een tractement voor den Hüfslehrer van 972 Mark en voor den Verweser van 1440 Mark, in Mannheiui voor beide 1200?1400 Mark. In de twee laatste klassen worden echter slechts 18 uren les ge geven, terwijl ds onderwijzer voor zijn tracte ment 26 uren moet geven, de Unterlehrer krijgen nu beide eerste klassen op verschillende tijden samen en geven dus 36 uren, voor over uren ontvangen zij dan zeshonderd Mark extra, het feitelijk salaris dezer Unterlehrer is der halve 1800 a 20JO Mark. Kerst ra een diensttp var. 8 tot 10 jaren als Hdftlehrer of Unter lehrer wordt een onderwijzer in een groote stad in het verband van het personeel geheel opgenomen, nu eerst wordt hij zelfstandig Klassenlehrer met den titel van JlaupthJvrer en ontvangt dan te Mannheim een salaris van 2200 Mark met eene verhooging, elke twee jiar, van 150 Mark tot een maximum van 37UO Mark na 18 dienstjaren alsHauptlehrer \ daar echter bij het salaris eene som is voor woning en deze in den laatsten tijd duurder is geworden, zal het salaris van alle llsmptlehrer met 300 Mark worden verhoogd, zoodat het minimum 2500 Mark en het maximum 4000 Mark wordt. In München zijn de verhoogingen iets kleiner, maar duren wat langer, zxidat daar het maximum 4260 Mark is, te Mannheim is dus het salaris van den onderwijzer, zoodra hij ervaring heeft gekregen, vaa 1500 tot 2400 gulden, in München van 1440 lot 2550 gulden; alle onderwijzers, die hun plicht doen, worden na hoogstens 10 jaren bij het onderwijs werkzaam te zijn geweest, Hauptlehrer, bij het groote onderwijzers-personeel van Mannheim waren er slechts twee Unterlehrer, die meer dan tien dienstjaren hadden, helgrootste aantal onderwijzers is dan ook Hauptlehrer, immers er zijn te Mannheim 153 Hauptlehrer, 79 Unterlihrer en 5 Hüfslehrer, van die Hauptlehrer hebben er 41 het hoogste en slechts twee het laigste tractement, w:>ik laagste echter is vijf tienhonderd gulden Oadirwyzere-san h-bben een eenigszins lager tractement, daar echter het pensioen voor onderwijzers zoowel als voor onderwijzeressen zeer mooi is en deze reeds na haar dertigste dienstjaar vol pensioen krijgen zijn onderwijzeressen, in het algemeen genomen, nog duurder leerkrachten dan onderwyzers, er zij a dan ook niet veel oaderwijzaressen, ze'f< aan meisj -sscholea zyn voor een groot deel heeren aangesteld en a»n alle meisjes^holea is een heer birlehrer, in Minnhsiin zijn 153 Hauptlehrer naast 17 Haup'.lehrerinnen, 79 Un terlehrer r.aast26 Unterlehrerinnen, vrouwelijke Hilfilehrer zijn er niet, maar voor Industrieen HaushaltuQgsunterr.cht zijn alleen dames aangesteld. Van onze drie grootste steden heb ik de salaris-regeling niet bij de hand, maar ik ge loof toch zeker niet te veel te zeggen, waaneer ik meen, dat onze onderwijzers iu die steden neer tevreden z mlen zijn, als zij salarissen ont vingen, gelijkitaande met die van M*nnheim en Müachen. Iu Schiedam is het maximum voor esii onderwijzer met hoofd acte, al beeft hy nog zooveel dieasfjir<ju, achthonderd gulden, in Beiersche plaatsen van ongeveer gelijk aantal inwoners als Schiedam, is bet minimum van een Hauptlehrer (met ft a 10 dienstjaren) 1650 Mark, dus ongeveer duizend gulden, het maxi mum achttien!'tondei''d gulden; zooals het salaris in Schiedam is, is het nag-.noeg overal in steden van gelijk aantal inwoners, het mag bier of daar een vijftig gulden onderscheid zijn, maar nergens overschrijdt het maximum het minimum der kleinere B;iersche eteden. In de plftttelands-gemeeaten zijn de salarissen ook daar zeer laag, er is dan ook ejiie groote beweging onder het onderwijzend personeel op touw ge zet aan welke beweging ook de onderwyzers der groote gemeenten in het belang hunner collega's flink mee toen om de salarissen der plattelandsgemeenten door toelsgen van het Kyk aanmerkelijk te verbeteren, omdat de nogal arme Bjiersche dorpen uit eigen kas niet meer kunnen betalen. Toch z.ijn de lage salarissen der kleine dorpen nog hooger dan bij ons ia vele steden, immers tiet minimum is 1200 Mark of zeven honderd en twintig gulden, in Den Haag betaalt men aan een tijdelijk onderwijzer... 25 gulden, zegge VIJF EN TWINIG GULDEN per maand, men krijgt er geen werkster voor. En wie dit minimum-saliris der khine Beiersche dorpen, waartegen met recht sterk geageerd wordt, vergelijkt met hetgeen onze onderwijzers op menig Limbur^sch dorp krijgen, komt toch zeker tot voor ons land zeer be schamende resultaten, waarbij er dan nog niet eens op gelet behoeft te worden, dat de salarissen der Beiersche dorpsonderwijzers alle no^ al wat verbeterd worden door kerkdiensten, die aan de onderwijzersbetrekking verbonden zijn, welke bijzondere inkomsten echter, volgens het oordeel der Beiersche onderwijzers, niet in aanmerking genomen mogen worden bij de beoor deeling van hetgeen een onderwijzer als zoo danig toekomt. Een zelfstandige werkkring, een behoorlijk salaris, acht tot negen weken vacantie voor alle onderwijzers, ook die der plattelands gemeenten, eene zeer mooie pensioen-regeling (ook pensioea voor weduwen en weezen), het is dus wel te begrijpen, dat daar de knappe j mgelui zich gaarne aan het onderwijs wijden en zich de groote studie, die noodig is, om het amot van onderwijzer te kunnen verwerven, gaarne getroosten. Dat het onderwijs van zulke degelijk oaderlegde, zelfstandig werkende man nen en vrouwen, vol liefde voor hun taak, goed is, laat zich begrijpen, en daar de wet zorgt, dat de kinderen acht jaar de school moeten bezoeken, kunnen er dan ook prachtige resul taten worden verkregen. Ik bezocht te Mann heim met dr. Sickin^er de school K V en woonde daar het onderwijs eener hoogste en laagste klasse bij, zoowel de kinderen van zes j*ar als die van veertien verhieven zich als n man van hun plaats, toen wij binnentraden en zij bleven staan, totdat dr. Sickinger hen verzocht te gaan zitten. Wat ik van die veertienjarigen zag, was om er jaloersch van te worden, ons bezoek was vooraf niet aangekondigd en men was bezig met rekenen, dat ook nog eenigen tijd werd voortgezet: sommen werden zoowel rekenkundig als algebraïsch opgelost, toen ging men met rekenen uit het hootd verder, op ver zoek van dr. Sickinger nam echter de onder wijzer (het was toevallig de klasse van het hoof l der school, den heer Keinhard Schmidt) een paar andere vakken, ook de heer Sickinger deed eenige vragen, zoo kwamen wij aan algemeene geschiedenis, waarbij de Nederlandsche geschiedenis ter eere van den gast een goede beurt krijgt en aardrijkskunde, waarbij ook weer over Nederland verscheidene vragen ge daan werden, niet enkelen gaven goede ant woorden, maar het grootste deel der klasse bleek goed onderlegd te zijn. Op mijn verzoek ook iets te mogen zien, wat meer op de aesthetische ontwikkeling der leerlingen betrekking had, werden verscheidene mooie kwartetten zeer goed gezongen, werd met zeer veel gevoel en begrip het groote gedicht Die Auswanderer'' van Freiligrath door verscheidene leerlingen voorgedragen (ieder zei n strophe) en werden in de prachtige gymnastiek-zaal oefeningen gehouden met begeleiding van piano, waarbij vooral op rhythmisch mooie, aesthetische bewegingen gelet werd: in 't kort, deze kin deren uit alle standen toonden nu reeds te z\jn harmonisch ontwikkelde, beschaafde jongelui, die, zoo noodig, met hetgeen zij in de volksschool opdeden, gerust het leven kunnen in gaan. De wet op den leerplicht wordt dan ook door iedereen als een zegen beschouwd, nietgemot.veerde verzuimen komen er bijna nooit voor; in een school met 1024 leerlingen b.v. werden in een geheel jaar niet meer dan 127 [schooltijden verzuimd, nemen wij een week op 10 schooltijden en een jaar op 44 weken (8 -reken vacantie), dan zijn dat voor 1024 leerleerlingen ongeveer vijfhonderdduizend school tijden en daarvan werden er 127 verzuimd; in andere scholen was de verhouding nagenoeg precies zoo: een school met 1250 leerlingen had 131 verzuimde schooltijden, enz. De meeste straffen, welke waren opgelegd, waren dan ook van '20 pfg., het minimum, maar waar de ouders beslist tegenwerkten en hunne kinderen telkens en telkens zonder eenige reden van school hielden, daar werd er ook volstrekt niet tegen opgezien de allerhoogste straffen op te leggen, waat de wet wordt streng en onverbiddelijk gehandhaafd: straffen van eenige beteekenis komen er echter in een geheel jaar slechts weinige voor en gevangenisstraffen zoo goed als nooit. En hiermede wil k eindigen, ik zou nog op verscheidene andere zaken kunnen wyzec, zoo o. a. op de samenstelling der schoolcommissies, waarin natuurlijk ook de klasse-onderwijzers vertegenwoordigd zijn, ma»r ik wil het hierbij laten, imonrs in het doe* mij medegedeelde meen ik genoegzaam te hebben umgetoond, dat de toestanden van het lager onderwijl in Biden en B ierec, vergeleken met de onze, in menig opzicht ideëele toestanden zijn, die ons zeer zeker tot voorbeeld zouden kunnen strekken, wanneer wij maar niet altyd, evenals de Famulus in Goethe's Faust. van ons zelf geloofden, dat wij het so herrlich weit ge bracht" en dus geen les van anderen nooiig hebben. Schiedam. M. HORK. Mac Kinley herkozen. De kiezers in de Vereenigde Staten hebben het op 4' Maart 1901 ten einde lo opende mandaat van president Mac Kinley voor een termijn van wederom vier jaren vernieuwd. Met Mac Kinley zullen dus de republikeinen in ambten en waardigheden worden gehandhaafd. Daaruit volgt echter nog niet, dat het republikeinsche program zal worden uit gevoerd, vooreerst om dat in de Ver eenigde Staten zoo goed als elders ver kiezingsbeloften vaak beloften blijven, in de tweede plaats omdat de samenstelling van het Rspresentantenhuis, hoe gunstig die ook moge schijnen, den president kan nopen tot bijzondere voorzichtigheid. Vier jaren geleden, toen de strijd gevoerd werd tusaeben dezelfde candidaten, Mac Kinley en Bryan, was hij in de eerste plaats een strijd tusschen de goudpartij in de zUverpartij. De Vereenigcfe Staten, die vroeger den dubbelen standaard hadden, op de basis van de verhouding der zilver waarde tot de goudwaarde als l : 10, hebben in 1873 den zoogenoemden hinkenden standaard aangenomen, waarbij de ailveraanmunting voor particuliere rekening werd gestaakt. Alleen op die wijze konden de gevolgen der depreciatie van het zilvermetaal worden tegengegaan. Maar de eigenaars der zilvermijnen dachten er anders over. Nu het hun niet meer vergund was, zelven aan hun zilver door aanrnunting eene waarde te laten geven, die de werkelijke zeer verre overtrof', verlangden zij, dat de Staat hun het zilver zou af koopen. Inderdaad werd in 1878 de Blandbill aangenomen,welke den Staat verplichtte, minstens twee en hoogstens vier millioen zilveren dollars per maand te doen slaan. Twaalf jaren later wisten zij in de Shermanwet nog voordeeliger voorwaarden te be dingen : den Staat werd voorgeschreven, jaarlijks 54 milliosn onsen zilver op te koopen. Men gaf zich niet eens de moeite, dit zilver aan te munten; er werden door den Staat zoogenoemde zilver-certificaten en schatkistbiljetten voor uitgegeven. De Saerman-wet is in 1893 weder ingetrokken, maar de ontzaglijke hoeveelheden zilver, welke de »zilver-baronnen" vijfden' jaren lang den Staat in de maag hebben ge stopt, zijn tamelijk onverteerbaar gebleken, en niettegenstaande de reusachtige uitbrei ding van de bevolking, van den handel en de nijverheid, bleef het goud afvloeien en moest door herhaalde goudleeningen in den abnormalen toestand worden voor zien. Op de verschillende internationale muntcongressen leden de voorstellen, van Arnerikaansche zijde tot invoering van een, internationaal bimetallisrue gedaan, schip breuk op den tegenstand der goudlanden. Toen kwamen de Amerikaansche zilvermannen op den inval, het nationaal bimetaliisme als redmiddel aan te wijzen. Deze leer werd, naar haren meer weisprekenden dan zaakrijken verdediger, het »Bryanisme:' genoemd. Terwijl de feitelijke waarde verhouding van zilver tot goud l : 32 was, wilden de Bryanisten in Amerika het bimetallisme invoeren met eene verhouding van l : 10 en met vrije aanmunting! Pree silcer en cheap money waren de leuzen, waarmede de Bryanisten de go gemeente trachtten te winnen. Het klonk bepaald pathetisch, toen Bryan in Chicago eene monstermeeting toeriep: »Gij zult de menschheid niet kruisigen aan een kruis van goud". Maar wat mooi klinkt kan, op de keper beschouwd, wel eens volmaakt ongerijmd blijken te zijn. De aanhangers van Mac Kinley's candidatuur stelden tegenover deze oorlogskreten de leuze: sound money, en zij behielden gelukkig in dit opzicht de meerderheid. En de groote voorspoed, waarin de Vereenigde Staten zich in de laatste jaren hebben verheugd, heeft de sombere profetieën der verslagen zilvermannen gelogenstraft, al is die voorspoed ten deele toe te schrijven aan bijzonder gunstige omsta.ndigheden, zoo ala groote oogsten, die met de goud en zilver- quaestie slechts zijdelJü^gs in verband staan. ^ Geen wonder, dat de Bryanisten bij de laatste verkiezing dit geloofsartikel, vier jaren geleden nog de eerste plank van hun platforms, zooveel mogelijk naar den achtergrond hebben geschoven. Maar be sproken werd het niet minder; daarvoor zorgden hun tegenstanders wel! Mogen wij daarom, met een New-Yorker correspondent van de Frankfurter Zeitung. aannemen, dat in de Vereenigde Staten de muntquaes^tie heeft opgehouden eene politieke quaestie te zijn? Dat zou wat al te optimisrlBfch zijn. De eisch tot vrije aanmunting var> zilver zal mogelijk in de eerste jaren niet meer worden herhaald, maar er valt voor het muntwezen in de Vereenigde Staten nog heel wat meer te doen, dan dien eisen af te wijzen, en dat meerdere heeft de president Mac Kinley in zijn eersten ambtstermijn niet gedaan. President Mac Kinley is een volbloed protectionist. Dat weet men sinds vele jaren, en het naar hem genosmde tarief van invoerrechten is de bete noire geweest

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl