De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 11 november pagina 8

11 november 1900 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DEAMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. . _ * Nd. 1220 :ï!?' i' & !fc pacht hebben. Germania zou het eiland als kolenstation gebruiken, De noteering van de Indische cultuurondernemingen hield zich, al zijn de algemeene berichten minder gelukkig, vry goed. Dat mag ook gezegd worden van de tabakspapieren. Nu de veilingen over het loopende' jaar tya afgeloopen, kan een vergelijking met de uitkomsten van vorige jaren gemaakt worden, die tot belMJgrgke opmerkingen den volgenden keer aanleiding zal geven. Gunstig ia de noteering van de Dortsche pe troleum aand. In nog sterker mate ging de pry's van de Koninklijke aandeelen vooruit. Maar zou ook de olie-productie haast vooruit gaan? Dat is toch hard noodig. Daarnaar wordt, kon het zyn, in nog sterker mate verlangd door de aandeelhouders van de Samatra-Palembsng. Voorts een bly bericht voor de houders van de Fernvian Corpor. First Mortgage Bonds, die van 60 tot 69 vooruitdansten in verband met de buitengewone uitkeering die door de corporatie zal worden gedaan. De aanstaande April-coupon zou reeds op den voet van 31A pet. interest worden voldaan en aan de houders van de Pref. Aand. zou 1A pet. dividend Worden uitgekeerd. Lang ge wacht en toch verkregen. D. STIGTER. A'dam, Singel 8 Nov. 1900. MiiiiiiiiimtiiMiiiiimiiitiiiimiiiiiiimiinmiiiiMiiiiiiiuiiiitiiiiimiiiim BOEKAANKONDIGING. Kt Kennedy, uit het Schotsch- Engelsen van S. R. CKOCKET, door JOANNA P. WESSELINK VAN ROSSÜM. By W. de Haan, Utrecht. In een zeker opzicht is het gelukkig, dat de Engelschen een paar honderd jaar by' andere volken ten achteren zyn. Hoe tocb zouden zij romans schrijven, als by'hen de «burgerlijke stand" behoorlek geregeld was, geheime huwe lijken onmogelijk waren, en alle jonge vrouwtjes zeker wisten: wij zyn wel en deugdelijk voor de wet getrouwd. Ik zou niet willen, dat by ons om de gewetensvryheid te redden of met welke bedoelingen ook, het burgerlijk huwelijk werd afgeschaft, maar 't zou wel in het belang zy'n van de romanschrijvers. De wereld wordt ZQO prozaïsch, als alle dingen zóó geregeld gaan. Het is waar, men kan zich redden met gevallen van echtbreuk, zooals de Franschen gewoon zyn te doen, maar dan komt men terecht op het gebied van het schunnige, dat voor de lezeressen aanstootelyk is. In »Kit Kennedy" komen een paar geheime huwelyken voor, en van het eene wordt de pfficieele akte verbrand, zoodat by 't verdwynen van de getuigen de wettigheid niet meer te bewijzen is. Men zou zeggen: hoe komt alles nog op zyn pooten te recht? Toch is dit geval, dank zy een gunstige samenloop van omstandig heden en de schranderheid van vrome lieden die soms tegen de schurken opgewassen zyn. Aan toevalligheden en zelfs aan onwaarschijnlykheden geen gebrek. Het is althans geen alledaagsch geval, dat een buitengewoon geleerd classiek litterator ?wegens dronkenschap ontslagen, een zeer bruik bare boerenknecht wordt. Onze verbazing stijgt, als wij lezen, dat deze dsglooner in zijn vrye en nuchtere uren aan zijn zoontje, bij een anderen boer in dienst, laty'n en grieksch leert. Onze verwondering bereikt het toppunt, als het knaajje by'na zonder boeken door dit privaat onderricht, in den hoek van een stal of op een boerenkar, niet alleen penna leert verbuigen en tuptoo vervoegen, maar het in korten tijd zoover brengt, dat hy een stuk van Macaulay's geschiedenis van Engeland overzet in classiek latyn, en dat een moeielijke plaats in een geschrift van Euclides voor hem maar een bagatelletje is. Ondanks deze sterke stukken is »Kit Kennedy" een mooi sympathiek boek, dat door zyn goeSNUIFJES. De laatstgehouden Nuttvergadering te Hoogeveen was een van die onvergetelijke bijeenkomsten, waarvan de oude Maat schappij er al zoo ontelbare vele den stede lingen en plattelanders heeft te genieten egeven. Daar was een voordracht van taaJ, pianospel van juffrouw Radijs en juffrouw Peters», daar werden gehoord zang en toespraak, maar wat wel het meest moest aangrijpen: een gedicht, door den Hoogeveenschen dichter zelf, gereciteerd. Een niet gering voorrecht voor »het kroost van 't Drentsche zand". Want voor de juiste voordracht van een poëem moet men dan toch de poëet zelf hebben. Waarom, zoo dacht ik ? bij het lezen van mijn Iloogeveensche Courant, blijven wij Nederlandsche stedelingen daarvan zoo goed als bijna altijd verstoken ? Wie hoorde Kloos ^hier zijn verzen voordragen, en op welke Nutsvergadering gaf Gorter of Scharter, Schaepman of Banck, iets van zichzelve »ten beste".. ? alleen Laurillard, geloof ik, heeft daarvoor nog wel eens »dank geoogst". Of zijn die zeldzame gelegenheden juist mij ontsnapt, en klaag ik, terwijl ik reden tot dankenstof mocht hebben? Zooveel is zeker, ht t vers van den Hoogeveenechen dichter, blijft, ook als het ge lezen wordt, mooi genoeg. .Aan Mr. 11. Smcengc bij niju vertrek uit Drcutlie. Voorbeeldig, ja voorbceleMoi», Van alle zelfzucht vrij, Werkt Ge, onvermoeid en onverpoosd, Aau 't heil der Maatschappij; den toon en zyn idealisme ontwapent, wie aanmerkingen zou willen maken. Het is al weer een bewijs voor den goeden smaak van Mevrouw W«sselink?van Rossum, dat zy de vertaling bezorgde. Zij heeft daarmee een goed werk gedaan. De vrienden van Jan Maclaren zullen ook wel vrienden worden van Crocket. v. H. NIEUWE UITGAVEN. Vóór neutrale Vakvereenigingen, door J. W. GEEHABD. Amsterdam, A. B. Soep. Het oude Nederlandsche lied. Wereldlijke en ?geestelijke liederen uit vroegeren tijd, teksten en melodieën. Verzameld en toegelicht door F. VAN DUYSE. Afl. 1. 's Gravenhage, Martinus Nyhoff. Wat is Sociologie ? Openbare les ter opening van den cursus in de sociologie gehouden door mr. S. R. STEINMETZ. Leiden, S. C. van Doesburgh. Catalogue d'une collection importante de livres anciens et modernes. La Haye, W. P. van Stockum & Fils. Sprookjes van H. C. Andereen. Werelduitgave, geïllustreerd door HANS TEGNEK. Uit het Deensch vertaald door M. VAN EBDEN?VAN VLOTEN. Amsterdam, Scheltema & Holkema's Boekhandel. Godsleidingen in mijne levensgeschiedenis, door OITO FÜNCKE. 2e deel, Amsterdam Pretoria, boekhandel voorheen Höveker & Wormser. Dr. J. H. HOLWERDA. Hellas en Rome. Leiden, S. C. van Doesburgh. In de wouden der Germanen. Historisch verbaal door E. MOLT, geïllustreerd door B. W. WIERINK. Medemblik, K. H. Idema. Marionetten, door W. VAN AMSTERDAM. Haarlem, H. D. Tjeenk Willink. ees'elijke i-oorouders. Studiën over onze beschaving door A. PIEBSON. Het Hellenis me, 2e sfl. Antiochiëdoor K. KUIPER. Haarlem, H. D. Tjeenk Willink & Zoon. Het Wilhelmus, door J. POSTMUS, Kampen. J. H. Kok. Nieuwe Wereld, R. P. J. TÜTEIN NOLTIIENICS. Indrukken en aanteekeningen ty'dens eene reis door de Vereenigde Staten van Noord-Amerika. Haarlem, H. D. Tjeenk Willink & Zoon. Europa, 63e jaarg. afl. 11. Dordrecht, Blussé& Co. Tweemaandelijkse^ Tijdschrift, hoofdredac teuren, L. VAN DEYSSGL en ALBERT VERWEI-. Vle jaarg. Ga afl. Nov. 1900. Amsterdam, Scheltema & Holkema's boekhandel. De Natuunriend. No. l, Maandblad gewijd aan de natuurlyke leef- en geneeswijze, ter voorkoming en bevryding van ziekten docr eene juiste toepassing van de natuurkrachten: licht, lucht, water, voeding, enz. Redactie: Singel 50, b/d Huizerweg, Bussum. Nosokómos. Tijdschrift van de Ned. Vereeniging tot bevordering der belangen van verpleegsters en verplegers. Hoofdredacteur : dr. A. ALETRIXO. Amsterdam, F. van Rossen. J. van Dijk's Teekenvoorbeelden, gecartonneerd. Amsterdam, S. L. van Looy. N. BODKNHEIM. Handje-Plak. Kinderrijmrjes met aardige plaatjes. Amsterdam, S. L. van Looy. NORMAN LANCASTER. Een roman van Joteph Hocking. (The scarlet woman). Uit het Er gelach vertaald door Graaft'. Amsterdam, C. L. G. Veldt. Zomerland, door STIJN STREUVELS. Amster dam, L. J. Veen. Zonnetij, door Siux STREUVELS. Amster dam, L. J. Veen. Vrouwenleven in de Desa. Amsterdam, L. J. Veen. Een Vreemdeling uit Transvaal, door mevr. FABIUS CREMER EINDHOVEN met 10 platen. Amsterdam, L. J. Veen, Letterkundig Maandschrift, onder leiding van F. A. C. Buysch. 3e jaarg. 7e afl. Nov. 1900. 's Qravenhage, M. v. d. Beek. Ku iviiar Gij iverkt, daar komt tot stanJ, KQ iva.ir Gij sticht, bi'erseht bloei. Baai' \\aar bestuurd \vorut, door Uw hand Hceiïeht leeciï, licht en ^i'oei, Gij foukelster aan 't firmament Der nieuwere politiek, Die, op schier elk terrein bekend, Hooi; zweelt o]) eiii'en wiek; l)ie ),iii»: tut 't volk U ne.ilerbuiirl Er vuór, er uu-Je leeft ; Voor Waarheid eu voor Recht ijetuuf, Eu immer voorivajuls streeft. Gij, met Vw machtige arbeidskracht, Xos;1 nimmer ovcr?cbat, Die (ie ongeveinsd UMI olfcr bracht Daar \\aar Cie in 't strijdperk tradt; Gij, tot ecu ieders hulp bereid, Uit diep bc^cf vaüjdicbt; Die om l liccu licuoudering spreidt, Bezielt, verkerkt, verlicht. O lleil voor "( Volk, zo> ]icf eu uaard Aan ous 't l dierba:ii' bnrl : Gij wordt mei droefheid iia^e^aHL'o1, Uw heengaan baart ons sinavi . . . . Doch \\aar Gij ejaat, naar ( )o?1 of \\e^t, Jk Wed dal Ge ons uict verdeel, Maar aau 'l U lief schoon' ;.;v\\crt Ook straks Uw kracht besteedt. Toch zou ik het onder het hoofd Snuifjes geenszins vermeld hebben, bevatten, deze regelen niet voor zeker iemand eenige kilo's rapévan je fijnste en sterkste soort. Immers ik heb ergens, »ergens", dat zeg ik altijd als ik het blad, waarin ik iets vindt, niet noemen wil, meestal een blad »dat mij toe vallig fn handen kwam!' 't een en ander gelezen over dienzelfden heer Harm Smeenge, waar hij werd uitgemaakt op een manier, dat de honden er geen brood van zouden lusten. Als een Drent die op Drentsche stemmen speculeerde; die, nis kamerlid, in zijn eigen belang naar een vetten grif lierspost bij zijn vriend in de politiek solliciteerde; die twee posten vereenigen wou, waar hij er aan n dan toch meer dan genoeg zou hebben voor zijn gewoon ontwikkeld brein en niet buitengewone arbeidskracht. Eu wat staat daar nu? "Voorbeeldig, ja voorbeeldeloos van allen zelfzucht vrij" m. a. w. dus, Smeenge stelt alle thans levende, en wie weet, misschien ook wel alle reeds gestorven weldoeners der menschheid in de schaduw. «Onvermoeid ' en dat is al heel sterk . . . »on verpoosd". De kerel wrocht maar altijd door... hij blaast nooit eens uit, neemt zelfs na een zwaar diner geen dutje; en als hij daar in 't Nut te Hooge veen onder zijn Drenten zit, ofin de Kamer ondei' zijn medeleden, was dat maar zoo Kolleges Ekonomie. De privaatdocent F. van der Goes zal gedurende het jaar 1900/1901 de volgende kolleges geven: a. Over de wetenschappelijke grondslagen van het socialisme, loopende o. a. over: warenproduktie en kapitalistische produktie, bevolkingsleer, overgang van kapitalisme tot socialisme, socialistische taktiek, ekonomische programma's, feminisme, theorie van het historisch materialisme; b. Over geschiedenis en inrichting van de kapitalistische produktiewyze. Het eerste jaar: o. a. ontstaan van kapitalistische produktiewijze, waarde- en meerwaarde theorie,burgerlijke waardetheorieën, de bevolkingsleer, burgerlijke stelsels, Malthus. (Marx das kapitaal. 1). De kollegelden be dragen ? 10, desverkiezende ook gratis inschrij ving; onderwijzers ?250; werklieden ? 1. dncpzcnbrn. Bescirann. De heer C. Meijboom, gep. kapt. t. z , verzoekt ons beleefd" en hoogachtend" plaats te geven aan het volgend echryven: Met verwondering heb ik kennis genomen van den inhoud van het stuk getiteld de weg naar volksgunst", voorkomende in het nummer van 4 November j.l. van uw blad en ik vraag my af hoe het mogelijk is, dat een dergelijk schrijven door u werd geplaatst. Elk beschaafd lezer van uw blad zal het toch met mij eens zijn dat door zulk een publieke beoordeeling de gastvrijheid is geschonden tegen over een vreemdeling, die als gast in ons land vertoefde. De vrijheid van drukpers, waarop Nederland zich boven zooveel andere landen mag beroe men, moet niet mitbruikt worden om eene lompheid te begaan. Want eene lompheid is hef, het doen en laten van een ga»t van vreemden bodem in het publiek te critisetren, op de wijze als in uw blad werd gedaan en allerminst eene uiting van de Nederlandsche beschaving, waarop gij beweert zoo trotsch te zijn. Hieraan heeft de redactie waarschijnlijk niet gedacht. Bovendien zal de inhoud van dat schrijven den vreemdeling, die weldra Xederlander wordt, zeer zeker niet aanmoedigen zich te beijveren de gunst te verwerven van een volk, dat zulk geschrijf slikt, vooral niet, wanneer hij de meening mocht koesteren dat hier vcx populi aan het woord was. Om alle plaats aan die meening te ontne men teeken ik tegen bovengenoemde publicatie met verontwaardiging protest aan, overtuigd hiermede in den geest van het beschaafde publiek (e handelen." Het woord vencondering" door den heer M. gebezigd over de opname van het bedoelde artike1, zou voor ons te zwak zijn, als we den indruk moesten weergeven, dien gijn schrijven op OES maakt. Hertog Hendrik is voor hem een vreemdeling die als gast in ons land vertoefde''. Wist dan werkelijk de heer Meijboom niet, dat Hertog Hendrik, als aanttaand eclitgenoot van 11. M, Wilhetiiiina hier kwam ... als toekomstig Prins gemaal dus, en allermiust als een gast uit den vreemde. BMiiiiiiiiniimniminniiniiiimmiiiiiiiiiHiiiHHimniniiiiiinumntim bij wijze van spreken,want eigenlijk flikkerde hij aan het firmament der nieuwere politiek als een ster, die «schier op elk terrein bekend," er schijnt toch nog iets ge weest te zijn, waarvan ook hij het fijne niet afwist «hoog zweefde op eigen wiek..." Zelft de Louter en Kerdijk behoefden hem niets te zeggen. En de verklaring daarvan ligt voor de hand. Want met zijn «machtige arbeidskracht, door niemand overschat, waren hem geen perken te stellen, tenzij op de oogenblikken, waarin hij die machtige arbeidskracht »ten offer bracht." Onge veinsd" dat is juist het mooiste nog van de zaak of van den vent ongeveinsd bracht hij zoo nu en dan, of eigenlijk altijd i door zijn arbeidskracht ten otter. Spreidde bewondering om zich heen ...'t is te begrij pen ... ik, als ik 't nu nog zoo nuchter lees, gevoel me stil worden van bewonde ring, en als uit den weeromstuit, «bezield, versterkt, verlicht..." O Smeenge, gij een'ge...! hoe gaarne zou ik u eens ontmoeten, om u te aan schouwen mtt eigen oog! Zeg ons alvast maar eens, waar wij u aan den nachtelijken hemel, en welke hemel is nachtelijker dan die van de nieuwere politiek ! kunnen zien zweven, gij fbnkelsterre op eigen wiek! Maar natuurlijk: in alle bescheidenheid blijft ge zwijgen en wij zullen eens naar den Haag moeten reizen, om op het Binnenhof zijn onmetelijk arbeidsveld, den man te bewonderen, door de Drenten »met droefheid nagestaard", maar voor ons Nederlanders de profeet, de apostel de Heiland, wel te verstaan in het Nut en onze nieuwere politiek. Maar waarom zou dit lied van den Hoogeveenschen dichter, voor deze enkele gele genheid, en alleen voor u, moeten zijn vervaardigd ? Al reiken ze nu niet precies tot uw kruin, hoeveel scheidende leeraren hebben niet een woord verdiend, dat althans aan wat de vrienden u toezongen mag herinneren? Zou dit lied, met een kleine verandering, niet kunnen worden opgenomen in den bundel van Evangelische gezangen niet het opschrift: »Bij het afscheid van een pre dikant?" Hoogstens twee drie woorden behoefden er in gewijzigd te worden ; en dan had men voor dat eeuwige : »dat 'g Heeren zegen pp u daal!" een variant, die vooreerst ook niet zoo gauw verslijten zou. * * * De Nieuwe Gron. Courant, wil, verloopen er dan ook tien of twintig jaar met de De ktpt. ter *ee spreekt van een lompheid, ,,een schending der gastvryheid" tegenover den Hertog begaan. Hij vergeet hierbij, dat wy schreven: Het fpreekt wel van zelf, dat men in dit geval noch de Koningin, noch, den Hertog, noch de Koningin-Moeder, die ineenzoobijionderen kring zijn ópgtvoed, het mag euvel duiden, dat zy geJieel onbekend zijn gtbleeen met de wij se, waarop het Nederlandsc/ie volk de jachtivair- ' deert. Tot aan den dag der vei loving bestond er dan ook niet de geringste reden om hen daarover nader in te lichten; tenz/j men H.M. de Koningin had willen op de hoogte stellen van liet tamelijk algemeen verlargen onder ons volk naar een nieuwe jachtwet, die er een eind aan zou kunnen maken, dat in zekere oorden van ons land, de belangen der landbouwers en van de arme broocljagers benadeeld worden door de eischen van het jachtcermaak. Maar nu, zoo zouden wij willen vragen, is daar mor het Hofpersoneel of voor de aangewezen raad gevers van de Honinyin bu ten het Hof, nog niet de ivjd aangtbïoken, on», ten bate van H M. de Koningin en vooral van Hertog Hendrik zelf, hun openhartig m de te deelen op ivelk standpunt bijna het geheele Nederlandsche volk, waaraan Z.H. zoo nauw velbanden zalivorden, tegenover de jacht, staat ? Ons dunkt, dat de ministers, die door de proclamatie der verloving mede te onderteekenen, bewezen hebben gaarne de verantwoordelijkheid voor de keus van H M. te willen dragen; dat in het bijsonder de premier, minister Pierson, niet had mogen achtenoege Mijven, om H H. M.M. en Z R. aangaande een zoo belangrijk punt in te lichten". Waar is hier lompheid' aan te wijzen? Nu had de heer Meyboom een zakelijk be toog kunnen leieren, om de opmerkingen door anderen en door ons gemaakt, te ontzenuwen. Hij had behooren aan te toonen, dat het wel gfpast was, niet voor den f/aat, maar voor den aanstaanden gemaal van 11. M bij zyn eerste bezoek aan den Haag, in klein tenue, als koetsier" zooals een, heus,ch niet minder beschaafd briefschrijver dan de Kapt. ter zee, zich uitdrukt, den viersjan te rijden! ... Hij hid voorts in het l'cht te stellen, dat het schieten op aangekweekt wild niet moorddadig, niet wreed is, ia de oogea van het ooergroote deel der Nederlandsche natie, gelijk het schie ten op losgelaten duiven. Of dat de jacht bij het Nederlandsche publiek, over 't algemeen, geenszins iets onnoozels, iets belachelijks is, maar geëerd word t als iets hoogs ea edels. Of, dat ons volk, uitgezonderd een kleine club de jacht-, da honden- en de paardenliefhebbery', niet eenvoudig als een vergeeflijk vermaak voor menschen, die geen raad met hun tijd en hun geld weten, beschouwt en duldt. Hebben wij omvaarheid geschreven, dan heeft de kapt. ter zee het pleit gewonnen. Maar is wat wij en anderen in ons blad schreven juist; en bleek op de ondubbelzinnigste wijs uit onze woorden, dat wij de bedoeling hadden het belang van II. M. de koningin, het belang van den Hertog zelf, het belang van het Nederlar.d-che volk, en in de allereerste plaats het belang der Neder landsche beschaving te behartigen, dan heeft niemand het recht, zelfs niet een verontwaar digde kapt. ter zee, ocs woorden van smaad naar het hoo'd te werpen; dikke woordtn, waar voor we niet uit den weg gaan. Het is wa&r, de heer Meijboom acht zichzelf de tolk van het beschaafd publiek. En aan stonds stemmen wij toe, daar is allerlei soort van beschaving. Maar dit mogen wij hem ver zekeren : wij hebten De wey naar Volbgnnstt eerst geschrevep, toen het van vele. van de meest verschillende zijden, ons duidelijk werd, dat de dagelijksche berichten omtrent ciejachtwoede zonder wederga van den Hertog, waarbij bij zelfs met zijn verloofde zich naar de herten spoedde, een zeer ongunstigen indruk maakte op allerid menschen, aan wier beschaving ook de heer Meijboom niet zou kunnen twijfelen. Zoodra zijn verontwaardiging ietwat bpgint te bekoelen, neme de kapt, als beschaafd man, voorbereiding, beslist de kleine Staten een nieuwen koers uitsturen. Hoe ze zich dat voorstelt, geeft zij in de volgende regelen te verstaan. Het naastbij liggende doel kan niet zijn een verbond te stichten. Wij zouden geleidelijk te werk moeten gaan. Eerst zouden b.v. eenige ernstige en degelijke mannen de handen ineen moeten slaan, vorm?nd een uitgelrjid comit van voorbereiding. Dit comitézou een nauw keurig onderzoek moate;! doen instellen naar de mogelijkheid van toenadering en samen werking tusschen twee of meer kleinere sta' en (wij noemen vooral België, maar ookb.v. Denemarker, Zwitserland, de Scandinavische staten) en naar de bezwaren, die daartegen zouden rijzen. Kwam men na ernstige studie, in overeen stemming liefst met andere degelijke mannen in de betrokken landen, tot de conclusie, dat het idee te verwezenlijken zou zijn, dan zou men moeten beginnen met in Nederland (en in ds betrokken staten) een rustelooze propa ganda te maken voor het plan. Overweging zal het verdienen of met die propagandabeweging zal moeten samengaan een beweging om de bevolking der bedoelde staten nader tot elkaar te brer/gen (b.v. door acidemitche reisbeurzen, gezelschaj-sreizen, feestelijke vergade ringen, tentoonstellingen van kunst-en nijverheisproducten, door de bladen in s!aat te stellen notitie van die landen te nemen enz enz ) En als die toenadering zal zijn verkregen, als een groote vereeniging zal zy'n gesticht met duizenden leden, dan zal men zich af vragen hce het gemeenschappelijk doel het best zal zijn te bereiken en ten plotte welke maatregelen de regeertngen zullen moeten nemen. En dan, maar ook dan, eerst, zal men naar de regeeringrn dier landen kunnen gaan en dan zal men haar vragen te handelen naar den wensch der volkeren en dan zullen die l regecringcn luisteren, omdat de kleine volkeren 1 vrij zijn en omdat zij geen mededingers zijn. En als df.n een defensief verbond of een entonte bereikt is of zelts als maar een vaste oflicieuse toenadering verkregen is, als de sterken onder de zwakken van Europa zich vereenigd zullen hebben, dan zullen wij, Nederlander?, denken aan de slagvelden van ZuidAfrika. En dan zullen wij daar forscho mannen meenen te zien, stervend voor hun mooie zaak, met het ge weer in do hand in den strijd tegen de overmacht. J En dan zullen -«ij mogen zeggen: Gij hebt niet te vtrgeefs geleden, want ook wij hebben nu onzen plicht gedaan, en de zaak, waar voor gij gestreden hebt, is toch niet verloren..." De redactie wendt zich tot »de beteren | ocder ons; tot heu, die op wetenschappelijk, het ons in dank af, dat wij gesproken hebben, waar alle anderen bleven zwy'gen. Laat dan het miEisterie, de oude voogdij raad en welk persoon of lichaam hierby in aanmerking kan komen, fcy'n plicht doen. Wij gunnen H. M.'s aanstaanden echtgenoot ten bij een voortduring sympathieke ontvangst en een uitstekenden naam", zoo herhalen wij, overtuigd van de juistheid der woorden, waar mede keizer Wilhelm Herto» Hendrik geluk wenschte; het huwelijk met de laatste telg der Oranje's is een ernstige daad, die groote zelfbeheersching vordert. Wij twijfelen noch aan den ernst, noch aan den lust tot zelfbeheersching bij den Hertog maar wél aan zijn kennis aangaande hetgeen de Nederlandsehe natie in een pr.'ns gemaal wenscht en waardeert. Daaromtrent hebben zij, die het naast staan bij den troor, Z. H. in te lichten. EED. 6 Nov. 1900. Mijnheer de Redacteur, Het lezen en schrijven is my verboden ... ik zit ver van Amsterdam, in zonneschijn, onder palmen... heb «heimweh1' naar den »Jordaan". .. Zou het heel erg zijn, als ik even 't verbod overtrad, en uit de verte trachtte nog iets te doen voor vonzi kinderen" die na melijk, die wfêr kou en honger zulien hebben dezen winter ? ... Aan de hoofden van de betalende scholen zou ik willen vooretellen een busje in elke klasse te hangen met het opschrift: »Voor andere kinderen die geen eten en geen kk ren hebben"; daarbij aan hun leerlingen voor stellende, elke week n ttuiver in dat bufja te offaren. Kinderen uit de gegoede standen hebben zoo weinig gelegenheid om aan mis deelde kinderen te geven; zy zullen het bepaald heerlyk vinden, en zichzelf gaarne iets ontzeggen om 't verdriet van andere kin deren te lenigen. De opbrengüt van die bufjes zou dan aan vereenigingen gegeven kuunen worden, die zich tot doel stellen de voeding en kleeding van arme schoolkinderen. U dankende voor de opname vaa boven staande, CATHAMXA ALBEBDINGK TIIIJM. eens escMtflenis-onilerwiis, Uit het slot van m\jn stuk had de heer Horn moeten begrijpen, dat ik geheel iets anders bedoel, dan hy my toeschryft. Ik wil desnoods wel op zijn woord gelooven, dat men een bekwaam werkman kan zijn, zelfs zonder lezen en schrijven ta hebben geleerd. Maar vele werklieden in Nederland zijn kiezer; en wellicht zullen binnen weinige jaren, met of zonder goedkeuring van den heer Horn en mij, alle meerdeijarige werklieden in Nederland kiezer zijn. En WE ar moet het dan heen, als die werklieden niet weten, wie in de zestiende eeuw honderdduizend Nederlanders hebben vermoord en waai om ? * In het zelfde no. van dit blad, waarin d3 heer Horn noodig vindt te zeggen, dat men zonder kennis der geschiedenis een bekwaam werkman kan zijn, heeft hij kunnen lezen, icie in Frankrijk om »vryheid van onderwijs" roepen. Is het óók noodig te zeggen, dat bij het vrije onderwas, door die heeren bedoeld, Bartholomeusnacht en herroeping van het Edict van Nantes worden verzwegen of geheel ver draaid voorgesteld? En waarom'? Amsterdam, Dr. W. ZLMDEMA. ten dage der Spaausche furie, 1900. op politiek, op sociaal gebied een naam hebben"; alzoo niet (ot Jan en Alleman, die ook met de beste bedoelingen meestal bij ernstige o verleggingen roet in bet eten gooien. Daar nu toevallig mijn naam, wetenschap pelijk, politiek en sociaal, een uitstekenden klank heeft, wil ik niet nalattn boven staand denkbeeld hartelijk aan te bevelen. Onder de middelen, hier genoemd, gevoel ik mij vooral aangetrokken lot de gezelschapsreizen en feestelijke vergaderingen, maar meen daar nog te moeten bijvoegen de gezelschapsspelen, echter geen »pandverbeuren", dat tot al te intieme verhoudin gen aanleiding kan geven, en ook niet het »krijgerlje-spelen", dat bij de »kleinen" zoo licht tot ernst zou kunnen overslaan voorts de kroegjolen, gralis smul partijen en de wielerspoit. Voor dit alles stel ik me disponibel, en, indien ik zelf ver hinderd mocht zijn, ik geloof toch de noodige plaatsvervangers te kunnen aan wijzen, zoodat dit deel van het program aanstonds kan worden uitgevoerd. Ik heb mij al met Ijissonne in betrekking gesteld. Weldra daarover meer. Alleen schijnt mij een kleine eenzijdigheid, in de keus der kleine Staten met wie wij onsverbroederen zullen, merkbaar. Het blad noemt België, Denemarken, Zwitserland en de Scandinavische Staten. Ik heb daar niet tegen ; vooral Noorwegen en Zwitserland zijn mij sympathiek de Belgen hebben sedert '30 een reputatie maar weinig beter clan de Denen, die tegenwoordig onzen zuivel naar den maan wenschen en ook jagen maar waarom zouden we ook niet eens naar Portugal gaan? »In Portugal is't altijd bal!" en een beetje vroolijkheid in dien kleine-staten bond te introduceeren, zou nog zoo k waad niet zijn; of' meen t de JV. Gr. Ct. dat die bond, voor ieder die hem in tien geest aanschouwt, al de vroolijkheid zelf is? Hoe dit zij, daar is weer een denker meer binnen onze landpalen. En wel aardig, nu te Groningen.... Tot dusver hadden wij alleen Utrecht met zijn De Louter, als er eens sterk gedacht moest worden ; en, alleropmerkelijkst! thans komen de beide aca demiesteden, De Louter en zijn nog onge noemde collega... in het denken, uit den hoek, bijna gelijktijdig! Wat een concurrentie! Maar waar blijft Leiden nu ? 't Zijn daar toch ook niet allen sufiers.... en Amster dam en de Vrije Universiteit. Och, wat ben ik nieuwsgierig naar hetgeen ons nu weer 't eerst op het gebied van de wereld politiek zal worden gebracht!

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl