Historisch Archief 1877-1940
,Np.l220
DE AMSTERDAMMER WEEEBLAD VOOR NEDERLAND.
De jaaryergaieriDg yan ie National Union
of Woien werkers" in Engelanfl, ?
is de vorige week te Brighton gehouden ge
worden. Er was veel belangstelling. De pre
sidente, mevr. Lyttelton, gaf wél ruimschoots
aandacht aan de »dapperheid" en «zelfopoffe
ring" van den Engelschen soldaat, doch bleek
niets te zeggen te hebben over het onrecht en
den gruwel van dezen oorlog die hier en in
Zuid-Afrika zoo ontzaglijk veel ly'den uitstort
over vrouwen en moeders.
In de eerste zitting werden door de dames
Bryant, Penelope Lawrence, Woodhouse en
Bedding interessante lezingen gehouden over
het middelbaar onderwijs voor meisjes; de
eerste beweerde dat de meisjes uit de middel
klasse slechter onderwezen worden dan de
meisjes uit de lagere klassen. In Engeland is
ieder vry°om onderwijs te geven, geëxamineerd
of niet. Het zwermt van «private schools",
waar halfbakken onderricht wordt gegeven,
de goeden niet te na gesproken. Aangedrongen
werd op behoorlijke examinatie. In dezelfde
zitting spraken mevrouw Creighton (vrouw van
de Bisschop van Londen) en de bekende vrouw
van den economist Henry Fawcett, over het
werken der vrouw in schoolbesturen en
regeeringsbetrekkingen, in welke positie zy' veel
prestige had veroverd.
In de zitting van den tweeden dag werd
gesproken en gediscusseerd over «Tehuizen
voor dronkaards" met het oogmerk hen van
den jammerlijke drankzucht te genezen.
Dr. Branthwaite, een specialist op dit gebied
was de inleider. Hy verklaarde dat in 1879,
toen de regeering macht en regelingen gaf
voor de oprichting van dergelyke huizen,
weinig succes daarvan werd verwacht, doch
dat de ervaring de nuttigheid ervan heeft
geleerd.
Mevrouw Creighton gaf beschouwingen over
»The Modern Home", verklaarde dat bij de
meerderheid der vrouwen het gevoel gevestigd
was dat zij evenveel recht als de mannen had
den hun eigen leven te levee, en zeide, met
een beroep op de feiten om ons heen, te kun
nen staven, dat het huiselijk leven er niet op
achteruit gaat, wanneer de vrouwen zich met
de algemeene sociale en politieke zaken gaan
bemoeien.
Zóó ook was het oordeel van een andere
spreekster, de gravin Aberdeen, die verklaarde
dat de vrouw alleen dan naar waarheid een
gezellin van haar man en vriendin en leidster
harer kinderen kan zy'n, wanneer zij den strijd
des algemeenen levens was doorgegaan, den
vooruitgang in denken en opvoeden volgde en
door aandeel in het openbare leven te nemen,
dat leven leerde begrijpen.
De laatste dag was wel de meest belangrijke,
door de bespreking van het dienstbodenstelsel
en de regeling van een moderne huishouding.
Mevrouw Bunting, het eerste punt inleidende,
weet de afkeer van ons als dienstbode te
verkeeren aan de betere verdiensten en meerdere
vrijheden die den meisjes in andere betrek
kingen worden gewaarborgd. Menige mevrouw
had nog veel te leeren om in haar dienstbode
een vrij-geboren mensch en geen ly'feigene te
zien, zich wat meer te bekommeren om haar
keukenbode ,en wat minder om allerlei partijen
en visites waarvan de losten geheel het deel
des boden zy'a. Het dienstbode wezen moet
in de toekomst een beroep worden, even eer
vol maar ook even gunstig in loon en vrijheden,
als bj[v. dat van zieken verpleegster; de werk
uren dienden geregeld te worden.
Er dienden meer gelegenheden opgesteld te
worden voor bekwaming en opleiding in het
vak van huis- en keukenbediening; de oplei
ding en training zou de werkkring verheffen,
zoowel als de werksters en het huiselijk leven,
waar zy haar diensten bewijzen.
Mevrouw Aldrich behandelde de besturing
van en regeling in een huishouding en vond,
dat vele dames, die nu hun tijd besteden met
de deugden en ondeugden der dienstmeisjes
te bestudeeren, beter deden wat meer aandacht
te wijden aan de ontwikkeling van het huis
houden, en wat meer tijd te geven aan prak
tisch huiswerk. Keuken werk is voor haar even
weinig vernederend als het feitelijk voor de
dienstmeisjes is. De huishouding is een staat
in het klein en er behoort kunde, overleg en
bekwaamheid toe, zoowel om de eerste als om
den laatsten te besturen. Op veel huiswerk kon
tijd en geld uitgespaard worden; coöperatie
kon veel meer in et huishouden toegepast
worden en gemeentelijke keukens zouden een
zegen zijn voor duizenden huismoeders.
* *
*
Eene vooruitgang. Terwijl er in het vorige
Lagerhuis in Engeland 186 leden voorstanders
waren van vrouwenkiesrecht, wordt hun aantal
thans geacht te zijn minstens '272 van de 670.
In werkelijkheid kan het aantal nabij 300 zijn,
daar van een 200 leden de opinie tot op heden
niet bekend is. '
V.
Dicht bij de haven in Denemarkens hoofd
stad staat een groot gebouw, met het opschrift
als de titel van dit opstel geeft te lezen.
'k Zou willen dat een paar heel rijke Neder
landers in die buurt verdwaalden, door een
regenbui overvallen werden, en een schuil
plaats zochten in dit gebouw.
Misschien zouden ze zoo getroffen worden
door hetgeen ze daar zagen, dat ze ons land
verrijkten met een inrichting, die een zegen
is voor vele ougelukkigen, die door de natuur
misdeeld zijn.
Wat de verdwaalde rijke Nederlanders in
dat gebouw zouden zien, kan ik u in weinig
' woorden vertellen.
Ten eerste een groot aantal kreupele, ver
minkte personen, maar die niettegenstaande
hun deerniswaardigen toestand, volstrekt geen
ongelukkig gezicht opleveren.
Neen, integendeel vele van die gebrekkigen
?zien er vrij wat tevredener ait dan menigeen,
die in het volle bezit is van zyn armen en
beenen, handen en voeten, want hier is geen
n, behalve de leeraren en directie, die niet
n van die ledematen mist.
't Kan zijn dat het een vertroostend idee
voor deze ougelukkigen is, dat ze hier samen
zooveel lotgenooten zyn gedeelde smart is
halve smart maar nog grooter troost is
't zeker voor deze zeer onvolkomen menschen
(in den letterlijken zin van 't woord) dat ze
door deze school in staat worden gesteld voor
een groot gedeelte in hun eigen onderhoud te
voorzien. Ja, velen worden zelfs geheel onaf
hankelijk van de publieke weldadigheid, waartoe
bij ons dergelijke ongelukkigen dikwijls aan
gewezen zijn.
Reeds in de kamer der directrice van deze
inrichting, ziet men vol verbazing naar de vele
werkelijk fraaie meubels, die alle in de inrich
ting zelf gemaakt zyn. Later stijgt deze ver
bazing tot groote bewondering voor leeraars
en leerlingen, die met onvermoeibaren ijver
en geduld zoovele hindernissen, door de natuur
zelf opgeworpen, overwonnen hebben.
Behalve meubels, maken de verpleegden alle
verbandmiddelen zelf, die in de inrichting
gebruikt worden, terwy'l jaarlijks ook nog een
belangrijke hoeveelheid daarvan verkocht wordt.
Verder is er een wevery, waar tal van mis
maakte meisjes en vrouwen werk vinden. Daar
worden gordijnen, tapijten etc. geweven, en
alles in smaakvolle kleuren en patronen.
Ook boekbinders, schoenmakers, borstelma
kers met een of ander lichaamsgebrek zijn
ijverig aan het werk. Als men deze menschen
zoo flink aan den arbeid ziet, dan kost het
vaak moeite, het lichaamsgebrek der arbeiders
te ontdekken, waardoor ze hier een plaats
hebben gevonden.
Maar bij een nadere beschouwing ziet men
b. v. dat een der teekenaars in het meubel
makers-atelier inplaats van met een hand,
met een voet werkt. En dergelijke
virtiositeiten op dat gebied ontdekt nien bier meer.
Of is het met verbazend, de mooie bor
duursels te zien die meisjes gemaakt hebben,
die slechts n hand bezitten, terwijl een ander
meisje van een jaar of twaalf met razende
vlugneid breit. Haar werk houdt zij vast tegen
de borst gedrukt, want het arme kind heeft
slechts n arm.
Neen werkelijk, met mijn beide armen zou
ik haar dat zoo vlug niet nadoen.
Ook de woon- en slaapvertrekken zien er
keurig en zindelijk uit.
Zelfs ontbreekt er geen piano in de woon
kamer. Vroolyke platen bedekken hier de
muren, terwijl kasten vol speelgoed de kleine
stakkertjes misschien een tijd lang hun gemis
doen vergeten.
En 't is zoo mooi, dat deze inrichting de
kinderen niet loslaat, zoodra ze een vak ken
nen of aangenomen zyn, neen ook dau vinden
ze hier een veilig toevluchtsoord.
Jaarlijks wordt er een tentoonstelling van
de hier gemaakte voorwerpen gehouden, terwijl
men altyd in het gebouw alles wat men wenscht
kan bestellen en koopen.
Maar natuurlek zonder den financieelen
steun van vele goede menschen, kon ook deze
uitstekende inrichting niet bestaan, die opge
richt is alleen door den onvermoeibaren arbeid
en 't groot meegevoel voor de ongelukkigen
van twes menschen: Mej. Petersen en domino
Knudsen, die zich met deze inrichting een
een onvergankelijke eerzuil gesticht hebben.
B. N.
VII.
Van Sprookjes.
Beste lïosi.
Hadt je my niet bepaald verzocht, mijn
opinie te geven, omtrent het verhalen en voor
lezen van sprookjes, met betrekking tot je
kleine volkje, dan ware waarschijnlijk dat
onderwerp door mij onaangeroerd gebleven.
De opvatting toch, omtrent het wenschelijke
van sprookjes te vertellen aan kinderen, loopt
zóó uiteen, er is daarvoor al zooveel inkt
gebrnikt, dat ik mijn opinie daaromtrent allicht
voor my had gehouden.
Nu je eenmaal wilt weten, hoe ik denk over
het kind en het sprookje, nu zeg ik, die twee
acht ik uitstekend voor elkaar geschikt.
Doch.... er zijn sprookjes en sprookjes.
Zooals ik als kind gruwde van de Grimmsche
sprookjesverzameling, zoo zullen naar ik hoop,
ook nu nog vele kinderen zich afgestooten voelen,
door die verhalen vol laagheden, bedreven
door beestachtige stiefmoeders, wreede koningen
lunnige princessen en streekerige kleine luiden".
In die sprookjes moet het gruweiy'ke boeien
en de kindertantasie wordt, als dat boeien"
inderdaad gelukt, op zeer verkeerde wegen geleid.
Daarom zal m. i. ieder weldenkende moeder
die lectuur afkeuren. Ook de duizend-en-
nnacht-verhalen, hoe ook pasklaar" (?) gemaakt
voor de jeugd, heb ik mijn jongens niet in
handen gegeven. Hél enkele las ik er uit
voor, maar dan werd er heel wat afgenomen
en bijgebracht. Over deze wijze van voorlezen
straks meer.
Maar n sprookjes-dichter is er, n, die
alles geeft, wat goed is en nobel, die poesie
legt in elk woord, die gesshreven heeft voor
héle jonge en voor héle oude menschen precies
hetzelfde sprookje en deze wordt door die beide
uitersten van het menschdom, goddank nog
hoog gehouden !
Behoef ik je nu nog zijn naam te noemen ?
Je weet nu toch reeds, dat ik Andersen bedoel V
Ik acht dien Deen een der grootste weldoe
ners van ons geslacht. Hij blijft de onuitput
telijke bron, waarin helder, frisch levenswater
stroomt, dat opwekt en sterkt. Van welk
tijnvoelen getuigt niet elk zijner sprookjes wat
een contrast met GrimmL. Van die poesie voe
len die kleinen immers niets V" Ge vergist u.
Het kind geeft zich weliswaar geen rekenschap
van indrukken, maar meent ge, dat het ze daar
om niet ontvangt V
Hebt ge zelve niet later bewust" menigen
indruk plots weer gevonden, dien erkennend
als een, die jarea gesluimerd had, maar die
er was, vanaf dit of dat oogenblik uit uw kinds
heid 'l Gewoonlijk is een meer of minder be
duidend voorval verbonden aan die ploisling
herlevende impressie, een voorval, gelijk aan
aan dat, verbonden aan den indruk, als
kind ontvangen en waarvan ge nu, na jaren
de ware portee begrijpt.
Zoo ook met sprookjes als Andersen's
juweeltjes.
Als kind leeft ge mee het lijden der kleine
zeemeermin, drijft ge met Duimelijntje op het
groote blad in den vy'ver en hoort in angst
het huwelijksvoorstel van den ruwen kikker
vader, ge staat pal met den nbeenigen
tinnensoldaat. Maar later, als 't leven u, ten koste
van veel lydens, heeft wijs" gemaakt, dan
voelt ge den diepen zin, door den grooten
man gelegd in die kleine verhalen. Ge voelt
het smartelijke van zyn ironie, ge herkent de
door hem u getoonde ziels-portretten als van
menschen, levend in uw midden en ge geniet
weer... zy 't op heel andere wijze, dan toen ge
als kind naar hem luisterdet.
Dan leest ge ze uw kinderen voor ea toe
hoorders en voorleester ieder ontvangt wat
goeds, elk naar zy'n innerlijk bestaan, maar allen"
worden beweldadigd door dien eeuwig-levende.
Ik zeg met opzet je leest ze je kinderen
voor, en niet: je geeft ze je kinderen ter
lezing." Geloof mij Kosi, zulk voorlezen komt
beide partyen ten zegen, mits dat weer met
tact geschiede. Zeker, er zyn kinderen, die
ook met zelf-lezen een diepen indruk krygen,
maar dat zy'n toch alleen de innerlijk en intel
lectueel hoog-aangelegden en dézen zelfs, ver
mogen niet vóór hun tiende jaar met vrucht
een boek als Andersen ter hand te nemen.
Daarom moet de tactvolle moeder, zy die in
de binnenkamertjes van haar kleinen ziet, als
door hél-klare venstertjes, de bemiddelaarster
zyn tusschen den Dichter en 't kind, ja, zelfs
bij Andersen moet zij soms nog wat veranderen;
kleinigheden maar, doch waarvan zij weet, dat
zy de vore dieper zullen maken, om 't zaad
naar den eisen te kunnen ontvangen. Elk kind
krijgt zijn persoonlijken indruk van een of
ander verhaal, aan de moeder om dien de juiste
richting te geven.
En zyn eenmaal uw kinderen grooter; veer
tien, vyïtien jaar, dan neemt ge een
Andersenavond" en bij 't gezellig lamplicht of in den
koelen tuin komt hy' weer in uw midden, en
geeft hy u duizend gelegenheden, om aan te
knoopen aan zijn woord, uw opgedane onder
vindingen en ge wijst uw kinderen daarop en
ge legt ze nu Andersen's hoogere bedoeling
met zijn werk uit en ge verricht een
vruchtbaren arbeid.
Als aandenken aan hun moeders' huis legde
ik, op hun eigen wensch, Andersen's sprookjes
in den koffer van elk van mijn jongens,
als hy de wereld in ging, om voortaan zijn
eigen pad te bewandelen. En degenen van
hen, wie 't mogelijk is geweest, af en toe eens
terug te vliegen, er hun plaatsje weer eens
even in te nemen onder moeders vleugelen";
ze genoten weer op nieuw, als Andersen te
voorschijn kwam, of een of ander van zijn
sprookjes het onderwerp van ons gesprek werd.
Ziedaar uu: mijn opinie omtrent het sprookje.
Nu nog even iets gezegd over het gezamen
lijk lezen in het algemeen.
Hoezeer ook meegaand met gematigden"
sport, hoe wenschelijk ik 't ook vinde, dat
jongens en meisjes trachten, zich lichamelijk
te ontwikkelen, mag in. i. deze lichamelijke
ontwikkeling der geestelijke en intellectueele
gén afbreuk doen. En dat toch is sinds de
laatste vijftien jaar maar al te zeer 't geval.
Men is sinds lang aan 't outreeren gegaan op
een voorheen verwaarloosd gebied en doet dat
ten koste van hoogstwenschelijke dingen !
Onder deze tel ik vooral het gezellig,
kuisselijk samenzijn.
Als de fietsende en tennissende jeugd, van
beiderlei kunne, deel had genomen aan onze
leesavondjes, waarbij mijn vader het praesidium
waarnam, dan zouden zij zich wel tienmaal
bedacht hebben, alvorens die te offeren aan
rijwiel of bat!
Daar was niet alleen Andersen aan 't woord,
my'n vader leidde ook Multatuli (Max
Havelaar), de Veer (Trou-ring), de Camera
Obscura, Fritz Reuter en andere schrijvers,
die voor den familiekring geschikt werden
geacht, daar binnen. Huisvrinden namen deel
aan die avondjes; het lezen gaf weer aanleiding
tot besprekingen en al zat ik, als piepjong ding,
heel stil daarbij en al werd er veel behandeld,
dat niet onmiddellijk toegang kreeg tot mijn
binnenste, toch drong het er in en bleef daar
binnen onmerkbaar bewaard, totdat ik, soms
vele jaren later de vruchten daarvan plukte.
Je weet 't. Rosalief, ons huis had nu eenmaal
de eerlijk verdiende reputatie, van te bieden
hoogste gezelligheid bij hoogsten eenvou den ik
wensch ieder ouderpaar van harte toe lust en
gave te hebben, om dien zelfden roep te ver
werven; zij stichten daarmee reeds bij hun
leven een onvergankelijk monument en geven
hun kinderen op hun levensweg mede een
nooit te verliezen schat aan herinneringen,
waardoor zij den toegang behouden tot net
ouderlijke huis, ook al heet'f de dood reeds
lang den grendel daarvoor geschoven.
YHOUWKE.
liet Indische Niclitje, door Tixr, DK Kar
ir*'Gi'üirs. Amsterdam, C. A. J. van
Dishoeck. Ji'.-j bladzijden.
Voor wie is dit boek geschreven? Voor
aankomende meisjes tusschen tai'ellaken en
servet in V Of voor opvoeders en vooral opvoed
sters van 't jong geslacht, wier vorming o
zooveel geeft te denken en te doen, te laten
óók nu en dan 'i
Hierop een afdoend antwoord te geven, lijkt
me zeer moeilijk. Soms, bij 't begin van
»IIet Indisch Nichtje" b.v.b., acht ik dat dit
verhaal enkel geschreven was voor meisjes als
Phientje, dat echt natuurlijk kind dat zoo
ingenomen is met Tilly's komst en toch, uit
onhandigheid, zoo onaardig doet, wat men zich
echter van zoo'n natuurkind best begrijpen
kan; geschreven ook voor »TillyV' die, in
zoo'n geheel andere omgeving komende en
telkens op nieuw gevoelende dat zij op haar
Indische afkomst worden aangekeken, zoo
noodig eens moeten lezen hoe zij door vrien
delijkheid er toch in zullen slagen, harten
voor zich te winnen, moeten leeren hoe oneindig
veel rneer pleizier zij in hun jong leven zullen
krijgen, als zy de ȟnka's" laten varen, zoodat
eene minder-handige schooljuffrouw zich niet
zoo hinderlijk merkbaar daaraan ergert en
thuis het lastig humeur dier ne niet meer
alle gelukkig samenzijn der geheele familie
op de vlucht jaagt.
Of moeten moeders het boek lezen, om
Phientje's moeder als voorbeeld te nemen, die
lieve, verstandige vrouw, die, evenals in het
tweede verhaal Hun Juf" de moeder van
Nellie, zoo goed de kunst verstaat, jonge
hartjes tot vertrouwelijkheid en mededeelzaam
heid te dwingen niet alleen, maar ook zooveel
invloed weet uit te oefenen, dat koppige
karakters uit een gevoel van liefde en eerbied
die stugheid overwinnen 'f
Of moeten onderwijzeressen uit dit boek een
nog soms zoo noodig extralesje in opvoedkunde
halen, opvoedkunde die wortelt in een liefdevol
hart dat zich indenkt in het leven en lieven
maar. ook in het ly'den vaak van een kind ?
Doch laat ik niet meer vorschen naar h«t
eigenlijk doel van dit boek. Laat me liever
zeggen dat het my voorkomt zoo heel geschikt
te zijn voor ieder die eens recht wil meeleven
de verschillende toestanden, hier zoo natuurlijk
en onopgesmukt, zoo waar, zoo hél waar
geteekend. Welke aardige typen vindt men in
»Hun Juf"! Frank is een jongen om eens
even te pakken; my'nheer Verschuere een ver
bazend prettige man voor zoo'n troepje levens
lustige kinderen; Aal, de dikke keukenmeid,
een brave ziel zooals men ze hier en daar
vindt. Maar «onmogelijke" menschen zijn het
niet, en ook de minder sympatieke figuren
als b.v.b. mevrouw Houckaart hebben we onder
een anderen naam wel eens hier of daar
ontmoet. Op allen is het »zóó zyn er!"
toepasselijk.
Mij dunkt, dit boek zal met het a.s.
SintNicolaasfeest veel gekocht worden en steeds
met ingenomenheid ontvangen en gelezen
worden door jongeren en ouderen, vooral door
de laatsten als zij iets wenschen voor hoofd
en hart van hun kind.
Wij wenschen der schrijfster een groot publiek
dat haar leest en waardeert.
G. C. S.?J.
IllllllifllllliilHiilnillM
iiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiitimuiiii
IIMflltlltlMIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIM
l
De rrouw der toekomst. Het leven van
Pasteur. Jlongerloon. Gymnasiaal
onderwijs voor meisjes.
Sclioonheidsgpecialiteiten.
Van de hand des heeren Henri Deamarest
is verschenen: »la femme future". Een satyre
op den handel en wandel der man-vrouw in
de twintigste eeuw. Een onderwerp, geknipt
om ondeugendheden te zeggen.
* *
*
De schoonzoon van Pasteur, de heer
Valerylladot heeft met groote toewijding een boek
geschreven over het leven van Pasteur. De
geleerde en zijn werk worden met waardigheid
behandeld. Geen aaneenschakeling van laffe
anecdotes, zooals wy die herhaaldelijk krijgen
van hen, die zich somwijlen geroepen achten
een beeld te schetsen van een man of vrouw,
die door kloeke daden, groote geleerdheid
en onberispelijken levenwandel zoo als Pasteur,
aanspraak kan maken op de onverflauwde be
wondering en vereering van bet nageslacht.
* *
*
Er zal nog veel gepraat, vergaderd, geschre
ven n gehandeld moeten worden, vóórdat de
smadelyke hongerloonen tot het verleden
behooren.
De opgewonden Oostenrijkers hebben de
nijpende armoede en ongeloofely'ke ellende van
een naaister, met groote heftigheid besproken.
't Is iets, maar niet genoeg. Praatjes vullen
geen gaaljes. De praktische hand die ingrijpt
of zwygend haar gave ofl'ert, blijft verkieslijk
boven den welbespraakten mond die lieftallig
theoretiseert over gebrek en onhoudbare toe
standen.
Het baat niet of men zich in opvlammende
verontwaardiging uitiaaf over den heer Louis
Lazar, eigenaar van groote magazijnen voor
militaire uitrustingen. Dat hij zich de min
achting van elk weldenkend mensch op den
hals heeft gehaald, brengt nog geen verandering
in het deerniswaardig lot van Helena P. die
door haar patroon is aangeklaagd, wegens ver
duistering van goederen, ten nadeele van hem,
haren, werkverschaft'er.
Arme ziel! wat heeft zij veel geleden, wat
heeft zy' lang getobt met haar zieken man en
vijf kinderen, wat heeft zij moedig gestreden;
de oogen heeft zij zich half blind, de vingers
stuk gewerkt....
En nu is de groote schande over haar ge
komen. Met neergeslagen oogen, doodsbleek
en huiverend onder haar sjovele plunje heeft
zij plaats genomen in de bank der be
schuldigden ....
De heer Lazar betaalt XES CENTEN voor het
zoomen van een dozy'n zakdoeken. Helena P.
had het in koortsachtigen haast zoover weten
te brengen, dat zij tien dozijn per dag zoomde.
De verpleging van den zieke en alle huiselijke
bezigheden rustten tegelijkertijd op haar wrakke
schouders. Zwak, uitgeput door vermoeienis
en gebrek, met heldenmoed had zij die wrakke
schouders geplaatst onder den r.érdrukkenden
last. Zij maakte dus een daggeld van zestig
centen.
Toen achtte Louis Lazar het oogenblik ge
komen, zijn y'verige slavin te beknibbelen Er
kwam immers zoo verbazend veel werk uit
haar handen.
Niet langer betaalde hy zes centen voor 't
dozijn. In 't vervolg zou zij vier centen krygen.
Veertig cent per dag!
Medicynen voor den zieke, eten voor allen,
huishuur, vuur, licht tot laat in den nacht
zat zy te werken, het hongerloon was niet
meer toereikend.
Zij bracht een partijtje zakdoeken, bestemd
voor het groote magazijn van militaire uit
rustingen, naar een pandjeshuis. Zij kreeg
drie-en-een-halven gulden in handen. Voor
dit feit stond zy dezer dagen terecht te
Weenen.
-;<- #
In het voorjaar van 1901, tegen Paschen,
zal het gymnasium van Frankfurt a M., zijn
poorten ontsluiten voor leergierige meisjes.
liet onderricht in de meisjesscholen werd in
den laatsten ty'd pasklaar gemaakt, voor een
geleidelijken overgang tot de vijfde klasse van
't gymnasium.
Men hoopt, dat uitsluitend kerngezonde en
buitengewoon begaafde meisjes, zich aan de
studie zullen wijden.
Zeer juist; van zwakke, ziekelijke
stumpertjes of van meisjes met zeer middelmatig
verstand valt op het onafzienbaar
exercitieveld der hersen-gymnastiek niet veel te
verwachten.
* *
*
s Wie selig ein Mannsbild zu sein" men zou
geneigd zyn, dit in onze dagen uit te roepen,
maar om geheel andere beweegredenen als
Clürchen van Egmont.
Is het geen schande voor ons vrouwen, dat
in de groote steden, de schoonheids-speciali
teiten als booze zwammen uit den grond
opschieten ?
Wat vunzige speculatie op der vrouwen
ijdelheid ! Grof geld wordt verdiend door man
nen en vrouwen, die zich als
schoonheidsspecialiteit vestigen. Ergerly'k en walgelijk
zijn deze prakty'ken. Ergerly'k omdat er zooveel
geld vermorst wordt aan ongerijmdheden, wal
gelijk als men bedenkt aan wat voor mani
pulaties, massages en bestrijkingen met vieze
kwakzalvers-middeltjes de verdwaasden onder
ons zich overgeven. In het West-End van
Londen heeft zich nu weer een Hongaarsche
dame gevestigd als schoonheids-specialiteit. Ook
die klopt, wry'ft n smeert er lustig op los.
Een atmosfeer van geheimzinnige viezigheid.
De slachtoffers der kleinzielige ydeltuitery
laten zich de grootste martelingen welgevallen.
Vrouwen van over de veertig jaar willen er
uitzien met frissche, blozende wangen als meis
jes van zestien. Dergelijke onmogelijkheden
liggen niet op den weg van moeder natuur.
Daarom wil men knapper en wijzer zijn dan
die beste, lieve, goede natuur en nu komt de
kunst! met haar poespas-arsenaal. Ligt de
grootste bekoring van het vrouwengelaat niet
langer in zachtheid van uitdrukking, in een
minzamen lach, in een vriendely'ken oogop
slag ? Moet het vrouwenoog niet langer stralen
van teêrheid of tintelen van schalken zin?
waartoe die onnatuurlijke glans verkregen door
gevaarlijke injecties ? Waartoe die kunstmatige
blosjes en die gemartelde huid om
doodonschuldige rimpels te doen verdwy'nen?
Worden onze echtgenooten, vrienden en
broers niet langer oud met ons ? Waarom
moeten vrouwen van middelbaren leeftijd haar
geld en ty'd verspillen aan zulke dwaasheden ?
Met geld en tyd kunnen wij vrouwen zoo
heel veel goed doen.
CAPRICE.
MnMiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiitiiiimimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
nniiHtiuiuiiMiii
Geachte Redactie.
Mag ik u verzoeken een paar woorden te
plaatsen naar aanleiding van het artikel van
mevr. Waszklewicz in uw nummei van 21 Oct.
Tot my'n verbazing zie ik dat mevr. Wasz
klewicz de geschiedenis van den oorsprong van
den Ned. Vrouwenbond ter Intern, ontwapening
anders geeft dan zy is. Ziehier hoe zich de
zaak heeft toegedragen. In Januari 1898 werd
mij op de Union Cosmopolite (eene vereeniging
tot het beoefenen van het spreken van vreemde
talen) door den heer Kool van Kasteel voor
gesteld correspondente te worden van de »Ligue
des Femmes pour Ie Désarmement International",
zetel Parys. Als een gevolg op dit voorstel
en de daarmede in verband staande bespre
kingen ontving ik den 28en Jan. 18i)8 een
brief van prinses Wissniewska, waarin zy
mij benoemde tot vice-presidente in Holland.
Ongeveer 5 maanden daarna kreeg ik een brief
kaart van mevr. Waszklewicz, waarin zy' mij
verzocht by' haar £e komen, daar zij my iets te
vragen had omtrent de Ligue des Femmes enz.
Ik gaf gehoor aan dit verzoek, en toen ik by'
haar was vertelde zij mij, dat zij eene aanstelling
had ontvangen als vice-presidente, dat zy,
toen zij aanmerking maakte op het idee van
twee vice-presidenten op ne plaats, tot
antwoord had gekregen, dat zulks wel meer
gebeurde, en dat prinses Wiszniewska haar
had verzocht met mij in connectie te treden
en zich met mij te verstaan, opdat wij te
samen en eensgezind zouden werken. Mevrouw
Waszklewics gaf my echter te kennen, dat dit
haat niet beviel, dat zij onaf hankelyk wenschte
op te treden en niet bij elke kleinigheid eerst
verplicht zyn mijn gevoelen te vragen en, daar
zij veel meer tyd had dan ik, de toezegging
had van vele zeer goed betalende leden, enz.,
enz., my' voorstelde het vice-presidentschap
aan haar over te dragen.
Het einde van onze conferentie was dan
ook, dat ik zulks deed, en het kort daarop,
einde Juni, zoo ik my niet vergis, officieel
aan prinses Wiszniewska heb geschreven.
Op de eerste algemeene vergadering door
mevrouw Waszklewicz bijeengeroepen las deze
ons een stuk voor waarin zij zeide, dat zy,
gehoord hebbende van het bestaan van de
Ligue des Femmes pour Ie Disarmement In
ternational aan prinses Wiszniewska had ge
schreven om deze te verzoeken haar, mevrouw
Waszklewicz, tot vice-presidente in Holland
te benoemen. Het viel my op, dat deze lezing
anders was dan het verhaal aan rny' gedaan;
eerst onlangs hoorde ik dat de laatste lezing
de ware was; in haar brief toch aan de prin
ses heeft mevrouw Waszklewicz als een van
de redenen waarom zy in mijne plaats wenschte
benoemd te worden opgegeven, dat zij als
Femme du monde (comme moi) betere relaties
had dan ik als institutrice en dat kan alleen
staan in een brief waarin men om eene be
noeming verzoekt.
Op die vergadering hoorde ik voor het
eerst, dat men zich afscheiden wilde van
Parys, eigen statuten maken, die dan aan de
prinses voorleggen met het initiatief: of zoo
aannemen of wy scheiden ons af. Ik verzette
mij met alle kracht hier tegen, maar na mijn
vertrek ik had eene les om drie uur en
kon niet bly'ven werd het voorstel van
mevrouw Wassklewicz aangenomen. De ver
gadering was slecht bezocht en de meerder
heid by gevolg zeer gemakkelyk te verkrygen.
Was nu de Ned. Vrouwenbond ter Intern.
Ontwapening eene bestaande vereeniging welke
door prinses Wiszniewika werd aangezocht
zich bij haar aan te sluiten ? Werd hy eerst
gesticht nadat de namen der vreemde
vicepresidenten mevrouw Waszklewicz vertrouwen
hadden ingeboezemd?
Het is volstrekt my'n streven niet iets af
te doen aan de groote werkkracht van mevr.
Waszklewicz zy heeft veel gedaan, meer
dan de institutrice, die het toch al volnandig
genoeg heeft, ooit had kunnen doen; maar
waarom prinses Wiszniewska op deze wyze
aanvallen en de waarheid verdraaien; daar is
toch dunkt my volstrekt geen rede voor.
EMMA LAGEKWET,
v e ir f -issolioncio d :r £t zx