Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
van alle vishandelaren... in Europa.
Want in' de Vereenigde Staten zijn geen
vrijhandelaren, of als zij er zijn, dan heb
ben zij niet den minsten invloed op de
Wetgeving. Dat ie gebleken, toen onder
ptèsidènt Cleveland het tarief van Mac
Kinley werd vervangen door dat v'an
Wilson (1893) en dit op zijne beurt in
1896 door dat van Dingley. lu al deze
tarieven is de leidende gedachte, hooge
invoerrechten te heffen van buitenlandsche
fabrikaten en lage van de voor de
inlandsche nijverheid benoodigde grondstoffen.
Mac Kinley voerde daarbij de
reciprocityclause en tle drawback clause in. Volgens
de etrste konden van sommige (bij uitzon
dering!) vrijgestelde artikelen toch invoer
rechten worden geheven, indien de staten,
uit welker gebied die artikelen afkomstig
waren, wnbillijke" rechten hieven van
Amerikaansche producten.
Volgens de tweede konden, waar voor
Amerikaarisch fabrikaat buitenlandsch,
bjj invoer belast materiaal was gebruikt,
die invoerrechten, bij uitvoer uit de Ver
eenigde Staten worden teruggegeven.
Het leidt geen twijfel, dat de verkiezing
van Bryan in den algemeenen geest, der
taritfwetgeving geen wijziging zou hebben
kunnen brengen. Zelfs Cleveland, die dan
toch slechts een zeer gemaiigd protectionist
was, kon de aanneming en invoering van
het Wilson-tarief niet verhinderen.
Nieuw was bij deze presidents verkiezing
de quaestie van het imperialisme. Hierover
nog iets in een volgend artikel.
(Slot volgt).
ScciaU
«iimimiiiiiMiuiiuiiiniii
Het leerlingwezen in den Tramde,
III. (Slot).
Ten besluite blijft ons nog de vraag ter
bespreking over: welke wijze van vorming
voor de leerlingen als de meest doelmatige
kan worden beschouwd. Met andere woorden
ook deze, waarheen het in het algemeen
wenschelijk is de bestieringen in zake vor
ming van goede ambachtslieden ook ten
onzent te leiden.
Er staat hier de keuze tusschen de
ambachtsschool en de werkplaats, die beide
hun ontegenzeggelijke bezwaren hebben.
Op de werkplaats krijgt de leerling
praktifche ervaring, zonder twijfel, maar er is
al heel weinig zekerheid, dat hij inderdaad
zvjn vak leert. Wel bij die enkele voor
beeldige meesters, die er een eer in stellen,
goede leerlingen af te leveren, maar deze
zijn uit den aard der zaak zeldzaam.
Wij spreken hier niet van de fabrie
ken, omdat daar van leerlingen vrijwel
geen sprake is en kan zijp, maar van
het kieire handwerksbedrijf en van de in
betrekkelijk weinig uitgebreide
weikplaatsen beoefende takken van grootbedrijf,
zooals de bouwvakken bijvoorbeeld. Daar
is de meester op zijn voordeel uit en houdt
hij slechts leerlingen wanneer hij daarin
eenig voordeel ziet. Want men heeft zijn
werkplaats niet om er school te houden,
maar om er zijn brood te verdienen en vaak
heel zuur te verdienen. Geen mensch kan
hem dat kwalijk nemen, maar een andere
vraag is of dit den leerlingen ten goede
komt. Er is bijv. een punt van gewicht:
de verhouding tusschen het aantal leer
lingen en dat der gezellen. Aan deze
moet een zekere gelijke getalsterkte ten
grondslag liggen, zoodat er op zijn hoogst
zoo ongeveer n leerling meer is dan er
gezellen zijn. Maar bij een groot aantal
meesters wordt dit niet betracht.
De Duiteche statistiek geeft daarover de
volgende interessante cijfers:
l)tMHHtUIIMIIfHMIIII
PADRE IGNAZIO. /['
\Naar het Engelsch van uwen Wisten. '
Door G. W.
J
Toch keerde de levendige jonge man'felkeris
weer terug tot httwondeibaarlijke van zulk een
man op luik een plaat". Twintig jaar in de
gevangenis, dacht tij, en het nauwelijks zelf
te weten! Weer sloeg hij een blik op den
zwijgenden priester. Een man, die blijkbaar
zooveel hield van muziek, van het theater, van
de wereld, voor wien gedroogde bloemen
soms óók beteekenis hadden gehad, en die
nu zich er bij neerlegde hier uit te drogen in
de eenzaamheid. Zelfs geen verlangen naar
een korten vacantietijd, maar in een oud orgel
en een stuk of wat oude opera's genoeg ont
spanning vindend.
't Is zeker omdat hij zoo oud is," dacht
Gaston. En toen kwam de gedachte in hem
op hoe by zelf wezen zou als hij zestig was,
en bij hervatte het gesprek aldus:
Wil ik u iets zeggen ? ik geloof niet
dat ik het ooit zoo ver in de tevredenheid zou
kunnen brengen als u/'
Jawel,.... zeker wel,... ." zei padre
Ignazio met zachte stem.
Neep, nooit," verzekerde de jonge man.
Trouwens, ik geloof dat weinig menschen
volmaakt tevreden zijn met hun lot."
Ja .... weinigen,. .. ." prevelde de pater.
En toch als men vrede heeft, moet het
een ware schat zijn in het leven," vervolgde
Gaston. Toch," ging hij eJh oogenblik later
voort, toch is het leven^ ... ja, het leven is
heerlijk."
Het leven is zoo verschillend," zei de padre.
Er is maar n leven voor mij,'' riep Gas
ton. Actief optreden, mannen, vrouwen,
feiten ; te zyrj ; een p?rsoon te wezen; een
rol te spelen in de wereld; op de eerste rijen
te zitten; te maken dat de menschen zeggen:
.Bé, daar heb je Gtston Villeiél" en het te
verdienen dat ze over je spreken. Neen, ik
kan u wel zegger, als ik padre \an Santa Ysabel
del Mar ^as, twintig jaar larg ja, al was
ik 't maar een jaar, weet u wat ik gedaan
5142 meesters geen gezel en l leerling.
dus 5142 leejlingen ; 3729 meeters evenveel
gezellen als leerlingen, nl. 4484 leerlingen
en 4484 gezellen; 2607 meesters meer ge
zellen dan leerlit gen nl. 4982 leerlingen
en 17433 gezellen ; 1056 meesters l leerling
meer dan gezellen, nl. 2310 leerlingen en
1254 gezinnen ; 1435 meesters geen gezel en
2 of meer leerlingen nl. 3290 leerlingen ;
380 meesters 2 of meer leerlingen meer dan
gezellen nl. 1517 leerlingen en 521 gezellen.
Dat zijn dus C577 meesters die alleen
met leerlingen werken en 1815 die met te
veel leerlingen werken. Dit laatste is
12.6 pCt. van alle meesters, die wei ken met
48U7 leerlingen of 221 pOt. van deze. Geen
cijtVrs derhalve om gering te schatten.
Was het een persoonlijk vergrijp van
een meester, dan zou men door scherper
toezicht op de meesters dit euvel kunnen
verhelpen. Maar dit is niet het geval.
En dat kan bewezen worden door een
ander stukje statistiek. Immers in het
eerste geval zou het percentage der teveel
leerlingen gebruikende meesters in elk vak
zoowat gelijk zijn, want wij kunnen toch
niet aannemen, dat de kwade begeerte veel
sterker is bij barbiers dan bij metselaars.
De zaak moet dus anders wezen wanneer
wij cijfers vinden als de volgende; dat bij
honderd meesters zonder gezellen doch
met leerlingen, met te veel leerlingen vielen
op de:
wevers 19 schilders 201
molenaars 2.3 zadelmakers 21 l
timmerlieden 39 kuipers 221
glazenmakers 8.3 boefebinders 22 4
mandemakers 10 9 horlogemakers '221
metselaars 117 schrynwerkers 229
slijpers 12 2 draaiers 23 7
brouwers 143 bakkers 239
pottenbakkers 148 kleermakers 265
smeden (vuur- blikslagers 33.1
werkers) 15 3 barbiers 3(i 8
schoenmakers 154 steenhouwers 41.2
wagenmakers 157 boekdrukkers 471
slagers 19 banketbakkers 491
behangers 20 fijnsmeden 57
En dezelfden zijn het ook die te veel
leerlingen hebben zoo zij met gezellen
werken. Van de 02 metselaars, 10 schil
ders en timmerlieden komen wij op de 2.4
boeddrukkers en 295 fijnsmeden.
Het zit dus in het vak en niet in de
menschen. Dat er een gering percentage ge
vonden wordt bij timmerlieden, molenaars,
metselaar, moet men waarschijnlijk verkla
ren, uit de lichaamskracht, die voor het am
bacht uoodig i?, waardoor voorenkeledingen
jongens wel gebruikt kunnen worden maar
die toch r,ooit gezellen vervangen kunnen.
Bij de wevers (handwevers w. t. v.) en
mandemakers daarentegen zal het lage
percentage wel komen door 't gebrek aan
aanbod van leerlingen bij deze achteruit
gaande bedrijven.
Anders bij de fijnsmeden, boekdrukkers,
banketbakkers en blikslagers. Die laatste
drie bedrijven gaan door voor gemakkelijk
en weinig lichaamskracht vereischend, en
hier kan een leerling al gauw het werk
van een gezel doen. Wat de fijnsmeden
betreft, moet men er om denken, dat heel
velen langs dezen weg een een plaats zoe
ken te krijgen in de industrie. flier krijgen
zij de praktijk van de werkplaats en zoo
worden er op groote schaal leerlingen aan
genomen. Onder deze fijnsmeden waren
er bijv.:
3 meesters zonder gezellen ieder met 6
leerlingen; l meester zonder gezellen ieder
met 7 leerlingen; 2 meesters zonder gezel
len ieder met 8 leerlingen; l meester met
4 gezellen en 10 leerlingen; l meester met
6 gezellen en 12 leerlingen; 2 meesters met
l gezel en ieder 8 leerlingen; l meester
met 3 gezellen en 10 leerlingen ; 2 meesters
met l gezel en ieder 10 leerlingen.
Zij zijn dus wel de leerlingtxploitanten
bij uitnemendheid en men kan begrijpen,
dat er van de opleiding van deze niet heel
veel terecht komt. De novelle van de
Duitsche Gewerbeordnung heeft nu daaromtrent
een bepaling, die aan de overheid alle
bevoegdheid geeft, om een meester die te
veel leerlingen heeft, te dwingen een ge
deelte daarvan te ontslaan. De Bondsraad
zou hebben? Den een of ar.deren dag zou het
mij te machtig zijn geworden. Ik zou die halve
wilden aan een anderen pastor hebben over
gedaan, die meer met hen gelijk stond, en ik
zou op mijn ezeltje deze bergen zijn afgedaald
en aan boord van de barkentine gestapt en
naar mijn eigen sfeer teruggekeerd zijn. Be
grijp mij goed, sir, ik denk er niet aan iets
persoonlvjks te bedoelen, 't Is alleen dat ik
denk welk een wereld van verschil er wezen
kan in den aard van twee mannen^'die zoo
gelijk gestemd kunnen zijn omtrent tal van
dingen als wij. Wil u wel gelooven sedert
ik uit Nieuw Orleans ben, heb ik niemand
ontmoet met wien ik zoo kon praten als met
u, behalve over het weer en allerlei klets
praatjes. Dat hier iemsnd woont zooals u,
't is als een droom."
Maar het is geen droom," zei de padre.
En, Sir, neem mij niet kwalijk dat ik
er rond voor uitkom is het niet jammer
van een man als u, dat gy uw leven slijt te
Santa Ysabel del Mar V Ik heb de geestelijken
gezien van andere missies. Die zijn .... de
beste en brave mannen zooals ik ze verwachtte.
Maar is u wel nooJig om eenvoudige zieltjes
als deze te redden';"
Er bestaat geen aristocratie voor de ziel,"
antwoordde de padre, thans bijna thiisterend.
Maar het lichaam en de geest!'' barstte
Gaston uit. Mijn God, tellen die niet mee ?
Denkt u dat die ons alleen gegeven zijn als
een valstrik V U kunt een dergelijke leer niet
aanhar.gen met de bibliotheek die u daar heeft.
En hoe dan met de beschaafde mannen en
vrouwen van wier opwekkenden omgang uit
gesloten te zijn een mensch dof en half suf
maakt. U hebt het uitgehouden zonder hen.
Maar zal het zoo blijven'? Zijt ge niet zedelijk
verplicht u voortaan te wijden aan het opzoeken
van edeler wild V Zijn niet twintig jaar van
mcsdados genoeg? Neen, neet!" besloot de
jonge Gaston, met een kleur als vuur, door zijn
plotselinge welsprekendheid, ik zou op een
mooien morgen naar beneden rijden en in de
barkentine stappen."
Padre Ignazio bewaarde het stilzwijgen.
Ik heb u toch niet beleedigd?" vroeg de
jonge man.
Neer, neen. Allesbehalve. U is verbaasd
dat ik ... dat ik bij verkiezing hier blijf. Mis
schien hebt gij al eens gedacht wat mij eigen
lijk hier gebracht heeft V
Geen oogenblik is het in mij opgekomen
onbescheiden te zijn "
of de regeeringen der Staten kunnen echter
voor bepaalde vakken maximum cijfers
stellen.
Maar of het te verhelpen is waar men
zooals deze statistieken doorslaand bewijzen
niet met persoonlijke slechtheid of wets
overtreding maar met den toestand en de
verhoudingen van de bepaalde ambachten te
doen heeft, is zeer de vraag. De vrijheid
onder staats-toezicht, hoe scherp dit ook is,
moet (och steeds in eenige mate ten nadeele
komen der leerlingen, daar bij den meester
niet in de eerste plaats hun belang weegt.
De arnbachtsschool geeft juist het tegen
overgestelde. Doch het groote bezwaar is
hier, dat men er wel praktijk van den
arbeid krijgt, maar niet de zoo noodige
praktyk van de werkplaats. Door het
geheele rapport heen kan rnen dan ook lezen,
dat het bezoeken van ambachtsscholen
wordt toegejuicht mits er een leertijd op
de werkplaats op volge of' aan voorafga.
Zij kunnen bovendien slechts inde grootere
plaatsen worden opgericht, en zoo blijft
ook daardoor de voornaamste opleidings
plaats voor den leerling de werkplaats.
Bijzondere belangstelling verdienen daar
om de in het groothertogdom Baden be
staande »Lehrlmgswerks'iiuen," die sedert
1888 zijn opgericht, toen op voorstel der
regeering 5000 M. werd uitgetrokken, ten
einde daaruit bekwame ambachtslieden,
die de verplichting op zich zouden nemen
een bepaald aantal leerlingen «p te leiden,
met geldelijke bijdragen te kunnen steunen.
De in 1889 daarvoor gegeven voorschrif
ten zijn in hoofdzaak : als leerlingen wor
den slechts jongens aangenomen, die de
lagere school behoorlijk hebben af'geloopen
en voor het door hen gekozen vak geeste
lijk en lichamelijk voldoende ontwikkeld
zijn.
De meester is verplicht alle in het am
bacht voorkomende werkzaamheden in een
doelmatige volgorde te onderwijzen, den
leerling uitsluitend door arbeid die voor
zijn opleiding van nut is te gebruiken en
hem niet langer te laten arbeiden dan de
gezellen. Hij moet voorts kos; en inwoning
geven en is verplicht gedurende een zeker
aantal jartn jaarlijks een vast te stellen
getal leerlingen aan te nemen. De duur
van den leertijd richt zich in het algemeen
naar de in het ambacht heertchende ge
bruiken en wordt in bijzondere gevallen
met den meester overeengekomen.
De meester krijgt de voor elk geval te
bepalen, reeds vermelde vergoeding van
het rijk. Ook kan hij voor den aanschaf
van verbeterde machines of'gereedschappen
een voorschot ontvangen.
Natuurlijk moet er een schriftelijk leer
ling contract zijn.
De vergoeding wordt in twee termijnen
uitbetaald, voor" de helft na afloop van
den halven leertijd en voor de rest na met
gunsligen uitsJag-afg'eJe'gd leerling-txarueri.
Bij de oprichting heeft rnen vooral het
oog gehad op die ambachten, welke ge
bruiksartikelen voor de groote massa der
bevolking leveren en togenoyer de toene
mende concurrentie der grootindustrie
verhoogins van de bekwaamheid van den
ambachtsman het meest noodig hebber.
Tegenover 50 dergelijke werkplaatsen
in 2L vakken in 1889, bestonden er 101
in het laatst van 1895, nl.: hij schrijn
werkers 22, blikslagers en installateurs 14,
kleermakers 12, schilders 9, fijnsmeden 5,
wagenmakers 5, boekbir.ders 5, zadelmakers
4, glazenmakers 4, schoenmakers 4, draaiers
4, steenhouwers 3, werktuigkundigen 3,
koperslagers 2, smeden 2, tuinlieden, be
hangers, pottenbakkers, bontwerkers, hor
logemakers en mandenmakers ieder l
te zamen 128.
Voorloopig vallen nog de meeste dezer
werkplaatsen op het platteland.
Dit is natuurlijk ook juist om de reden,
die men bij de oprichting deed gelden: de
concurrentie der groot-industrie is nog
slechts op het platteland met succes vol te
houden. Daarom ook kan, dunkt ons, de
toepassing van het systeem minder de
goedkeuring wegdragen dan het systeem
zelf.
De ontwikkeling der groot-industrie is
O, neen. Zet die gedachte geheel uit uw
hootd, mijn zoon. Ge weet, ik wilda een biecht
bij u afleggen over mijn opera's. Laat ons hier
even in de schaduw gaan zitten."
Zij legden hun muilezels vast, dicht bij het
water, en kozen zich een plaatsje uit.
U hebt gezien," begon padre Ignazio, welk
soort van man ik vroeger geweest ben."
Zelf begrijp ik het nauwelijks dat u hier
nog geen vier en twintig uren zij»-, en reeds
zooveel van mij weet. Want er is nooit iemand
geweest" de padre zweeg een oogenblik,
tot hij zijn stem meester was, die hij voelde
dat hem zou gaan begeven er is niemand
geweest met wien ik zoo vertrouwelijk ge
sproken heb.
In mijn jonge jaren dacht ik er niet aan
geestelijke te worden. Mijn ouders hadden mij
vcor de dijjlomatia bestemd. Geld was er ge
noeg en .... en d.it alles, want door fami
lieomstandigheden kwam ik in aanraking met
vele menschen die gij waarschijnlijk wel hebt
hooren noemen. Groote steden, de uitgaande
wereld, kunstenaarskringen daar vond ik
mijn element, daar voerde mijn smaak mij heer,
en het duurde niet lang of ik trouwde, niet
alleen een goede parlij, maar een huwelijk uit
liefde.
Toen voor het eerst raakte de dood met
zijn staf mijn geluk aan, en ik begreep vele
dingen, die tot nu toe enkel holle klanken
voor mij geweest warjn. Als ik op mijn leven
terugzag, was het mij alsof ik nimmer iets
gedaan had, behalve voor mijzelven alleen.
Ik nam afscheid van de wereld. Na den
ncodigen tijd van voorbereiding werd ik geeste
lijke in mijn vaderland. Maar mijn leven in
de wereld en mijn opvoeding maakten dat ik
veel to liberaal was voor den arbeid die mij
werd opgedragen. Al spoedig werd er aanmer
king op mij gemaakt door mijn supérieuren.
En daar zij mij niet konden veranderen en ik
hen niet, en ik (och wilde arbeiden en leeren,
sprak men over de nieuwe wereld, en ik bood
aan de rest van mijn leven te wijden aan het
zendingswerk. Niet lang duurde het of er was
hier iemand noodig; ik we;d door de barken
tine naar dit afgelegen oord gebrach*', en sedert
heb ik aan deze eenvoudige lieden mijn leven
gewijd. Zo zijn geboren en getogen uit den
grond. Hun dager, van wijnoogst en veemarkt
zijn voor hen als de zon en de stormen
machtig in hun kwaad en hun goed. Al hun
jaren leven zij als kinderen kinderen met
hartstochten van volwassen mannen en vrouwen,
te goed voor den algemeenen toestand van
een land, om haar te willen tegengaan
door de bescherming van het klein bedrijf.
Zoolang de staat niet de loon- en prijs
regeling onder zijn bereik trekt, is een
dergelijke bescherming onnut en inderdaad
reaktionair.
Maar de toepassing heeft met het systeem
niet te maken, dat zeer zeker de aandacht
verdient.
Ook nog om een andere reden. Dat nl.
een groot deel van het toezicht berustte
bij de plaatselijke gewerbevereine. De
gewerbevereine zijn patroonsvereenigingen, en
nu heeft men inziende dat »de bestuurs
leden dezer vereenigingen niet altijd onaf
hankelijk genoeg zijn en te veel met per
soonlijke consideratiën rekening hebben te
houden," een staats- ambtenaar met de
voortdurende controle belast. Dit is een
stap in de goede richting, en ontneemt
feitelijk aan de patroons een toezicht, dat
zij in alle in het rapport behandelde lauden
hebben.
Want eigenaardig hoort het bij hen niet
tehuis. In het belang van den leerling
moet het zooveel mogelijk berusten bij den
Staat.
Een tweede stap, maar daaraan is men
nog lang niet toe, zou zijn het toezicht op
te dragen aan de arbeiders-vakvereeniging.
Daar wordt niet alleen op de belangen van
den leerling den aibeiders-zoon maar
ook op die van den arbeider geleten
loondruk en uitbuiting tegengegaan. De uit
stekende leerling inrichting van den A.N.
D. B. doet zien hoever men hiermede komen
kan. Maar het bestaan van goede en
flink georganiseerde vakvereenigingen is
daarvoor een vereischte.
Zoolang die er. bijv. bij ons, nog niet
zijn behoort de Staat het toezicht streng
uitteoefenen, dan alleen is het, belang van
den leerling gewaarborgd. En naast de
vakscholen kunnen deze gesubsideerde
werkplaatsen, waar het toezicht mogelijk
is, werkelijk een zeer groot nut stichten.
Ouder de dingen die uit dit rapport te
leeren zijn is dit zeker niet het minste.
H.
in de Hoofdstad.
Reeds lang van te voren was het concert
van het Meinirger hof-orchest aangekondigd
en met groote be.'angsfellirg werd het door
mij tegemoet gezien. Nog levendig staat mij
de indruk voor den geest, dien het orchest
indertijd op mij gemaakt heeft, toen het, ik
meen in '<SG, in den ouden Stadsschouwburg
drie concerten heeft gpgeven, onder leiding
van den genialen dirigent Hans von Bülow.
Zeer goed weet ik mij te herinneren dat velen
bedenkelijk het hoofd schudden over Bulow's
opvatting van Beethovan ; maar tevens herinner
ik mij dat er slechts ón roep uitging over dit
orchest ten opzichte van den Brahin-cultus.
De muziek van dien meester heeft in
Meiningen steeds een home gevonden ; zoodat men
veilig kan zeggen dat te Mainingen de traditie
der Brahmsche muziek is ontstaan. Ojk de
dirigent, die thans aan het hoofd van dit
orchest staat, Fritz Steinbach is volkomen ver
trouwd met den stijl en de traditie van Brahms;
en men gevoelt het, men kan het hem aanzien
bij zijne directie met den gloed der over
tuiging en in een heilig geloof aan de groot
heid van zijn componist, weet hij zijne schare
aan te vuren en de bezieling die van hem
uitgaaf, op zijne medewerkenden
overtebren| gen. Toen dan ook verleden jaar te
Meiningen een gedeckteeken is onthuld voor den
ontslapen meester, toen van heinde en verre
vrienden en bewonderaars van den genialen
componist waren saamgestroomd in het vrien
delijke stadje, toen was Steinbach het
midden?smiftimtitiiiiiiitiiiiiniufiiiiiitiuimiiiniiiiHtiiinfiiiiiiiiiiiiMMfiinM
hun als doodeüjke wapenen mede gegeven, niet
in staat het kwaad te meten dat hunne driften
ten gevolge kunnen hebben.
En nu gy dit weet," besloot Padre Ignazio,
de oogen op Gaston gericht houdend, nu be
grijpt gij welk een groot voorrecht het is zulke
lieden te helpen, en hoe het bewustzijn iets te
hebben volbracht met Gods hulp tevre
denheid brengen kan terwt.l men afstand doet."
Ja," stemde Gaston Vüleiétoe. En meteen
aan zich zelf' denkend, liet hij er op volgen:
ik kan het begrijpen in een man als u".
Spreek van mij niet! Noem mij niet!" riep
de padre. Maar bid den Hemel dat gij zelf het
eenmaal deelachtig worden moogt tevreden
heid en renunciatie en ze nimmer verliezen."
Amen," prevelde Gaston, zonceiling be
wogen.
Ziedaar heel mijn geschiedenis," hernam de
geestelijke, niet langer met de spanning \an
zooeieu in zijn stem. En nu heb ik meer dan
genoeg tegen u over mijzelven gepraat. Toch
moet ge ook nog mijn b.echt aanhcoren."
Ilij had nu weer zijn vroegeren, vroolijken
toon terug gekregen. Ik had mij een heel
klein beetje vergist, begrijpt ge te goed van
mijzelven gedacht misschien toen ik, in mijm
eersten zendingsijver. meerde dat ik mijn verder
leven werkende zou kunnen doorbrengen zonder
een enkele gedachte aan de wereld. Ik onder
vond dat het niet zoo was. En zoo heb ik mijn
koor de oude opera's geleerd; die gedeelten
die binnen ons bereik en geschikt zijn voor
den dienst. En eenige vrienden in het vader
land, die nog leven, zijn zoo goed aan die
voorliefde van mij te dalken en mij elk jaar
eenige nieuwe muziek te zenden, waar ik and( rs
nooit van hooren zou. Dan studeeren wij ook
die in. En al hebben wij een miserabel slecht
orgel, Felipe weet er toch een heel aardigen
toon uit te halen. En terwijl het koor die
opera's zirgt, vooral de oude, welk kwaad steekt
er in a's de pastoor een enkele maal onderwijl
aan iets anders denkt 'l Dat is dus mijn biecht.
En nu, of de Trovatore gekomen is of niet, ik
laat u niet weggaan eer gij Felipe er alles van
geleerd hebt wat gij er u van herinnert."
Evenwel, do nieuwe opera was er. En terwijl
Padre Ignazio de blaadjes omkeerde haalde hij
er terstond de passages uit die hij voor zijn
kerk gebruiken kon. Een gedeelte was als
geknipt. Eer het middag was zouden Felipe
en zijn or, zonder fout, Ah, se Perror t'
ingoinbrii ebben kunnen zingen.
Het w . zonderlinge repetities van de
punt van het feest. Van af zijn vorstelyken
Maecenae, den groothertog en den vioolkoning
Joachim tot den eenvoudigsten stedeling en
den meest bescheiden orchestmusicus, verkon
digde iedereen luide den roem van Steinbach.
Ook Brahms zelf heeft meermalen op schoone
en treffende wijze zyn dank uitgebracht aan
Jen eminenten dirigent, voor de uren van
vreugde, die hij genoten had bij het aanhooren
zyner werken.
Was het dus wonder dat myne verwachtingen
hoog gespannen waren, by de D-dur
symphonie ? Gaarne erken ik dat die verwachtingen
volkomen zyn bevredigd ; want de opvatting
der symphonie was zoo warm, zoo juist, zoo
gezond en toch zoo vol afwisseling en elastisch
in het tempo, dat men onwillekeurig den in
druk kreeg, zóó moet het zyn. En Stfeinbach
bereikte dit alles door den structuur van het
werk zooveel mogelyk bloot te leggen, door
de melodieën te declameeren en door schijn
baar onbewust, zijne tempi zoodanig te kiezen
dat zy een grooten climax toelieten. Steinbach
is een uitstekend dirigent, maar vooral een
Brahms-dirigent van den eersten rang. Zeer
mocht men het dan ook toejuichen, dat hij
den tweeden avond behalve het concert voor
twee violen van Bacb, door de heeren Eldering,
den vroegeren concert meester en Wendling
den tegenwoordigen, en de ouverture
Tannliiuser van Wagner ook de vierde, e mol
fymphonie en de variatien op een thema van
Haydr, beiden van Brahms op het programma
gezet heeft. Helaas was ik verhinderd deze
tweede uitvoering bij te wonen.
Terugkomende op den eersten concertavond,
mag ik niet verzwyger, dat de Meiningers
thans, afgescheiden van de reproductie van
den een of anderen meester, niet zoo'n grooten
indruk gemaakt hebben als vroeger. Wij zijn
in de laatste jaren een orchest gewend, dat
ten opzichte van klankschoonheid boven alle
beschrijving mooi is en waar men zich slechts
in enkele onderdeelen een plus zou kunnen
denken. Een orchest, zóó intelligent en zóó
doordrongen van zyn artistieke taak maakt aan
een ander orchest het optredpn niet gemakke
lijk. Het moet dan ook worden erkend, dat
noch ten opzichte van klankschoonheid bij de
verschillende groepen van instrumenten, noch
ten opzichte van rbythmische juistheid de
Meinirgers aan de hoogste eisenen konden
voldoen. Het was wel alles gezond, kt machtig,
Hink en forsch, maar niet altijd bleef de
noblesse van klank gehandhaafd in de sterkere
kleuren. De piano's waren daarentegen weder
om zeer mooi.
Behalve de fymphonie in D van Brahms,
werd nog uitgevoerd de ouverture »0beron"
van v Weber, een klavierconcert van Emil
Sauer (door den componist gespeeld) een quartet
van Mozart voor hobo, clarinet, hoorn en fagot,
de Puosamnnde- muziek van Schubert en het
Meistersinger-vorspiel van Wagner.
De Oberon-ouverture klonk zeer mooi in
de inleiding, later in het Allegro liet de vast
heid van rbytamus ietwat te werscher. over.
In het quartet voor blaasinstrumenten van
Mozart, in concerteerenden stijl geschreven,
konden de vier heeren zich documenteeren
als begaafde kunstenaars, meesters op hun
instrument. Het is wel niet veel gewaagd, te
veronderstellen, dat de ons van vroeger reeds
als een uitnemend kunstenaar bekende heer
| Mühlfeld, hier zijn invloed wel zal hebben
doen gelden. Het is overigens een allerliefst
werkje, met veel zin voor eigenaardige klank
effecten gecomponeerd. In de
Ilosaouunde[ muziek van ^chubert viel dikwyls een zeer
mooi piano te bewonderen.
Het Meistersinger-vorspiel kon mij niet ge
heel bevredigen. In een tamelijk langzaam
tempo werd het ingezet; de dirigent begon
echter later zóó het tempo te versnellen, dat
niet alleen af en toe belangrijke rhyth miserie
oneenigheid ontstond, doch dat ook enkele
leden van het orchest de heerschappij over
hun instrument dreigden te verliezen.
Het concert van Sauer is een goed werk,
zelfs een zeer goed virtuosenwerk. Het eerste
gedeelte kon mij het meest bekoren. Vooral
het lang uitgesponnen melodische tweede thema
daaruit was mooi en boeiend ; evenzeer de
bewerking. Daarnaast maakte ook het
Larghetto, door den componist «Cavatina" genoemd,
veel indruk ; hoewel de melodische vinding
wel wat week was. De componis', een der
Trovatore op deze Californische kust. Want
de padre wendde zich telkens tot Gaston oin
te weten of nat tempo te snel of te langzaam
genomen werd, en ol hun opvatting de juiste
was. fin wegens de hitte werd de Erard piano
eiken da^ buiten gezet, in den tuin van de
Missie. Daar, in de kloostergangen, te mid
den der bloeiende oléanders, met de hooge
bergen en den blauwen driehoek der zee tot
achtergrond werd het Miserere" met eerbied
ingestudeerd. D: bruine, zwartkoppige
Mexikanen en Indianen schaarden zich rond het
rammelende instrument dat Felipe bespeelde,
en hun leermeesters waren de jonte Gastonen
de bleeke padre, die de kloostergangen op en
neer liepen, steeds de maat slaande, of nu dit
dan dat gedeelte hun voorzingend. En zoo ge
beurde het dat het vee in die afgelegen
bergstreek de Trovatore hoorde neurit en of fluiten
door een voorbijgaanden vaqiiero, terwijl de
zelfde melodie klonk door de st'sten van de
beschaafde wereld, vele, vele dagreizen ver.
_Drie dagen bleef Gaston Vüleréte Santa
Ysabel del Mar, en hoewel er geen woord van
over zijn lippen kwam, de gastheer las op zijn
gezicht de woorden Sin Frandsco en de goud
mijnen. Neen, de jongen zou hier geen twintig
jaar hebben kunnen blijven !
En de padre drong niet langer tot blijven aa,n.
Maar de wereld is klein," verklaarde de gast
bij het scheiden. De dag zal komen dat zjj
u niet langer missen kan. En dan ontmoeten
wij elkaar stellig en zeker. In ieder geval
zult u fpoedig van mij hooren."
Wedeioro, evenals dien eersten avond, wis
selde het tweetal eenige heffelijke woorden,
eigenasrdiger en vriendelijker dan wij, die zóó
weinig tijd hebben, tegenwoordig noodig vinden
te richten tot hen die ons hartelijk en gastvrij
ontvangen hebben, 't Is zoo jamroer dat de
beleefdheid, de politesse du coeiir" zooveel
vermindert in dezen tijd van spoorwegen en
fietsen, maar zoo gaat het: wij winner, doch
verliezen tevens ....
Zoo reed de jorge Gaston de missie uit naar
het noorden; terug naar de wereld en zijn
onbezorgd leven; en de padre ttond (e tur<n
in de stofwolk waarin de ruiter verdwenen was.
Toen begaf hij zich naar zijn kamer, met een
gespannen gelaat. Doch de schijn WES althans
tot het laatste toe bewaard ; de jongere zou
nimmer weten hoe ongelukkig de oude man
zich gevoelde.
(Slot volgt.')