De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 25 november pagina 3

25 november 1900 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

j-Jl j ± f* j. v**, y-«i'- v \ « " , , >f~ " " i" DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD V O O R N E D E R L A N D. |; heeft verhoogd van d» Oxfordsche Universiteit; wiens woord en oordeel over belangrijke vraag stukken, ook buiten het gebied zijner studie voor gewichtig, bij menigeen ook voor gezag hebbend gold; wiens talrijke werken over diep zinnige onderwerpen gelezen worden in kringen en door personen, tot wie anderer geschriften over dezelfde onderwerpen niet doordringen; och behoorde Mas Muller niet tot die geleer den, die de wetenschap in nieuwe banen leiden, of tot de scheppende genieën, die, hetzij bij intuïtie, hetzij laagsden we^eenerzeJfgevonden methode oplossing vinden voor onopgeloste of verkeerd verklaarde raadselen. Noch in de wetenschap der taal, noch in die van den gods dienst, de twee groote gebieden, waarop hij zich bij voorkeur bewoog, heeft hij het spoor aangegeven eener nieuwe richting. In verband met de nieuwe theorieën en hypothesen, die in de jaren van zijne wetenschappelijke werkzaam heid ingang hebbea gevonden, komen u aadere namen voor den geest dan die van den populairsten aller linguïsten. Waaraan is het toe te schrijven dat zijne vermiardheid, dat zijn gezag naar buiten zooveel verder reikte dan van menig groot man, wiens onmiddellijke diensten aan de linguïstiek en de godsdienst wetenschap de zijne overtreffen? "Voor een deel zeker aan voor hem gunstige omstandigheden, maar in hoofdzaak aan de bijzondere menging van taletten eu neigingen, die hem onderscheidden. Door "die met onver poosde inspanning in de richting, waarin hij besefte dat bij het meest nuttig kon wezen, aan te wendeu, heeft bij zich opgewerkt tot de hooge plaats, die hij in de schatting van zSjn tijdgenooten jaren lang heeft ingenomen. Geboren te Dessau als zoon van Wilhelm Muller, een gunstig bekendjphiloloog en liederendichter, en na den vroegtijdigen dood van dien vader, dien hij reeds vóór zijn Tierde jaar ver loor, door eene naar het schijnt zeer begaafde moeder zorgvuldig opgevoed, gevoelde hij zich als student tot het Sanskrit, aangetrokken, dat hij eerst onder leiding van Brockhaus te Leipzig, daarna te Berlijn onder Bopp, vervolgens te Parijs bij den voortreffelijken Eugène Burnouf be oefende. In die dagen onseveer het midden der eeuw waren de Indologische studiën in Europa nog in haar opkomst. Slechts zeer weinigen verstonden Sanskrit, en de gedrukte litteratuur in die taal, waarover men beschikken kon, was betrekkelijk gering. Nog steeds waren de Vedas onuitgegeven, en evenals in lang ver vlogen dagen lag over de wijs'ieid der Brahmanen de sluier der geheimzinnigheid uitgespreid, dien de weinige beoefenaren van Indië's heilige taal zoo vurig wenschten op te lichten. Maar het pad tot hare beoefening was nog niet gerff'nd, de hulpmiddelen voor de studie waren luttel en lieten te wenschen over.; hoofdzakelijk door eigen kracht moest de beginner zijn weg zoeken. Voor iemand als onze Friedrich Max Muller, evenzeer als voor zijne uitnemende medeleerlingen van Burnouf, Rudolf Roth en Albrecht Weber, waren die moeilijkheden zoovele prikkels om door te zetten. Met jeugdigen overmoed vormde hij reeds in 1845 het stoute en veelomvattende plan om eene uitgave tot stand te brengen van de Rigvedasanhita, den verzenbundel, die niet alleen het oudste document is van de ludische letter kunde, maar tevens het oudste gedenkteeken, itltlltlltlllllllïllHIIIKIH IIIIMIlEIIMItM IIMHIIlimilJUUIIfl DE ACTRICE. Utt het Russisch, T. T30HEPKIN-KYPERNIK. I. 't Was September en ongewoon warm. De natuur scheidde kalm, zonder schok van den zomer, den boomen veel roode en gouden bladeren schenkend en een windje, om ze zacht te doen neervallen op de aarde, die nu op een bont tapijt geleek. De met purperen vlekken doorweven donker-bronzen en bei-gele bladeren, scherp afstekend tegen 't hard blauw van den hemel, gaven aan Moskou een bijzondere bekoorlykheid. In een der buitenwijken der stad stond de eigenaar van een klein huis, de gepensionneerde overste Iwan Stephanowitsch Flegontoff in zijn tuintje, aaa de straat. Met een groot mes in de hand bekeek hij het struikgewas en sneed de laatste bloemen voorzichtig at. 't Was stil in de straat, alleen het geratel van een nog verwijderd rijtuig deed zich hooren. De ondergaande zon overgoot met een zee van goud de witte muren van de huizen, destraatsteenen en ook het gry'ze hoofd van den overste. Het rijtuig naderde. Werktuigelijk hief de oude man het hoofd op en keek plotseling verbaasd, want de wagen hield stil voor zijn huis. Wat beteekent dat ? vroeg de grijsaard zich af, niet begrijpend, wie bij hem zijn moest. Wie zou dat wezen ? Zeker iemand die zich in het nummer vergist. Doch een in rouw gekleede jonge vrouw stapte uit en trad met een jongetje van om streeks 4 jaar de stoep op. Ze vestigde de oogen op het naamplaatje en liet toen de bel overgaan. Hier!... dacht de overste verbaasd. En Ewetigni is uit... Haastig wierp hg het mes ter zijde, schoof zijn das terecht, draaide de snor wat op en trad met nog krachtige schreden op de dame toe. Neem me niet kwalijk mevrouw, de knecht dat uit eenige Indogftrïaaansche tftal tot om is gekomen. Overeenkomstig den raad van Burnouf zou hij médien tekst ook iSayana's doorloopen den commentaar uitgeven. Dit plan heeft een beslissenden invloed gehad op zijn leven. Toen hij ter voorbereiding van zijne op groote scliaal ingerichte editie naar Engeland was gegaan, om de daar aanwezige of bereikbare houwsttffen voor zijn arbeid bijeen te brengen en te bewerken, verkreeg hij door de krachtige voorspraak vau Ridder Bunsen, den Pruisischen gezant te Londen, den fiaanciëelen steun vau de Directeuren der O. I. Compagnie, die de kosten der onderneming op zich namen. In p'aUs van zich tijdelijk in Engeland op te houden, zooals hij bedoeld l ai, bleef hij er voor goed. Weldra (in 1850) werd hij door eerie vaste aanstelling aan de L'aiversiteit van Oxford ver bonden, eenige jaren later daar tut hoogleeraar in moderne letterkunde aangesteld, en in 1SG9 werd er zelfs een nieuwe leerstoel, die voor de vergelijkende taalwetenschap, voor hem gecre erd. Ia betrekkelijk korten tijd verwierf hij zich een groot meesterschap over de Eugelsctie taal, en in de Engelsche zeden eo de Engelsche maatschappij leefde hij zich geheel in. Toen vele jaren later, in 1872, ziju vaderland hem uitnoodigde aan de pas gestichte Duitsche Uni versiteit te Straatsburg een professoraat te ver vullen, heeft hij. na lang aarzeleu ten slotie dat vereerend aanzotk van de hand gewezen. Evenwel, aaa het werk tot weiks richtige vol tooiing hij zich naar Eugelaud had begeven, is hij zicQ niet zóó blijveu wijden als men verwacht had, Max Muller had meer philosopbische dai eigenlijk gezegJe philologische neiging. Al wil len wij hem gaarne gelooven, wanneer hij in de inleiding op het zesde en laatste deel van zijn Rigveda-uiigave verklaart, dat er in de laatste dertig jaren haast geen dag was Voorbijgegaan, waarup zijn geest niet met dat werk bezig was, 1; er beboefde toch niet, bijna een volie kwart eeuw te verloopen tussclieu het verschijnen vun het eerste deel eu het, laatste. Maar zich tot dien arbeid te beperken was hem niet mogelijk. A! wat er op het, gebied van het Sauskrit en de toen nog teu nauwste met die studie samen hangende vergeiijkeude tialstudie uitkwam, trok zijn aandscht, nam zijn. tijd in beslag eu noopte hem tot scbrijveu. Belangstelling voor letter kunde in het algemeen was reeds vroeg in hem gewekt en is l:em altijd bijgebleven. Zelf gevotlde hij den diaug tot, letterkundige sc'ieppiug. Er bestaat zelfs vau hem etue in het Duüsch gestelde novelle. Kon hij het dus niet van zich verkrijgen om eene specialiteit ve worden, aan. den anderen kant behoorde hij niet tot de lieden die geneigd ziju hun licht onder de korenmaat te plaatsen. Medtdeelea aan anderen w&t er in zijne gedacatenwereld omging, terugkaatsen de indrukken die hij uit zijne veelzijdige lectuur ontving, getuigen voor de beginselen der jonge wetenschappen die hij lief had, en er in ruimen. kring belangstelling voor wekken was hem eene behoefte en een lust tevens. Voor dien arbeid was hij bij uitstek berekend, daar hem een zeldzaam vormtalent en eene zeldzame gemakkelijkueid van compositie teu dienste stond, en hij als een moderne Cicero, met welken grooten Romein hij ook in zeker ander opzicht sterke geestesverwantschap vertoont, zich den aange wezen lolk gevoelde om wetenschappelijke vraag stukken van de studeerkamers der geleerden over te brengen tot den geest en de overweging vau alle beschaafden. Keurig van vorm, in vloeiende, afgeronde psrioden, boeiend door de wijze van voorstelling, bezit zijn stijl in hooge mate de gave zijn lezers mede te slepen. Dat zijne voor dracht de hoorders aan zijn lippen deed hangen, heb ik ervaren toen ik hem de rede hoorde uit spreken, waarmede hij in 1892 het Oneutalistencongres te Londen opende. Van het vele, dat hij in die richting heeft gewrocht, heeft geen werk beter doel getroff-n 1) //Tor thirty years scarcely a day has passed on which my thoughts have uot dwelt on this work, and for many a day, and many a night, too, the old poets of the Veda, and still more their orthodox and painstakiug expositor, have been my never-failing cornpanions." De voor rede, waaraan deze woorden ontleend zijn, is gedateerd Oxford H Snpt. 1874. Een tweede uitgaaf van de groote Risrvfda editie verscheen in vier kwartijnen van ISS'J?1S92 ; zij werd bekostigd door den Mahaulja van Vijayanagara en het eigenlijke werüdaarvoor werd verricht, door Dr. Winternitz, een leerling vau den grooten Sanskritist Büiler. ?HtiiMiiiiiiniiniiiiiiiitii iiMiiiiMiiimiiiimiii is op het oogenblik niet thuis; wat is er van uw dienst ? Ik ben de eigenaar van 't huis. De jonge vrouw, met een heel bleek, maar lijn besneden gezichtje, vestigde haar ver moeide oogen op hem en zei zacht: Wees zoo goed mij te zeggen of hier Anna Paulofna Mirogoeboff woont? O, de generaalsweduwe? Zeker, zeker, maar ze is niet thuis. Op reis? vroeg de dame verschrikt. Neen, tot vanavond! Ze is naar de stad, naar de kerk, vertelde omstandig de oude man, haar zuster Elisabeth Paulofna, en de keuken meid zijn ook mee; 't is morgen feest. Ja, zoo ... prevelde de dame en dacht een oogenb.ik na. De knaap vestigde op haar zijn groote vragende oogen, dezelfde als de hare. Ea 't haar, wat lichter van kleur, was ook als dat der moeder; 't heele gezichtje deed aan haar denken, het wipneu>je, de mond en ook de kinderlijk teedere wangen, alleen bij haar wat magerder. Als u een poosje wil wachten, mevrouw, stelle vriendelyk de overste voor. Zij antwoordde niet; de wenkbrauwen fron sen l, de lippen opeengeklemd, scheen ze een oogenblik na te denken. Toen antwoordde zij: Neen, dank u ... ik heb nog andere zaken te regelen... maar als ik mijn jongen een poosje hier mocht laten, zou ik u zeer dank baar zijn. Hij is zoo moe!... Dit zeggende vestigde ze haar oogen op 't kind; haar lippen trilden. Zeker, zeker, mevrouw ! Ik zal goed op uw zoontje passen, wees u daarvan verzekerd, lachte de oude man goedig. Ja? ... dat zal 't beste zijn ... sprak ze als in zichzelve en vervolgde haastig: Zou u me dan nog een genoegen willen doen, n.J. om mij papier en een couvert te geven; indien ... Anna Paulofna soms terugkeeren mocht vóór mij... wilt u haar dan dien brief overhandigen ... Met genoegen, met genoegen. Wil u mij maar volgen, dan zal ik u van alles wat u noodig hebt, voorzien. En de overste ging de jonge vrouw voor. Door het gezellig tuintje gingen ze tot aan een deur, die rechtstreeks toegang tot een kamertje gaf; er stond een groot ouderwetsch kabinet, een ouderwetsche rustbank, een vogelkooi met een sysje er in op een tafeltje, en een pijpenrek hing aan den muur. dan ZÏJBB »L«ctuTes on tte Soiree of Language" (Ie ed. 18G1 First Series, 1864 Second Series). Dit voortreffelijke boek heeft zijn naam voor goed gevestigd. Nog staat mij levendig vcor den geest ? en het verheugt mij dat ik vele jaren later de gelegenheid heb gehad het Max Muller zelf te zeggen welk een overweldigendea indruk dat boek op mij maakte, hoe bet den jong-student die nooit te voren iets ver nomen had van de zaken die daarin werden be handeld, pakte en niet los wou laten, en ten slotte mij den weg wees voor mijne eigene stu diën. Zooals mij, zal het menigeen gegaan zijn. Kleinere Essays van zijne hand, en er versctteuen er o zoo vele, heeft hij eenige jaren later verzameld in zijne welbekende Chips of a german workshop." Hoewel de beschouwingen omtrent taal en mythologie in de ,/Lectures" eu iu deze opstel len nedergelegd, thans vrij wel verouderd moeten heeten, meer dan haar auteur zelf opzijn ouden dag wilde bekennen, hebben zij haar oude be koring nog niet verluren, en ik zou niet weten, welke jongere en beter op de hoogte zijnde geschriften voor hetzelfde doel a!s geschikte plaatsvervangers zouden kunnen worden aan gewezen. Na de voltooiing van zijn Rigveds, die hem vele door hem op prijs gestelde relaties met Hindoe-geleerden en grooten naam in BritschIad;ëbezorgde, zcolat Möksja Moelara onder de Brahmanen welüaast een even bekende per soonlijkheid werd als Mix Muller iu, Europa eu Amerika, is hij zich gaandeweg meer en meer gaan bewegen op het gebied van godsdienst wetenschap en wijsbegeerte. Altijd iu den oudea. trant van populaire lezingen. Er bestaan Hibbert lectures vau hem eu G ffjrd lectures, die de problemen van den godsdienst vau verschillende kanten befcc'iouwen. Iu 1S87 schreef hij een dik boek /l'he Science of Tuougit", een plei dooi voor zijne geliefkoosde pa adox, dat, taal met denken samenvalt. Ea uog in tal vau andere boeken en tijdschriftartikelen is de on uitputtelijke stylis', sedert, 1875 door geeu academische phcuteii meer belemmerd in schep pen teu arbeid, onafgebroken voortgegaan, ip gevaar af van in herhalingen te vervallen, met te getuigen vau. zijne, van lieverlede veroude rende, inzichten en opvattingen en de bezwaren door anderen daartegen geopperd te bestiijden. Maar waar hij zich ook op algemeen terrein begeeft, ludiënlijft steeds het middelpunt van zijne gedachten, de Hindoe-wereld is hem het arSdiiaal van zijn argumenten, de Hindoe-wijsheid staat iu zijne schatting het hoosjst, waar het geldt door te dringen tot het begrip vau het Oneindige. Oak zijne betrekkingen met geleerde Hindoes heeft hij steeds aangeuoulen, en voor de gods dienstige en sociale hervormingsbeweging iu sommige klingen vau Brahmanen koesterde hij warme belangstelling. Menig art k. l ij er uit zijne altijd vaardige pen gevloeid om mannen als Kesnub Ciiuuder Sen en Malat.a i aau het Westen bekend te maken. Blijvender eerzuil heeft hij zich gesticht door de grootsche onderneming, die op ziju initiatief en doar ziju invloed is op touw gezet en ouder zijne Icidinsr voor een goed deel ten einde is gebracht. Voor de ernstige beoefening van de wetenschap van den godsdienst is het van be lang de heilige boekeu der verschillende gods diensten zelfstandig te kunnen raadplegen en bestudeeren. Die bronnenstudie was, zoo oor deelde Max Muller, de onmisbare basis voor elk vergelijkend en det.ailonderzoek. Om dien grondslag te leggen, ontwierp hij een plan om met medewerking van de meest bevoegde ge leerden eene reeks van betrouwbare vertalingen met ophelderende aantekeningen tot stand te brengen. De Sacred Buoks of the Easf, die statige rij van ongeveer vijftig doelen, die hij met de vertaling van eenige Upanishads opende, eu tot welke verjameling de uitstekeudsie ge leerden uit alle landen, o. a. ook onze Kern, bijdroegen, die Vfdische hoekeu en Jainistische be helst, Budd'iistische en Brahmaansche, Avestische en Chiueesche, is in elk opzicht zijn werk. Hij w'st van de Oxford Utiversi'y gedaan te krijgen dat zij de groote kosten wilde dragen, eu hij wist de medewerkers om zija vaandel te ver eenigen. Eu toen na het vijftigste deel die bron ophield te vloeien, slaagde hij er in, door een subsidie van den koning van Siam hiertoe in staat gesteld, op begrensder gebied ziju werk voort te zetten. Van deze tweede verzameling: Sacred Boolcs of the Buddhists heeft iiij nog de versclujuing van twee deelen mogen beleven, waarvan u bewerkt door een Nederlander. Dit is mijn heiligdom ... let niet op den rommel; gaat u zitten, hier is papier en pen I Hem met een vriendelijke buiging bedankend, ging ze aan de tafel zitten en begon haastig te schrijven. Ken langen tijd schreef ze door. Zonder den brief over te lezen, stak ze dien in 'c couvert en overhandigde hem den grijsaard, met de woorden : Wil u dezen brief. . . aan Anna Paulofna geven, als 't u blieft. Zeker, zeker, u kunt er op aan. Nu, Grischa ! ze wendde zich tot 't kind, zooals de grijsaard meende met tranen in de stem zeg mama nu goeden dag ... en wees een verstandig kereltje. 'k Wil met u mee, 'k wil met u mee, mama! snikte plotseling de jongen, de oogen vol tranen. Neen, lieveling, vraag dat niet ... Ik moet ergens heen, waar iu geen kinderen mag mee nemen . . . ging ze voort, terwijl ze het kind op schoot nam en 't hartstochtelijk kuste. Je weet wel, wat mama beloofd heeft? Ik zal jtt al dat speelgoed meebrengen... Wat wil je 't liefst ? . . . Een paardje? vroeg de knaap nog weifelend. Een paardje? best m'n jongen, en een wa gentje, en een koetsier . . . Ook een koetsier ? vroeg hij. Ofschoon de tranen nog schitterden in zijn oogen, lachte hij toch. Een koetsier, een koetsier, in een fluweelen kaftan met gouden randjes... Je zult eens zien! Maar wees nu verstandig, en luister goed naar oom ... 't Is een goeie oom ... fluisterde ze hem toe, het kind nog eens en nog eens kussend. Dag, m'n lieveling, m'n eigen kindje ! En zij bekruiste hem en kuste hem nog eens en nog eens, bijkans niet bij machte zich van hem los te rukken. Dat is nog eens moederliefde! dacht diep geroerd de overste. Voor een paar uurtjes zulk een afscheid. U zal wel goed op hem passen, niet waar? vroeg ze met trillende stem en keek den ouden man smeekend aan. U kunt gerust zijn, mevrouw, ik zal hem u weer zoo gezond als een visch teruggeven ! antwoordde hij. Dank u ! Zij stak hem de tijne, smalle hand toe, welke hij hartelijk drukte. Nogmaal, omhelsde ze het kind en liet het eindelijk los. Zoo is die onvermoeide geest tot het laatste toe werkzaam gebleven. Zijn arbeid is voor goed verbonden aan de geschiedenis van de tweede helft der van ons scheidende eeuw. In wat hij schreef en deed spiegelt zich een stuk geestelijk leven van zija tijd af. En dat hij in de zoogenaamd allerhoogste kringen niet minder beo? stond aangeschreven dan bij het groote publiek, zou men, zoo men het niet reeds van elders wist, mogen afbiden uit het bericht dat zich bij zijne uitvaart de Koningin van Engeland, rie Keizer van Duitschland en de Koning van Zweden hebben laten vertegenwoordigen. Groningen. J. S. SPEYER. MtlllnitlHtlllUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII* Inziet in de Hoofdstad. Nog in mijn vorig artikel kon ik er op wijzen, dal de donateurs-matinee der maatschappij Caecilia" een schitterend verloop heeft geiiomeu. Het concert heeft mijne verwachtingen nog overtroffen. Het programma bestond uit, de ouverture ^Meeresstille urjd güickliche Fahrt" van Mendelssotiu, Beethoveu'stympdouie No. IV en de «?Symphoaie phautastiqur, Episode de la vie d'uu artiste" van Beriioz. Meudelssobn was in lang niet aan het woord geweest m CUecilia. Zijne ouverture //Meeresstelle" was eene alleszins gelukkige keuze, want juist in den ouverture-vorm heeft Mendelssohn iets voor zijn tij.l geheel nieuws gebiacht. Daarbij komt dat de instrumentatie van deze ouverture, waarin het leeuwenaandeel is toe vertrouwd aan de strijkinstrumenten, bijzonder in s aat is om de eigenaardigheid van net Caeciliaorciiest iu het ware licht te plaatsen, Trtffeud schoon was dan uok de klank van liet orcliest. Beetlio»eii's Vierde werd verrukkelijk weer gegeven. Breed en statig de inleiding; dan het Allegro vol geest eu gloed, niet zoo grootsch en indrukwekkend als zijne geburen uit de llle en de Ve, maar daarentegen van eeiie ideaaivredige stemming. Het Adagio, roerend scbo u en eenvoudig en gedragen door eene heerlijke melodie, met de meeste kuitcuheid gt'kstrumeiiteerd! Dan bet Scherzo met zijn pikant rliyuirne eu liet fraai in de houten blaasinstru menten geïnstrumenteerd Trio en ten slot.te het, l''male met zijn overmoedig dartele violerjfiguur' Dat alles kluiik zoo friscli en natuurlijk; liet gaf ons wter opuuuw een beeld van Beetho vend machtig genie en van zijn verassend groot uit.drukkingsvermogeu binnen de perkeu der absolute muziek. Berhoz is m jxeeuen deele de man der abso lute muziek. HIJ is eu blijft een der eersten, die door middel der muziek verschillende ge waarwordingen en zielstoestanden heboen getractit weer te geven, die m ca wourd piogramma-muziek hebbeu gecomponeerd. Het ligt met op nuju wen' m deze kolommen na te gaan in hoeverre Beriioz door de eugelsche Suakespeare-uajred.eune, miss Smithson is geïnspireerd geweest tot liet schrijven der eerste drie deelen zijner tymphuuie; evenmin wil ik uapluizeu, iu hoeverre hij later ouder den iadruk van wraakzucht tegenover haar, die hij eens vereerde (eu 'die hij later weer zou gaan vereeren) de laatste twee deelen schreef. Ook wil ik hier niet onderzoeken wat Beriioz mag bewogen hebben, om het programma zijner symphonie later te wijzigen en den indruk "vau wraakzucht in de laatste twee deelen geheel of gedeeltelijk te temperen, uoc'i in hoeverre het nionodrama //Lého, ou Ie retour a la vie" met de //Episode de la vie d'ua art.ste" m verband staat. Den belangstellenden lezer verwijs ik hier gaarne naar het prachtvolle werk van Ad. Jullieu: ,Hector Berlios sa vie et ses oeuvres". De //idee fixe" van Beriioz wordt wel eens geïdentid^erd met het ,/Leitmotiv" van Wagner. Naar mijne meening echter geheel ten onrechte. Bij Wanner (ik heb nu uitsluitend het oog op de muzikale bewerking) zou ón //Leitmotiv" ondenk baar zijn. Juist iu het tegenover elkaar stellen der verschillende motieven worden bij Wagi.er de contrasten en de stemmingen opgewekt. Had limiHIIIIUIIIMlIIMJIlHlIlfHtimGItJUIIIIMIIIttHflIIIIUIIMMHa Bijna wankelend trad ze naar de deur, 't gelaat met de handen bedekt. Wat is dat ? schreit ze ? dacht de overste verbaasd, maar zij ijlde op 't rytuig toe, sprong er in en reed weg. Zoo iets heb ik nog nooit gezien ! meende hij, het zich verwijderende rijtuig met de oogen volgend. Ja toch. er was een tijd... we stonden toen in Warschau ... Maar zijn. over denkingen werden gestoord door het harts tochtelijk schreien van het kind. Paard, wagen en koetsier waren vergeten en hij riep hevig schreiend: Mama ! ... Mamaatje ! Stil, stil, Grischa ! begon de overste zijn troost. Stil maar broedertje ! Mama komt straks terug! Je weet nog wel de koetsier ! Dien brengt ze mee ! ... Maar noch de koetsier, noch iets anders, was in staat hem te troosten. Tranen, tranen van innig veidriet, biggelden hem langs de wangen. Zijn lichaampje schokte van wanhoop, van verlatenheid. Alles was hem zoo vreemd, de oom met grijze haren en groote ooren, en 't vreemde huis. De overste wist niet hoe hem te troosten. Kwamen ze maar terug! mompelde hy, en hij zon op nieuwe middelen, om zijn vriendjes traantjes te drogen. Hy begon hem te vertellen en te liefkozen, nam hem in zijn armen. Zal ik nu eens een liedje voor je zingen? tot mama weerom komt ? Het kind snikte stil, vermoeid van't schreien: Mama !... Mamaatje ! ... De overste begon de kamer op en neer te loopen, met Grischa in de armen en neuriede met schorre stem een wiegeliedje. Na een klein kwartiertje knarste het kiezelzand in 't tuintje en op den drempel verscheen een oude dame in 't zwart en achter haar een tweede, ook in 't zwart en daarop een derde in een sitsen japon. Mijn God, wat is dat'? Stokstijf bleven ze allen staan, als verlamd van verbazing. Scht... scht... fluisterde hij. 't Kind slaapt. Maar waar komt dat kind vandaan ? vroeg het eerste oudje, heel stil nader tredend. 't Is niet voor mij, maar voor u, antwoordde de oude man zacht. Een kleine gast voor u. Het tweede oudje strekte de armen uit, Beriioz de andere motieven zijner symphonie in alle vijf de deelen bewerkt dan zou'er meer grond nanwezig zijn om hetr «idee fixt" van Beriioz met het «.Leitmotiv" van Wagner te vergelijken. Thans heeft Beriioz alleen zijn //idee fixe" als _ motief gebezigd in het eerste deel en in het 'begin van het laatste deel van zijn opus 14, terwijl in de drie middendeelen het thema zich slechts even doet hooren en, uit een rein muzikaal oogpunt beschouwd, het verband daarvan met het geheel slechts uiterlijk aan den dag treedt. Beschouwt men EU het werk en den indruk dien het op den toehoorder maakt een wein'g nader, dan valt het dadelijk op, dat, de eerste drie deelen zich direct de sympathie vau het auditorium verwerven. Het enorme applaus dat op het concert losbrak, na de //Scène aux charnp»" moge strekken als bewijs van deze bewering en tevens als teeken dat dit, het derde gedeelte, nog meer in bet bijzonder de gunst van het publiek mocht verwerven. Het publiek heeftditmaalvolkomenjuist geoordeeld. Het derde deel is een stukje vol gevoel eu vol poëtische charme De dialoog tusschen engelsche hoorn < n oboe, prachtvol gespeeld, verwekte reeds dadelijk stemming en deze bleef ongestoord tot het einde toe voortduren. Ook het eerste deel, mei r overeenkomstig een gewonen Allegro-symphoni«Sitz, en het tweede deel, een gracnuse 3'S wals, werden dadelijk begrepen. En toch treden in de laatste twee deelen, de bijzondere eigenschappen van Beriioz als instrumentist misschien iiog meer op den voor grond. Het raffinement 'waarmede net geheele groote orchest-fcpparaat daar behandeld worc't (eerst in het vierde deel doen de bazuiiien hunne klanken fchallei.) dwingt bewonde ring af, Men vfrgete niet, dat, het werk zeventig jaar oud is en dit vóór Berhoz geen componist, een dergelijk groot en veel.tongig orchest, heeft aangewend. Als men dan ook de oorzaak nsgaat van het feit dat de beide slot gedeelten van btt werk minder indruk maken op het publiek dan de andere drie fragmenten, dan driugt zich aanstonds de meenirig op, ditt zuiver ii strumentale muziek, zoudtr medewer king van het, gezongen woord, .minder in staat \s tot btt ?weergeven van lielUire dramatische accenten en van afgrijzen wekkende toestarden dan wel tot het schilderen van teedere 40 cents per regel. IIIIIMIIIHHII H 0.6O en hooger 12 Meter! Franco en vrövan invoerrechten toegezonden! Stalen ommegaand; e;erzoo van zwarte, witte en gekleurde Henneberg-Zijde" van 45 et. tot il I1.IO per Meter. G. Henneberg, Zijde-Fabr. (k. & k. Hofl.), Zürich\ Piano-, Orpl- en Mtóeta MEYROOS «fc KAI.SIIOVEUf, Arnhem, Koningsplein. VLEUGELS en PIAfTINO'S in Koop en in Huur. Repareeren Stemmen Ruilen. De Kleindochters van Mevr. Westlandt, door TBÜIDl KOK. Geïllustreerd door WM. STEELINK. Prijs in geïllustreerd Omslag DO cents, in prachtband ? 1.25. (Zie voor dit werk het artikel van Mej. F J. VAN UILDKIKS in dit nummer). Het is ons aangenaam onze lezeressen opmerkzaam te maken dat het magazijn Au chapeau d'Or", Ka'verstraat 100 102, ruim gesorteerd is in Moffen, Boa's en Col?, voornamelijk in het courante midden-genre en kunnen wij haar aanbevelen met het oog op de as. feesten zich daar van die artikelen te voorzien. l maar de eerste fluisterde streng: Spreek in Godenaam, Iwan Stephanowitsch, houdt u ons voor den gek ? Zeker niet, mevrouw, 'k Heb een brief voor u in den zak ... als ik mijn banden maar vrij had! liy is door een dame hier ge schreven. Wat zou dat beteekenen, Lisenjka ? zei de eerste oude dame zich tot de tweede wen dende, terwijl de keukenmeid den brief uit den zak van den overste te voorschijn haalde. Haal eens gauw m\jn bnl. Gauw, Matréna! Daar kwam de bril en Anna Paulofna begon. de lectuur. De overigen zwegen als altijd, wanneer iemand een brief of telegram, of andere' mededeelingen ontving. Na de ee ste bladzijde te hebben gelezen uitte ze een kreet en liet zich neerzinken op de rustbank ; haar handen beefden. Zij las den brief tot het einde en overhandigde hem zwijgend aan Elisabeth Paulofna. Het volgende stond er in te lezen : m Godswi), beste goedïtante, neem Grischa tot u. Ik smeek pr u om. Mijn man uw neef, Boris Schoewaloff stierf twee jaar ge leden en liet mij met ons zoontje onverzorgd achter. Ik ging aan 't tooneel, om niet van honger om te komen. Ik verdien er iets mee. Maar ik kan het kind niet langer aan /ijn lot overlaten, ik heb geen middelen om hem een njanjka te geven. Ik ben diep wanhopig hem te moeten afstaan; maar eten en drinken moeten we, dus tooneelspelen ook... In de papieren van mijn overleden echtgenoot vond ik uw adres; ik herinner mij wat hij van u vertelde, ook dat u van kinderen houdt; toen besloot ik u te verzoeken mijn kind tot u te nemen, tot ik in staat zal zijn hem beter ver zorging dan tot dusverre te geren. Ik woon in een u onbekende stad, ben verbonden aan een heel eenvoudig tooneelgezelschap... Ik smeek u, neem hem tot u, terwille van Boris, ik ben u geheel onbekend, maar ik smeek het u in zijn naam. Heden vertrek ik weer, over een uur gaat de trein, 't Is het noodlot: verzet er u niet tegen. Ik beveel mijn kind in God's barmhartigheid, in uw goedheid van harte, aan. Wil hem verzorgen naar uw goedvinden ; 't is een goed, goed kind. Ik smeek 't u nogmaals en dank u van ganscher harte. Zoja Schoewaloff. (Wordt vervolgd.)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl