De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 18 november pagina 8

18 november 1900 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

8 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. i221 nog die van 30 K tot 32^ voor de 6 pets prior Maxwell, gevoegd te worden. De belangr\jk verhoogde koersen der vorige week van de 6 pets. Peruvian konden niet volledig gehandhaafd worden. Zonden de zeer gunstige berichten omtrent verhoogde uitkeering wat sterk gekleurd wor den geoordeeld ? De stukken van den spoorweg van O om Paul hielden zich goed; de aand. gingen zelfs niet onbeduidend vooruit. Dat was nog in sterker mate het geval met de Koninklijke Trans Afrik. Spoorwegmpy'. Of de berichten omtrent betere kansen voor een portugeesche schuldregeling meer geloof verdienen ? De Hollandscbe Uzeren Spoorwegmaat schappij en de Ned. tramwegmaatschappij te Utrecht, alsmede de Koninklijke confederatie (zuivel- en kaasfabrieken) vroegen in de afgeloopen week geld tot uitbreiding van zaken. Aanstaanden Dinsdag 20 Nov. kan tegen den koers van 106 pCt. ingeschreven worden op 140 duizend gulden in aandeelen in de naamlooze Vennootschap Hellingman's Bouwmaatschappü, gevestigd te Amsterdam. Aandeel houders kunnen recht van voordeel uitoefenen door vermelding op de inschrijvingsbiljetten van de nummers der aandeelen. S ader t het jaar 1893 keerde de maatschappij successievelijk uit: 5, 5, 4%, 5,5}4. Dit j aar, zegt de directie, zal 5 %. pet. dividend uitgekeerd kunnen worden. A'd a m, 15. Nov. 1900. D. STIOTEE. Kantoor: Singel 221. IINIIIIIMMIIIIIItltllllllllllllllllllllllllllinilllllllllllllllHllllllllMlir BOEKAANKONDIGING^ Tooneelherinneringen met portretten. door dr. M. B. MENDES DA COSTA. Uitgave van A. W. Sythoff, te Leiden. £>e tooneelwereld is voor den gewonen mensch aliijd in een zeker geheimzinnig waas gehuld; men beschouwt, en terecht, de planken als een wereldje op zichzelf. Da tooneelisten leven in die, voor den gewonen mensch on bekende, wereld hun.eigen leven en het publiek ziet van hen slechts een zeker gedeelte, dat feitelijk hun eigendom niet is. Men ziet hen in zooveel verschillende gedaanten, dat men hen in hun eigen gestalte zelden herkent en menig toeschouwer, die vol bewondering een acteur of actrice toejuicht, zegt bij zich zelf: ik zou hem (haar) wel eens willen zien als gewoon mensch. Een groot deel van het publiek ziet, hoort den acteur met belangstelling, maar op het opgenblik dat hij zulks doet is voor hem de mensch geheel opgelost in de gedaante, die hy óp dat oogenblik ziet, en bly'ft verder ver dwenen. Alleen de rol, leeft in zy'n herinnering voort. Een kleiner gedeelte van de toeschouwers stelt echter ook levendig belang in het doen en laten van de kunstenaar zelf, en voor dat deel van het publiek schreef dr. Mendes da Costa zijn be'.angrijk en aangenaam boek. HU brengt ons in kennis met de meesten onzer eigene en met enkele vreemde artisten, die, in den goeden ty'd toen shet Tooneel" nog niet voor een groot deel door de Specialiteiten theaters en café-chantants verdrongen werd, ons als gaaten door hun talent troffen of vermaakten. Vooral de ouderen van dagen, die deglansperiode van »ons Tooneel" hebben gekend,zullen dit boek ilillMilliltiiiHiiimitiiiimiliMiiniiiiiiiiiiiiiimiiiHiiiiiiiliHiliii BltUlfJKS. Had ik verleden week het voorrecht een gedicht van een Hoogeveensch poëet te mogen mededeelen en toelichten, een geluk, zou ik haast zeggen, komt, evenals een ongeluk, nooit alleen. Want daar mag ik nu reeds voor mijn lezers, die zoo zel den zich aan zang vergasten, de ontboe zeming van Dr. Schaepman ter gelegenheid .van H. M's verloving ter zetterij zenden. Bc Aloverwiunaar die de Liefde lieet, Gedragen op den drang van 's volks gebeden, Is door den t ui IL van Hollands Mangd geschreden En zingt zijn zege in blij leu zegekreet; Met woorden, in der x reugde vuur gesmeed, Heef! een Vorstin zijn koningsmacht beleden. Is tot Haar volk in iiere trouw getreden, Daar /ij Haar volk Haar beste maagschap weet. God zeeg'ne IJ in Lw liefde, o Koningin," Zóó luidt het v?..'!!: den blijden brüidsdug in. ,jl)e oprechte trouw /ij "'t woord van Uw historie," ^De oprechte trouw Oods liefde xoo gelijk, De oprechte trouw, ons Hollands reinste glorie, Die glorie niake l1 w leven glorierijk!" Bravo! zeg ik, en Bravo! heb ik al dikwijls gezegd minstens eenmaal eiken keer, dat ik dit sonnet heb gelezen. Dat Ts mijn oude Bard weer, denk ik dan. . .. die naar de lier heeft gegrepen. Hoe zie je Amors pijl daarin trillen! Maar geen genot schijnt onvermengd te mogen zijn in deze wereld. Althans tegen woordig niet. Immers, daar krijg ik een .brief van iemand, die zelf geen dichter is, .waarin ik de vraag lees: wat zegt u nu, ?Gij Albewonderaar, van dat getrommel op den Zangberg? En daar pakt me dat man netje uit. ? De «Aloverwinnaar" dat permitteert ?aiek Schaepman te zingen, die zelf door den Aloverwinnaar niet overwonnen is, njet overwonnen mag worden, Roch zal worden ook. Hoe komt hij er bij hij, die altijd zijn oogen dicht heeft moeten tipen en zijn lijf bergen, als hij maar kon vermoeden, dat de Aloverwinnaar hem op ?verren afstand passeeren zou? Maar wij weten het, Schaepman is niet alleen eea braaf man, hij is ook een schalk, met gfoole belangstelling lezen en de genoegelijke uren, die zij in den Stadsschouwburg by van Lier, Boas & Judels, etc. doorbrachten nog eens kunnen herleven. Voor de geschiedenis van het Tooneel in Nederland is het een be langrijke bijdrage. Een reeks fraai uitgevoerde reproduetiën van portretten versiert het boek en menigeen zal nu, veel later misschien dan hij wel gewenscht bad, kunnen zien hoe deze of gene acteur of actrice, die hem sympathiek was, er als gewoon sterveling uitzag. Wat my verwonderd is dat het portret van den nestor onzer dramatische kunst, L. J. Veltman, de 82 jarige, maar nog zoo krachtige gry'saard, er niet in voorkomt. Ook ontbreekt de sympathieke figuur van Christine Poolman, een actrice, die mede tot de oude keurbende behoort. Het komt mij voor dat, wat de portretten betreft, dr. Mendes da Costa zich bijna alleen heeft bepaald tot de acteurs die te Amsterdam optraden, want behalve Velt man en Christine Poolman mis ik ook bijna al de portretten der Rotterdamsche artisten. Misschien dat by een tweede druk van dit boek deze leemten kunnen worden aange vuld. Dr. Mendes da Costa, die gedurende eenige jaren met dit werk bezig was heeft zooveel mogelyk willen volledig zy'n en daarom in verschillende noten tot bijna op den huidigen dag, zyn herinneringen bijgehouden en aange vuld. Hij legt de maatstaf der critiek met gepaste billykheid aan en waardeert meer dan een ander zou kunnen doen, die minder grondig kennis van zaken had. Zyn boek is onder houdend geschreven en door den uitgever in een aangenaam kleed gestoken. J. v. M. De gouden naald, door J. H. ROSNI.J. Naar het Fransch door TJTIA v. D. TLOK. Almelo, W. Hilarius Wz. Wat te zeggen van dit verhaal 't De verhaalster vindt het volgens haar voorwoord een puikje. »'t Verdient belangstelling in hooge mate; 't bevat een schat van wetens waardigheden over land »Volk van Zuid-Africa." Ik vindt het niet. AVat er over land en volk in Z.-Africa in gezegd wordt is, meer fantaisie dan werkelijkheid, 'k Zou haast durven be weren, dat de vertaalster niet veel aandacht gewijd heeft aan wat er een jaar lang over en uit Z.-A, is geschreven, aan wat lang te voren reeds door meer dan een deskundige in ernstig geschrift is verhaald. Een schat ja, die is er toch in. Maar dat is ook een fantaisieschat, ergens in Z.-A. in de twee eeuwen begraven, gevonden op een manier, die reeds zoo dikwijls is aangewend, dat er niets geen kunst meer aan is, en door menschen, die ook al fantaisiewezens zijn, menschen zooals wij ze in het dagelijksche leven gelukkig nooit ont moeten, maar die ons bekend zyn uit alle verhalen van gevonden schatten. Stelt-menschen noem ik ze altoos. In de wereld der jongelieden, die min op heeft met waarheid en werkelijk heid in een boek, kan het verhaal wellicht eenigen opgang maken. Deventer. W. ZAALBEHU. NIEUWE UITGAVEN. Tablcaux Modernes, Aquardles. Collections en ik geloof, dat ik hem nog het best recht doe wedervaren, als ik van hem zeg: met dat Aloverwinnaar hield hij den Aloverwinnaar voor den mal. - Maar dan moet je verder lezen. Dat minnewicht gedragen op den drang van 's volks gebeden, is door den tuin van Hol lands maagd geschreden, net alsof Amor ooit op volksgebeden gewacht of zich daar aan gestoord heeft; en «gedragen ," een lieve jongen om zich te laten dragen . . . »is ge schreden". . . Dat volk aan het bidden, dat Amor dan toch komen zou ... en Amor zelf, als hij zijn pijltje heeft afge schoten, aan het zingen! Indien Amor zingen moest, omdat een aardig bevallig jong Koninginnetje ook al verliefd kan raken, dan zou die snaak toch zeker al lang zijn stem kwijt zijn. En toch, lees maar, hij kraaide het uit: »En zingt zijn zege in blijden zegekreet." Nietwaar, }ioe blijkt hier weder uit, dat Schaepman Amor alleen bij naam kent. Amor is immers het klassieksle wezen van heel de schepping, en dan zal onze Doctor hem de manieren en den stijl toeschrijven van den gelukkigen vader uit den pruiken tijd, die de geboorte van zijn zoon ver meldde, met de woorden : Heden hoorde ik het meest harmonicuse geluid. Mijn oor werd getroffen door een \evenskreet! En was het nu bij dien onzin maar gebleven, edoch het koninginnetje, dat hij wel kent, mishandelt hij evenzeer. »Met woorden in der vreugde vuur gesmeed'' ; verbeeld je, de taal van een o f /ideële pro clamatie onderteekend door acht ministers! ! Met die in het vuur gesmede woorden, «waarmee zij haar liefde beleed'' woorden als dolken, zwaarden of koevoeten! is zij tot haar volk getreden, »daar zij haar volk haar beste maagschap weet." Die proclamatie ! . . . En als zij nu haar moeder, koningin Emma, haar »beste maag schap" had geweten, iets wat jij en ik haar zeker niet euvel zouden duiden had zij dan »haar volk" van hare huwelijksplannen onkundig mogen laten ; of is het »fiere trouw" als een koningin haar verloving niet tot den trouwdag verzwijgt ? Er is in dit sonnet m. i. maar n regel, die er mee door kan, de meest een voudige: »God zeeg'ne U in uw liefde, o Koningin"; daar ben ik het mreeecs, jij, en alle menschen, die een jonge vrouw graag gelukkig zien maar dan moet je eens opletten, hoe hij dat simpele woordje weer onder dreunende bombarie doet ver loren gaan. «De oprechte trouw zij t woord van C w historie", wel te verstaan: de op rechte trouw «Godsliefde zoo gelijk," m. a. w. de huwelijkstrouw ... de oprechte trouw, »ons Hollands rijkste glorie"! . . . Die »gloriej' moest er voor de »historie" wezen, of de historie voor de glorie. Maar wat voor r/lorie steekt er nu in oprechte huwelijks trouw? Of met welk recht, zal men be weren, dat oprechte trouw ons Hollands reinste glorie is waar zij onder alle Made. Ve. C. DE Vos, H. I. A. RAEDT VAN OLDENBAENEVELT et autres. Direction Frederik Muller & Cie. (Ant. W. M. Mensing.) Marianne, door J. TERSTEEG. Amsterdam, H. J. W. Becht. Drie stelsels van handelspolitiek, door J. VAN DussELDOïr A MZN. Haarlem, H. D. Tjeenk "Willink & Zoon. F. A. Buis. In, ketenen van hoogheid. 2 dln. Amsterdam, P. N. van Kampen & Zn. Lippenkoniwg en andere verhalen voor jonge kinderen, door mevr. H. STUTEN VAN USSELSTEIN met illustraties van L. W. R. WENCKEEACH. Amsterdam, Scheltema & Holkema. De voorgestelde 'J'ariefwet, met memorie van toelichting en overzicht van de financieele ge volgen van het ontwerp, vergeleken met den bestaanden toestand. Uitgave van het Weekblad voor de Administratie der Dir. Bal., Inv. en Ace. Leeuwarden, Coöperatieve Handels drukkerij. Dordrecht- Transvaal Album van De Zondags bode voor stad en land. Dordrecht, Corns. Morks Cz. Arontu'en van Bob in het land waar de kabouters wonen door C. W. van der Noorda. Illustraties van Vaarsen Morel. Uitgave van C. A. J. van Dishoeck te Zierikzee. Dolf, de Boerenheld, uit het Duitsch vertaald door C. van der Vliet met gekleurde platen. Uitgave van C. A. J. van Dishoeck te Zierikzee. Inhoud van Tijdschriften. Eigen Haard. No. 40: Tineke, door de Meerulaer, VII. Het honderdjarig bestaan van »Het Leesmuseum" te Amsterdam, door J. H. Rüjsing, met portret van den mede stichter, den neer A. 11. Falck, en andere afbeeldingen. Jan Huyghens's Schipvaert, door L Nooter, II. Iets over de sponnen en hare bereiding, door C. v. S., met afbeel dingen, naar photo's van II. J. Tollens, II. Verscheidenheid. Feuilleton. mimiiMiiiMiMimMiiniLimiMiiiimtmmmilii iiiiiimiMMmiimim Een Lichtpaleis. In de Kalverstraat alhier is sedert eem'ge dagen een Lichtpaleis" geopend, dat niet alleen in Nederland ongeëvenaard is, maar waarvan het buitenland de Fransche Staatjmagazijnen van Baccarat te Parijs binten reke ning latend nauwelijks de wedergade kan aanwijzen. De van ouds reeds.gunstig bekende firma II A. Kloosterhuis heeft namelijk op de eerste tage, acuter haar groot magazijn van gasornamenten, een Electrische-lichtzaal geopend, die den bezoeker onwillekeurig een kreet van bewondering ontlokt, zoodra hij die binnentreedt, na door den winkel de sierlijke, gemakkelijke trap te zijn opgegaan. Een zee van licht over stroomd het zeer ruime, keurig ingerichte lokaal, waarin tallooze kristallen n vergulde germaansche en anglo-saksische volkeren precies even hoog wordt geschat? Zeker, het is te hopen, dat koningin Wilhelmina en Hertog Hendrik hartelijk van elkander zullen blijven houden dat was dan ook reeds volkomen duidelijk gezegd in het: »God zeeg'ne U in uw liefde, o Koningin" maar als na een nuttig besteed en aan daden rijk leven ... de historie van H. M. wordt geschreven, dan moge er toch iets .«glorierijkers" aangaande haar verhaald worden ... dan dat zij gelukkig getrouwd is geweest en gebleven. Maar zoo zijn de dichters. Je moet al blij zijn, als je uit een heel sonnet n verstandige regel haalt. .. want om n rijmwoord zouden ze in staat zijn een moord te begaan al moest de ver moorde onnoozelheid dan ook de waarheid, de gerechtigheid of de deugd zijn voor welke drie zij in regel heeten te branden. Nu heeft Schaepman zelf wel gemerkt, dat hij het wat erg van de looden heeft laten loopen. Achter zijn zoogenaamd vers heeft hij bij voorbaat een verdediging ge schreven. 7oo zegt hij, dat hij zich geïn spireerd heeft op Vondel. Op Vondel nota bene! Was Schaepman niet zoo'n braaf man, dan zou ik zeggen, dat hij 'doekte, maar zooals je ziet, dat woord houd ik in de pen, om geen aanleiding te geven, dat je hem van blasphemie zoudt verdenken. Neen, als er van inspiratie sprake mag wezen, zal het er een zijn door die be roemde weduwe te Reims: veuve Clicquot, die nog wel knapper dichters dan Schaep man heeft gefopt." Ik had eenigen weerzin te overwinnen om dit geschrijf te plaatsen; het spreekt dan toch van zelf, dat een gedicht niet ver vaardigd wordt, om geanalyseerd te worden ; over de klank spreekt die kritikus geen enkel woord, en daarin ligt immers de beteekenis verborgen van het mysterieuse waar mee Schaepman je zinnen streelt. Want evengoed als je op het tooneel nu en dan den donder hoort rollen, zoo natuurlijk, dat je je er in vergist, zou ik het aandurven Schaepman's vers zóó voor te dragen, dat ;eder me zal toeroepen: houd je gemoed e\?en in, want het poëem is te vol van gevoel en gedachten ; matig je of het barst! doch, wat wij hier ten opzichte van Schaepman moeten ervaren het vertoont zich de geheele linie van het gevoelsleven langs. Onze tijd !s met een onaandoenlijkheid voor het zoet verhevene behept. Nog een erger blijk van die treurige tekortkoming, schoon op een geheel ander terrein, ontwaarde ik deze week. * * Wat is er indrukwekkender dan een schuttersplechtighe'd ? Van alles wat schiet de scherpschieters, de geldschieters en de spekschieters niet uitgezonderd acht ik het meest de Amsterdamsche schutterij. Ze is te laat gekomen voor deii SO-jarigen oorlog, ook voor den Trojaanschen oorlog maar ik. kronen, luchters en ampels hangen, allen inge richt voor clectrisch gloeilicht, op de meest verrassende en artistieke wijze aangebracht. Wanneer alle lichten ontstoken zijn, gloeien meer dan duizend lampjes in verschillende tinten, zacht als verlichte bloamen, of hel-schitterend en fonkelend als brillanten, tusschen ver galde ornamenten en kristallen prismas of in fijn-geslepen schalen, ampels en lantaarns, weer kaatst door den kolossalen spiegelwand, die de illusie te weeg brengt, dat men in n onafzienbaren lichttempel ziet, waarin echt bronzen beeldgroepen, fijne pendules en caadelabres ten toongesteld zijn. 't Is alsof men een Feeën-Paleis binnen treedt, of de Apotheose ziet van een tooverballet, want met buitengewone handigheid en smaak heb ben de architecten, de heeren A. L. van Gendt & Zonen van elk schijnbaar verloren hoekje, van ieder plekje partij weten te trekken. Het donkerroode behangsel, de stille tint van het vloerzeil, de zachte bronskleuren van de velourstraploopers en portaalkleeden, zijn in volko men hvmonie met elkander. Gekleurde ruiten van gebrand glas, waarachter 's avonds licht brandt, maken, achter in het groote lokaal, in de zoldering en in de twee erkers aan beide zijden van de trap. een wonderschoon effect, dat ook overdag niet minder is, omdat dan het daglicht de plaats van de electrische gloei lampjes inneemt. En al die lichtjes zijn de branders, der ten verkoop geëtaleerde kronen en lustres. De heer Kloosterhuis heeft terecht begrepen dat wil men heden ten dage het steeds hooger eischen stel'ende publiek tevreden stellen men met zijn tijd moet medegaan. Een kooper wil ziea als hij koopt, welk rffect zijn verlichtings-apparaat in spe, teweeg brengt Electrische-verlichting is nog betrekkelijk een nieuw iets in de huizen hij vestigt zijn keus voorloopig op dit of dat voorwerp, dat dair hangt n druk op het contact, de lichtjes ontgloeien en hij kan oordeelen hoe het in functie is. De firma Kloosterhuis, dis buiten gewoon groote kosten maakte om dit Lich'paleis" te stichten zal zonder twijfel, zoodra het meer bekend is geworden, de vruch'en plukken van haar flink aangedurfde onder neming. De heeren J. Eijrond en Zoon waren de uitvoerders van dit fraai stuk werk. miiuiiiuiiiiiiiiiimiiiimmmiMiiiiiiiiiiniiimi Inzate de Aisteit De heer L. M. Hermans zendt ons het onderstaande ter plaatsing. Hieruit blijkt, dat de beschuldiging aan het adres van den Officier v. Justitie, op veel te lossen grond door hem en den heer Pothuis is geschied, dan dat zij de publiceering daarvan in de dag bladen, niet ten zeerste zouden moeten betreuren. De sekretaris van den Amst. Best. Bond weet zeker, dat zij in deze krijgen, en in zoo vele meer, een uitstekend figuur zou heb ben gemaakt. JNu was daar Zondagmiddag een revue op de Beurs; iets wat ik nooit oversla. Daar werd een order voorgelezen tot pro motie en decoratie; voor dat formeele gevoel ik weinig, maar daarna voerde de kolonel Boellaard het woord. Dan ben ik altijd alleen gehoor, want wat Boellaard bij zoo'n gelegenheid zegt is altijd plech tig, moedig en raak. Zoo ook nu tot de onderofficieren en minderen: »En gij, onderofficieren en minderen, ik heb reeds meermalen gezegd, dat ik niet meer tijd van u voor de wapenoefeningen mag vorderen, dan geschiedt, maar toch spoor ik u aan, trouw daarvoor op te komen. Nog dondert het kanon op de vlakten van Zuid-Afrika en op de velden van oostelijk Azië, en er is geen reden waarom Nederland altijd zou blijven ver schoond van hetgeen andere volken thans ondervinden. En zegt dan niet: »dan zullen wij ons wel verdedigen; er is een spreekwoord dat zegt: »wilt gij den vrede, bereidt u voor ten oorlog'', want als eenmaal de vijand uw grenzen is overschreden en u den voet zet op den nek, dan is alles wat ge doen gaat niet meer van waarde. Daarom herhaal ik: blijft u flink oefenen in den wapenhandel, ter wille vau de vrijheid van ons volk, voor onze dierbare Koningin!'' Ah, wat klonk dat! Menige oude snorrebaard en ook verschei dene gladgeschorenen, zag ik den zakdoek halen uit hunchako... en zachtjes echoode het langs de gelederen: Bereidt u voor ten oorlor/! Je had die oogen moeten zien flikkeren en Boellaard zelf... hij hief den degen .. . keerde zich met den rug naar den troep, als vreesde hij dat zijn enthousiasme al te diep bij de schutters zou kunnen inslaan, en gaf zijn staal een zoen. Daarop volgde een afscheidswoord van den luit.-kol. Schmitz. Hartelijke betui gingen van dank voor sfeun en toewijding van zijn troep, het derde bataljon, bemoe digende woorden voor Luden, die hem zou opvolgen als commandant. . . enfin, alles zeer gepast, en daarop noodigde hij Luden uit met hem langs de gelederen te gaan. Alweder, welk een schouwspel! Wat ging er in die harten om... ? Ik weet het niet, maar naar het mijne gerekend zou tweemaal zoo'n inspectie op n dag te houden, een taak zijn verre boven hun kracht. En daarna, als uit den slag terugge keerd, nam Luden het woord: »Ik zal mijn plicht naar eer en geweten vervullen en ik reken er op dat gij daartoe mijn steun zult zijn; de woorden van overste Schmitz zullen mij sterken in mijn plichts ver vulling. heeft aanleiding van de uitlatingen van den Olficier van Justitie tegen den voorzitter en sekretaris van de Amst. Brandwachts ver. een onderhoud met dezen ambtenaar gevraagd het welk dadelijk is toegestaan. Zoo waren maandagmorgen j. 1. op het par ket de heeren Pothuis en Hermans van den A B. B. en de heeren Dellemyn en Kanters van de A. B. V. : De Officier van Justitie ontkende beslist te hebben gezegd dat zoolang van den A. B. B. de heeren Pothuis en Hermans stonden deze organisatie de Koninklijke bewilliging op hare statuten niet zou ontvangen. Hij deelde mede dat hij gezegd heeft aan de heeren Dellemijn en Kanters, dat de samenstelling van den A. B. B. hem deed twijfelen of deze organisatie de Koninkl. bew. wel zou krijgen; hij had voorts gezegd dat aansluiting van de A. B. V. by den A. B. B. eene onwettige daad was, waarop de heeren Dellemijn en Kanters, volgens den Officier, moeten gezegd hebben dat dat juist van pas kwam, er was by' de A. B. V. eene strooming om zich af te scheiden en nu had men daarin een motief. Hy' was voorts van meening dat een en ander berustte op een misver stand, hetwelk hieruit zou zijn voortgesproten : In de vergadering van brandwachts waarin de statuten waren goedgekeurd was Hermans voor zitter geweest en de officier betwijfelde of deze vergadering wei wettig was. Dit heeft hij beiden heeren gezegd en nu geloofde hy' dat zij het een met het ander verwarden. De heeren Del lemijn en Kanters hielden echter vol dat de Offiaier wel deze woorden gezegd had. De eerste kwam er in zooverre op terug, dat hy zeide den indruk er van gekregen te hebben; de laatste bleef volhouden dat hij het aldus had vernomen. Een zeer uitvoerig gesprek waaraan alle ge noemden deelnamen gaf geen verder licht. Ds beide bestuurderen van den A. B. B. gaven te kennen dat de aansluiting by' den A. B. B. geen onwettige daad was, dat daarvan niets werd vermeld in de statuten van de A. B. V. (overigens is de aansluiting geheel vrij en zon der eenig kontrakt) zoo bij de bespreking deze heelemaal niet behoorde ter sprake te worden gebracht en dat de gerezen moeilijkheden om trent het al of niet wettig zijn van een verg. van brandw. gepresideerd door een bestuurslid van den A. B. B. gemakkelijk uit den weg te ruimen was geweest door op de eerstvolgende vier groepsvergaderingen de statuten nog eens voor te lezen en te doen aannemen. Kesultaat: de Offieier ontkent de bedoelde woorden te hebben gebezigd, de heer Dellemijn heeft den indruk gekregen dat ze wel gezegd zijn, en de heer Kanters beweert dat hij ze letterlijk aldus heeft gehoord. »Wat is waarheid?" vroeg reeda Pilatus. Naar aanleiding echter hiervan trekken voor zitter en sekretaris hunne mededeeling omtrent de woorden van den Officier, die zij deden op het gezag van de heeren Dellemijn en Kanters in; omdat het voor hen m'et vaststaat dat ze aldus zijn gebezigd. CORRESPONDENTIE. Een schrijven van den heer Joh. J. Brandts Buys en een antwoord daarop van den heer G. van Hulzen zal worden opgenomen in ons volgend nummer. lied. Offioieren, onder-officieren en minderen. »Ik zie vol vertrouwen de toekomst te gemoet, ik reken op uw toewijding, op uw plichtgevoel, op uw orde; ik reken er op dat het derde bataljon een waardige plaats zal blijven innemen. »Ik doe een beroep op u allen; geeft een voorbeeld door toewijding en discipline. ATooral door dit laatste: onze arme stamverwanten in Zuid-Afrika toonden het ons, dat het niet alleen aankomt op goed kunnen schieten, doch dat ook discipline in een goed leger een hoofdvereischte is." Dit trof mij zeer. Wat heb ik zelf dat dikwijls gedacht r konden die Zuid-Afrikaansche stamverwanten hier bij de Amsterdamsche schutterii eens zien, wat discipline vermag! en daar noemde mijn vriend Luden, voor het eerst in mijn leven dat ik zoo iets hoorde, die Boeren en zijn schutters in zoo'n nauw verband. Goed; opgewekt, nadenkend over dat zinrijk tooneel, ga ik naar huis. Maar wat gebeurt ? Even later verschijnt daar een neefje een reservist. O jongetje, zeg ik, wat heb je daar iets verzuimd. Op de Beurs had je de schutterij-revue kunnen bijwonen, en toespraken aanhooren, die je vaderlandslievend en krijgshaftig hart zouden hebben gesticht en gestreeld. Maar, Oom antwoordde hij weet u dan niet, dat de schutterij hoe eer hoe beter moet worden opgedoekt? Ze gaat er zeker spoedig aan ... in oorlogstijd heeft ze geen nut... Het bleek me, dat wist hij van een korporaal, een vaandrig en een sergeant. Ja kereltje, zei ik, dat mogen ze in 't lege.zoo denken, maar daarom is 't nog zoo riiet; daar zijn heel deftige, hooge, wijze menschen met flinke baarden, soms grijze snorren, geen kinderen, maar mannen van 7 a S voet, met lijven van een meter in doorsnêa en hoofden, die dat van een Hannibal in de schaduw zouden bunnen stellen en die verklaren, dat ze is het bolwerk voor de veiligheid van het vader land en van de koningin. 't Neefje haalde zijn neusje op en 't eenige dat ik verder uit hem kon krijgen was: De schutterij, oom, als de fensie, ze is nog te min om tot onderwerp te dienen voor een grap. Wat ik ook deed, hem was niets beters aan het verstand te brengen; hij lachte maar; alle gevoel voor het grootsche had hij verloren. Zoo is de tijd!

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl