De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 11 november pagina 3

11 november 1900 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. van alle vishandelaren... in Europa. Want in' de Vereenigde Staten zijn geen vrijhandelaren, of als zij er zijn, dan heb ben zij niet den minsten invloed op de Wetgeving. Dat ie gebleken, toen onder ptèsidènt Cleveland het tarief van Mac Kinley werd vervangen door dat v'an Wilson (1893) en dit op zijne beurt in 1896 door dat van Dingley. lu al deze tarieven is de leidende gedachte, hooge invoerrechten te heffen van buitenlandsche fabrikaten en lage van de voor de inlandsche nijverheid benoodigde grondstoffen. Mac Kinley voerde daarbij de reciprocityclause en tle drawback clause in. Volgens de etrste konden van sommige (bij uitzon dering!) vrijgestelde artikelen toch invoer rechten worden geheven, indien de staten, uit welker gebied die artikelen afkomstig waren, wnbillijke" rechten hieven van Amerikaansche producten. Volgens de tweede konden, waar voor Amerikaarisch fabrikaat buitenlandsch, bjj invoer belast materiaal was gebruikt, die invoerrechten, bij uitvoer uit de Ver eenigde Staten worden teruggegeven. Het leidt geen twijfel, dat de verkiezing van Bryan in den algemeenen geest, der taritfwetgeving geen wijziging zou hebben kunnen brengen. Zelfs Cleveland, die dan toch slechts een zeer gemaiigd protectionist was, kon de aanneming en invoering van het Wilson-tarief niet verhinderen. Nieuw was bij deze presidents verkiezing de quaestie van het imperialisme. Hierover nog iets in een volgend artikel. (Slot volgt). ScciaU «iimimiiiiiMiuiiuiiiniii Het leerlingwezen in den Tramde, III. (Slot). Ten besluite blijft ons nog de vraag ter bespreking over: welke wijze van vorming voor de leerlingen als de meest doelmatige kan worden beschouwd. Met andere woorden ook deze, waarheen het in het algemeen wenschelijk is de bestieringen in zake vor ming van goede ambachtslieden ook ten onzent te leiden. Er staat hier de keuze tusschen de ambachtsschool en de werkplaats, die beide hun ontegenzeggelijke bezwaren hebben. Op de werkplaats krijgt de leerling praktifche ervaring, zonder twijfel, maar er is al heel weinig zekerheid, dat hij inderdaad zvjn vak leert. Wel bij die enkele voor beeldige meesters, die er een eer in stellen, goede leerlingen af te leveren, maar deze zijn uit den aard der zaak zeldzaam. Wij spreken hier niet van de fabrie ken, omdat daar van leerlingen vrijwel geen sprake is en kan zijp, maar van het kieire handwerksbedrijf en van de in betrekkelijk weinig uitgebreide weikplaatsen beoefende takken van grootbedrijf, zooals de bouwvakken bijvoorbeeld. Daar is de meester op zijn voordeel uit en houdt hij slechts leerlingen wanneer hij daarin eenig voordeel ziet. Want men heeft zijn werkplaats niet om er school te houden, maar om er zijn brood te verdienen en vaak heel zuur te verdienen. Geen mensch kan hem dat kwalijk nemen, maar een andere vraag is of dit den leerlingen ten goede komt. Er is bijv. een punt van gewicht: de verhouding tusschen het aantal leer lingen en dat der gezellen. Aan deze moet een zekere gelijke getalsterkte ten grondslag liggen, zoodat er op zijn hoogst zoo ongeveer n leerling meer is dan er gezellen zijn. Maar bij een groot aantal meesters wordt dit niet betracht. De Duiteche statistiek geeft daarover de volgende interessante cijfers: l)tMHHtUIIMIIfHMIIII PADRE IGNAZIO. /[' \Naar het Engelsch van uwen Wisten. ' Door G. W. J Toch keerde de levendige jonge man'felkeris weer terug tot httwondeibaarlijke van zulk een man op luik een plaat". Twintig jaar in de gevangenis, dacht tij, en het nauwelijks zelf te weten! Weer sloeg hij een blik op den zwijgenden priester. Een man, die blijkbaar zooveel hield van muziek, van het theater, van de wereld, voor wien gedroogde bloemen soms óók beteekenis hadden gehad, en die nu zich er bij neerlegde hier uit te drogen in de eenzaamheid. Zelfs geen verlangen naar een korten vacantietijd, maar in een oud orgel en een stuk of wat oude opera's genoeg ont spanning vindend. 't Is zeker omdat hij zoo oud is," dacht Gaston. En toen kwam de gedachte in hem op hoe by zelf wezen zou als hij zestig was, en bij hervatte het gesprek aldus: Wil ik u iets zeggen ? ik geloof niet dat ik het ooit zoo ver in de tevredenheid zou kunnen brengen als u/' Jawel,.... zeker wel,... ." zei padre Ignazio met zachte stem. Neep, nooit," verzekerde de jonge man. Trouwens, ik geloof dat weinig menschen volmaakt tevreden zijn met hun lot." Ja .... weinigen,. .. ." prevelde de pater. En toch als men vrede heeft, moet het een ware schat zijn in het leven," vervolgde Gaston. Toch," ging hij eJh oogenblik later voort, toch is het leven^ ... ja, het leven is heerlijk." Het leven is zoo verschillend," zei de padre. Er is maar n leven voor mij,'' riep Gas ton. Actief optreden, mannen, vrouwen, feiten ; te zyrj ; een p?rsoon te wezen; een rol te spelen in de wereld; op de eerste rijen te zitten; te maken dat de menschen zeggen: .Bé, daar heb je Gtston Villeiél" en het te verdienen dat ze over je spreken. Neen, ik kan u wel zegger, als ik padre \an Santa Ysabel del Mar ^as, twintig jaar larg ja, al was ik 't maar een jaar, weet u wat ik gedaan 5142 meesters geen gezel en l leerling. dus 5142 leejlingen ; 3729 meeters evenveel gezellen als leerlingen, nl. 4484 leerlingen en 4484 gezellen; 2607 meesters meer ge zellen dan leerlit gen nl. 4982 leerlingen en 17433 gezellen ; 1056 meesters l leerling meer dan gezellen, nl. 2310 leerlingen en 1254 gezinnen ; 1435 meesters geen gezel en 2 of meer leerlingen nl. 3290 leerlingen ; 380 meesters 2 of meer leerlingen meer dan gezellen nl. 1517 leerlingen en 521 gezellen. Dat zijn dus C577 meesters die alleen met leerlingen werken en 1815 die met te veel leerlingen werken. Dit laatste is 12.6 pCt. van alle meesters, die wei ken met 48U7 leerlingen of 221 pOt. van deze. Geen cijtVrs derhalve om gering te schatten. Was het een persoonlijk vergrijp van een meester, dan zou men door scherper toezicht op de meesters dit euvel kunnen verhelpen. Maar dit is niet het geval. En dat kan bewezen worden door een ander stukje statistiek. Immers in het eerste geval zou het percentage der teveel leerlingen gebruikende meesters in elk vak zoowat gelijk zijn, want wij kunnen toch niet aannemen, dat de kwade begeerte veel sterker is bij barbiers dan bij metselaars. De zaak moet dus anders wezen wanneer wij cijfers vinden als de volgende; dat bij honderd meesters zonder gezellen doch met leerlingen, met te veel leerlingen vielen op de: wevers 19 schilders 201 molenaars 2.3 zadelmakers 21 l timmerlieden 39 kuipers 221 glazenmakers 8.3 boefebinders 22 4 mandemakers 10 9 horlogemakers '221 metselaars 117 schrynwerkers 229 slijpers 12 2 draaiers 23 7 brouwers 143 bakkers 239 pottenbakkers 148 kleermakers 265 smeden (vuur- blikslagers 33.1 werkers) 15 3 barbiers 3(i 8 schoenmakers 154 steenhouwers 41.2 wagenmakers 157 boekdrukkers 471 slagers 19 banketbakkers 491 behangers 20 fijnsmeden 57 En dezelfden zijn het ook die te veel leerlingen hebben zoo zij met gezellen werken. Van de 02 metselaars, 10 schil ders en timmerlieden komen wij op de 2.4 boeddrukkers en 295 fijnsmeden. Het zit dus in het vak en niet in de menschen. Dat er een gering percentage ge vonden wordt bij timmerlieden, molenaars, metselaar, moet men waarschijnlijk verkla ren, uit de lichaamskracht, die voor het am bacht uoodig i?, waardoor voorenkeledingen jongens wel gebruikt kunnen worden maar die toch r,ooit gezellen vervangen kunnen. Bij de wevers (handwevers w. t. v.) en mandemakers daarentegen zal het lage percentage wel komen door 't gebrek aan aanbod van leerlingen bij deze achteruit gaande bedrijven. Anders bij de fijnsmeden, boekdrukkers, banketbakkers en blikslagers. Die laatste drie bedrijven gaan door voor gemakkelijk en weinig lichaamskracht vereischend, en hier kan een leerling al gauw het werk van een gezel doen. Wat de fijnsmeden betreft, moet men er om denken, dat heel velen langs dezen weg een een plaats zoe ken te krijgen in de industrie. flier krijgen zij de praktijk van de werkplaats en zoo worden er op groote schaal leerlingen aan genomen. Onder deze fijnsmeden waren er bijv.: 3 meesters zonder gezellen ieder met 6 leerlingen; l meester zonder gezellen ieder met 7 leerlingen; 2 meesters zonder gezel len ieder met 8 leerlingen; l meester met 4 gezellen en 10 leerlingen; l meester met 6 gezellen en 12 leerlingen; 2 meesters met l gezel en ieder 8 leerlingen; l meester met 3 gezellen en 10 leerlingen ; 2 meesters met l gezel en ieder 10 leerlingen. Zij zijn dus wel de leerlingtxploitanten bij uitnemendheid en men kan begrijpen, dat er van de opleiding van deze niet heel veel terecht komt. De novelle van de Duitsche Gewerbeordnung heeft nu daaromtrent een bepaling, die aan de overheid alle bevoegdheid geeft, om een meester die te veel leerlingen heeft, te dwingen een ge deelte daarvan te ontslaan. De Bondsraad zou hebben? Den een of ar.deren dag zou het mij te machtig zijn geworden. Ik zou die halve wilden aan een anderen pastor hebben over gedaan, die meer met hen gelijk stond, en ik zou op mijn ezeltje deze bergen zijn afgedaald en aan boord van de barkentine gestapt en naar mijn eigen sfeer teruggekeerd zijn. Be grijp mij goed, sir, ik denk er niet aan iets persoonlvjks te bedoelen, 't Is alleen dat ik denk welk een wereld van verschil er wezen kan in den aard van twee mannen^'die zoo gelijk gestemd kunnen zijn omtrent tal van dingen als wij. Wil u wel gelooven sedert ik uit Nieuw Orleans ben, heb ik niemand ontmoet met wien ik zoo kon praten als met u, behalve over het weer en allerlei klets praatjes. Dat hier iemsnd woont zooals u, 't is als een droom." Maar het is geen droom," zei de padre. En, Sir, neem mij niet kwalijk dat ik er rond voor uitkom is het niet jammer van een man als u, dat gy uw leven slijt te Santa Ysabel del Mar V Ik heb de geestelijken gezien van andere missies. Die zijn .... de beste en brave mannen zooals ik ze verwachtte. Maar is u wel nooJig om eenvoudige zieltjes als deze te redden';" Er bestaat geen aristocratie voor de ziel," antwoordde de padre, thans bijna thiisterend. Maar het lichaam en de geest!'' barstte Gaston uit. Mijn God, tellen die niet mee ? Denkt u dat die ons alleen gegeven zijn als een valstrik V U kunt een dergelijke leer niet aanhar.gen met de bibliotheek die u daar heeft. En hoe dan met de beschaafde mannen en vrouwen van wier opwekkenden omgang uit gesloten te zijn een mensch dof en half suf maakt. U hebt het uitgehouden zonder hen. Maar zal het zoo blijven'? Zijt ge niet zedelijk verplicht u voortaan te wijden aan het opzoeken van edeler wild V Zijn niet twintig jaar van mcsdados genoeg? Neen, neet!" besloot de jonge Gaston, met een kleur als vuur, door zijn plotselinge welsprekendheid, ik zou op een mooien morgen naar beneden rijden en in de barkentine stappen." Padre Ignazio bewaarde het stilzwijgen. Ik heb u toch niet beleedigd?" vroeg de jonge man. Neer, neen. Allesbehalve. U is verbaasd dat ik ... dat ik bij verkiezing hier blijf. Mis schien hebt gij al eens gedacht wat mij eigen lijk hier gebracht heeft V Geen oogenblik is het in mij opgekomen onbescheiden te zijn " of de regeeringen der Staten kunnen echter voor bepaalde vakken maximum cijfers stellen. Maar of het te verhelpen is waar men zooals deze statistieken doorslaand bewijzen niet met persoonlijke slechtheid of wets overtreding maar met den toestand en de verhoudingen van de bepaalde ambachten te doen heeft, is zeer de vraag. De vrijheid onder staats-toezicht, hoe scherp dit ook is, moet (och steeds in eenige mate ten nadeele komen der leerlingen, daar bij den meester niet in de eerste plaats hun belang weegt. De arnbachtsschool geeft juist het tegen overgestelde. Doch het groote bezwaar is hier, dat men er wel praktijk van den arbeid krijgt, maar niet de zoo noodige praktyk van de werkplaats. Door het geheele rapport heen kan rnen dan ook lezen, dat het bezoeken van ambachtsscholen wordt toegejuicht mits er een leertijd op de werkplaats op volge of' aan voorafga. Zij kunnen bovendien slechts inde grootere plaatsen worden opgericht, en zoo blijft ook daardoor de voornaamste opleidings plaats voor den leerling de werkplaats. Bijzondere belangstelling verdienen daar om de in het groothertogdom Baden be staande »Lehrlmgswerks'iiuen," die sedert 1888 zijn opgericht, toen op voorstel der regeering 5000 M. werd uitgetrokken, ten einde daaruit bekwame ambachtslieden, die de verplichting op zich zouden nemen een bepaald aantal leerlingen «p te leiden, met geldelijke bijdragen te kunnen steunen. De in 1889 daarvoor gegeven voorschrif ten zijn in hoofdzaak : als leerlingen wor den slechts jongens aangenomen, die de lagere school behoorlijk hebben af'geloopen en voor het door hen gekozen vak geeste lijk en lichamelijk voldoende ontwikkeld zijn. De meester is verplicht alle in het am bacht voorkomende werkzaamheden in een doelmatige volgorde te onderwijzen, den leerling uitsluitend door arbeid die voor zijn opleiding van nut is te gebruiken en hem niet langer te laten arbeiden dan de gezellen. Hij moet voorts kos; en inwoning geven en is verplicht gedurende een zeker aantal jartn jaarlijks een vast te stellen getal leerlingen aan te nemen. De duur van den leertijd richt zich in het algemeen naar de in het ambacht heertchende ge bruiken en wordt in bijzondere gevallen met den meester overeengekomen. De meester krijgt de voor elk geval te bepalen, reeds vermelde vergoeding van het rijk. Ook kan hij voor den aanschaf van verbeterde machines of'gereedschappen een voorschot ontvangen. Natuurlijk moet er een schriftelijk leer ling contract zijn. De vergoeding wordt in twee termijnen uitbetaald, voor" de helft na afloop van den halven leertijd en voor de rest na met gunsligen uitsJag-afg'eJe'gd leerling-txarueri. Bij de oprichting heeft rnen vooral het oog gehad op die ambachten, welke ge bruiksartikelen voor de groote massa der bevolking leveren en togenoyer de toene mende concurrentie der grootindustrie verhoogins van de bekwaamheid van den ambachtsman het meest noodig hebber. Tegenover 50 dergelijke werkplaatsen in 2L vakken in 1889, bestonden er 101 in het laatst van 1895, nl.: hij schrijn werkers 22, blikslagers en installateurs 14, kleermakers 12, schilders 9, fijnsmeden 5, wagenmakers 5, boekbir.ders 5, zadelmakers 4, glazenmakers 4, schoenmakers 4, draaiers 4, steenhouwers 3, werktuigkundigen 3, koperslagers 2, smeden 2, tuinlieden, be hangers, pottenbakkers, bontwerkers, hor logemakers en mandenmakers ieder l te zamen 128. Voorloopig vallen nog de meeste dezer werkplaatsen op het platteland. Dit is natuurlijk ook juist om de reden, die men bij de oprichting deed gelden: de concurrentie der groot-industrie is nog slechts op het platteland met succes vol te houden. Daarom ook kan, dunkt ons, de toepassing van het systeem minder de goedkeuring wegdragen dan het systeem zelf. De ontwikkeling der groot-industrie is O, neen. Zet die gedachte geheel uit uw hootd, mijn zoon. Ge weet, ik wilda een biecht bij u afleggen over mijn opera's. Laat ons hier even in de schaduw gaan zitten." Zij legden hun muilezels vast, dicht bij het water, en kozen zich een plaatsje uit. U hebt gezien," begon padre Ignazio, welk soort van man ik vroeger geweest ben." Zelf begrijp ik het nauwelijks dat u hier nog geen vier en twintig uren zij»-, en reeds zooveel van mij weet. Want er is nooit iemand geweest" de padre zweeg een oogenblik, tot hij zijn stem meester was, die hij voelde dat hem zou gaan begeven er is niemand geweest met wien ik zoo vertrouwelijk ge sproken heb. In mijn jonge jaren dacht ik er niet aan geestelijke te worden. Mijn ouders hadden mij vcor de dijjlomatia bestemd. Geld was er ge noeg en .... en d.it alles, want door fami lieomstandigheden kwam ik in aanraking met vele menschen die gij waarschijnlijk wel hebt hooren noemen. Groote steden, de uitgaande wereld, kunstenaarskringen daar vond ik mijn element, daar voerde mijn smaak mij heer, en het duurde niet lang of ik trouwde, niet alleen een goede parlij, maar een huwelijk uit liefde. Toen voor het eerst raakte de dood met zijn staf mijn geluk aan, en ik begreep vele dingen, die tot nu toe enkel holle klanken voor mij geweest warjn. Als ik op mijn leven terugzag, was het mij alsof ik nimmer iets gedaan had, behalve voor mijzelven alleen. Ik nam afscheid van de wereld. Na den ncodigen tijd van voorbereiding werd ik geeste lijke in mijn vaderland. Maar mijn leven in de wereld en mijn opvoeding maakten dat ik veel to liberaal was voor den arbeid die mij werd opgedragen. Al spoedig werd er aanmer king op mij gemaakt door mijn supérieuren. En daar zij mij niet konden veranderen en ik hen niet, en ik (och wilde arbeiden en leeren, sprak men over de nieuwe wereld, en ik bood aan de rest van mijn leven te wijden aan het zendingswerk. Niet lang duurde het of er was hier iemand noodig; ik we;d door de barken tine naar dit afgelegen oord gebrach*', en sedert heb ik aan deze eenvoudige lieden mijn leven gewijd. Zo zijn geboren en getogen uit den grond. Hun dager, van wijnoogst en veemarkt zijn voor hen als de zon en de stormen machtig in hun kwaad en hun goed. Al hun jaren leven zij als kinderen kinderen met hartstochten van volwassen mannen en vrouwen, te goed voor den algemeenen toestand van een land, om haar te willen tegengaan door de bescherming van het klein bedrijf. Zoolang de staat niet de loon- en prijs regeling onder zijn bereik trekt, is een dergelijke bescherming onnut en inderdaad reaktionair. Maar de toepassing heeft met het systeem niet te maken, dat zeer zeker de aandacht verdient. Ook nog om een andere reden. Dat nl. een groot deel van het toezicht berustte bij de plaatselijke gewerbevereine. De gewerbevereine zijn patroonsvereenigingen, en nu heeft men inziende dat »de bestuurs leden dezer vereenigingen niet altijd onaf hankelijk genoeg zijn en te veel met per soonlijke consideratiën rekening hebben te houden," een staats- ambtenaar met de voortdurende controle belast. Dit is een stap in de goede richting, en ontneemt feitelijk aan de patroons een toezicht, dat zij in alle in het rapport behandelde lauden hebben. Want eigenaardig hoort het bij hen niet tehuis. In het belang van den leerling moet het zooveel mogelijk berusten bij den Staat. Een tweede stap, maar daaraan is men nog lang niet toe, zou zijn het toezicht op te dragen aan de arbeiders-vakvereeniging. Daar wordt niet alleen op de belangen van den leerling den aibeiders-zoon maar ook op die van den arbeider geleten loondruk en uitbuiting tegengegaan. De uit stekende leerling inrichting van den A.N. D. B. doet zien hoever men hiermede komen kan. Maar het bestaan van goede en flink georganiseerde vakvereenigingen is daarvoor een vereischte. Zoolang die er. bijv. bij ons, nog niet zijn behoort de Staat het toezicht streng uitteoefenen, dan alleen is het, belang van den leerling gewaarborgd. En naast de vakscholen kunnen deze gesubsideerde werkplaatsen, waar het toezicht mogelijk is, werkelijk een zeer groot nut stichten. Ouder de dingen die uit dit rapport te leeren zijn is dit zeker niet het minste. H. in de Hoofdstad. Reeds lang van te voren was het concert van het Meinirger hof-orchest aangekondigd en met groote be.'angsfellirg werd het door mij tegemoet gezien. Nog levendig staat mij de indruk voor den geest, dien het orchest indertijd op mij gemaakt heeft, toen het, ik meen in '<SG, in den ouden Stadsschouwburg drie concerten heeft gpgeven, onder leiding van den genialen dirigent Hans von Bülow. Zeer goed weet ik mij te herinneren dat velen bedenkelijk het hoofd schudden over Bulow's opvatting van Beethovan ; maar tevens herinner ik mij dat er slechts ón roep uitging over dit orchest ten opzichte van den Brahin-cultus. De muziek van dien meester heeft in Meiningen steeds een home gevonden ; zoodat men veilig kan zeggen dat te Mainingen de traditie der Brahmsche muziek is ontstaan. Ojk de dirigent, die thans aan het hoofd van dit orchest staat, Fritz Steinbach is volkomen ver trouwd met den stijl en de traditie van Brahms; en men gevoelt het, men kan het hem aanzien bij zijne directie met den gloed der over tuiging en in een heilig geloof aan de groot heid van zijn componist, weet hij zijne schare aan te vuren en de bezieling die van hem uitgaaf, op zijne medewerkenden overtebren| gen. Toen dan ook verleden jaar te Meiningen een gedeckteeken is onthuld voor den ontslapen meester, toen van heinde en verre vrienden en bewonderaars van den genialen componist waren saamgestroomd in het vrien delijke stadje, toen was Steinbach het midden?smiftimtitiiiiiiitiiiiiniufiiiiiitiuimiiiniiiiHtiiinfiiiiiiiiiiiiMMfiinM hun als doodeüjke wapenen mede gegeven, niet in staat het kwaad te meten dat hunne driften ten gevolge kunnen hebben. En nu gy dit weet," besloot Padre Ignazio, de oogen op Gaston gericht houdend, nu be grijpt gij welk een groot voorrecht het is zulke lieden te helpen, en hoe het bewustzijn iets te hebben volbracht met Gods hulp tevre denheid brengen kan terwt.l men afstand doet." Ja," stemde Gaston Vüleiétoe. En meteen aan zich zelf' denkend, liet hij er op volgen: ik kan het begrijpen in een man als u". Spreek van mij niet! Noem mij niet!" riep de padre. Maar bid den Hemel dat gij zelf het eenmaal deelachtig worden moogt tevreden heid en renunciatie en ze nimmer verliezen." Amen," prevelde Gaston, zonceiling be wogen. Ziedaar heel mijn geschiedenis," hernam de geestelijke, niet langer met de spanning \an zooeieu in zijn stem. En nu heb ik meer dan genoeg tegen u over mijzelven gepraat. Toch moet ge ook nog mijn b.echt aanhcoren." Ilij had nu weer zijn vroegeren, vroolijken toon terug gekregen. Ik had mij een heel klein beetje vergist, begrijpt ge te goed van mijzelven gedacht misschien toen ik, in mijm eersten zendingsijver. meerde dat ik mijn verder leven werkende zou kunnen doorbrengen zonder een enkele gedachte aan de wereld. Ik onder vond dat het niet zoo was. En zoo heb ik mijn koor de oude opera's geleerd; die gedeelten die binnen ons bereik en geschikt zijn voor den dienst. En eenige vrienden in het vader land, die nog leven, zijn zoo goed aan die voorliefde van mij te dalken en mij elk jaar eenige nieuwe muziek te zenden, waar ik and( rs nooit van hooren zou. Dan studeeren wij ook die in. En al hebben wij een miserabel slecht orgel, Felipe weet er toch een heel aardigen toon uit te halen. En terwijl het koor die opera's zirgt, vooral de oude, welk kwaad steekt er in a's de pastoor een enkele maal onderwijl aan iets anders denkt 'l Dat is dus mijn biecht. En nu, of de Trovatore gekomen is of niet, ik laat u niet weggaan eer gij Felipe er alles van geleerd hebt wat gij er u van herinnert." Evenwel, do nieuwe opera was er. En terwijl Padre Ignazio de blaadjes omkeerde haalde hij er terstond de passages uit die hij voor zijn kerk gebruiken kon. Een gedeelte was als geknipt. Eer het middag was zouden Felipe en zijn or, zonder fout, Ah, se Perror t' ingoinbrii ebben kunnen zingen. Het w . zonderlinge repetities van de punt van het feest. Van af zijn vorstelyken Maecenae, den groothertog en den vioolkoning Joachim tot den eenvoudigsten stedeling en den meest bescheiden orchestmusicus, verkon digde iedereen luide den roem van Steinbach. Ook Brahms zelf heeft meermalen op schoone en treffende wijze zyn dank uitgebracht aan Jen eminenten dirigent, voor de uren van vreugde, die hij genoten had bij het aanhooren zyner werken. Was het dus wonder dat myne verwachtingen hoog gespannen waren, by de D-dur symphonie ? Gaarne erken ik dat die verwachtingen volkomen zyn bevredigd ; want de opvatting der symphonie was zoo warm, zoo juist, zoo gezond en toch zoo vol afwisseling en elastisch in het tempo, dat men onwillekeurig den in druk kreeg, zóó moet het zyn. En Stfeinbach bereikte dit alles door den structuur van het werk zooveel mogelyk bloot te leggen, door de melodieën te declameeren en door schijn baar onbewust, zijne tempi zoodanig te kiezen dat zy een grooten climax toelieten. Steinbach is een uitstekend dirigent, maar vooral een Brahms-dirigent van den eersten rang. Zeer mocht men het dan ook toejuichen, dat hij den tweeden avond behalve het concert voor twee violen van Bacb, door de heeren Eldering, den vroegeren concert meester en Wendling den tegenwoordigen, en de ouverture Tannliiuser van Wagner ook de vierde, e mol fymphonie en de variatien op een thema van Haydr, beiden van Brahms op het programma gezet heeft. Helaas was ik verhinderd deze tweede uitvoering bij te wonen. Terugkomende op den eersten concertavond, mag ik niet verzwyger, dat de Meiningers thans, afgescheiden van de reproductie van den een of anderen meester, niet zoo'n grooten indruk gemaakt hebben als vroeger. Wij zijn in de laatste jaren een orchest gewend, dat ten opzichte van klankschoonheid boven alle beschrijving mooi is en waar men zich slechts in enkele onderdeelen een plus zou kunnen denken. Een orchest, zóó intelligent en zóó doordrongen van zyn artistieke taak maakt aan een ander orchest het optredpn niet gemakke lijk. Het moet dan ook worden erkend, dat noch ten opzichte van klankschoonheid bij de verschillende groepen van instrumenten, noch ten opzichte van rbythmische juistheid de Meinirgers aan de hoogste eisenen konden voldoen. Het was wel alles gezond, kt machtig, Hink en forsch, maar niet altijd bleef de noblesse van klank gehandhaafd in de sterkere kleuren. De piano's waren daarentegen weder om zeer mooi. Behalve de fymphonie in D van Brahms, werd nog uitgevoerd de ouverture »0beron" van v Weber, een klavierconcert van Emil Sauer (door den componist gespeeld) een quartet van Mozart voor hobo, clarinet, hoorn en fagot, de Puosamnnde- muziek van Schubert en het Meistersinger-vorspiel van Wagner. De Oberon-ouverture klonk zeer mooi in de inleiding, later in het Allegro liet de vast heid van rbytamus ietwat te werscher. over. In het quartet voor blaasinstrumenten van Mozart, in concerteerenden stijl geschreven, konden de vier heeren zich documenteeren als begaafde kunstenaars, meesters op hun instrument. Het is wel niet veel gewaagd, te veronderstellen, dat de ons van vroeger reeds als een uitnemend kunstenaar bekende heer | Mühlfeld, hier zijn invloed wel zal hebben doen gelden. Het is overigens een allerliefst werkje, met veel zin voor eigenaardige klank effecten gecomponeerd. In de Ilosaouunde[ muziek van ^chubert viel dikwyls een zeer mooi piano te bewonderen. Het Meistersinger-vorspiel kon mij niet ge heel bevredigen. In een tamelijk langzaam tempo werd het ingezet; de dirigent begon echter later zóó het tempo te versnellen, dat niet alleen af en toe belangrijke rhyth miserie oneenigheid ontstond, doch dat ook enkele leden van het orchest de heerschappij over hun instrument dreigden te verliezen. Het concert van Sauer is een goed werk, zelfs een zeer goed virtuosenwerk. Het eerste gedeelte kon mij het meest bekoren. Vooral het lang uitgesponnen melodische tweede thema daaruit was mooi en boeiend ; evenzeer de bewerking. Daarnaast maakte ook het Larghetto, door den componist «Cavatina" genoemd, veel indruk ; hoewel de melodische vinding wel wat week was. De componis', een der Trovatore op deze Californische kust. Want de padre wendde zich telkens tot Gaston oin te weten of nat tempo te snel of te langzaam genomen werd, en ol hun opvatting de juiste was. fin wegens de hitte werd de Erard piano eiken da^ buiten gezet, in den tuin van de Missie. Daar, in de kloostergangen, te mid den der bloeiende oléanders, met de hooge bergen en den blauwen driehoek der zee tot achtergrond werd het Miserere" met eerbied ingestudeerd. D: bruine, zwartkoppige Mexikanen en Indianen schaarden zich rond het rammelende instrument dat Felipe bespeelde, en hun leermeesters waren de jonte Gastonen de bleeke padre, die de kloostergangen op en neer liepen, steeds de maat slaande, of nu dit dan dat gedeelte hun voorzingend. En zoo ge beurde het dat het vee in die afgelegen bergstreek de Trovatore hoorde neurit en of fluiten door een voorbijgaanden vaqiiero, terwijl de zelfde melodie klonk door de st'sten van de beschaafde wereld, vele, vele dagreizen ver. _Drie dagen bleef Gaston Vüleréte Santa Ysabel del Mar, en hoewel er geen woord van over zijn lippen kwam, de gastheer las op zijn gezicht de woorden Sin Frandsco en de goud mijnen. Neen, de jongen zou hier geen twintig jaar hebben kunnen blijven ! En de padre drong niet langer tot blijven aa,n. Maar de wereld is klein," verklaarde de gast bij het scheiden. De dag zal komen dat zjj u niet langer missen kan. En dan ontmoeten wij elkaar stellig en zeker. In ieder geval zult u fpoedig van mij hooren." Wedeioro, evenals dien eersten avond, wis selde het tweetal eenige heffelijke woorden, eigenasrdiger en vriendelijker dan wij, die zóó weinig tijd hebben, tegenwoordig noodig vinden te richten tot hen die ons hartelijk en gastvrij ontvangen hebben, 't Is zoo jamroer dat de beleefdheid, de politesse du coeiir" zooveel vermindert in dezen tijd van spoorwegen en fietsen, maar zoo gaat het: wij winner, doch verliezen tevens .... Zoo reed de jorge Gaston de missie uit naar het noorden; terug naar de wereld en zijn onbezorgd leven; en de padre ttond (e tur<n in de stofwolk waarin de ruiter verdwenen was. Toen begaf hij zich naar zijn kamer, met een gespannen gelaat. Doch de schijn WES althans tot het laatste toe bewaard ; de jongere zou nimmer weten hoe ongelukkig de oude man zich gevoelde. (Slot volgt.')

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl