De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 11 november pagina 5

11 november 1900 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

,Np.l220 DE AMSTERDAMMER WEEEBLAD VOOR NEDERLAND. De jaaryergaieriDg yan ie National Union of Woien werkers" in Engelanfl, ? is de vorige week te Brighton gehouden ge worden. Er was veel belangstelling. De pre sidente, mevr. Lyttelton, gaf wél ruimschoots aandacht aan de »dapperheid" en «zelfopoffe ring" van den Engelschen soldaat, doch bleek niets te zeggen te hebben over het onrecht en den gruwel van dezen oorlog die hier en in Zuid-Afrika zoo ontzaglijk veel ly'den uitstort over vrouwen en moeders. In de eerste zitting werden door de dames Bryant, Penelope Lawrence, Woodhouse en Bedding interessante lezingen gehouden over het middelbaar onderwijs voor meisjes; de eerste beweerde dat de meisjes uit de middel klasse slechter onderwezen worden dan de meisjes uit de lagere klassen. In Engeland is ieder vry°om onderwijs te geven, geëxamineerd of niet. Het zwermt van «private schools", waar halfbakken onderricht wordt gegeven, de goeden niet te na gesproken. Aangedrongen werd op behoorlijke examinatie. In dezelfde zitting spraken mevrouw Creighton (vrouw van de Bisschop van Londen) en de bekende vrouw van den economist Henry Fawcett, over het werken der vrouw in schoolbesturen en regeeringsbetrekkingen, in welke positie zy' veel prestige had veroverd. In de zitting van den tweeden dag werd gesproken en gediscusseerd over «Tehuizen voor dronkaards" met het oogmerk hen van den jammerlijke drankzucht te genezen. Dr. Branthwaite, een specialist op dit gebied was de inleider. Hy verklaarde dat in 1879, toen de regeering macht en regelingen gaf voor de oprichting van dergelyke huizen, weinig succes daarvan werd verwacht, doch dat de ervaring de nuttigheid ervan heeft geleerd. Mevrouw Creighton gaf beschouwingen over »The Modern Home", verklaarde dat bij de meerderheid der vrouwen het gevoel gevestigd was dat zij evenveel recht als de mannen had den hun eigen leven te levee, en zeide, met een beroep op de feiten om ons heen, te kun nen staven, dat het huiselijk leven er niet op achteruit gaat, wanneer de vrouwen zich met de algemeene sociale en politieke zaken gaan bemoeien. Zóó ook was het oordeel van een andere spreekster, de gravin Aberdeen, die verklaarde dat de vrouw alleen dan naar waarheid een gezellin van haar man en vriendin en leidster harer kinderen kan zy'n, wanneer zij den strijd des algemeenen levens was doorgegaan, den vooruitgang in denken en opvoeden volgde en door aandeel in het openbare leven te nemen, dat leven leerde begrijpen. De laatste dag was wel de meest belangrijke, door de bespreking van het dienstbodenstelsel en de regeling van een moderne huishouding. Mevrouw Bunting, het eerste punt inleidende, weet de afkeer van ons als dienstbode te verkeeren aan de betere verdiensten en meerdere vrijheden die den meisjes in andere betrek kingen worden gewaarborgd. Menige mevrouw had nog veel te leeren om in haar dienstbode een vrij-geboren mensch en geen ly'feigene te zien, zich wat meer te bekommeren om haar keukenbode ,en wat minder om allerlei partijen en visites waarvan de losten geheel het deel des boden zy'a. Het dienstbode wezen moet in de toekomst een beroep worden, even eer vol maar ook even gunstig in loon en vrijheden, als bj[v. dat van zieken verpleegster; de werk uren dienden geregeld te worden. Er dienden meer gelegenheden opgesteld te worden voor bekwaming en opleiding in het vak van huis- en keukenbediening; de oplei ding en training zou de werkkring verheffen, zoowel als de werksters en het huiselijk leven, waar zy haar diensten bewijzen. Mevrouw Aldrich behandelde de besturing van en regeling in een huishouding en vond, dat vele dames, die nu hun tijd besteden met de deugden en ondeugden der dienstmeisjes te bestudeeren, beter deden wat meer aandacht te wijden aan de ontwikkeling van het huis houden, en wat meer tijd te geven aan prak tisch huiswerk. Keuken werk is voor haar even weinig vernederend als het feitelijk voor de dienstmeisjes is. De huishouding is een staat in het klein en er behoort kunde, overleg en bekwaamheid toe, zoowel om de eerste als om den laatsten te besturen. Op veel huiswerk kon tijd en geld uitgespaard worden; coöperatie kon veel meer in et huishouden toegepast worden en gemeentelijke keukens zouden een zegen zijn voor duizenden huismoeders. * * * Eene vooruitgang. Terwijl er in het vorige Lagerhuis in Engeland 186 leden voorstanders waren van vrouwenkiesrecht, wordt hun aantal thans geacht te zijn minstens '272 van de 670. In werkelijkheid kan het aantal nabij 300 zijn, daar van een 200 leden de opinie tot op heden niet bekend is. ' V. Dicht bij de haven in Denemarkens hoofd stad staat een groot gebouw, met het opschrift als de titel van dit opstel geeft te lezen. 'k Zou willen dat een paar heel rijke Neder landers in die buurt verdwaalden, door een regenbui overvallen werden, en een schuil plaats zochten in dit gebouw. Misschien zouden ze zoo getroffen worden door hetgeen ze daar zagen, dat ze ons land verrijkten met een inrichting, die een zegen is voor vele ougelukkigen, die door de natuur misdeeld zijn. Wat de verdwaalde rijke Nederlanders in dat gebouw zouden zien, kan ik u in weinig ' woorden vertellen. Ten eerste een groot aantal kreupele, ver minkte personen, maar die niettegenstaande hun deerniswaardigen toestand, volstrekt geen ongelukkig gezicht opleveren. Neen, integendeel vele van die gebrekkigen ?zien er vrij wat tevredener ait dan menigeen, die in het volle bezit is van zyn armen en beenen, handen en voeten, want hier is geen n, behalve de leeraren en directie, die niet n van die ledematen mist. 't Kan zijn dat het een vertroostend idee voor deze ougelukkigen is, dat ze hier samen zooveel lotgenooten zyn gedeelde smart is halve smart maar nog grooter troost is 't zeker voor deze zeer onvolkomen menschen (in den letterlijken zin van 't woord) dat ze door deze school in staat worden gesteld voor een groot gedeelte in hun eigen onderhoud te voorzien. Ja, velen worden zelfs geheel onaf hankelijk van de publieke weldadigheid, waartoe bij ons dergelijke ongelukkigen dikwijls aan gewezen zijn. Reeds in de kamer der directrice van deze inrichting, ziet men vol verbazing naar de vele werkelijk fraaie meubels, die alle in de inrich ting zelf gemaakt zyn. Later stijgt deze ver bazing tot groote bewondering voor leeraars en leerlingen, die met onvermoeibaren ijver en geduld zoovele hindernissen, door de natuur zelf opgeworpen, overwonnen hebben. Behalve meubels, maken de verpleegden alle verbandmiddelen zelf, die in de inrichting gebruikt worden, terwy'l jaarlijks ook nog een belangrijke hoeveelheid daarvan verkocht wordt. Verder is er een wevery, waar tal van mis maakte meisjes en vrouwen werk vinden. Daar worden gordijnen, tapijten etc. geweven, en alles in smaakvolle kleuren en patronen. Ook boekbinders, schoenmakers, borstelma kers met een of ander lichaamsgebrek zijn ijverig aan het werk. Als men deze menschen zoo flink aan den arbeid ziet, dan kost het vaak moeite, het lichaamsgebrek der arbeiders te ontdekken, waardoor ze hier een plaats hebben gevonden. Maar bij een nadere beschouwing ziet men b. v. dat een der teekenaars in het meubel makers-atelier inplaats van met een hand, met een voet werkt. En dergelijke virtiositeiten op dat gebied ontdekt nien bier meer. Of is het met verbazend, de mooie bor duursels te zien die meisjes gemaakt hebben, die slechts n hand bezitten, terwijl een ander meisje van een jaar of twaalf met razende vlugneid breit. Haar werk houdt zij vast tegen de borst gedrukt, want het arme kind heeft slechts n arm. Neen werkelijk, met mijn beide armen zou ik haar dat zoo vlug niet nadoen. Ook de woon- en slaapvertrekken zien er keurig en zindelijk uit. Zelfs ontbreekt er geen piano in de woon kamer. Vroolyke platen bedekken hier de muren, terwijl kasten vol speelgoed de kleine stakkertjes misschien een tijd lang hun gemis doen vergeten. En 't is zoo mooi, dat deze inrichting de kinderen niet loslaat, zoodra ze een vak ken nen of aangenomen zyn, neen ook dau vinden ze hier een veilig toevluchtsoord. Jaarlijks wordt er een tentoonstelling van de hier gemaakte voorwerpen gehouden, terwijl men altyd in het gebouw alles wat men wenscht kan bestellen en koopen. Maar natuurlek zonder den financieelen steun van vele goede menschen, kon ook deze uitstekende inrichting niet bestaan, die opge richt is alleen door den onvermoeibaren arbeid en 't groot meegevoel voor de ongelukkigen van twes menschen: Mej. Petersen en domino Knudsen, die zich met deze inrichting een een onvergankelijke eerzuil gesticht hebben. B. N. VII. Van Sprookjes. Beste lïosi. Hadt je my niet bepaald verzocht, mijn opinie te geven, omtrent het verhalen en voor lezen van sprookjes, met betrekking tot je kleine volkje, dan ware waarschijnlijk dat onderwerp door mij onaangeroerd gebleven. De opvatting toch, omtrent het wenschelijke van sprookjes te vertellen aan kinderen, loopt zóó uiteen, er is daarvoor al zooveel inkt gebrnikt, dat ik mijn opinie daaromtrent allicht voor my had gehouden. Nu je eenmaal wilt weten, hoe ik denk over het kind en het sprookje, nu zeg ik, die twee acht ik uitstekend voor elkaar geschikt. Doch.... er zijn sprookjes en sprookjes. Zooals ik als kind gruwde van de Grimmsche sprookjesverzameling, zoo zullen naar ik hoop, ook nu nog vele kinderen zich afgestooten voelen, door die verhalen vol laagheden, bedreven door beestachtige stiefmoeders, wreede koningen lunnige princessen en streekerige kleine luiden". In die sprookjes moet het gruweiy'ke boeien en de kindertantasie wordt, als dat boeien" inderdaad gelukt, op zeer verkeerde wegen geleid. Daarom zal m. i. ieder weldenkende moeder die lectuur afkeuren. Ook de duizend-en- nnacht-verhalen, hoe ook pasklaar" (?) gemaakt voor de jeugd, heb ik mijn jongens niet in handen gegeven. Hél enkele las ik er uit voor, maar dan werd er heel wat afgenomen en bijgebracht. Over deze wijze van voorlezen straks meer. Maar n sprookjes-dichter is er, n, die alles geeft, wat goed is en nobel, die poesie legt in elk woord, die gesshreven heeft voor héle jonge en voor héle oude menschen precies hetzelfde sprookje en deze wordt door die beide uitersten van het menschdom, goddank nog hoog gehouden ! Behoef ik je nu nog zijn naam te noemen ? Je weet nu toch reeds, dat ik Andersen bedoel V Ik acht dien Deen een der grootste weldoe ners van ons geslacht. Hij blijft de onuitput telijke bron, waarin helder, frisch levenswater stroomt, dat opwekt en sterkt. Van welk tijnvoelen getuigt niet elk zijner sprookjes wat een contrast met GrimmL. Van die poesie voe len die kleinen immers niets V" Ge vergist u. Het kind geeft zich weliswaar geen rekenschap van indrukken, maar meent ge, dat het ze daar om niet ontvangt V Hebt ge zelve niet later bewust" menigen indruk plots weer gevonden, dien erkennend als een, die jarea gesluimerd had, maar die er was, vanaf dit of dat oogenblik uit uw kinds heid 'l Gewoonlijk is een meer of minder be duidend voorval verbonden aan die ploisling herlevende impressie, een voorval, gelijk aan aan dat, verbonden aan den indruk, als kind ontvangen en waarvan ge nu, na jaren de ware portee begrijpt. Zoo ook met sprookjes als Andersen's juweeltjes. Als kind leeft ge mee het lijden der kleine zeemeermin, drijft ge met Duimelijntje op het groote blad in den vy'ver en hoort in angst het huwelijksvoorstel van den ruwen kikker vader, ge staat pal met den nbeenigen tinnensoldaat. Maar later, als 't leven u, ten koste van veel lydens, heeft wijs" gemaakt, dan voelt ge den diepen zin, door den grooten man gelegd in die kleine verhalen. Ge voelt het smartelijke van zyn ironie, ge herkent de door hem u getoonde ziels-portretten als van menschen, levend in uw midden en ge geniet weer... zy 't op heel andere wijze, dan toen ge als kind naar hem luisterdet. Dan leest ge ze uw kinderen voor ea toe hoorders en voorleester ieder ontvangt wat goeds, elk naar zy'n innerlijk bestaan, maar allen" worden beweldadigd door dien eeuwig-levende. Ik zeg met opzet je leest ze je kinderen voor, en niet: je geeft ze je kinderen ter lezing." Geloof mij Kosi, zulk voorlezen komt beide partyen ten zegen, mits dat weer met tact geschiede. Zeker, er zyn kinderen, die ook met zelf-lezen een diepen indruk krygen, maar dat zy'n toch alleen de innerlijk en intel lectueel hoog-aangelegden en dézen zelfs, ver mogen niet vóór hun tiende jaar met vrucht een boek als Andersen ter hand te nemen. Daarom moet de tactvolle moeder, zy die in de binnenkamertjes van haar kleinen ziet, als door hél-klare venstertjes, de bemiddelaarster zyn tusschen den Dichter en 't kind, ja, zelfs bij Andersen moet zij soms nog wat veranderen; kleinigheden maar, doch waarvan zij weet, dat zy de vore dieper zullen maken, om 't zaad naar den eisen te kunnen ontvangen. Elk kind krijgt zijn persoonlijken indruk van een of ander verhaal, aan de moeder om dien de juiste richting te geven. En zyn eenmaal uw kinderen grooter; veer tien, vyïtien jaar, dan neemt ge een Andersenavond" en bij 't gezellig lamplicht of in den koelen tuin komt hy' weer in uw midden, en geeft hy u duizend gelegenheden, om aan te knoopen aan zijn woord, uw opgedane onder vindingen en ge wijst uw kinderen daarop en ge legt ze nu Andersen's hoogere bedoeling met zijn werk uit en ge verricht een vruchtbaren arbeid. Als aandenken aan hun moeders' huis legde ik, op hun eigen wensch, Andersen's sprookjes in den koffer van elk van mijn jongens, als hy de wereld in ging, om voortaan zijn eigen pad te bewandelen. En degenen van hen, wie 't mogelijk is geweest, af en toe eens terug te vliegen, er hun plaatsje weer eens even in te nemen onder moeders vleugelen"; ze genoten weer op nieuw, als Andersen te voorschijn kwam, of een of ander van zijn sprookjes het onderwerp van ons gesprek werd. Ziedaar uu: mijn opinie omtrent het sprookje. Nu nog even iets gezegd over het gezamen lijk lezen in het algemeen. Hoezeer ook meegaand met gematigden" sport, hoe wenschelijk ik 't ook vinde, dat jongens en meisjes trachten, zich lichamelijk te ontwikkelen, mag in. i. deze lichamelijke ontwikkeling der geestelijke en intellectueele gén afbreuk doen. En dat toch is sinds de laatste vijftien jaar maar al te zeer 't geval. Men is sinds lang aan 't outreeren gegaan op een voorheen verwaarloosd gebied en doet dat ten koste van hoogstwenschelijke dingen ! Onder deze tel ik vooral het gezellig, kuisselijk samenzijn. Als de fietsende en tennissende jeugd, van beiderlei kunne, deel had genomen aan onze leesavondjes, waarbij mijn vader het praesidium waarnam, dan zouden zij zich wel tienmaal bedacht hebben, alvorens die te offeren aan rijwiel of bat! Daar was niet alleen Andersen aan 't woord, my'n vader leidde ook Multatuli (Max Havelaar), de Veer (Trou-ring), de Camera Obscura, Fritz Reuter en andere schrijvers, die voor den familiekring geschikt werden geacht, daar binnen. Huisvrinden namen deel aan die avondjes; het lezen gaf weer aanleiding tot besprekingen en al zat ik, als piepjong ding, heel stil daarbij en al werd er veel behandeld, dat niet onmiddellijk toegang kreeg tot mijn binnenste, toch drong het er in en bleef daar binnen onmerkbaar bewaard, totdat ik, soms vele jaren later de vruchten daarvan plukte. Je weet 't. Rosalief, ons huis had nu eenmaal de eerlijk verdiende reputatie, van te bieden hoogste gezelligheid bij hoogsten eenvou den ik wensch ieder ouderpaar van harte toe lust en gave te hebben, om dien zelfden roep te ver werven; zij stichten daarmee reeds bij hun leven een onvergankelijk monument en geven hun kinderen op hun levensweg mede een nooit te verliezen schat aan herinneringen, waardoor zij den toegang behouden tot net ouderlijke huis, ook al heet'f de dood reeds lang den grendel daarvoor geschoven. YHOUWKE. liet Indische Niclitje, door Tixr, DK Kar ir*'Gi'üirs. Amsterdam, C. A. J. van Dishoeck. Ji'.-j bladzijden. Voor wie is dit boek geschreven? Voor aankomende meisjes tusschen tai'ellaken en servet in V Of voor opvoeders en vooral opvoed sters van 't jong geslacht, wier vorming o zooveel geeft te denken en te doen, te laten óók nu en dan 'i Hierop een afdoend antwoord te geven, lijkt me zeer moeilijk. Soms, bij 't begin van »IIet Indisch Nichtje" b.v.b., acht ik dat dit verhaal enkel geschreven was voor meisjes als Phientje, dat echt natuurlijk kind dat zoo ingenomen is met Tilly's komst en toch, uit onhandigheid, zoo onaardig doet, wat men zich echter van zoo'n natuurkind best begrijpen kan; geschreven ook voor »TillyV' die, in zoo'n geheel andere omgeving komende en telkens op nieuw gevoelende dat zij op haar Indische afkomst worden aangekeken, zoo noodig eens moeten lezen hoe zij door vrien delijkheid er toch in zullen slagen, harten voor zich te winnen, moeten leeren hoe oneindig veel rneer pleizier zij in hun jong leven zullen krijgen, als zy de »ünka's" laten varen, zoodat eene minder-handige schooljuffrouw zich niet zoo hinderlijk merkbaar daaraan ergert en thuis het lastig humeur dier ne niet meer alle gelukkig samenzijn der geheele familie op de vlucht jaagt. Of moeten moeders het boek lezen, om Phientje's moeder als voorbeeld te nemen, die lieve, verstandige vrouw, die, evenals in het tweede verhaal Hun Juf" de moeder van Nellie, zoo goed de kunst verstaat, jonge hartjes tot vertrouwelijkheid en mededeelzaam heid te dwingen niet alleen, maar ook zooveel invloed weet uit te oefenen, dat koppige karakters uit een gevoel van liefde en eerbied die stugheid overwinnen 'f Of moeten onderwijzeressen uit dit boek een nog soms zoo noodig extralesje in opvoedkunde halen, opvoedkunde die wortelt in een liefdevol hart dat zich indenkt in het leven en lieven maar. ook in het ly'den vaak van een kind ? Doch laat ik niet meer vorschen naar h«t eigenlijk doel van dit boek. Laat me liever zeggen dat het my voorkomt zoo heel geschikt te zijn voor ieder die eens recht wil meeleven de verschillende toestanden, hier zoo natuurlijk en onopgesmukt, zoo waar, zoo hél waar geteekend. Welke aardige typen vindt men in »Hun Juf"! Frank is een jongen om eens even te pakken; my'nheer Verschuere een ver bazend prettige man voor zoo'n troepje levens lustige kinderen; Aal, de dikke keukenmeid, een brave ziel zooals men ze hier en daar vindt. Maar «onmogelijke" menschen zijn het niet, en ook de minder sympatieke figuren als b.v.b. mevrouw Houckaart hebben we onder een anderen naam wel eens hier of daar ontmoet. Op allen is het »zóó zyn er!" toepasselijk. Mij dunkt, dit boek zal met het a.s. SintNicolaasfeest veel gekocht worden en steeds met ingenomenheid ontvangen en gelezen worden door jongeren en ouderen, vooral door de laatsten als zij iets wenschen voor hoofd en hart van hun kind. Wij wenschen der schrijfster een groot publiek dat haar leest en waardeert. G. C. S.?J. IllllllifllllliilHiilnillM iiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiitimuiiii IIMflltlltlMIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIM l De rrouw der toekomst. Het leven van Pasteur. Jlongerloon. Gymnasiaal onderwijs voor meisjes. Sclioonheidsgpecialiteiten. Van de hand des heeren Henri Deamarest is verschenen: »la femme future". Een satyre op den handel en wandel der man-vrouw in de twintigste eeuw. Een onderwerp, geknipt om ondeugendheden te zeggen. * * * De schoonzoon van Pasteur, de heer Valerylladot heeft met groote toewijding een boek geschreven over het leven van Pasteur. De geleerde en zijn werk worden met waardigheid behandeld. Geen aaneenschakeling van laffe anecdotes, zooals wy die herhaaldelijk krijgen van hen, die zich somwijlen geroepen achten een beeld te schetsen van een man of vrouw, die door kloeke daden, groote geleerdheid en onberispelijken levenwandel zoo als Pasteur, aanspraak kan maken op de onverflauwde be wondering en vereering van bet nageslacht. * * * Er zal nog veel gepraat, vergaderd, geschre ven n gehandeld moeten worden, vóórdat de smadelyke hongerloonen tot het verleden behooren. De opgewonden Oostenrijkers hebben de nijpende armoede en ongeloofely'ke ellende van een naaister, met groote heftigheid besproken. 't Is iets, maar niet genoeg. Praatjes vullen geen gaaljes. De praktische hand die ingrijpt of zwygend haar gave ofl'ert, blijft verkieslijk boven den welbespraakten mond die lieftallig theoretiseert over gebrek en onhoudbare toe standen. Het baat niet of men zich in opvlammende verontwaardiging uitiaaf over den heer Louis Lazar, eigenaar van groote magazijnen voor militaire uitrustingen. Dat hij zich de min achting van elk weldenkend mensch op den hals heeft gehaald, brengt nog geen verandering in het deerniswaardig lot van Helena P. die door haar patroon is aangeklaagd, wegens ver duistering van goederen, ten nadeele van hem, haren, werkverschaft'er. Arme ziel! wat heeft zij veel geleden, wat heeft zy' lang getobt met haar zieken man en vijf kinderen, wat heeft zij moedig gestreden; de oogen heeft zij zich half blind, de vingers stuk gewerkt.... En nu is de groote schande over haar ge komen. Met neergeslagen oogen, doodsbleek en huiverend onder haar sjovele plunje heeft zij plaats genomen in de bank der be schuldigden .... De heer Lazar betaalt XES CENTEN voor het zoomen van een dozy'n zakdoeken. Helena P. had het in koortsachtigen haast zoover weten te brengen, dat zij tien dozijn per dag zoomde. De verpleging van den zieke en alle huiselijke bezigheden rustten tegelijkertijd op haar wrakke schouders. Zwak, uitgeput door vermoeienis en gebrek, met heldenmoed had zij die wrakke schouders geplaatst onder den r.érdrukkenden last. Zij maakte dus een daggeld van zestig centen. Toen achtte Louis Lazar het oogenblik ge komen, zijn y'verige slavin te beknibbelen Er kwam immers zoo verbazend veel werk uit haar handen. Niet langer betaalde hy zes centen voor 't dozijn. In 't vervolg zou zij vier centen krygen. Veertig cent per dag! Medicynen voor den zieke, eten voor allen, huishuur, vuur, licht tot laat in den nacht zat zy te werken, het hongerloon was niet meer toereikend. Zij bracht een partijtje zakdoeken, bestemd voor het groote magazijn van militaire uit rustingen, naar een pandjeshuis. Zij kreeg drie-en-een-halven gulden in handen. Voor dit feit stond zy dezer dagen terecht te Weenen. -;<- # In het voorjaar van 1901, tegen Paschen, zal het gymnasium van Frankfurt a M., zijn poorten ontsluiten voor leergierige meisjes. liet onderricht in de meisjesscholen werd in den laatsten ty'd pasklaar gemaakt, voor een geleidelijken overgang tot de vijfde klasse van 't gymnasium. Men hoopt, dat uitsluitend kerngezonde en buitengewoon begaafde meisjes, zich aan de studie zullen wijden. Zeer juist; van zwakke, ziekelijke stumpertjes of van meisjes met zeer middelmatig verstand valt op het onafzienbaar exercitieveld der hersen-gymnastiek niet veel te verwachten. * * * s Wie selig ein Mannsbild zu sein" men zou geneigd zyn, dit in onze dagen uit te roepen, maar om geheel andere beweegredenen als Clürchen van Egmont. Is het geen schande voor ons vrouwen, dat in de groote steden, de schoonheids-speciali teiten als booze zwammen uit den grond opschieten ? Wat vunzige speculatie op der vrouwen ijdelheid ! Grof geld wordt verdiend door man nen en vrouwen, die zich als schoonheidsspecialiteit vestigen. Ergerly'k en walgelijk zijn deze prakty'ken. Ergerly'k omdat er zooveel geld vermorst wordt aan ongerijmdheden, wal gelijk als men bedenkt aan wat voor mani pulaties, massages en bestrijkingen met vieze kwakzalvers-middeltjes de verdwaasden onder ons zich overgeven. In het West-End van Londen heeft zich nu weer een Hongaarsche dame gevestigd als schoonheids-specialiteit. Ook die klopt, wry'ft n smeert er lustig op los. Een atmosfeer van geheimzinnige viezigheid. De slachtoffers der kleinzielige ydeltuitery laten zich de grootste martelingen welgevallen. Vrouwen van over de veertig jaar willen er uitzien met frissche, blozende wangen als meis jes van zestien. Dergelijke onmogelijkheden liggen niet op den weg van moeder natuur. Daarom wil men knapper en wijzer zijn dan die beste, lieve, goede natuur en nu komt de kunst! met haar poespas-arsenaal. Ligt de grootste bekoring van het vrouwengelaat niet langer in zachtheid van uitdrukking, in een minzamen lach, in een vriendely'ken oogop slag ? Moet het vrouwenoog niet langer stralen van teêrheid of tintelen van schalken zin? waartoe die onnatuurlijke glans verkregen door gevaarlijke injecties ? Waartoe die kunstmatige blosjes en die gemartelde huid om doodonschuldige rimpels te doen verdwy'nen? Worden onze echtgenooten, vrienden en broers niet langer oud met ons ? Waarom moeten vrouwen van middelbaren leeftijd haar geld en ty'd verspillen aan zulke dwaasheden ? Met geld en tyd kunnen wij vrouwen zoo heel veel goed doen. CAPRICE. MnMiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiitiiiimimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii nniiHtiuiuiiMiii Geachte Redactie. Mag ik u verzoeken een paar woorden te plaatsen naar aanleiding van het artikel van mevr. Waszklewicz in uw nummei van 21 Oct. Tot my'n verbazing zie ik dat mevr. Wasz klewicz de geschiedenis van den oorsprong van den Ned. Vrouwenbond ter Intern, ontwapening anders geeft dan zy is. Ziehier hoe zich de zaak heeft toegedragen. In Januari 1898 werd mij op de Union Cosmopolite (eene vereeniging tot het beoefenen van het spreken van vreemde talen) door den heer Kool van Kasteel voor gesteld correspondente te worden van de »Ligue des Femmes pour Ie Désarmement International", zetel Parys. Als een gevolg op dit voorstel en de daarmede in verband staande bespre kingen ontving ik den 28en Jan. 18i)8 een brief van prinses Wissniewska, waarin zy mij benoemde tot vice-presidente in Holland. Ongeveer 5 maanden daarna kreeg ik een brief kaart van mevr. Waszklewicz, waarin zy' mij verzocht by' haar £e komen, daar zij my iets te vragen had omtrent de Ligue des Femmes enz. Ik gaf gehoor aan dit verzoek, en toen ik by' haar was vertelde zij mij, dat zij eene aanstelling had ontvangen als vice-presidente, dat zy, toen zij aanmerking maakte op het idee van twee vice-presidenten op ne plaats, tot antwoord had gekregen, dat zulks wel meer gebeurde, en dat prinses Wiszniewska haar had verzocht met mij in connectie te treden en zich met mij te verstaan, opdat wij te samen en eensgezind zouden werken. Mevrouw Waszklewics gaf my echter te kennen, dat dit haat niet beviel, dat zij onaf hankelyk wenschte op te treden en niet bij elke kleinigheid eerst verplicht zyn mijn gevoelen te vragen en, daar zij veel meer tyd had dan ik, de toezegging had van vele zeer goed betalende leden, enz., enz., my' voorstelde het vice-presidentschap aan haar over te dragen. Het einde van onze conferentie was dan ook, dat ik zulks deed, en het kort daarop, einde Juni, zoo ik my niet vergis, officieel aan prinses Wiszniewska heb geschreven. Op de eerste algemeene vergadering door mevrouw Waszklewicz bijeengeroepen las deze ons een stuk voor waarin zij zeide, dat zy, gehoord hebbende van het bestaan van de Ligue des Femmes pour Ie Disarmement In ternational aan prinses Wiszniewska had ge schreven om deze te verzoeken haar, mevrouw Waszklewicz, tot vice-presidente in Holland te benoemen. Het viel my op, dat deze lezing anders was dan het verhaal aan rny' gedaan; eerst onlangs hoorde ik dat de laatste lezing de ware was; in haar brief toch aan de prin ses heeft mevrouw Waszklewicz als een van de redenen waarom zy in mijne plaats wenschte benoemd te worden opgegeven, dat zij als Femme du monde (comme moi) betere relaties had dan ik als institutrice en dat kan alleen staan in een brief waarin men om eene be noeming verzoekt. Op die vergadering hoorde ik voor het eerst, dat men zich afscheiden wilde van Parys, eigen statuten maken, die dan aan de prinses voorleggen met het initiatief: of zoo aannemen of wy scheiden ons af. Ik verzette mij met alle kracht hier tegen, maar na mijn vertrek ik had eene les om drie uur en kon niet bly'ven werd het voorstel van mevrouw Wassklewicz aangenomen. De ver gadering was slecht bezocht en de meerder heid by gevolg zeer gemakkelyk te verkrygen. Was nu de Ned. Vrouwenbond ter Intern. Ontwapening eene bestaande vereeniging welke door prinses Wiszniewika werd aangezocht zich bij haar aan te sluiten ? Werd hy eerst gesticht nadat de namen der vreemde vicepresidenten mevrouw Waszklewicz vertrouwen hadden ingeboezemd? Het is volstrekt my'n streven niet iets af te doen aan de groote werkkracht van mevr. Waszklewicz zy heeft veel gedaan, meer dan de institutrice, die het toch al volnandig genoeg heeft, ooit had kunnen doen; maar waarom prinses Wiszniewska op deze wyze aanvallen en de waarheid verdraaien; daar is toch dunkt my volstrekt geen rede voor. EMMA LAGEKWET, v e ir f -issolioncio d :r £t zx

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl