De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 2 december pagina 1

2 december 1900 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

NV 1223 DE AMSTERDAMMER A°. 1900, WEEKBLAD VOOK NEDEKLAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAÜRIK Jr. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar mail 10. Afzonderlijk* Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/* Dit blad w verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover bet Grand Café, te Parijs. Zondag 2 December. Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer f 0.20 Reclames per regel , 0.40 Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma RUDOLF MOSSB te Keulen en door alle filialen dezer firma. INHOUD. VAN TBBBE EN VAN SABIJ: Bet tarief >van nnvoerreèhten, -*oor P. 'N. Maller. Crediteering ?van den suikeraoeijns, door K.üeijne. Landixmwwertegeuwoordiging, door -X. Jttnanciën bU -?Oorlng", door «van Gendt Mr. Paap en de drankwet, door Br. Offiei«el. JÏUNST EN XJETTEEEN; Maziek in de Hoofdstad, door Ant. Averkamp. ..Paal -Krnger's p«itret, door W. 8, Nogmaals: onder den hamer, door W. 3. By Xnffa, door,W, S: BOEKAANKONDIGIN6. :Boek- en Tijdschrift, door Sr. van Hulzou. FEUILLETON: De Actrice. .Uit het .Kussisch van T. TschepkiniKyfernik. (II.) RECLAMES. ?VOOK DAMES: iE«n aardig boek zonder meisjes, door F. J. van Dïldriks. Lagpenkoning (n andere verhalen, door .mevr. H. Staten?van IJsselstein, beoordeeld door M. W. B. v. B. Een onddevies, ? door .Lonise B. B., beoordeeld door G. C. S.-^J. Allerlei, door Caprice. Ingezonden. FINANCIEELE EN OEÖONOMI8CHE KRONIEK, door D. Stigter. SCHAAKSPEL. JNGEZONJDEN. PEN- EN POTLOODKBASSEN. ADVERTENTIES. JMMimiitiMiiiiiiiiiiiiiMNiHHiiiiiiiittiiiiiiiiimiimiMiMiimiiiifimiiuN t^sV Jïet Tarief van Invoerrechten. Den _28sten September 1897 sprak ik in ?iet Handelsblad mijne bevreemding uit dat ? de Minister van Financiën, bij .zijne mede.deeling aan de Kamers, in het. .bestaande .tarief van rechten wijzigingen te zullen .brengen, de woorden voegde, »in den he ienden geest." Hoe kan men, zei ik, van dat .tarief spreken als van een afgerond stelsel, wanneer zelfs de vier hoofdartikelen van de productie onzer O. I. BezittingA,«en dus ook van den Nederlandschen handel,' ?daar op eene wijze behandeld worden, waaraan alle beginsel ontbreekt? .Suiker "wordt belast,met ongeveer 250 pCL.acqjns, thee met zoowat 40 pCt. invoerrecht, ter,wijl koffie niets en tabak bijna mets be; t aal t? Zal men daarenboven weer .alleen : zorgen dat de verbruiker allea zo» goed,koop mogelijk .kan koopen, maar er geen lacht qp slaan, of den producent hier te Jande de voortbrenging -door het iarief anoeielijk of gemakkelijk «wordt gemaakt? &a.\ men weer bij de tarieven geen onder scheid maken tusschen de fabrikaten die onmisbaar zijn .«n de zoodanige welke alleen begeerlijk mogen heeten en wier waarde _grootendeels afhangt van fantasie of tmode-? iEn ik trachtte-die vragen te wettigen door er ibij te voegen, dat een tarief van invoerrechten thane van oneindig meer maatschappelijk belang is dan in de vroe gere tijden van vrijer internationaal verkeer, nu de vrijheidsbeperking aan de grenzen van bjLjna alle vreemde landen, tegenwoor dig al .klemmender werdt. De .vraag .geldt dus thans, of men bij het nieuwe tarief op die veranderingen iii het onderling verkeer der volken, welke \vooral wan de Jaatste jaren dagteskenen, Oiauwkeucig gelet heeft. Mijns inziens jiiet. Datgene wat het stelsel van het (bestaande tarief mag heeten, is in het nieuwe behouden. De eerste levensbe hoeften bleven onbelast, afgewerkte fabri katen betalen het volle .recht en half afgewerkte ihet halve. Maar dat stelsel is bij de voordracht zoo slaafsch gehand haafd, tot in 'it behoud der 4 Oost-Indisehe abnormaliteiten toe, dat men haast zou gelooven, als beschouwde onze wetgever alle die reusachtige veranderingen op industri eel en economisch gebied in Amerika en .DuitseSaland, al» -van geene de minste be.teekenis voor oas volk. Nergees vindt Kien eenig bewijs, dat die wereldgebeurtenis bijna, geschat wordt iets te maken te hebben met onze tariefregeling. Blindelings is het bestaande tarief gehandhaafd, niet alleen in de volgorde der artikelen, maar ook in waardeering en gelijkelijk hoogere belasting. Alleen zijn de rubrieken ver minderd, en in plaats van ruim 150 vroeger, nu 112* verschillende cijfers genoemd. Toen ik het nieuwe tarief voor 't eerst vluchtig doorliep, moest ik onwillekeurig glimlachen om dat zoo angstvallig getrouw, ja haast naïf volgen van het oude. En, hoe 't kwam weet ik niet, maar onwillekeurig kwamen de zoo tal van jaren vervlogen schooljaren mij op eens in de gedachten, met het voor ons jongens zoo aangrijpend verhaal uit den tachtigjarigen oorlog van den rechter Hessels geloof ik dat hij heette, die aan iedèren beschuldigde welke voor hem kwam niet vroeg wat hij misdaan had maar eenvoudig, zonder aanziens des persoons, toevoegde »Naar de galg, naar de galg!" Misschien verfrisschen de beulen Roberts en Kitchener lui, die men in Engeland edelmannen noemt!! mijne herinneringen aan vroegere bloed honden. Maar zoo ondoordacht gaat 't bij ons tarief ook. Vroeger recht ? 5 pCt. j Dan nu '6 pC». Uit. Geenerlei aanzien des artikels, 't Is zoo, de nheid van heffing wordt daardoor zeer bevorderd maar wettigt dtit de verhoeging, bij allicht geheel veranderde toestanden dan bij de vaststelling van het bestaande recht? Alleen daar -echter, waar de Minister een artikel betrapt iets zoets (« herbergen, wordt het slachtoffer onder de tirannie der suikerwet gebracht en blijft de straf niet uit. Tot gecondenseerde melk toe, een geneesmiddel voor ziekenhuizen, dat nauwelijks «6 tot " ,pCt. suiker in het Kilogram bevat, moet voor dat enkele kilo 25 centen invoerrecht betalen, zoo ?klaagt de Voorzitter der Kamer van Koop handel van Jiotterdam. En terecht! Maar geen genade. Evenals dit nieuwe tarief mij, misschien ?dwaselijk, den itachtigjarigen oorlog voor den geest beeft geroepen, schijnen den 'Minister bij de samenstelling, Dante's be kende woorden van zijn vijfden Hellezang ?in de ooren .gesuisd te hebben: »Gij die hier binnentreedt laat alle hope varen" van mij iets zoets te ontvangen! Alsof die waarschuwing, na de invoe ring der Vermogens- en Bedrijfsbelasting en besliste weigering, eenige verlichting in suiker- en vleeschaccijns te brengen, laat vooral staan die .gaandeweg af te schaffen, nog noodig ware'! Hoe denkt het groote ,publiek over deze voordracht? hoor rik velen vragen. Maar reeds het stellen van die vraag, is eigenlijk ook het antwoord er op. Immers indien dat groote publiek er levendige belang stelling voor getoond had, zou men dat oordeel kennen. En wat men eigenlijk door de pers, en een enkele slecht bezochte vergadering van allereerst belangstellenden er over hoort, geldt minder de cijfers en de indeeling van het tarief dan wel de vraag, of de Grootmeester van den Vrijen Handel, zooals enkelen dezen Minister noemen, tot de protectionisten is over gegaan en dus zijn vaandel verlaten heeft? Mij komt die vra«g al zeer zonderling voor, want is dan 'het bestaand tarief, 't welk de tegenstanders van het nieuwe ?willen behouden, niet in vele qpzichten al beschermend? Een invoerrecht van 5 pCt. ,is waarlijk zoo onbeteekenend niet, en wanneer dat verlaagd <tf opgeheven werd, zou menig bedrijf dat thans winstgevend is, verdwijnen. Toch noemen die voor standers dat niet beschermend, maar wej de werhooging van l pCt.! Is dus die verhooging van l pCt. voldoende om den Minister te brandmerken als renegaat, waar men hem de zooveel hoogere .5 pCt. niet als schuld toerekent? X/aat men dan eerst 'het opheffen dier 5 pCIt. van hem vorderen, alvorens men bet recht heeft hem aan te vallen. Maar de protectionisten juichen die eerste verhooging al toe, als de eerste stap op ?den weg tot bescherming vanden Minister tot het proteetionismus! Dus al weer vrees, al weer angst voor datgene wat misschien in de toekomst geschieden kan. Zwakheid dus en hettoesef, niet krachtig genoeg te zijn om het gevreesde kwaad dan te kunnen voorkomen als 't bestaat. Neen, mij boe zemt die ai of niet geneigdheid van den Minister om bescherming voor te staan veel minder vrees in dan zijn blijk bare aucht, om in het tarief van invoer rechten alleen een bron van inkomsten te zien, "Want dat bewijet zijn blindelings verhoogen van bijna alle rechten van eenig aanbelang, van 5 tot C pCt. Blinde lings, want 't is .onmogelijk, dat een nauw keurig nagaan van den tegenwoordigen toestand aller aldus behandelde artikelen, na de kolossale tarief- en industriëele ver anderingen in Amerika en Duitschland, tot dit, voor alle aitikelen gelijkluidend resultaat, heeft geleid. En dan voldoet dit voorstel niet aan datgene, wat onze faedrijvigen van hun Regeering mogen eischen. Een tarief van invoerrechten moet meer te rade gaan met datgene wat de vermeerdering en bevordering van den nationalen arbeid kan verhoogen, dan met f 1.800.000 meer bate voor de schatkist, die ze nog niet noodig heeft. Eerst de welvaart en dus de werkkracht van het volk vermeerdeerd, en dan volge het waarborgfonds voor nog onbekende uit gaven. Als het volk met voordeel werkt, krijgt de schatkist ruim zijn deel van dien voor spoed en dus ook wel een paar millioen meer aan belastingen. Zou 't dus niet raadzaam zijn, dat de regeering bij het opmaken van een nieuw tarief van invoer rechten zich niet beperkte tot de botte geldkwestie, alleen dus tot de vraag hoe veel meer guldens en centen zij daardoor in de schatkist kan brengen voor later op te komen eischen, maar allereerst angst vallig naging, op welke wijze een nieuw tarief nieuwe bronnen van arbeid en dus welvaart, voor ons volk kan openen ? Waar schijnlijk zou 't dan blijken, dat vele arti kelen die wij tba.n-8 van het buitenland koopen, even goed 'hier te lande zouden kunnen vervaardigd worden, indien ons volk even weinig feelast ware als de daar door goedkooper voortbrengende vreemde ling. Thans is allicht het verschil tusgchen dien lageren prod*ietie,prijs in het buitenland en de last die ons invoerrecht hem oplegt zoozeer in zijn voordeel, dat hij wél onze schatkist bevoordeelt door de betaling van -dat recht, maar ten koste van den arbeider en ten koste van dezelfde schatkist, die meer belang heeft bij de welvaart van het volk, dan bij de iets meerdere opbrengst der invoerrechten. Geheel anders dan in vroegere jaren, sluit men thans rondom de .greuzen voor ons, en noemt ons prachtig vee of keurig ooit ziek en verpest of vergiftigd, en weert het van de markten. -Of wél, men onder zoekt het op zoo langdradige wijze dat het bederft, terwijl men weer elders zoo hooge invoerrechten erop legt, die onze meest zoo een voudigeuitvoer-artikelen,wierlage gelds waarde juist hun .groote verkoopswaarde uitmaakt, niet kunnen dragen. Hebben niet reeds Hollandsche haringvisschers hun bedrijf naar Duit-schland overgebracht, om de zoo hooge invoerrechten aldaar, in de Duitsche havens, te verdienen? Ik zal waarlijk geen beschermend stelsel voor ons klein en zoo weinig industrieel land voorstaan, maar de bakens verzetten waar bij ons het tij verloopt, dat sta ik wel degelijk voor. Een tarief van rechten behandelen als een bron van inkomst -alleen en niet vooral als een hef boom van nationalen arbeid, dat keur ik af. Want de tijden zijn reeds sinds 1890 geheel ver anderd, en ons tarief is toch alleen in de .cijfers verhoogd, maar in karakter geheel gebleven, wat het misschien al 40 jaar ge leden was. En dat gaat inderdaad niet aan. Voor nog weinige maanden heb ik den minister Pierson als evenknie van den beroemden Macauly genoemd, om de hooge vlucht zijner woorden. En nu wensch ik hem weer naast een man van groote beteekenis te noemen en wel met Adam Smith, die toch in waarheid de grootmeester was van Vrijheid van Handel. En wanneer die man het over en overbekende getui genis aflei, dat Engeland een daad van groote wijsheid verrichtte toen het door de Acte van Navigatie 'a lands handel en scheepvaart ten koste van Holland op bouwde, dan waarlijk kan minister Pierson met opgeheven hoofde hen afwachten die hem vaa ontrouw aan zijn vaandel be schuldigen als ook hij het belang van de bedrijvigen in Nederland hooger stelt, dan een bekrompen opvatting van een juiste leer. Immers niemand zal Adam Smith's naam schrappen van de lijst der vrijhandelaars om die, zeker naar veler opvatting, al zeer beschermend klinkende verklaring. En toch was die daad een weldaad voor ge heel Engeland. Maar zoodra de tijden ver anderden, veranderde ook Engeland weer zijn geheele regeerings stelsel van handel en scheepvaart, en zijn open-deur-leuze is thans zelfs zijn staatkundig devies. Juist in dat volgen van de wisselende eischen der tijden, in dat veranderen van staat kunde waar de veranderde toestanden zulks als raadzaam aantoonen, komt de staatsman op den voorgrond en wijkt de ambtenaar. Toen de meest hooghartige man dien Engeland misschien ooit gekend '-?eft, en dat zegt veel, toen Sir Robert 'sel zich door den eenvoudigen volksman Cobden van hardnekkig protectionist tot overtuigd vrijhandelaar bekeerd verklaarde, begon hij met eerst 1142 bij den invoer belaste artikelen vrij te maken, en toen nog .307 en verder 56, totdat er ten slotte nog slechts ongeveer 8 cijnsplichtige over bleven. En terwijl de minister door zijn beleid het volk rijk maakte, door het tal rijker bronnen van voordeeliger arbeid .te openen, stelde wederkeerig het dank bare volk den minister ruimer middelen ter zijner beschikking, vruchten van grooter nationale welvaart, ten einde daarmede andere regeeringsplannen te kunnen vol tooien. Tarieven van invoer moeten vooral hefboomen zijn van nationalen arbeid en niet eenvoudig middelen van geldopbrengst, betoogde ik in 1897, bij de aankondiging van een nieuw tarief. En aangenaam verrast werd ik dezer dagen, een mede stander van die leer te vinden in den heer J. van Dusseldorp A. Mzn., die in zijn zoo allerbelangrijkst vlugschrift »Drie Stelsels van Handelspolitiek" geheel het zelfde beginsel aanprijst. Veel breeder, veel vollediger, op veel meer wetenschap pelijke wijze zet hij zijne gedachten of liever zijn overtuiging uiteen, dan reeds het bondig karakter van een weekblad toelaat, daargelaten nog of ik daartoe de bekwaamheden bezit. Maar onze denk beelden zijn in hoofdzaak dezelfde, en beide hebben wij hetzelfde doel. Verder zal ik over dat werk hier niet spreken. Den inhoud kort weer te geven, en dus eigen lijk de kennismaking met het boek zelf onnoodig maken vermijd ik met opzet, want juist de gezette lectuur er van wensch ik te bevorderen onder hen die bij de regeling van ons tarief belang heb ben, en die in het onderwerp belang stellen. Da zaak is van te overwegend belang voor ons volk nu ook wij, Transvaalsgewijze en voorloopig nog maar alleen in onzen arbeid, bedreigd worden door overmachtige en overmoedige naburen, dan dat wij als .énig verweermiddel zouden grijpen naar een letterknechtig vastklampen aan de theorie van die wetenschap, welke juist uitsluitend met de telkens wisselende toe standen van het heden, rekening moet houden. Reeds de moest gevaarlijke di-er naburen heeft ons voor ongeveer twee en een halve eeuw duchtig doen gevoelen, hoe verstandig 't is niet wetenschappelijke theorien als orakels te beschouwen en blindelings te volgen, maar ze verstandig o,p te vatten en er zelfs van af te wijken, zoodra andere toestanden andere voor schriften geven. En de Staathuishoudkuudige, hij.dieii ook wij nog heden ten dage als den vader der wetenschap eeren en volgen en die nog altijd door ons als de autoriteit ge erbiedigd wordt, prees juist die afwijking. En meer nog. Hoe kort nog maar is 't geleden, dat de wetenschap ons opeens tot kinderen verklaarde van natuurgenooten wier meer derheid in guitigheid wij mogen erkennen, maar die wij overigens, verre beneden ons achten. En thans reeds schijnt dezelfde wetenschap die leer zoo al niet als een dwaling te herroepen, dan toch ons aan te raden, met de toepassing er'van, zeer behoedzaam te zijn. Eene herstelling dus in onze volle menschenwaarde, hebben wij althans herwon nen. En dat voorbeeld van nog zoo jonge dagteekening leert ons gelukkig, hoe ge vaarlijk letterknechterij ook in de weten schap kan zijn. Als andere, en nog wel de groote vol ken, economisch van richting veranderen, moeten wij, de weinig machtigen, nauw gezet die wijzigingen nagaan en volgen, waar dat noodig blijkt. Maar bovenal moeten wij naar verweermiddelen grijpen, waar die ons voor nadeelen kunnen be schermen. Ook die leer is dus een bescher mingsleer, maar niet van een bescherming in de ruwe opvatting van het woord, die wil, dat men door hooge invoerrechten het eigen land dwinge datgene voort te brengen wat wel onmisbaar voor ons is, maar voor welker productie het de eigenaardige mid delen niet bezit, terwijl het moederland er van, volop in onze behoeften kan en wil voorzien. Geen thee kweeken in Nederland dus, maar in Nederland ook geen thee aan den burger haast onthouden door onzinnig hooge rechten, dat leert ons het gezond verstand. Juist een man van zoo groote bekwaam heid en rijke belezenheid als Minister Pierson, kan Nederland met dat tarief van invoerrechten verrijken, hetwelk de geheel veranderde economische toestanden onmisbaar maken... als hij wil! Want bij hem is hier: vouloir pouvoir! Maar dan trekke hij deze voordracht in. P. N. MULLER. Oedileering van den suikeraccijns. 't Is voorzeker een gunstig teeken des tijds dat de organen der Pers niet meer gelijk voorheen zoo uitsluitend en eenzijdig de kolommen beschikbaar stellen voor ethische bespiegelingen of zuiver-theoreti sche overwegingen, maar in de laatste tijden de belangstelling in de publieke zaak ook aankweeken en bevorderen door de behandeling van vraagstukken, nauw verwant aan de practijk des levens. Dit is een gunstig teeken en een her nieuwd bewijs dat onze vaderlandsche Pers gevoelt en begrijpt haar taak en haar plaats. Jammer genoeg moet ik aan de ver melding van dit gunstig verschijnsel reeds onmiddellijk verbinden een minder waar deerend oordeel. Waar de Pers zooveel aandacht wijdt aan practische beschou wingen legt deze toenadering aan de mannen der praktijk de verplichting op kennis te nemen van en rekening te hou den met de beschouwingen in die publieke organen gewijd aan de publieke zaak. En rcaar al te dikwijls wordt 't bewijs gele verd dat de hierboven vermelde verplich ting nog zoo vaak niet wordt gevoeld en betracht, dat nog zoo herhaaldelijk wordt nagelaten de eigen argumenten te toetsen aan de gezichtspunten in de Pers ontwik keld. Een sterksprekend bewijs voor deze stelling leverde nog onlangs de Nederlandscbe Maatschappij ter bevordering van Nijverheid, een vereeniging van industrieelen, die zoo menig eminent man ouder haar Directeuren telt. In 't November nummer van 't tijdschrift dier Maatschappij wordt een uitvoerige verhandeling gewijd aan >De invloed van den suikeraccijns op de jamfabricage." Dit feit zelf is uitnemend en bewijst dat de Redactie een open oog heeft voor de tee kenen des tijds. Maar lezende en over wegende wat door verschillende (belang hebbende) personen in die bijdrage wordt aangevoerd ten gunste van de tegenwoor dige heffing van den suikeraccijns en tevens overwegende tot welke conclusies zijn ge komen de Redactie van het tijdschrift zoowel als de Directeuren der Maatschappij, conclusies, gegrond op de argumenten der belanghebbenden, toen werd 't me droef te moede. Toen wist ik niet waarover mij het meest te verbazen: over de lichtvaardigheid waarmede zelfs door eminente mannen wordt geoordeeld over hoogst gewichtige volksbelangen, of wel over de algeheele negatie en verzwijging van 't geen door anderen in deze materie is aangevoerd. * * * De bewuste bijdrage vangt aan met de volgende mededeeling : »Het Hoofdbestuur der Maatschappij ter bevordering van Nijverheid heeft een enquête gehouden betreffende den invloed dien de suikeraccijns op de Nederlandsche jamfabricage oefent en is tot een verras send resultaat gekomen, dat lijnrecht indruischt tegen de meening, die in adressen van Kamers van Koophandel en in dagblad artikelen in den laatsten tijd is verkondigd." Voorts wordt vermeld dat de beweging tot crediteering van den suikeraccijns werd ingeluid door de Nederlandsche Kamer van Koophandel te Londen n lijn trekkend met het Landhuishoudkundig congres en daarna «volgden een heele reeks van dagbladschrijvers met den grijzen maar nog jeugdigen kqppman-journalist P. N. Muller aan het hoofd om de regeering op het hart te drukken aan deze billijke en voor onze welvaart zoo hoogst gewichtige wenfchen gevolg te geven." Hier schuilt de eerste fout der Maat schappij, een fout die niet getuigt voor de stiptheid van het onderzoek; reeds maan denlang vóór 't Landhuishoudkundig con gres werd de crediteering van den suiker accijns bepleit door den «landbouw-speci aliteit" Ericus in 't Kieaws van den Dag en door ondergeteekende in Het Vaderland. Ook de uitnemende studie van dr. Bruinsma in de Vragen des Tijds verscheen nog vóór de vergadering te Maastricht. Vervolgens vermeldt 't artikel dat direc teuren der Maatschappij per circulaire het oordeel hebben gevraagd der «bevoegde beoordeelaars", nl. der jamfabrikanten. Met roerende eenstemmigheid verklaarden allen dat crediteering voor den suiker accijns volstrekt niet gewenscht is. Het Tijdschrift geeft uittreksels dier eenstem mige antwoorden en besluit daarna: Hun meening, zoo zeldzaam eenpari» geuit, dat een andere heffing van den suikeraccijns door de jamfabrikanten niet wordt gewensclit, zal zeker voor velen een verrassing zijn. En men zal kunren begrijpen dat het hoofdbestuur, gezien het resultaat der enquête, geen aanlei ding heeft gevonden om de adressen van het Landliuishoudkundig Congres en der Kamers van Koophandel bij den Minister van Financiën te ondersteur.cn. Het hoofdbestuur besloot dien tengevolge tot het openbaar maken van hfit onderzoek in het Tijdschrift.... zonder com mentaar ! »Sedert het Landtuishoudkundig Congres door zijn adres aan den Minister van Financiën de algemeene aandacht op onze vruclitenteelt en jamfabricage vestigde, zijn, naar de dagbladen ons meldden, belanghebbenden bij deze takken van landbouw en nijverheid herhaaldelijk saamgekomen en werd besloten twee nieuwe jamfabrieken te stichten, zoader de oprichting afhankelijk te stellen van een andere heffing van den accijns. Dat is de morale en action. Indien het warm worden der publiekp opinie daartoe heeft bijgedragen, dan bewijst dit alweer dat onder de beweegkrachten in deze wereld: de , geniale vergissingen" niet gemist kunnen worden". Ziehier het resultaat en de conclusie van de ingestelde enquête! De redactie van 't Tijdschrift is zoo vriendelijk de bewering, dat alle voor standers van accijnscrediteering een bok hebben geschoten, te verzachten en spreekt daarom van geniale vergissingen. Deze verzachting heeft aanspraak op ge lijke wellevendheid en weerhoudt me dan ook de enquête der Maatschappij ter bevordering van Nijverheid aan te duiden als een «ver gissing", voorafgegaan door een bijvoegelijk naamwoord minder fraai en vleiend dan 't »geniaal" der Tijdschrift-redactie. Waar ter wereld is ooit gezegd dat credi teering van den suikeraccijns een belang rijk voordeel zou zijn voor de beslaande jamfabrieken ? Waar en door wien is dat

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl