De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1900 2 december pagina 8

2 december 1900 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

8 DE AMSTERDAMMER WEEK S L AD VOOR NEDERLAND. Na. 1223 M en Tijtoferift. Tweemaandeljjksch Tijdschrift. Ia de November-aflerering drie dichters: Frederik van Eeden, Albert Verwey en J. Eeddingius; dan het zoo bijzondere proza van Ary Pring, t. w. eenige bladzijden uit De Heilige Tocht" en daarnaast ais tegenstelling filo sofie en en economie: een opstel van prof. G. J. P. J. Bjllaid, een proe/e van spraikleer der wetenschap, samengevat in den titel «Eenheid van Tegendeelen" ei een niet minder wetenschappelyk opstel van Frank v. d. Goes, over socia isme en feminisme. Dan nog een realistisch drama van Cyriel Buysse; een bespreking van V.aamsche weefknnst, door Etha Fles, en weer een beoordeeling over een boek van sociaal- historischen aard, door Jos. Loopuit, nl. de geschiedenis van het Britsche vaïvereenigingswezen van Sidney en Webb, dat nu door Henry Polak in 't Hollandsch vertaald werd. Voorwaar, wel een afle vering van groote verscheidenheid. Het realistisch drama van Cyriel Buysse is een bewerking van zijn roman Het recht van den sterkste". De bewerkingswyze getuigt voor ssijn dramatiseerend talent. Goed vooral Ipt de dialoeg en het. vlaarasche sentiment, het onderworpene, lijdelijke van Maria, het canaljeacbtige in -Witte-Manze. Maar met dit al, is het een bruut en griezelig stuk gebleven, wat trouwens met een gegeven als Het recht van den sterkste" moeieljk anders te verwachten was. Mogelijk maakt Buysse deze bewerkingen, ' evenals Van de Biezenstekker", slechts om zich te oefenen in den dramatischen vorm en zjjn ?we van hem nu werk te wachten, waarin bij minder gebonden, zich ook vryer zal kunnen geven. Het opstel van v. d. Goes, getiteld Socialisme en Feminisme" heeft tot doel met statistieken en cjjferberekeningen aan te toonen, dat het verminderen der huwelijkskansen niet voorkomt in de arbeidersklassen, maar by de bourgeoisie, een feit wat nooit bestreden oi ontkend werd, dus ook waarlyk niet aangetoond behoefde te worden. Eigenlek is het een opene erkenning, dat de feministische theorieën in de bourgeoisiekringen zooveel sterker heersenen dan bij de arbeiders. In het opstel van mej. Etha Fles wor.lt melding gemaakt van een Hollandschen schilder, met name Jan Vermeyen, een vriend van Jan Schoor!, gebaren te Beverwijk, en die met Karel V, de tochten naar Tuiis meemaakte, daar de krijgsbedrijven en overwinningen afteekende naar welke teekeningen sedert de ZOD fraaie tapyten gemaakt zijn, te Brussel door Willem Pannemaker geweven, en die met andere Vlaamsche Gobelins in 't Spaansche Paviljoen door de Koningin-Regentes van bpatijs zijn ingezonden. Ook z\jn nog in de afl. een paar kinder schetsjes van Herman Lysen, herinnerend aan 't werk van Roosdorp, maar niet zoo klaar en eenvoudig, drukker van woord en conceptie. * * * Nederland. Het laatste werk van Ibsen' Wennwir Toten erwachen, Annunzio's Gioconda en The black cat van J. Todhunter, hebben W. G. van Nouhuys, de stof gegeven tot het fchrijyen van een opstel over kunst en liefde. Zijn conclusie is, dat al gaat het sterf-lijk schoon e voorbij, dit in zijn vluchtig verschijnen, toch den kun stenaar de stof geeft om het eeuwig schoone te scheppen. Willekeurig daarin syinboliseeren is de verhouding van oorzaak en gevolg omkeeren. De waarneming of ervaring van het symbool moet altijd langs den weg der realiteit tot ons komen. En hier laat van Nouhuys uit komen, dat behalve Maeterlinck in zijn beste werken, het vooral Zola was. die in zijn zoo schokkend L'Oeuvre, meer dan de anderen gelukte het treurspel te schrijven van Kunst en Liefde, in dat zoo aangrypend verhaal van Claude en Christine. In een raschrift bij het opstel, vraagt van Nouhuys, nu hij aldoor sprak over den kunste naar, waar d« vrouw blijft die het probleem lllllllllllllltlllllinflllllll Jiilins PruUelmdD Brommeijer. Zoo, zei ik, Sam, waar kom je EU weer van daan; want ook op zijn terugtocht van Enkhuizen had hij mij een bezoek gebracht; je mag wel voorzichtig wezen op je ouden dag in dit natte seizoen; word je eenmaal rhumatisch, dan zou het best kunnen ge beuren, dat je heelemaal niet meer op je beenen kondtstaan,omde boeren en buitenlui in de politiek te onderwijzen. En dat zou jammer zijn. Sam schudde-zijn hoofd en antwoordde: Mijnheer Brommeijer, ik heb geen reisplannen; ik ben op weg naar den Koninginneweg, verder dan Amsterdam zal ik het van daag niet brengen. Hoe vaart Mevrouw? Uitstekend; zij heeft gisteren nog over je gesproken. Had je dat ooit achter Van Houten gezocht, zei ze ...., zoo'n trouwe correspondent! Daar heb ik nu van morgen mijnneyentienden brief al van hem ontvangen. Hij overtreft zelfs jou in je engagements tijd... (Sam stuurt haar altijd een present exemplaar). In dat opzicht, vervolgde mijn vrouw, is hij net een jong meisje; en toch kan je zien, dat hij niet tot onze sexe be hoort .... want de eerste brief moet nog komen met een post-scriptum. Neen, zei ik, een post-scriptum behoef je van een man als Sam niet te verwachten. Hij schrijft precies zoolang tot zijn gemoed weer leeg is; zoo in eens giet hij 't uit met zijn forsche mannenband , dat druppelt niet na, als bij juilie vrouwen. En hij begint ook nooit vóór hij terdeeg weer gevuld is ; dat zijn geen praatjes voor de vaak, die hij met lange letters en heel ruim geschre ven regels opkalkt om 't papier maar vol te krijgen; hij heeft altijd iets te zeggen ... en kom daar eens om bij juilie soort, voor wie 't correspondeeren eigenlijk haast nooit iets anders is dan het doorslaan van een eens anders stelt en ons de kunstenares laat zien tusschen Kunst en Liefde. Waarschijnlijk zag de heer v. Nouhuys wereldnamen in zvjn ' gedachten, met al die niet dadelijk de vrouw vinden die dit probleem behandelde, maar wat dichterbij gespeurd, meen ik te nijgen opmerken, dat het freule de Savornin Lohman was, die in Het eenige noodige," dit toch deed. Hare vrouwenfiguur verbrandt in autodtféal hare sonnetten, de Liefde als het Eenige noodige" beschouwende, en niet de Kunst. Dat boek is indertyd wel wat verkeerd opgevat. Men bezag het als een tendenz-werk van antifeminhtische strekking, wat al erg dom en verkeerd was. Verder in deze afl. eenige verzen en een mooi-gevoelde en wel goedgeschreven schets van Dorothee A. van Walree, over een bedeljongen, die piccolo wordt op een badplaats, voortgeh alpen door een zaalkelner, later gekoejjneerd door een anderen kelner en aan 't eind, door overspanning in zijn droomen van ook eens zaalkelner te worden, doodgaat; het zwakke lichaam te vroeg afgetobt. Dan is er nog van dr. M. J. Singels een opstel over het bijgeloof bij de oude volkeren en een schets van mezelf over een fotografenfamielje in kennis-misère. * * * Elzeviers Maandschrift. Het op .tel o?er onze Meesters in de schilder kunst gaat dit keer over Willem Hamel, geschrevea door Edward B. Koster. Hij komt bovenal in verzet tegen de benaming klakkeloos imitator, die men aan van Hamel heeft gegeven, omdat hy schilderde in een genre van een zeer groot meester. Uit gedeelten van brieven, waarmee hij Hamel's persoonlykheid nader aanduidt, put de heer Koster zijn weerlegging, toont hij aan de eigen individualiteit, en bovenal de deugdelijke verscheidenheid van Willem Hamel. Een groot aantal mooie reproducties veraanschouwelijken zijn opstel. Dan een verpolgstuk van den roman de Bruidstijd van Annie de Boogh,'' door Herman Robbers, prachtig werk, ma*r wat lang van adem voor een tijdschrift; een opstel over het gulden jaar 160-», waarin de slag van Nieuw poort werd geleverd met illustraties naar oude gravuren, door den heer J. Eysten; een opstel ter besluiting, over de Parijsche tentoonstelling door Eugèae Bunge en een drietal liefdezangen door Jeanne Reyneke van Stuwe. Volgen nog de gewone rubrieken. * * * Hollandsche Revue. Een mooie, bijna geïdealiseerd mooie af beelding van Hertog Hendrik van Mecklenburgbchwerin met dat H. M. Wilheimina siert als frontispice deze afle rering. Een niet minder mooie fotografische afbeelding is er van President Kruger, de laatstgenomene te Waterval-onder, de laatste zetel der Transvaalsche Regeering. Na al de spotprenten en bekende portretten verraste ons nu in dit beeld de edeler en krach tiger profileering, ook a! is het misschien wat fotografisch mooi gedaan. Dan zijn er vele belangrijke onderwerpen gerevieuwd. Karakterschets geldt den heer G. E. A. van Hall, den onvermoeiden direkteur der Peins Hendrik-stichting te Egmoad aan Zee. J.'r zijn onder de vele afbeeldingen, die dit opstel ver levendigen, ook reproducties naar de bekende teekeningen van Brakensiek. Als geheel is deze aflevering zeer gelukki/. Er zullen zeer velen zijn, die deze aai.doenlyke beschrijving van 't leven der oudjes, die daar in 't witte zandige en stuivige Egmond aan-Zee, hun laatste jaren, na al 't zwalken op de baren, afl ;ven, gaarne herlezen. Als bock van de maand is beoordeeld Om de keizerskroon, leven en daden van graaf' Willem II, Noorsch koning, stichter van's Gravenhage door J. K. v. d. Lans. In deze be-oordeeling vindt men tegelijk een beschrijving over de stichting van's Gravenhage de bskende ridderzaal enz. * * * De Vlaamsche school. Aflevering 9, weer kranig gedrukt, magnifiek verzorgd, wordt bijna geheel ingenomen door kanarie, die zelf niet eens weet dat hij zingt. Sara vond het heel aardig, dat mija wederhelft hem zoo apprecieerde, en vooral dat ik zijn brieven nog stelde boven die van mijn eigen vrouw en, zachtjes voor zich, zei hij : 't _i:s zoo, ze mogen gelezen worden; en luider liet hij daarop volgen: maar helaas, een brief is altoos maar een brief. Wat gaat er boven de viva vox ? En ^waar moet je nu heen ? vroeg ik ; den Koninginneweg hoorde ik je noemen. Wie woont daar? Ik ben ^ op reis, via de Bocht, naar mr. Paap. Zooals alle wegen naar Rome lei den ... schiiut jou eiken weg goed genoeg te zijn om dat adres te bereiken. Ik moet je anders zeggen, dat, wat ik over dat Koningsrecht gelezen heb, me volstrekt niet doet verlangen met dien mijnheer in kennis te komen. Heb ik 't wel begrepen, dan breekt die Paap het gezag af en ondermijnt hij zelfs den grondslag van het gezag, het Recht, waar jij en ik, Sam, op moeten staan; jij, om, door geen sluipmoordenaars bedreigd, je brieven te kunnen schrijven, en ik, om mijn brandkast voor verzakken te bewaren.,. Maar daar kwam Sam tegen op. Hoor eens Brommeijer zei hij, de kranten hebben je verkeerd ingelicht. Voor het Recht, zie je, staat Paap, evenals ik, pal. Hij zou zoo mogelijk nog minder dan ik er toe te vinden zijn chicanes te bedenken en te gebruiken, om een slecht individu tegenover het Rechteen dienst te bewijzen. Het Recht, mijnheer Brommeijer, is voor hem en voor mij de_ levenszon, de heilige sol-justitiae, in wier liclit wij wandelen, en nooit zult ge ons _kunnen verdenken van tot haar op te zien door een met opzet beslagen of gekleurde bïil. Maar waar kwam Paap tegen op? Het zijn de misbruiken in de rechtspleging waarop hij zijn satyrieken geest heeft ^losgelaten; de 'beunhazen in toga's, die hij geranseld heeft, in den zondeafschuw van een geeselbroeder, die zijn eigen vleesch te bloede striemt, opdat zijn ziel moge welvare, in dit geval de rechtsziel. helaas, almede sedert het vergrijp van Eva, ook in het gezondste lichaam, verdorven en bevlekt. Neen, Paap, mijnheer Brommijer, deed een groote daad. Daar zijn nog rechters te Berlijn, er is er zelfs een hier aan den Koninginneweg, maar, indien er een aanmer king ware temaken, dan zou het wjn, dat hij nog niet straf genoeg de roede der kastijding op den rug der schuldigen heeft doen neer dalen. .. dat hij een van de vuigste gifplanten onverlet liet staan. Satu's kaken begonnen te blozen, en zijn stem kreeg iets van dien een opstel over Nederlandsche Gotieken in de National Gallery te Londen, door A. W. Sanders van Loo. Voor hen, die niet in staat zijn de meest beroemle musea van 't vasteland te zien, zegt de heer v Loo, is een bezoek aan de National Gallery een revelatie. Wanneer men deze uniek mooie verzameling grondig heeft bestu deerd, kan men zich van de wereldkunst een betrekkelijk volledig denkbeeld vormen. En wanneer men zoo de kunst van alle landen en alle tijden gewikt en gewogen heeft en geproefd naar uiterlijke en innerlijke waarde, b?seft men eerst hoe hoog de rang is, die aan onze primi tieven toekomt Waar vreemde kunstjuweelen schitteren met soms feller, verblindender gians maar niet altijd de toets van echtheid doorstaan, blijven de Vlamingen steeds het zwaarst van goud en het zuiverst van water. Waar men zich van gene soms verzadigd voelt als van to vél zoets, te vél bevalligs, vindt men in déze steeds nieuwe stof tot bewonderen en genieten. De puurblauwe hemel van 't Zuiden zij nog zoo mooi, ten leste blijven de wolkenluchten van 't Noorden, met hun duizend wisselende toonen en tinten, toch het allermooist. En het beste wat kunst ons geven kan: de zachte ontroering, de hooge verrukking der ziel, de trilling der fijnste snaren in ons binnenste, dat toch vermogen bij uitstek onze schilders. Daar gelaten hun onovertroffen techniek staan ze vooraan in de rij der wereldkunstenaars. Verder is er nog in de afl. een bespreking over den schilder Karel Kousseau door Hendrik de Marez en een gedicht van Paul de Mont. Ojiovertrefbajr mooi van uitvoering zijn de verschillende reproducties, 't Is werkelijk jammer dat dit tijdschrift bij ons niet meer algemeen verspreid is. Zou daar niet iets op gevonden kunnen worden? 7f * * Boon's Magazijn. In dit populaire tijdschrift een sympathieke be spreking over den toon-dichter G. A. lleinze door N. van Harpan. 'tLyktwel wat vreemd, dat de journalist van Harpen dit juist doet. waarom dit niet opgedragen aan een muziek-kenner? Dan een bespreking van de tentoonstelling van 'c Nederlandsche zeewezen door een historie kenner F. A. Buis (Fabiu-i). Vau den heer Brouwer Ancher weer schetsen uit de geschiedenis van Amsterdam en een gevoelige scèae uit den Transvail-strijd door den Volkstem-redacteur. Fred. Rompel, nu als zooveel andere uitgewe zenen, naar ons land door Engeland gePxpedieerd. Volgt een gedicht aan zee," door J. L. A. Schut; en de sensatie-roman van Guy Bootlby. Schrijnend zijn de afbeeldingen van den hongersnood in Indië. Zulke afbeeldingen zeg gen meer dan honderd boekdeelen over het zoogenaamde beschavingswerk der Engelschen. 't Is erbarmelijk om het aan te zien. Een tegenhinger na al die vewchrikkelijkheid is het verhaal van Santa Claus, do)r Holda bewerkt. Volgt nog een Klucht in n bedrijf', door J. Tersteeg. Ook deze aflevering is goeder gewoonte, weer rijk, zeer rijk geïllustreerd. Het kan tegen de Engelsche tijdschriften op. Dit is ook de meening van vele Transvalers, die, nu ze terugkomen, verwonderd zijn hier zoo'n scherp-concureerend maandblad te vinden. G. VAN HVLZKX. lUttMliiimiirilillliiiiiittiiniii u n. pittigen toorn, waarmee Böhringer me soms zoo kon beetpakken, als hij het over de onbekeerlijken had. Paap had nog een schrede verder moeten zetten op den weg van de reehtsheiligmaking. Wat hij vergat, was die verdoemde schraapzucht der rechtsbeunhazen te doen uitschijnen (usschen al hun overige gruwelen, waarmee zij zoovelen der ongelukkige rechtzoekenden zijn tot een vloek. Een vloek, mijnheer Brom meijer, die advocaten-inhaligheid ... waarbij ze honderden, ja duizenden soms vragen, ofschoon hun werk met een stuk of wat tientjes meer.dan genoeg zou zijn betaald .,.! Sam ging weer zitten, en ik zei, eer om hem wat te doen bekoelen, dan om een bepaalde overtuiging uit te spreken aan gaande personen en zaken mij geheel onbe kend: misschien was Paap wel aangaande dat euvel minder goed ingelicht .... en, zoo ging ik door .... wou je hem nu daar over eens onderhouden V Neen, dat was het, niet. Ik ga naar mr. Paap, antwoordde Sam, omdat ik met hem sympathiseer als voorstander van de vrije ontwikkeling van het alcoholgebruik. Paap heeft de grieven van de jeneverschenkers tegen Borgesius' wetje, niet al den gloed dien het onderwerp verdient, in het licht gesteld ; en al ben ik, zooals je weet, zelf de matig heid in persoon, dat schijnheilig gekwaak tegen de onmatigheid hangt me de keel uit; -- en nu denk ik met Paap een over komst te sluiten om dien dronken Borgesius te bestrijden ; dronken, welteverstaan van drankvervolgingszucht! In mijn negentiende heb ik al gewezen op het dronkemansidee, om aan schenkers van niet alcoholische dranken een 'beroepsbrief uit te reiken. Een »beroepsbrief« verstaat u, dien de over heid dan voor eenjaar kan intrekken, als zoo iemand toch, wat men wel eens noemt, volkskanker tapt. Esn licroepsbrief.' riep ook ik uij,... Je hebt gelijk; dat moet een verwarring geven van ambten, rangen en standen .... Want op die manier zou je je weldra gaan ver gissen tusschen een jenever-delinquent en een voor een j aar geschorsten predikant. AVie heeft er nu ooit bij een lerocjislrief gedacht aan een overmatig gebruik of een verboden genot van sterken drank? En stelt Bor gesius zoo iets voor? Zijn de dominees, de eenige menschen die tot dusver ooit een beroepsbrief ontvingen, nog niet daar tegen opgekomen ?.... Sam schudde alweer zijn hoofd, en zuchtte: Och neen, Brommeijer, de heele wereld is tegenwoordig zoo laksch! Maar we zullen ons best doen, ten minste Koloniale Reserve en Werving-, De op 11 Februari van ditjaar in dit week blad begonnen ajitatie tegen de Koloniale Reserve heeft onverwachte resultaten opgele- l verd. Eerst en vooral bij de Indische militairen ; maar haast niet minder bij die niet-militaiMi, die anders onder de tot den Indischen mili tairen dienst voorbeschikten gerekend werden: jongelui, die door werkeloosheid, armoede of andere oorzaken lotsverandering, zooal gtei lotsverbetei'ing, zochten. Dit blijkt uit de volgende feiten: Er zijn maar zeer weinig Indische militairen meer, die zich laten vinden om aan te gaan het ?voorloopig verband als reconvalescent bij de Koloniale Heseree, gelijk dit bedoeld is bij de punten a en b van par. l van Art 4 der voorloopige regeling, die bij het Koa. besluit van 24 Augustus 1890 No. 18 behoorde. De zeer weinigen" die deze verbintenis nog aangaan, doen dat met voor de Indische schat kist alles behalve welwillende bu'bedoelingen. Voor hen is het verbreken van hun nog loopend dienstverband en het aangaan van een voor loopig bij de Koloniali Reserve een speculatie, zij 't misschien een zeer gewaagde of gevaar lijke. Gelukkig voor de Indische militairen en voor de schatkist, bedraagt het aantal van die speculanten over het geheele jiar slechts een paar tientallen. De meeste militairen, die vroeger eens of reeds meermalen een verbind aangingen bij de Koloniale Reserve, nemen nu bij expiratie van hun dienstverbaid paspoort. Slechts e-;n hoogst onbeduidend aantal van hen. die van hun detacheering naar indie terugkeeren, blijven bij het korps. Misschien bedraagt hun aantal geen 5 percent meer. De reden van die verandering is geen andere, dan dat bij de werving voor dat korps zeer hoog werd opgegeven vaii de voordeden (grooter bedrag aan premie en 10 percent vermeerdering van gagement ingevjlge K. B. van 30 Decem ber lb!)0 No. IJ; doch dat de bizvtarcucle voorwaarden tot nu toe angstig werdea verborgen gehouden. Kooit toch -werd den recruut mee gedeeld, dat hij verplicht was tot zijn 4ü^te levensjaar te dienen ; n, dat hij J in minstens dertig enkel tellende dienstjaren moest kunnen in rekening brengen, ear hij recht verkreeg op gagement. Ook den reconvalescenten, die, steunend op de schijnvoordeelen die hun werden voorgespiegeld, hun nog loopend verband ver braken, is dit nimmer meegedeeld. Thans, nu men dit weet, wacht men er zich wél voor zich aan zulke kwade kansen bloot te stellen, en voor zooveel als 't aihangt van den wil der individuen wil men met die reserve niets meer te maken hebben. Want het is duidelijk, dat een diefist tot 46 jarigen ouderdom al> minder militair bij het Indische leger, al/óó bij de Koloniale Reserve, iets ondoenlijk:) is; eerstens met het ojg op de raaterieele omstandigheden, tweed sns om de straffen die haait wi.skunxtig zeker beloopen worden, en die ten laatste leiden tot wegzending wegens wangedrag met een briefje van ontslag of eiger. Voel liever verkiest men op de vroeger ge bruikelijke wij«e bij het Indische leger te dienen, waardoor m';n na i!4 enkel tellende dienstjaren, ongeacht den leeftijd, aanspraak verkrijgt op een normaal gagement. Doch ingevolge de beschikk:ng van den mi nister vin oonog van f> ctobsr 18!) J, llle afdeeling nr. 89, en de latere van toepassing verklaring voor geheel het Europ?.escje gedeelte van het Indische leger va;; h«: K. B. van 30 December 189.) nr. 21, en nog vele andere nieuwigheden, Iran dal normale gagement ook al niet m -,er behaald worden, tenzij in geval van geneeskundige afkeuring. Want geheel het Indische leger, wat bctrelt de Europeanen, zit door die beschikking en de daarmee verband houdemU Kon. besluiten van latere data aan de reserve vastgekoppeld. Ook <l.t begint men en gelukkig! in te zien; redea waarom de lust om dierst te nemen te Nij megen of te Harderwijk niet bijster groot meer is De Koloniale Reserve kwijnt dan <5ok zien- j derooge weg Met kunst- en vliegwerk ismen j erin geslaagd het transport van 1()0 m w, dat 17 November as. naar Indiövertrekt, te firmeeren. Daarbij bevinden zich ment-chen, ??wezen reconvalescenten, die nog maar iets langer dan n jaar te dienen hebben; anderen, die met vj ij groote zekerheid ov<ir eenige maanden zullen terugkeeren, zoodat men zich in ernst mag i afvragen, of de 18 ot 20 ''inzend gulden traas- j portkosten voor d<»t troepj >, plus nog zooveel of meer (want retourreïzen kostüi per man 20 gulden meer,) voor de terugreis, geen grooten deels wegge ivorpsn geld is. B:schou*-t men duarbij de lilliputtige klassen der remiten te Nijmegen, waarvan ae gezamenlijke sterkte nog geen :VJ man meer bedraagt, dau komt de reden trachten op de drinkebroersmarkt wat actie te verwekken; en dank Paaps moraliseerende natuur en mijn lilosoh'jchen aanleg hij door het Reclit en ik door de Politiek wij zullen leven brengen in de doodsbeenderen en dat eenvoudig met op te komen voor het zuiver liberaal princiep. De kroeghouders, opnieuw bedreigd door reactionaire democraten, moeten ontwaken en dan georganiseerd worden en gemobili seerd, in slagorde opgesteld om te strijden voor de eer en de waardigheid van de tapkast. Hier in Amsterdam, zullen we beginnen, de hoofdstad ga voor, het Jan_d zal volgen; immers de waarheid, de morali teit en de politiek oefenen een onweer staanbare macht. Mijn oproep tot het den kend deel der natie speelt mij al door het hoofd. Op, gij miskenden en onderdrukten, die zelfs vergunning moet vragen om een borrel te schenken ! Schaart u om mij en om Paap! Ah, wij zullen u verlossen! De dooi aan de bende, die het evangelie van liet recht en de vrijheid onzer waarden en waardinnen belaagt, onder de fanatieke leus: jïieii krtuu; i;; hot vat en de kurk op de flesch! We zullen ze den mond snoeren, die (hveepi_rs met oor, (juasi beschaving, en den eed, den (luren eed zweren van trouw aan '/j. M. den jeneverkoning; leve het vrije Schiedam! ! Jk, mijnheer Brommeijer, ik zal me hier van niet laten afbrengen ; door niemand, zelfs door u niet. Ik ga nu met Paap over leggen, om een kroeghouders-kiescomitéte vormen voor den stembusstrijd van 1001. =>Niet rrrsaltcrjiiiiij maar veeleer minachting dier drankwet behoort in de districten, waar dit punt, op den voorgrond treedt, liet liberale wachtwoord bij de verkiezingen van 1901 te zijn, gelijk ik ook in l HOT tegenover de Liberale Unie bepleitte." Mijnn-aclitivoord, u hoort het, hoop ik; mijn iraclitiroord in zekere districten voor de verkiezingen.... Daar mee ga ik, als 't niet anders kan, den dood tegemoet. Want rnij zelf op te offeren is mijn vaste voornemen. Desnoods voor het jenever-ivcht en voor de jenevervrijheid naar de Kamer! Naar de Kamer! Akelig oord! Ontzettende gedachte'. Ijselijke toekomstmuziek, die me nu al in de ooren klinkt'. Maar ik wijk nk-t, neen, hier staat uw Sam ! De wijsbegeerte en de staatkunde zijn altoos mijn leven geweest maar hoe zou ik dat leven liever eindigen... (hier 'verd Sam, hoe dikwijls ook ten onrechte voor cynisch versleten, inderdaad bewogen), dan als een, die waardig is een spirituali n-monument op zijn graf? Mijn beeld, mijnheer van bes'aau eener zoo dure inrichting als de Koloniale Reserve, wel wat illusoir voor. V\jf compagnieën, waaruit met goed fatsoen geen twea kunnen geformeerd worder, zóó is op het moment de toestand van het veelbesproken korps. Binnen enkele maanden zal de sterkte nog veel kleiner zijn. Ook de wjrving te Harderwyk levert alles behalve schitterende resultaten op. De vorige maand, die voor een der beste van het jaar icag gelden, heeft men slechts 83 man kuunen bijeenbrengen, onder wie nog een groot aan tal oud-gedisnden. Thans, nu het Indische leger ter oorzake van de overdrukke werving in 1894, 1896 en 1897 zeer ver boven zyn formatie geweest is, baart het verschijnsel eener afname van den lust tot dienstname bij het Indische leger onzen regeeringsautoriteiten geen dadelijke zorg; al mag met grond aangenomen worden, dat het contin gent suppletie van 16CO man, waarop bij de begrootiiig van het loopende dienstjaar gere kend is, niet bereikt zal worden. Maar hoe zal het gaan, wanneer de traditioneele 2000 man per jaar weer noodig zijn ? wanneer vermeerdering der actie in Indiënog grootere contingenten vordert? Vrijwilligers bij het leger hier te lande, die tot kort geleden een groot deel van de benoodigde suppletie voor Indiëleverden, zijn er maar weinig meer, want ook de werving voor het Nederlandsche leger ligt geheel op haar iu». Duitschers, die vrosger euu groot, en zeer zeker het beste gedeelte vaa het Indische ieger uitmaakten, komen nog maar bij zeer eikelen. ([n de vorige maand 7.) Belgen, die meerendeels nog een paar tporten lager staan dan het gros onzer HollandscUe vrijwilligers, zal men niet dan zeer noode meer nemen. Da autoriteiten hebben dan ook inderdaad een open oo^ voor de alles behave rooskleu rige vooruitzichten der werving. Dit blijkt uit verschillende feiten. Nog maar sporadisch komt voorhït wegjagen wegens wa-igedrag"; niettegenstaande de Koloniale Reserve zich nog even als voorheen treurig onderscheidt door het wangedrag harer militaiienvan allerlei graad. Het is nu geworden een strafl'jn zonder einde, iets 'dat met het oog op den bereide begonnen winter de haren ten berge doet rijzen. Va-i een anderen kant zijn de autoriteiten wonderlijk mild en toeschietelijk geworden wat betreft het toestaan van reëngagementen. Komische staaltjes zijn hierover aan te halen. Dok is het martelsysteem voor de uit ladie teruggekomen reconvalescenten belangrijk verzacur, wat aangaat den duur en de wederopzending naar Indië. Dit zijn de resultaten door de gewekte agitatie bereikt. Zi zyn verre van afdoende; maar toch aanmoedigend voor militair en nietmilitair om zich schrap te blijven zetten tegen het nu vigeerende systeem van werving. De Koloniale Reserve te Nijmegen, Zutphan en Maastricht *) zal bezwijken, ook zonder dat een dairtoa strekkend besluit genomen wordt en daarmee zal de wervir.g van zelf van karakter moeten veranderen. Doch do Regeering zal wijs doen, intijds in te trekken het Koninklijk besluit van 4 Augustm 1890 nr. 18 en alle andere die daarmee in betrekking staan; het Indische gagementt-reglement weer te brengen op den voet van het Koninklijk besluit van 2-1 Augustus 1875, nr. 42, en de werving wat betreft den inhoud der engagementsacte, rege len, gelijk ze vóór l November 1892 was; anders zal ze op den duur met geei moge lijkheid meer in de behoefte aan suppltie voor het Indische leger kttinen vojrzien. Aangezien uit het reeds verschenen voor loopig verslfg op de Indische begrooting voor het dienstjiar 1901 niet blijkt, dat de zeer ernstige feiten, waarop hier gewezen is, de aandacht of' belangstelling onzer parlements leden getrokken hebben, mag dit schrijven verre van een overbodigheid geacht worden. Z ut p h en, 7 November 1900. C. *) De uitbreiding der Kol. Res. met een af deeling te Maastricht, waartoe vroeger het be sluit geslagen is, blijkt nu een geheel overbodige. Brommeiier, op een pyramide van fusten, va ten, kruiken, karaifen en flesschen_met druiventrossen omkranst, ziedaar mijn ideaal! U begrijpt het; hoe kan de dood een matig man zoeter zijn, dan bij de wetenschap, dat zijn lijk zal worden bijgezet in een wijnhuis? Als Paap nu maar wil helpen! Ook voor hem kan dat een toekomst lijn. Maar dan moet hij het niet laten bij dat ne gulden boekske, hem door de tappers betaald en besteld. Ja, zei ik, jullie zouden best samen op dat monument kunnen staan, elkaar de hand reikend en dan daarbij het onder schrift: de moralist en de filosoof. De moralist eri de politicus, verbeterde Sam; want, zei hij, filosoof zijn wij allebei. Paap heeft zich gevormd naar »Dek« en ik, enfin, laat ik daarover niet spreken, behalve Multatuiie heb ik het heele den kende menschdom in mijn mars. Ik begreep, dat de aandoeningen, d;e langs Sams gevoelsladder op ditoogenblik op en neergingen, gewoon redeneeren voor eerst onmogelijk maakten; om hem weer eenigermate thuis te brengen, kwam ik op zijn briefschrijven terug en zei, ja, je hadt daar pas wel gelijk, toen je mij tegenwierp : brieven zijn maar brieven, wat haalt er bij de viya vox ? Hij knikte, 't Is toch zonde van iemand als jij, dat hij^ het met pen en inkt moet doen. Kon je maar altijd spreken als daar net. Wat heb je aan een lezerskring, al vind je dan ook bewon deraars als mijn vrouw? Je moet_een audi torium hebben. Sam, niemand, ik begrijp het, voelt dieper dan jij het gemis vaneen gehoor. Daarom heb ik al gedacht, zou jeniet zelf een kroeg kunnen opzetten met of zonder dien mijnheer Paap '? Ik weet wel, dat zou maar een ije/a^kamer zijn in plaats van de Tweede Kamer, jawel, maar, zoo achter je toonbank staande, had je, vooral 's avonds, en dat is juist de ware tijd voor de eloquentie, altijd een luisterend publiek. Waarachtig, spreek daar eens over met je compagnon. Om je de waarheid te zeggen, ik heb nog een mooie open op den hoek van de Heerengracht en de Beulmgstraat. Sam zette een bedenkelijk gezicht. Het genereus aanbod verheugt en vereert mij, zei hij, maar dat gaat niet. Zonderlinge gril van de natuur, ofschoon mijn wijsbegeerte en mijn staatkunde mij, in h'guurïijken zin, telkens weer naar den kroeg drijven.... ik kan niet tegen de jeneverlucht.... Ik dien daar dus iets anders op te vinden.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl